Besluit van 13 december 2010 tot wijziging van het Besluit WWB 2007, het Besluit participatiebudget en het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken in verband met de invoering van de systematiek van single information, single audit tussen medeoverheden en enige andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2010, nr. IVV/FB/10/14336;

Gelet op de artikelen 69, tweede en derde lid, en 78f van de Wet werk en bijstand, de artikelen 2, vierde lid, en 4, vierde lid, van de Wet participatiebudget en artikel 8, tweede lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 november 2010, No. W12.10.0495/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2010, nr. IVV/FB/10/23251;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET BESLUIT BIJSTANDVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004

Artikel 48 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «de in een kalenderjaar (...) verlening van die bijstand» vervangen door: de lasten in een kalenderjaar verminderd met de baten in dat jaar in verband met de door de gemeente verleende bijstand, bedoeld in het eerste lid.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor de vaststelling van de ten laste van de gemeente gebleven kosten in het kalenderjaar 2009 en daaraan voorafgaande kalenderjaren is artikel 48 zoals dat luidde op 31 december 2010 van toepassing.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN HET BESLUIT PARTICIPATIEBUDGET

Het Besluit participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 2 wordt na paragraaf 3 een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 3a. Gemeenschappelijke regelingen

Artikel 10a. Aanpassing verdeelmaatstaven bij gemeenschappelijke regelingen

Indien artikel 6 van de wet van toepassing is, zijn de artikelen 6 en 10 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de situatie waarin het bestuur van het openbaar lichaam de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de wet, niet op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, heeft verstrekt.

B

In artikel 13 vervallen het tweede, derde en vierde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL III WIJZIGING VAN HET BESLUIT UITVOERING SOCIALE WERKVOORZIENING EN BEGELEID WERKEN

Artikel 16 van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «zoals die bijlage luidt op 1 september van het jaar T-1» vervangen door «, en volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de wet, zoals die bijlage en verantwoordingsinformatie luiden op 15 augustus van het jaar T-1» en wordt «zoals die bijlagen luiden op 1 september van het jaar T-1» vervangen door: en van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de wet, zoals die bijlagen en verantwoordingsinformatie luiden op 15 augustus van het jaar T-1.

2. In het vijfde lid wordt «1 september» vervangen door «15 augustus» en vervalt «of niet is voorzien van een goedkeurende verklaring van de accountant».

ARTIKEL IV WIJZIGING VAN HET BESLUIT WWB 2007

Het Besluit WWB 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel g wordt «uitgaven in verband met» vervangen door: de kosten van de door het college.

2. Onderdeel h komt als volgt te luiden:

h. gemeentelijke lasten op grond van de WWB:

de lasten in het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college toegekende algemene bijstand op grond van de wet, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;.

3. Onder verlettering van de onderdelen i tot en met l tot j tot en met m, wordt na onderdeel h een onderdeel ingevoegd, luidende:

i. gemeentelijke lasten op grond van de WIJ:

de lasten in het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college toegekende inkomensvoorzieningen op grond van de WIJ, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;.

4. In onderdeel j (nieuw) wordt «gemeentelijke uitgaven» vervangen door «gemeentelijke kosten» en wordt «het saldo van de uitgaven en ontvangsten» vervangen door «de lasten in een jaar verminderd met de baten in dat jaar in verband met de door het college toegekende uitkeringen» en vervalt: in het jaar.

5. In de onderdelen k en l (nieuw) wordt «gemeentelijke uitgaven» vervangen door «gemeentelijke kosten», wordt «de in het jaar» vervangen door «de lasten in het jaar» en wordt «door het college gedane uitgaven» vervangen door: in verband met de door het college toegekende uitkeringen.

6. In onderdeel m (nieuw) wordt «gemeentelijke uitgaven» vervangen door «gemeentelijke kosten», wordt «de in het jaar» vervangen door «de lasten in het jaar» en wordt «door het college gemaakte kosten voor levensonderhoud in de vorm van» vervangen door: in verband met de door het college toegekende.

B

In artikel 4 wordt «de gemeentelijke uitgaven» telkens vervangen door: de gemeentelijke kosten.

C

In artikel 5 wordt «gemeentelijke bijstandslasten» vervangen door «gemeentelijke lasten op grond van de WWB, de gemeentelijke lasten op grond van de WIJ» en wordt «gemeentelijke uitgaven» telkens vervangen door: gemeentelijke lasten.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. «(K +KIOAW +KIOAZ +KBbz)» wordt vervangen door: (KWWB +KWIJ +KIOAW +KIOAZ +KBbz).

2. Onderdeel d komt als volgt te luiden:

  • d. KWWB de gemeentelijke lasten op grond van de WWB zijn;.

3. Onder verlettering van de onderdelen e tot en met g tot f tot en met h, wordt na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. KWIJ de gemeentelijke lasten op grond van de WIJ zijn;.

4. In de onderdelen f tot en met g (nieuw) wordt «gemeentelijke uitgaven» vervangen door: gemeentelijke lasten.

E

Artikel 8a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «goedkeurende» vervalt en «1 augustus» wordt vervangen door «15 augustus».

2. Na «de wet,» wordt ingevoegd «WIJ,», «gemeentelijke bijstandslasten» wordt vervangen door «gemeentelijke lasten op grond van de WWB, de gemeentelijke lasten op grond van de WIJ», «gemeentelijke uitgaven» wordt telkens vervangen door «gemeentelijke lasten» en «gemeentelijkeuitgaven» wordt vervangen door: gemeentelijke lasten.

F

Na artikel 8a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8b. Gemeenschappelijke regelingen

  • 1. Indien artikel 8b van de wet, onderscheidenlijk artikel 10 van de WIJ, artikel 40 van de IOAW en artikel 40 van de IOAZ van toepassing is kan, voor de toepassing van de artikelen 4, eerste lid, 5, en 6, voor:

    • a. de gemeentelijke bijstandslasten;

    • b. de gemeentelijke uitgaven op grond van de WIJ;

    • c. de gemeentelijke uitgaven op grond van de IOAW;

    • d. de gemeentelijke uitgaven op grond van de IOAZ;

    • e. de gemeentelijke uitgaven op grond van de WWIK; en

    • f. de gemeentelijke uitgaven op grond van het Bbz 2004,

    de informatie in aanmerking worden genomen die het openbaar lichaam heeft verantwoord over het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld. De eerste zin is slechts van toepassing indien de bedoelde informatie is vastgesteld overeenkomstig artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Indien van een openbaar lichaam de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze betrekking heeft op de uitvoering van de wet, WIJ, IOAW, IOAZ, Bbz 2004 en WWIK over het jaar dat twee jaar voorafgaat aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, en de daarbij behorende verklaring van de accountant door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet is ontvangen uiterlijk op 15 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, is artikel 8a van overeenkomstige toepassing. In dat geval wordt voor de ontbrekende informatie uitgegaan van de verantwoordingsinformatie van het openbaar lichaam over het jaar dat drie jaar voorafgaat aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, indien die verantwoordingsinformatie door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen.

ARTIKEL V INWERKINGTREDINGSBEPALING

  • 1. Artikel I van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2. Indien de artikelen XIV, onderdeel B, en XVI van het bij koninklijke boodschap van 24 september 2010 ingediende voorstel tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2011) (32 520) nadat het tot wet is verheven, in werking treden, treden de artikelen II, III en IV, onderdelen E, eerste subonderdeel, en F, van dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

  • 3. Artikel IV, onderdelen A, B, C, D en E, tweede subonderdeel, van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 13 december 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de achtentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Sisa tussen medeoverheden

De invoering van de systematiek van single information, single audit (sisa) tussen medeoverheden vergt, naast de wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw)1, aanpassing van het Besluit WWB 2007, het Besluit participatiebudget en het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Sisa tussen medeoverheden houdt in dat de sisa systematiek ook van toepassing is indien een openbaar lichaam op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) zich aan een gemeente moet verantwoorden met betrekking tot een specifieke uitkering, waarover de gemeente zich op haar beurt aan het Rijk moet verantwoorden.

In de keuze voor sisa tussen medeoverheden is besloten dat de samenwerkingsverbanden die op grond van de Wgr kunnen worden beschouwd als een openbaar lichaam, zich ook volgens de sisa-systematiek kunnen verantwoorden. Dit leidt tot een lastenvermindering omdat zij zich dan niet meer naar gemeenten hoeven te verantwoorden, voorafgaand aan de verantwoording door gemeenten op 15 juli jaarlijks, maar dat zij hun verantwoording eveneens, via sisa, uiterlijk op 15 juli mogen aanleveren aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister van BZK). Tevens leidt dit tot lastenvermindering voor gemeenten omdat zij niet langer, voorafgaand aan de verantwoording via de gemeentelijke jaarrekening en bijbehorende bijlagen, de gegevens van de Wgr-verbanden hoeven te verzamelen. De wijziging heeft verder geen effect op burgers.

Voor de verantwoording aan het Rijk heeft sisa tussen medeoverheden tot gevolg dat, ten opzichte van de oude situatie, een jaar vertraging optreedt. Omdat de verantwoording van gemeenten met betrekking tot het SZW-domein niet alleen betekenis heeft voor de vaststelling van geoormerkte specifieke uitkeringen maar ook voor de verdeling van budgetten, is een voorziening getroffen om te borgen dat de budgetverdeling kan blijven plaatsvinden op basis van de meest actuele gegevens (zijnde t-2). Hiertoe heeft het kabinet een oplossing getroffen die erin voorziet dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister van SZW) voor de budgetverdeling en -toekenning gebruik maakt van de sisa-verantwoordingen die de openbare lichamen op basis van de Wgr ten behoeve van de deelnemende gemeenten hebben opgesteld en waarbij de gemeenschappelijke regelingen hun verantwoording moeten specificeren naar gemeenten.

Met deze oplossing wordt het gebruik van gecertificeerde actuele gegevens voor de budgetverdeling door de minister van SZW behouden, wordt een lastenverlichting bereikt door deze gecertificeerde gegevens te verkrijgen via de sisa-verantwoording van gemeenschappelijke regelingen én blijft het systeem in tact dat individuele gemeenten zich aan het Rijk verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen. Deze oplossing sluit aan bij de huidige werkwijze op het gebied van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en leidt daarom niet tot majeure wijzigingen in het verantwoordingsproces van de betrokken medeoverheden.

De oplossing is tot stand gekomen in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Cedris (de brancheorganisatie voor sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie), Divosa (Nederlandse vereniging van gemeentelijke managers op het terrein van participatie, werk en inkomen) en enkele gemeenten. Bij brief van 27 oktober 2009 heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de staatssecretaris van SZW, de VNG gevraagd in te stemmen met de oplossing. Bij brief van 23 november 2009 heeft de VNG haar instemming bevestigd, met de aantekening dat nog een nadere uitwerking dient te volgen van een aantal details in de uitvoering en ten aanzien van mogelijk ongewenste gevolgen door correcties achteraf.

Mede rekening houdend met de opmerkingen van de VNG, wordt ter effectuering van voornoemde oplossing in het Besluit WWB 2007, het Besluit participatiebudget en het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken het volgende geregeld:

  • dat de verantwoordingsgegevens van het openbaar lichaam ten behoeve van de deelnemende gemeenten door het ministerie gebruikt kunnen worden voor de budgettoekenningen voor het daarop volgende jaar, zodat alle budgetten verdeeld kunnen blijven worden met toepassing van gecertificeerde gegevens over t-2;

  • op welke wijze de budgettoekenning geschiedt indien niet tijdig van alle openbare lichamen verantwoordingsinformatie is ontvangen.

Het proces van verantwoordingsindiening door de gemeente en de departementale afhandeling blijven bij de invoering van sisa tussen medeoverheden op hoofdlijnen hetzelfde. Dit geldt voor de voorschriften met betrekking tot de vaststelling van budgetten, terugvordering van niet of niet rechtmatig bestede geoormerkte gelden en de toepassing van het (SZW)-stopbeleid.

Wel is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Besluit participatiebudget met betrekking tot het voormelde stopbeleid aan te passen. Het stopbeleid dient ter handhaving van de uiterste verantwoordingstermijnen en voorziet erin dat de betaling aan een gemeente, die in gebreke blijft om zich tijdig en juist te verantwoorden, wordt opgeschort totdat de gemeente haar verzuim herstelt. Met de invoering van de systematiek van sisa verantwoorden gemeenten zich ook over de specifieke uitkeringen in het domein van SZW aan de minister van BZK. Ter handhaving van de uiterste verantwoordingstermijn van 15 juli van ieder jaar heeft de minister van BZK een eigen handhavingsbeleid vastgesteld. Bij brief van 17 maart 2009 heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer geïnformeerd dat 60% van de bevoorschotting van de algemene uitkering wordt opgeschort indien een gemeente niet tijdig voldoet aan haar verantwoordingsverplichting. Deze maatregel is voor de minister van SZW aanleiding geweest om zijn stopbeleid in het kader van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de Wet werk en inkomen kunstenaars en de Wsw in die zin aan te passen dat een dubbeling met het handhavingsbeleid van de minister van BZK wordt voorkomen. Voor de Wet participatiebudget kon op dat moment nog geen rekening worden gehouden met het gewijzigde beleid van de minister van SZW. Dit gebeurt nu alsnog via aanpassing van het Besluit participatiebudget.

Via de Verzamelwet SZW 2011 wordt in de diverse materiewetten geregeld dat de verdeling en toekenning van budgetten plaatsvindt op basis van de gegevens waarover de minister van SZW beschikt op 15 augustus van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het budget betrekking heeft. Het gaat hierbij om zowel gegevens die door gemeenten worden verstrekt als om gegevens die van anderen, zoals het CBS, worden betrokken. De afwijkende termijnen in het Besluit WWB 2007 (1 augustus) en in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken (1 september) worden geharmoniseerd met de wettelijk geregelde termijn. Uitzondering op de termijn van 15 augustus is aan de orde indien het college op verzoek van de minister van SZW, in verband met een te nemen beheersbeslissing, de gegevens op een latere datum heeft verstrekt.

Overgang van kasstelsel naar baten-lastenstelsel

In september 2010 is er bestuurlijk overeenstemming bereikt tussen de fondsbeheerders (de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën), de VNG en het Interprovinciaal Overleg over het verantwoorden van alle specifieke uitkeringen op basis van het baten-lastenstelsel. Doel is een vermindering van administratieve lasten. Op het terrein van specifieke uitkeringen van de minister van SZW betekent dit concreet dat met ingang van het verantwoordingsjaar 2010 de verantwoording van gemeenten aan het Rijk over de gebundelde uitkering inkomensvoorziening en over het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) niet langer op basis van het kasstelsel zal plaatsvinden, maar op basis van het baten-lastenstelsel.

De minister van SZW baseert zich bij de vaststelling van de vergoeding van de uitkeringskosten voor het Bbz 2004 en bij de vaststelling van de budgetten voor de gebundelde uitkering inkomensvoorziening op de gemeentelijke verantwoordingsinformatie. Nu gemeenten deze verantwoordingsinformatie met ingang van het verantwoordingsjaar 2010 zullen aanleveren op basis van het baten-lastenstelsel, dient ook de materiewetgeving hierop te worden aangepast. Het betreft een in hoofdzaak technische wijziging: begrippen die verwijzen naar het kasstelsel, zoals «uitgaven» en «ontvangsten», zijn omgezet in begrippen die verwijzen naar het baten-lastenstelsel, zoals «baten» en «lasten».

Artikelsgewijs

Artikel I

Begrippen in het Bbz 2004 die verwijzen naar het kasstelsel, zijn omgezet in begrippen die verwijzen naar het baten-lastenstelsel. Tevens is een overgangsbepaling opgenomen die betrekking heeft op het kalenderjaar 2009 en de daaraan voorafgaande kalenderjaren.

Artikel II

Onderdeel A

Artikel 6 van de Wet participatiebudget ziet op het geval waarin gemeenten bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wgr de uitvoering geheel of gedeeltelijk hebben overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam in de zin van de Wgr. In het Besluit participatiebudget is een nieuw artikel 10a opgenomen dat eveneens betrekking heeft op dat geval. Indien het openbaar lichaam de verantwoordingsinformatie niet op de juiste wijze heeft ingediend, worden onderdelen van de verdeelsleutels van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (artikel 6 van het Besluit participatiebudget) op nihil en van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (artikel 10 van het Besluit participatiebudget) lager gesteld.

Onderdeel B

Zoals aangegeven in het algemeen deel van de toelichting wordt het stopbeleid met betrekking tot het participatiebudget afgestemd op het handhavingsbeleid van de minister van BZK en in overeenstemming gebracht met de huidige beleidslijn van de minister van SZW. Daarmee blijft een stopbeleid over dat is gericht op een tijdige indiening van het Beeld van de uitvoering en van nadere informatie die de minister van SZW nodig heeft om tijdige en juiste beheersbeslissingen te kunnen nemen. Op grond van artikel 5, derde lid, van de Wet participatiebudget (Verzamelwet SZW 2011, artikel XIV, onderdeel A) vindt de nadere uitwerking van dat stopbeleid plaats bij ministeriële regeling.

Artikel III

De toekenning van de Wsw-taakstelling en bijbehorende budgetten dient plaats te vinden op grond van de meest recente gegevens, waarbij gebruik wordt gemaakt van de leveringen van gemeenten en van samenwerkingsverbanden (werkvoorzieningschappen) die openbare lichamen zijn in de zin van de Wgr. Artikel 16 regelt dat het bepalen van de taakstelling en bijbehorend budget plaats vindt op basis van de verantwoordingsinformatie (voor het jaar t-1) van de gemeente en van het openbaar lichaam in de zin van de Wgr, zoals die luidt op 15 augustus van het jaar t. Ook als de gemeente de Wsw zelfstandig uitvoert, wordt – naast de gemeentelijke informatie – de informatie van het openbaar lichaam gebruikt waarmee de gemeente samenwerkt. In de praktijk is vrijwel altijd sprake van «afhankelijkheid» van de gemeente van een of meer samenwerkingsverbanden. Dit is het gevolg van de omstandigheid dat de samenwerkingsverbanden de Wsw-geïndiceerde inwoners van die gemeente in dienst hebben en deze werknemers binnen hun uitvoeringsorganisatie laten werken.

In artikel 16, vijfde lid, vervalt de zinsnede «of niet is voorzien van een goedkeurende verklaring van de accountant». Deze zinsnede heeft met de invoering van de sisa-systematiek en de daarbij behorende wijziging van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet haar betekenis verloren.

Artikel IV

Onderdelen A-D en E, tweede subonderdeel

Begrippen in het Besluit WWB 2007 die verwijzen naar het kasstelsel, zijn omgezet in begrippen die verwijzen naar het baten-lastenstelsel.

Onderdeel E, eerste subonderdeel

In artikel 8a, eerste lid, vervalt het woord «goedkeurende» met betrekking tot de verklaring van de accountant. Met de invoering van de sisa-systematiek en de daarbij behorende wijziging van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet heeft het element van goedkeuring ten aanzien van de verklaring van de accountant haar betekenis verloren.

Onderdeel F

Artikel 8b van de WWB, artikel 10 van de WIJ, artikel 40 van de IOAW en artikel 40 van de IOAZ hebben betrekking op de situatie waarin gemeenten bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wgr de uitvoering van de betreffende wet volledig hebben overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam in de zin van de Wgr. In het Besluit WWB 2007 is een nieuw artikel 8b opgenomen, dat eveneens betrekking heeft op die situatie.

In artikel 8b, eerste lid, is bepaald dat de verantwoordingsinformatie van het openbaar lichaam ten behoeve van de deelnemende gemeenten gebruikt kan worden voor de berekening van de uitkering voor een gemeente (artikel 4, eerste lid, van het Besluit WWB 2007), de budgetgrondslag voor kleine gemeenten (artikel 5 van het Besluit WWB 2007) en de budgetgrondslag voor middelgrote gemeenten (artikel 6 van het Besluit WWB 2007).

Artikel 8b, tweede lid, treft een regeling voor het geval dat het openbaar lichaam te laat is met de indiening van verantwoordingsinformatie. Overeenkomstig artikel 8a van het Besluit WWB 2007 wordt dan teruggevallen op de verantwoordingsinformatie van het openbaar lichaam of, bij het ontbreken daarvan, de verantwoordingsinformatie van de gemeente van het jaar daarvoor (t-3).

Artikel V

De wijzigingen in de artikelen II, III en IV, onderdelen E, eerste subonderdeel, en F, hangen samen met de wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet sociale werkvoorziening in de Verzamelwet SZW 2011 (Kamerstuknummer 32 520). Daarom is ervoor gekozen deze wijzigingen op hetzelfde tijdstip (1 januari 2011) in werking te laten treden als voormelde wijziging van die wetten.

De wijzigingen in de artikelen I en IV, onderdelen A tot en met D, hangen samen met de overgang van het kasstelsel naar het baten-lastenstelsel.

De minister van SZW baseert zich met ingang van de vaststelling van de vergoeding van de uitkeringskosten voor het Bbz 2004 over het jaar 2010 op de gemeentelijke verantwoordingsinformatie, die gemeenten met ingang van het verantwoordingsjaar 2010 op basis van het baten-lastenstelsel zullen aanleveren.

De minister van SZW baseert zich met ingang van de vaststelling van de budgetten voor de gebundelde uitkering inkomensvoorziening over het jaar 2012 op de gemeentelijke verantwoordingsinformatie, die gemeenten met ingang van het verantwoordingsjaar 2010 op basis van het baten-lastenstelsel zullen aanleveren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


XNoot
1

Verzamelwet SZW 2011 (Kamerstuknr. 32 520).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven