Regeling tot wijziging van de Regeling voertuigen en enkele andere regelingen in verband met uniformering van de eisen aan verlichting op motorvoertuigen alsmede vaststelling van eisen voor zelfbalancerende bromfietsen die in het verkeer worden gebruikt

28 september 2009

Nr. CEND/HDJZ-2009/991 sector AWW

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 71, 83, vierde lid, 100, derde lid, en 102, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling aanpassing voertuigen wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, eerste lid, in de begripsbepaling van mobiele installatie-eenheid vervalt: LPG-onderdelen of.

B

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt ‘keurmeester’ vervangen door: LPG-technicus.

2. In het derde lid wordt ‘erkenning voor de keuring van motorrijtuigen’ vervangen door: erkenning LPG.

C

In artikel 8, onderdeel a, wordt ‘lambadabepaling’ vervangen door: lambdabepaling.

D

Artikel 16, eerste en tweede lid, vervallen, onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.

E

In artikel 18, vierde lid, wordt ‘Op het ingangscontrolerapport moet’ vervangen door: Op het controlerapport LPG-inbouw, waarvan het model is opgenomen in bijlage I, moet ten aanzien van de ingangscontrole.

F

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Na inbouw van de LPG-installatie dient het voertuigidentificatienummer zonder demontage van onderdelen van de LPG-installatie leesbaar te zijn. Is dit niet mogelijk, dan moet voorafgaande aan de inbouw de klant worden doorverwezen naar de Dienst Wegverkeer.

2. In het zesde lid wordt ‘document’ telkens vervangen door: kentekenbewijs.

G

In artikel 22, eerste lid, vervalt de zinsnede: , waarvan het model is opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

H

In artikel 24, eerste lid, wordt ‘bijlage I bij deze regeling’ vervangen door: bijlage II.

I

Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voorafgaande aan de steekproef wordt het kentekenbewijs van het voertuig, voor zover dit reeds gekentekend is, door de eigenaar of houder dan wel door de erkenninghouder aan de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer overhandigd. Door de erkenninghouder worden de volgende documenten overhandigd:

    • a. een afschrift van de factuur dan wel een werkorder of een verwijzing ernaar;

    • b. het controlerapport LPG-inbouw;

    • c. een afschrift van de opnamekaart LPG-inbouw;

    • d. een afschrift van het aansluitschema en van de afstelgegevens of een verwijzing ernaar;

    • e. in geval van een G3-gassysteem de in artikel 18, derde lid, onderdeel b, bedoelde documentatie, en

    • f. in geval van een VN/ECE-reglement 115-installatie de inbouwhandleiding of verwijzing ernaar.

2. In het vierde lid, onderdeel c, wordt ‘keuringsplaats’ vervangen door: werkplaats.

J

In artikel 29 wordt ‘bijlage II bij deze regeling’ vervangen door: bijlage III.

K

In artikel 40 wordt ‘bijlage IIII’ vervangen door: bijlage IV.

L

In artikel 41, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘bijlage XII’ vervangen door: bijlage I.

M

In artikel 50 vervalt de zinsnede: paragraaf 2 van.

N

Artikel 76 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voorafgaande aan de steekproef wordt het kentekenbewijs van het voertuig, voor zover dit reeds gekentekend is, door de eigenaar of houder dan wel door de erkenninghouder aan de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer overhandigd. Door de erkenninghouder worden tevens de bescheiden ten aanzien van de LPG installatie dan wel snelheidsbegrenzer overhandigd.

2. In het vierde lid, onderdeel d, wordt ‘keuringsplaats’ vervangen door: werkplaats.

O

In artikel 80 wordt ‘herkeuring’ vervangen door: steekproef.

P

In artikel 81 wordt ‘kan steekproefsgewijs herkeuring plaatsvinden’ vervangen door: kan een steekproef plaatsvinden op een voertuig.

Q

In artikel 82 wordt ‘herkeuringen’ vervangen door: steekproeven.

