Besluit van 3 december 2010 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (verhoging van het bedrag waarmee de normhuur wordt verhoogd tot de basishuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 oktober 2010, nr. BJZ2010027722, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 27, negende lid, van de Wet op de huurtoeslag;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 november 2010, nr. W08.10.0499/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 november 2010, nr. BJZ2010031195, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag wordt «€ 17,05» vervangen door: € 17,91.

ARTIKEL II

Met ingang van 1 januari 2012 wordt in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag «€ 17,91» vervangen door: € 18,64.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 3 december 2010

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zestiende december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

In de begroting 2010 heeft het kabinet een versobering van de huurtoeslag opgenomen teneinde de stijging van de uitgaven van de huurtoeslag als gevolg van de verslechterde economische vooruitzichten voor een deel te compenseren. Daarbij is aangegeven dat de eerder voorziene bezuiniging voor 2010 niet wordt doorgevoerd. De bezuinigingstranches 2011 en 2012 zijn in de begroting gehandhaafd onder de vermelding dat in het kader van de Voorjaarsnota 2010 bezien zou worden of afgezien kan worden van de voorgenomen versobering voor die jaren. Dit is expliciet aangegeven in de brief over het huurbeleid van 30 september 2009 (Kamerstukken II 2009–2010, 27 926, nr. 141). Inmiddels is in het kader van de Voorjaarsnota 2010 gebleken dat het budget voor de huurtoeslag zodanige overschrijdingen kent dat er geen ruimte is voor het terugdraaien van de in de begroting opgenomen versobering.

Het voorliggende ontwerp-besluit geeft invulling aan deze versobering. Vanaf 2011 wordt daartoe de basishuur steeds per 1 januari verhoogd.

Het gaat bij deze versobering om de volgende bedragen:

2011

€ 10,2 miljoen

2012 en verder

€ 18,9 miljoen

De versobering wordt vormgegeven door een verhoging van de in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag genoemde opslag op de normhuur die leidt tot de basishuur. De basishuur is dat gedeelte van de huur dat voor rekening van de huurtoeslagontvanger blijft. Deze opslag wordt met de volgende bedragen per maand verhoogd:

met ingang van 1 januari 2011

€ 0,86

met ingang van 1 januari 2012 en verder

€ 1,59

Een en ander is geregeld in de artikelen I en II van dit besluit.

De opslag op de basishuur zal hierdoor oplopen van de huidige € 17,05 in 2010 naar € 17,91 in 2011 en € 18,64 in 2012.

Er is bewust gekozen voor een zo generiek mogelijke maatregel waarbij de pijn van de bezuinigingen door alle huishoudens die huurtoeslag ontvangen in gelijke mate wordt gedeeld.

Het ontwerp van dit besluit is gedurende acht weken aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd (artikel 50 van de Wet op de huurtoeslag). De schriftelijke vragen die de Tweede Kamer in het kader van de voorhang heeft gesteld, zijn beantwoord bij brieven van 18 augustus 2010 en 27 september 2010. De vragen en antwoorden zijn vastgelegd in de lijst van vragen en antwoorden van 19 augustus 2010 (Kamerstukken II 2009–2010, 27 926, nr. 149) en het verslag van 28 september 2010 (Kamerstukken II 2010–2011, 27 926, nr. 150).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven