Besluit van 3 oktober 2008, houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met het toestaan van fietsverlichting die niet op de fiets is bevestigd en van het Voertuigreglement en het Kentekenreglement in verband met het herstel van twee onvolkomenheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 juli 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/851 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 13, 43, vijfde lid, en 71 van de Wegenverkeerswet 1994 en richtlijn nr. 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 (PbEU L 161) betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van de Europese Unie;

De Raad van State gehoord (advies van 8 augustus 2008, nr. W09.08.0263/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 september 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1228, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

  • 1. Fietsers voeren tijdens het rijden bij nacht of bij dag indien het zicht ernstig wordt belemmerd, verlichting overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid.

  • 2. Een fiets op twee wielen en een fiets op drie wielen met één voorwiel moeten zijn voorzien van een wit of geel licht dat aan de voorzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder een wit of geel licht voert op zijn borst.

  • 3. Op een fiets op meer dan twee wielen met twee voorwielen moeten aan de voorzijde twee witte of twee gele symmetrisch links en rechts van het midden bevestigde lichten worden gevoerd.

  • 4. Een fiets moet zijn voorzien van een rood achterlicht dat aan de achterzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder of een achter de bestuurder gezeten passagier een rood licht voert op zijn rug.

  • 5. Er mogen niet meer lichten worden gevoerd op een fiets, door de bestuurder daarvan of door een achter de bestuurder gezeten passagier dan de in het tweede tot en met vierde lid genoemde lichten.

B

Na artikel 35 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 35a

  • 1. De in artikel 35 bedoelde verlichting mag andere weggebruikers niet verblinden.

  • 2. De in artikel 35 bedoelde verlichting mag niet knipperen.

  • 3. De in artikel 35 bedoelde verlichting moet:

    • a. aan de voorzijde voortdurend zichtbaar zijn voor tegemoetkomende weggebruikers;

    • b. aan de achterzijde voortdurend zichtbaar zijn voor van achteren naderende weggebruikers.

Artikel 35b

  • 1. Bestuurders van een wagen voeren bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd, of bij nacht dimlicht en achterlicht.

  • 2. Bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, dat niet is uitgerust met een motor, voeren bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd, of bij nacht voor- en achterlicht indien zij gebruik maken van de rijbaan, het fietspad of het fiets-/bromfietspad.

ARTIKEL II

Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.9.57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met derde lid vervallen.

2. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot eerste tot en met derde lid.

B

Artikel 5.9.64 vervalt.

C

In artikel 5.9.65 vervallen de woorden «lichten en».

D

Artikel 5.18.39 tot en met 5.18.42 vervallen.

E

In artikel 8.1 wordt «en 5.1.6» vervangen door: , 5.1.6 en 5.1.7.

ARTIKEL III

In artikel 10, tweede lid, van het Kentekenreglement wordt «de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking in het kader van het kentekenregister» vervangen door: de Dienst Wegverkeer.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 2008, met uitzondering van artikel II, onderdeel E, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 3 oktober 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de eenentwintigste oktober 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Dit besluit brengt wijzigingen aan in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) en in het Voertuigreglement. Deze wijzigingen leiden ertoe dat fietsers ’s nachts of overdag bij slecht zicht niet langer verplicht zijn verlichting te voeren die op hun fiets is gemonteerd, indien zijzelf fietslampjes dragen die voldoen aan bepaalde voorwaarden. Ook wordt door middel van dit wijzigingsbesluit geregeld dat indien een fietser iemand achterop vervoert, het achterlicht – dat aan bepaalde eisen moet voldoen – niet per se op de fiets bevestigd dient te zijn, maar dat het ook op de rug van die ander mag vastzitten. Dit besluit is door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangekondigd in zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 9 mei 2008. 1

Oorspronkelijk bestonden alle fietslampen uit gloeilampen die via een dynamo werden voorzien van stroom. Anno 2008 zijn er fietslampjes op de markt die op batterijen werken, zoals Light Emitting Diode (LED) - lampjes. Sommige van die nieuwe typen fietsverlichting zijn (mede) bedoeld om op kleding te bevestigen.

Steeds meer fietsers maken gebruik van losse fietsverlichting in plaats van een voor- en achterlicht die op hun fietsen zijn vastgemaakt. Tot nu toe was dit naar de letter van het Voertuigreglement niet toegestaan. In het Voertuigreglement was immers geregeld dat fietsen die bij nacht of overdag bij slecht zicht werden gebruikt, moesten zijn voorzien van verlichting waarvan de armaturen deugdelijk aan het voertuig waren bevestigd. Een overtreding van deze regel was strafbaar gesteld.

Het ontwerp-besluit is overeenkomstig artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 op 3 juni 2008 voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Onderzoek TNO

In opdracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat heeft TNO onderzocht of verschillende soorten moderne fietslampen meer of minder opvallend zijn dan enkele conventionele typen fietsverlichting met een gloeilamp en een dynamo. 2 In dit onderzoek heeft TNO de «opvallendheid» van die verschillende typen moderne en conventionele fietslampen vergeleken voor verschillende relevante verkeersituaties, bij verschillende lichtomstandigheden en bij verschillende manieren van bevestiging.3

Uit het onderzoek van TNO blijkt dat fietsverlichting op de romp van een persoon niet minder opvallend is dan op de fiets bevestigde lichten. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is wel dat het voorlicht recht naar voren en een achterlicht recht naar achteren schijnt en voortdurend zichtbaar is. Fietsverlichting op armen en benen van de fietser of de persoon die achterop wordt vervoerd, leiden als gevolg van de beweging van de verlichting tot onvoldoende zichtbaarheid van de fietser. Gedurende het fietsen zal deze verlichting op benen en armen te veel bewegen om door andere verkeersdeelnemers goed gezien te worden.

TNO heeft verder aanbevolen het knipperen van fietsverlichting niet toe te staan. Daarvoor geeft zij twee argumenten. In de eerste plaats blijken knipperende fietslampen het voor de andere verkeersdeelnemers moeilijker te maken om de koers en de snelheid van de fietser in te schatten, dan wanneer diens fietsverlichting ononderbroken schijnt. In de tweede plaats kan vanuit een ooghoek knipperende fietsverlichting worden verward met een zwaailicht van een hulpdienst of een richtingaanwijzer van een auto. In het perifere zicht wordt namelijk geen kleur waargenomen. Knipperende fietsverlichting kan er dus op termijn toe leiden dat weggebruikers minder goed reageren op de zwaailichten van hulpdiensten.

Fietsverlichting op de persoon

De bovengenoemde uitkomsten ten aanzien van de «opvallendheid» van fietsverlichting die op het lichaam van de fietser is bevestigd, zijn in dit besluit verwerkt. Via dit besluit wordt namelijk in het RVV 1990 geregeld dat de fietsverlichting die ’s nachts of overdag bij slecht zicht verplicht gevoerd moet worden, bevestigd mag zijn op de fiets óf op de borst en de rug van de fietser. Indien een fietser achter op zijn fiets een ander vervoert, mag het achterlicht op de rug van die ander worden vastgemaakt. De fietslampjes kunnen worden bevestigd op de kleding, op een tas of op een andere door de fietser aan de voor- of achterzijde en door de passagier achterop aan de achterzijde van de romp gedragen constructie. Een fietser dient voortdurend waarneembaar te zijn voor de weggebruikers die hem naderen. Daarom verdient het aanbeveling voor fietsers om de fietslichten zodanig vast te maken, dat zij niet of nauwelijks bewegen ten opzichte van de fiets. Met te beweeglijke fietsverlichting is een fietser immers onvoldoende zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.

Verbod op knipperende fietsverlichting

Ook de aanbeveling van TNO om knipperende fietsverlichting niet toe te staan, wordt in dit besluit opgevolgd. Dat betekent dat door middel van dit besluit niets wordt gewijzigd aan de vigerende regel dat fietsverlichting niet mag knipperen.

Administratieve lasten

Dit besluit veroorzaakt geen administratieve lasten voor burgers en bedrijven en brengt geen bijzondere nalevingskosten teweeg.

Handhaving

Dit wijzigingsbesluit heeft gevolgen voor de handhaving. Er is een extra handhavingscomponent toegevoegd, namelijk de eis van voortdurende zichtbaarheid. De omschrijving van het delict kan leiden tot interpretatieverschillen. Daartoe is goede afstemming tussen het Openbaar Ministerie en politie over het handhavingsbeleid nodig.

Dit besluit brengt geen wijzigingen aan in de hoogte van de sancties.

Het besluit brengt wel deels en tijdelijk wijzigingen aan in de aard van de afdoening. De hieronder vermelde overtredingen konden, met uitzondering van punt d, tot het in werking treden van deze wijziging worden afgedaan via de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: WAHV):

  • a. het niet voeren van een voor- en achterlicht;

  • b. het niet voeren van de juiste kleur verlichting;

  • c. het voeren van verblindende of knipperende verlichting; en

  • d. het voeren van meer lichten dan is toegestaan.

Na het inwerkingtreden van deze wijziging kan de onder punt a vermelde overtreding, die het meest wordt geconstateerd, nog steeds via de WAHV worden afgedaan. Het onder de punten b, c en d vermelde moet tijdelijk via het strafrecht worden afgedaan totdat de nieuwe zogenaamde feitcodes in de eerstvolgende bijlage van de WAHV zijn opgenomen. Immers, deze overtredingen zijn verwijderd uit het Voertuigreglement en worden opgenomen in het RVV 1990. Dat heeft tot gevolg dat hiervoor nieuwe feitcodes aangemaakt moeten worden, zodat deze overtredingen via de geautomatiseerde systemen kunnen worden verwerkt.

Daarnaast treedt dus een nieuwe bepaling in werking waarop zal kunnen worden gehandhaafd. In het derde lid van artikel 35a van het RVV 1990 is bepaald dat de verlichting voortdurend zichtbaar moet zijn. Voor dit feit zal eveneens een feitcode moeten worden aangemaakt. Deze nieuwe feitcode zal tijdelijk via het strafrecht worden afgedaan en zal in de eerstvolgende bijlage van de WAHV worden opgenomen, zodat deze overtreding vanaf dat moment administratiefrechtelijk kan worden afgedaan.

Herstel van twee onvolkomenheden

Naast het onder bepaalde voorwaarden toestaan van fietsverlichting die niet op de fiets is bevestigd, herstelt dit besluit een omissie in het Voertuigreglement en een onvolkomenheid in het Kentekenreglement.

De omissie in het Voertuigreglement volgt uit het Besluit van 28 januari 2008, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 (PbEU L 161) betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad en in verband met enkele correcties van technische aard (Stb. 53). Artikel I, onderdeel F, van dat besluit voorziet in toevoeging van een verbodsbepaling aan de eerste afdeling van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement. Daarbij is abusievelijk verzuimd overtreding van deze verbodsbepaling (artikel 5.1.7) aan te merken als strafbaar feit. Met het onderhavige besluit wordt hierin alsnog voorzien.

De omissie in het Kentekenreglement volgt uit het besluit van 28 mei 2008 houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister (Stb. 196) in werking getreden. Onderdeel G, vierde lid, van dat besluit bleek evenwel redactioneel onjuist te zijn, met als gevolg dat een zinsnede van het tweede lid van artikel 10 van het Kentekenreglement niet kon worden vervangen. Met het onderhavige besluit wordt ook deze omissie hersteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Door middel van dit onderdeel wordt in artikel 35 van het RVV 1990 geregeld dat de fietsverlichting die bij nacht en bij slecht zicht overdag verplicht is, ook op de fietser mag zijn aangebracht. Indien de fietser iemand achter op de fiets vervoert, mag het achterlicht op de rug van die persoon zijn aangebracht. De twee voorlichten van fietsen met twee voorwielen moeten echter op de fiets zijn bevestigd.

Verder worden de vigerende eisen ten aanzien van de kleuren van fietsverlichting uit artikel 5.18.41 – voorlichten moeten wit of geel licht stralen en achterlichten moeten rood licht stralen – opgenomen in artikel 35, tweede, derde en vierde lid, van het RVV 1990.

Het voorschrift uit artikel 5.9.65 van het Voertuigreglement is wat betreft het gedeelte ten aanzien van lichten op fietsen verplaatst naar het vijfde lid van artikel 35 van het RVV 1990 en vervolgens is het «vertaald» naar de fietsverlichting op fietsen én op personen: er mogen op fietsen en door de fietser en diens passagier niet meer lichten worden gevoerd dan de lichten die door artikel 35 van het RVV 1990 zijn voorgeschreven.

Artikel I, onderdeel B

Door middel van dit onderdeel wordt tot uitdrukking gebracht dat de fietsverlichting die bij nacht en overdag bij slecht zicht gevoerd moet worden, andere verkeersdeelnemers niet mag verblinden, niet mag knipperen en ononderbroken duidelijk te zien moet zijn voor andere weggebruikers.

Verder worden de vigerende regels ten aanzien van de dimlichten en het achterlicht of de achterlichten van wagens en het voor- en achterlicht van ongemotoriseerde gehandicaptenvoertuigen opgenomen in een nieuw artikel.

Artikel II, onderdeel A

Door middel van dit onderdeel wordt de opsomming uit het Voertuigreglement van de verlichting waarvan fietsen mogen zijn voorzien, geschrapt. Door middel van artikel I, onderdeel A, wordt immers in het RVV 1990 geregeld welke fietsverlichting verplicht is op fietsen of personen.

Artikel II, onderdeel B

Door middel van dit onderdeel wordt artikel 5.9.64 van het Voertuigreglement geschrapt. Dat fietsverlichting niet mag verblinden en niet mag knipperen, komt in het nieuwe artikel 35a van het RVV 1990 te staan (zie artikel I, onderdeel B).

Artikel II, onderdeel C

Door middel van dit onderdeel wordt het voorschrift uit artikel 5.9.65 van het Voertuigreglement geschrapt wat betreft het gedeelte ten aanzien van lichten op fietsen. Dat gedeelte wordt door middel van artikel I, onderdeel A, verplaatst naar het vijfde lid van artikel 35 van het RVV 1990 en «vertaald» naar de fietsverlichting op fietsen én op personen: er mogen op fietsen en door de fietser en diens passagier niet meer lichten worden gevoerd dan de lichten die door artikel 35 van het RVV 1990 zijn voorgeschreven.

Artikel II, onderdeel D

Door middel van dit onderdeel vervallen de gebruikseisen ten aanzien van fietsverlichting uit de artikelen 5.18.39 tot en met 5.18.42 van het Voertuigreglement. Deze eisen kunnen vervallen doordat door middel van artikel I, onderdelen A en B, alle eisen ten aanzien van fietsverlichting in het RVV 1990 komen te staan.

Artikel II, onderdeel E

Door middel van dit onderdeel wordt overtreding van artikel 5.1.7 van het Voertuigreglement strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is abusievelijk niet geregeld in het eerder genoemde besluit van 28 januari 2008.

Deze wijziging dient ter implementatie van richtlijn 2006/40/EG. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging zal bij koninklijk besluit worden bepaald.

Artikel III

Door middel van dit onderdeel wordt de onvolkomenheid in artikel 10, tweede lid, van het Kentekenreglement hersteld.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Kamerstukken II 2007–2008, 29 398, nr. 92.

XNoot
2

A. Toet e.a., Vergelijking van fietsverlichtingsvormen, Soesterberg: TNO Defensie en Veiligheid 2008.

XNoot
3

De «opvallendheid» is een hoekmaat die aangeeft hoe ver in het perifere gezichtsveld een object nog kan worden opgemerkt, zie: Toet & Bijl, «Visual conspicuity», in R.G. Driggers (red.), Encyclopedia of optical engineering, New York: Marcel Dekker Inc. 2003, p. 2929–2935.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 november 2008, nr. 219.

Naar boven