R

Onder vernummering van bijlagen II en III tot bijlagen III en IV wordt een nieuwe bijlage II ingevoegd, luidende overeenkomstig bijlage A bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 12, onderdeel a, onder 2°, wordt ‘en in geval van een vóór 1 maart 2000 afgegeven erkenning’ vervangen door: en in geval van een erkenning.

B

In artikel 16, vierde lid, wordt na ‘gebruik’ ingevoegd: kan.

C

In artikel 18 wordt ‘30 maanden’ vervangen door: 2 jaar.

D

In artikel 27, vierde lid, wordt ‘de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde controle’ vervangen door: deze controle.

ARTIKEL III

In artikel 1, derde, vierde en vijfde lid, van de Regeling kentekens en kentekenplaten wordt na ‘een bedrijfsauto’ ingevoegd: of bus.

ARTIKEL IV

In artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling optische en geluidssignalen 2009 wordt ‘het Voertuigreglement’ vervangen door: de Regeling voertuigen.

ARTIKEL V

De Regeling voertuigen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begrippen met de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:

gedeeltelijke contourmarkering:

contourmarkering die de horizontale dimensie (lengte) van een voertuig aangeeft door middel van een doorlopende lijn en de verticale dimensie (hoogte) van het voertuig door middel van een markering van de bovenhoeken;

licht:

inrichting voor het verlichten van de weg of het geven van een lichtsignaal aan andere weggebruikers, waaronder begrepen de achterkentekenplaatverlichting en retroreflectoren;

noodstopsignaal:

signaal om andere weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat het voertuig sterk vertraagt en dat wordt gegeven door de gelijktijdige werking van alle remlichten of richtingaanwijzers;

opvallende markering:

markering die dient om een voertuig van de zij- of achterkant gezien meer zichtbaarheid te geven door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot het voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichtbron bevindt;

volledige contourmarkering:

contourmarkering die de omtrek (lengte, breedte en hoogte) van een voertuig aangeeft door middel van een doorlopende lijn;.

2. In de begripsomschrijving van contourmarkering wordt na ‘horizontale en verticale dimensie’ ingevoegd: (lengte, breedte en hoogte).

3. In de begripsomschrijving van lijkwagen wordt ‘lijkwagen of begrafeniswagen’ vervangen door: lijkwagen, begrafeniswagen of begrafenisauto.

4. In de begripsomschrijving van lijnmarkering wordt na ‘horizontale dimensie’ ingevoegd: (lengte en breedte).

5. In de begripsomschrijving van mistvoorlicht wordt ‘mist, sneeuwval, hevige regenval of stofwolken’ vervangen door: mist of een soortgelijke toestand van verminderd zicht.

6. In de begripsomschrijving van staaklicht wordt na ‘licht’ ingevoegd: aan de achterzijde van het voertuig.

7. In de begripsomschrijving van verwisselbare getrokken machine wordt, in de eerste volzin, na ‘landbouw- of bosbouwtrekker’ telkens ingevoegd: of een motorrijtuig met beperkte snelheid.

8. In de begripsomschrijving van voertuig voor speciale doeleinden wordt ‘Deze categorie omvat voertuigen die toegankelijk zijn voor rolstoelen;’ vervangen door: Hieronder vallen kampeerwagens, gepantserde voertuigen, ambulances, lijkwagens, caravans, mobiele kranen, voor rolstoelen toegankelijke voertuigen en overige voertuigen voor speciale doeleinden.

9. In de begripsomschrijving van voertuig van de voertuigcategorie N wordt na ‘Voertuigen van deze voertuigcategorie kunnen de volgende carrosserietypen hebben’ ingevoegd: , met dien verstande dat wordt voldaan aan de in richtlijn 2007/46/EG gestelde voorwaarden.

10. In de begripsomschrijving van voertuig van de voertuigcategorie T wordt onderdeel d vervangen door:

  • d. T4: landbouw- of bosbouwtrekkers voor speciale doeleinden op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h;

    De voertuigclassificatie T4 is onderverdeeld in:

    • T4.1: portaaltrekkers voor het bewerken van hoge, in rijen geplante gewassen, bijvoorbeeld in de wijnbouw, die worden gekenmerkt door een (gedeeltelijk) verhoogd chassis dat zodanig is gebouwd dat zij zich parallel aan de rijen planten kunnen voortbewegen, waarbij de linker- en rechterwielen zich aan weerszijden van één of meer rijen planten bevinden; zij zijn ontworpen om werktuigen te dragen of aan te drijven die zich aan de voorzijde, tussen de assen, aan de achterzijde of op een platform bevinden; in de werkpositie bedraagt de verticaal gemeten afstand tot de grond op de plaats van de rijen planten meer dan 1.000 mm, met dien verstande dat wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de trekker – ten opzichte van het wegdek gemeten –, gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt, de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt is tot 30 km/h;

    • T4.2: brede landbouw- of bosbouwtrekkers die door hun grote afmetingen worden gekenmerkt en die in het bijzonder bestemd zijn om grote landbouwarealen te bewerken;

    • T4.3: landbouw- of bosbouwtrekkers met geringe hoogte boven het wegdek met vier aangedreven wielen, waarvan de verwisselbare uitrustingsstukken bestemd zijn voor gebruik in de land- of bosbouw en die gekenmerkt worden door een dragend chassis, uitgerust zijn met één of meer aftakassen en een technisch toelaatbare massa van ten hoogste 10.000 kg hebben en waarbij de verhouding tussen deze massa en de maximale lege massa in rijklare toestand minder dan 2,5 bedraagt; voorts bevindt het zwaartepunt van deze trekkers zich – ten opzichte van het wegdek gemeten – op minder dan 850 mm;.

11. In de begripsomschrijving van zijspanwagen wordt na ‘voertuig,’ ingevoegd: al dan niet.

B

Artikel 5.1b.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid wordt ‘stalen meetband’ vervangen door: meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Voor de beoordeling van de werking van de reminrichting mag uitsluitend tot demontage van wielen en remtrommels worden overgegaan indien twijfel bestaat:

    • a. over de goede bevestiging van de remvoering, dan wel

    • b. of de drager of het bevestigingsmiddel van de remvoering, de remtrommel of remschijf raakt.

C

Artikel 5.2.11, negende lid, komt te luiden:

9.

Personenauto’s met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1995 moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 40 van toepassing.

Visuele controle.

D

Artikel 5.2.27, zesde lid, komt te luiden:

6.

De op de band aangegeven draairichting moet overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting van de personenauto. Een band moet zodanig gemonteerd zijn dat dit overeenkomt met de door de bandenfabrikant aangebrachte markering op de band die de draairichting of de binnenkant of buitenkant aangeeft.

Visuele controle.

E

In de ‘Wijze van Keuren’ bij de artikelen 5.2.27, negende lid, 5.3.27, tiende lid, 5.3a.27, tiende lid, en 5.5.27, negende lid, wordt ‘met een maximum tolerantie van 0,1 bar’ vervangen door: met een maximaal verschil van 0,3 bar.

F

In artikel 5.2.38, vijfde lid, wordt ‘maximum toegestane massa van meer dan 2500 kg’ vervangen door: toegestane maximummassa van meer dan 2.500 kg.

G

De ‘Wijze van Keuren’ bij de artikelen 5.2.39, tweede lid, 5.3.39, tweede lid, en 5.3a.39, tweede lid, komt te luiden:

In geval van een elektrisch bediende parkeerrem, wordt hieraan geacht te zijn voldaan indien de parkeerrem wordt bediend en de wielen blokkeren terwijl deze zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden.

H

In artikel 5.2.46, eerste lid, wordt ‘1 oktober 2008’ vervangen door: 19 oktober 2008.

I

In de ‘Wijze van Keuren’ bij de artikelen 5.2.47, eerste en tweede lid, en 5.3.47, eerste lid, wordt ‘kampeerauto’ vervangen door: kampeerwagen.

J

Artikel 5.2.51 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel p, komt te luiden:

  • p. een derde remlicht indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 2001, aangebracht zodanig dat:

    • 1°. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

    • 2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in onderdeel h.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2.

In afwijking van het eerste lid, onderdeel h, moeten twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

K

De artikelen 5.2.55, achtste lid, 5.3.55, achtste lid, 5.3a.55, achtste lid, 5.5.55, achtste lid, en 5.12.55, zevende lid, vervallen.

L

Artikel 5.2.57 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel j, komt te luiden:

  • j. extra achteruitrijlichten;.

2. Het eerste lid, onderdeel q, komt te luiden:

  • q. een derde remlicht, indien dit licht niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht is, aangebracht overeenkomstig het gestelde in artikel 5.2.51, eerste lid, onderdeel p;.

3. Het eerste lid, onderdelen t en u, komen te luiden:

  • t. twee bochtlichten;

  • u. twee hoeklichten.

4. Het vierde lid komt te luiden:

4.

In afwijking van het eerste lid, onderdeel q, mogen twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

M

De artikelen 5.2.58, 5.3.58, 5.3a.58, 5.5.58, 5.12.58 en 5.13.58 worden respectievelijk genummerd 5.2.57a, 5.3.57a, 5.3a.57a, 5.5.57a, 5.12.57a en 5.13.57a.

N

De artikelen 5.2.59a, vierde en vijfde lid, 5.3.59a, vierde en vijfde lid, 5.3a.59a, vierde en vijfde lid, 5.4.59a, vierde lid, 5.5.59a, vierde en vijfde lid, 5.6.59a, vierde lid, 5.7.59a, vierde lid, 5.8.59a, vierde lid, 5.10.59a, vierde lid, en 5.12.59a, vierde lid, vervallen.

O

In de artikelen 5.2.64, tweede lid, 5.3.64, tweede lid, 5.3a.64, tweede lid, en 5.13.64 wordt ‘en de waarschuwingsknipperlichten’ vervangen door: , de waarschuwingsknipperlichten en de remlichten ten behoeve van het noodstopsignaal.

P

Aan artikel 5.2.64 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.

In afwijking van het tweede lid mogen de zijmarkeringslichten van personenauto’s synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

Visuele controle.

Q

In artikel 5.2.65 wordt ‘in de artikelen 5.2.51, 5.2.51a, 5.2.57 en in of krachtens artikel 5.2.58’ vervangen door: in de artikelen 5.2.51, 5.2.57 dan wel bij of krachtens de artikelen 5.2.51a of 5.2.57a.

R

Artikel 5.2.76, derde lid, komt te luiden:

3.

De in het eerste lid vermelde noodhamer moet zodanig zijn bevestigd dat deze kan worden gebruikt door een zich in het voertuig bevindend persoon vanuit een positie direct voor het noodraam.

Visuele controle, waarbij de noodhamer uit de inklemming wordt verwijderd en weer wordt aangebracht.

S

Artikel 5.3.11, achtste lid, komt te luiden:

8.

Bedrijfsauto's met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking en die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997 moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 40 van toepassing.

Visuele controle.

T

Artikel 5.3.27, zesde lid, komt te luiden:

6.

De op de band aangegeven draairichting moet overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting van de bedrijfsauto. Een band moet zodanig gemonteerd zijn dat dit overeenkomt met de door de bandenfabrikant aangebrachte markering op de band die de draairichting of de binnenkant of buitenkant aangeeft.

Lid 6 en 7: visuele controle.

U

In de ‘Wijze van Keuren’ bij artikel 5.3.29, elfde lid, wordt ‘personenauto’ vervangen door: bedrijfsauto.

V

Artikel 5.3.45 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tiende lid wordt na ‘een vooruitkijkspiegel’ ingevoegd: of een cameramonitorsysteem.

2. In het elfde lid wordt ‘kampeerauto’s’ vervangen door: kampeerwagens.

W

Artikel 5.3.51 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid, onderdeel l, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende:

en twee achteruitrijlichten indien het voertuig langer is dan 6,00 m en na 31 december 2012 in gebruik is genomen.

2. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • p. een derde remlicht indien de toegestane maximummassa van het voertuig niet meer bedraagt dan 3.500 kg en het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 2012, aangebracht zodanig dat:

    • 1°. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

    • 2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in onderdeel h;

    het derde remlicht is niet verplicht voor chassiscabines, trekkers en voertuigen met een open laadbak;

  • q. lijnmarkering aan de achterzijde indien het voertuig breder is dan 2,10 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 7.500 kg; hierbij is bijlage VIII, artikel 153, van toepassing;

  • r. lijnmarkering aan de zijkant indien het voertuig langer is dan 6,00 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 7.500 kg; hierbij is bijlage VIII, artikel 153, van toepassing.

3. De ‘Wijze van Keuren’ bij het eerste lid komt te luiden:

  • Onderdelen a tot en met e: visuele controle.

  • Onderdeel f: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

  • Onderdelen g tot en met k: visuele controle.

  • Onderdelen l tot en met r: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3.

In afwijking van het eerste lid, onderdeel p, moeten twee extra remlichten worden aangebracht indien het derde remlicht niet op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.

Leden 3 en 4: visuele controle.

4.

Het eerste lid, onderdelen q en r, is niet van toepassing op trekkers.

 

X

In artikel 5.3.51a, eerste lid, wordt na ‘Deze voertuigen’ ingevoegd ‘moeten’ en vervalt de zinsnede: genoemde striping, letters, cijfers, tekens of lichten.

Y

Aan artikel 5.3.53 wordt een lid toegevoegd, luidende:

8.

De lijn- of contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- of contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

Visuele controle.

Z

Artikel 5.3.57 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

  • i. extra achteruitrijlichten;.

2. Het eerste lid, onderdelen r tot en met t, komen te luiden:

  • r. een derde remlicht, indien dit niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht is, aangebracht overeenkomstig het gestelde in artikel 5.3.51, eerste lid, onderdeel p;

  • s. in afwijking van onderdeel r, mogen bij bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd;

  • t. in afwijking van onderdeel r, mogen bij bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg twee extra remlichten worden aangebracht;.

3. Het eerste lid, onderdelen w en x, komen te luiden:

  • w. twee bochtlichten;

  • x. twee hoeklichten;.

4. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • z. volledige contourmarkering, gedeeltelijke contourmarkering of lijnmarkering, aan de zijkant en volledige contourmarkering of lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig, voor zover deze niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht is; hierbij is bijlage VIII, artikel 153, van toepassing.

5. De ‘Wijze van Keuren’ bij het eerste lid komt te luiden:

  • Onderdelen a tot en met r: visuele controle.

  • Onderdeel s: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

  • Onderdelen t tot en met z: visuele controle.

6. In de ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Leden 2 tot en met 6’ vervangen door: Leden 2 en 3.

7. Het vierde tot en met zesde lid worden vervangen door twee leden, luidende:

4.

Indien het voertuig langer is dan 6,00 m mogen de extra achteruitrijlichten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, aan de zijkant van het voertuig zijn gemonteerd.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

5.

Verlichte transparanten:

a. moeten afzonderlijk zijn geschakeld;

b. mogen niet breder zijn dan het voertuig waarop de verlichting is gemonteerd, en

c. mogen niet langer zijn dan het voertuig waarop de verlichting is gemonteerd.

Visuele controle.

AA

Aan artikel 5.3.59 wordt een lid toegevoegd, luidende:

10.

De lijn- of contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- of contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

Visuele controle.

AB

Aan artikel 5.3.64 worden twee leden toegevoegd, luidende:

3.

Het tweede lid is niet van toepassing op bedrijfsauto’s in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, en artikel 30b van het RVV 1990 bedoelde diensten.

4.

In afwijking van het tweede lid mogen de zijmarkeringslichten van bedrijfsauto’s synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

Visuele controle.

AC

Artikel 5.3.65, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.3.51, 5.3.57 dan wel bij of krachtens de artikelen 5.3.51a of 5.3.57a is voorgeschreven of toegestaan, en.

AD

Artikel 5.3a.11, achtste lid, komt te luiden:

8.

Bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking en die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997 moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 40 van toepassing.

Visuele controle.

AE

Artikel 5.3a.27 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het zesde lid komt te luiden:

6.

De op de band aangegeven draairichting moet overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting van de bus. Een band moet zodanig gemonteerd zijn dat dit overeenkomt met de door de bandenfabrikant aangebrachte markering op de band die de draairichting of de binnenkant of buitenkant aangeeft.

Lid 6 en 7: visuele controle.

2. In het tiende lid wordt na ‘bussen’ ingevoegd: met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg.

AF

Artikel 5.3a.51 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid, onderdeel l, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende:

en twee achteruitrijlichten indien het voertuig langer is dan 6,00 m en na 31 december 2012 in gebruik is genomen.

2. In de ‘Wijze van Keuren’ bij het eerste lid wordt ‘g tot en met l’ vervangen door ‘g tot en met k’ en ‘m tot en met o’ door: l tot en met o.

AG

Aan artikel 5.3a.51a wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.

Het eerste lid geldt niet voor bussen gedurende hun inzet voor onopvallende politietaken en bussen in gebruik bij de in artikel 30b van het RVV 1990 bedoelde diensten.

 

AH

Artikel 5.3a.57 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

  • i. extra achteruitrijlichten;.

2. Het eerste lid, onderdelen r tot en met t, komen te luiden:

  • r. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat:

    • 1°. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

    • 2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.3a.51, onderdeel h;

  • s. In afwijking van onderdeel r mogen bij bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd;

  • t. In afwijking van onderdeel r mogen bij bussen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg twee extra remlichten worden aangebracht;.

3. Het eerste lid, onderdelen w en x, komen te luiden:

  • w. twee bochtlichten;

  • x. twee hoeklichten;.

4. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • z. volledige contourmarkering, gedeeltelijke contourmarkering of lijnmarkering aan de zijkant en volledige contourmarkering of lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig; hierbij is bijlage VIII, artikel 153, achtste lid, van toepassing.

5. In de ‘Wijze van Keuren’ bij het eerste lid wordt ‘t tot en met y’ vervangen door: t tot en met z.

6. In de ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Leden 2 tot en met 6’ vervangen door: Lid 2 en 3.

7. Het vierde tot en met zesde lid worden vervangen door twee leden, luidende:

4.

Indien het voertuig langer is dan 6,00 m mogen de extra achteruitrijlichten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, aan de zijkant van het voertuig zijn gemonteerd.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

5.

Verlichte transparanten:

a. moeten afzonderlijk zijn geschakeld;

b. mogen niet breder zijn dan het voertuig waarop de verlichting is gemonteerd, en

c. mogen niet langer zijn dan het voertuig waarop de verlichting is gemonteerd.

Visuele controle.

AI

Aan artikel 5.3a.59 wordt een lid toegevoegd, luidende:

10.

De lijn- en contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- en contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

Visuele controle.

AJ

Aan artikel 5.3a.64 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.

In afwijking van het tweede lid mogen de zijmarkeringslichten van bussen synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

Visuele controle.

AK

Artikel 5.3a.65, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.3a.51, 5.3a.57 dan wel bij of krachtens de artikelen 5.3a.51a of 5.3a.57a is voorgeschreven of toegestaan, en.

AL

Artikel 5.4.51a komt te luiden:

 

Artikel 5.4.51a

 

1.

Motorfietsen en zijspanwagens verbonden aan een motorfiets in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990 bedoelde diensten, die de daar genoemde signalen mogen voeren, moeten zijn voorzien van retroreflecterende striping, letters, cijfers of tekens die de motorfiets of zijspanwagen verbonden aan een motorfiets herkenbaar maken als zijnde in gebruik bij die diensten. Deze voertuigen moeten zijn voorzien van geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

Krachtens artikel 71 van de wet kunnen voorschriften worden gesteld met betrekking tot de vormgeving en de installatie van de in het eerste lid genoemde striping, letters, cijfers, tekens of lichten.

 

3.

Het eerste lid geldt niet voor motorfietsen en zijspanwagens verbonden aan motorfietsen gedurende hun inzet voor onopvallende politietaken en motorfietsen en zijspanwagens verbonden aan motorfietsen in gebruik bij de in artikel 30b van het RVV 1990 bedoelde diensten.

 

AM

De artikelen 5.4.52a en 5.4.58a vervallen.

AN

Aan artikel 5.4.57, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. één of twee dagrijlichten.

AO

In de artikelen 5.4.57a, eerste en tweede lid, en 5.4.64, eerste en tweede lid, wordt na ‘motorfietsen’ingevoegd: en zijspanwagens verbonden aan motorfietsen.

AP

In artikel 5.4.57a, derde lid, wordt ‘vastgesteldbetreffende’ vervangen door: gesteld betreffende.

AQ

Artikel 5.4.59 wordt gewijzigd als volgt:

1. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.

De dagrijlichten mogen niet anders dan wit stralen.

 

2. In de ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Leden 1 tot en met 4’ vervangen door: Leden 1 tot en met 5.

AR

Aan artikel 5.4.64 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.

Het tweede lid is niet van toepassing op motorfietsen en zijspanwagens verbonden aan motorfietsen in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, en artikel 30b van het RVV 1990 bedoelde diensten.

AS

Artikel 5.4.65, aanhef en onderdeel a, komen te luiden:

Onverminderd het bij of krachtens de artikelen 29 tot en met 30b van het RVV 1990 bepaalde inzake zwaai-, flits- of knipperlichten, mogen motorfietsen en zijspanwagens verbonden aan motorfietsen niet zijn voorzien van:

  • a. meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.4.51, 5.4.57 of 5.4.58 dan wel bij of krachtens, de artikelen 5.4.51a of 5.4.57a is voorgeschreven of toegestaan, en.

AT

Artikel 5.5.27, zesde lid, komt te luiden:

6.

De op de band aangegeven draairichting moet overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting van het driewielig motorrijtuig. Een band moet zodanig gemonteerd zijn dat dit overeenkomt met de door de bandenfabrikant aangebrachte markering op de band die de draairichting of de binnenkant of buitenkant aangeeft.

Visuele controle.

AU

In artikel 5.5.51, eerste lid, onderdeel e, wordt ‘31 december 1996’ vervangen door: 31 december 1997.

AV

Artikel 5.5.51a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘gele of groene zwaai-, flits- of knipperlichten’ vervangen door: geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht.

2. In het tweede lid wordt ‘Krachens’ vervangen door ‘Krachtens’ en wordt ‘uitvoering’ vervangen door: vormgeving.

AW

In artikel 5.5.65, onderdeel a, wordt ‘artikelen 5.5.51, 5.5.57 en in of krachtens artikel 5.5.51a of 5.5.58’ vervangen door: artikelen 5.5.51, 5.5.57 dan wel bij of krachtens de artikelen 5.5.51a of 5.5.57a.

AX

In artikel 5.6.8, eerste lid, wordt ‘artikelen 128 en 129’ vervangen door: artikelen 28 en 29.

AY

Na artikel 5.6.71 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 13. Zelfbalancerende bromfietsen

Artikel 5.6.72

In afwijking van artikel 5.6.0 moet een zelfbalancerende bromfiets voldoen aan deze paragraaf en wordt deze beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren.

 

Eisen

Wijze van Keuren

 

Artikel 5.6.73

 
 

Zelfbalancerende bromfietsen moeten zijn voorzien van een voertuigidentificatienummer dat op een vast voertuigdeel is ingeslagen en goed leesbaar is.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.74

 

1.

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van zelfbalancerende bromfietsen mogen:

a. geen breuken of scheuren vertonen, en

b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht dan wel dat het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed. Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

– Onderdeel a: visuele controle.

– Onderdeel b: visuele controle. Bij twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

De onderdelen die deel uitmaken van het frame of van de zelfdragende constructie moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.75

 
 

Zelfbalancerende bromfietsen mogen:

a. niet langer zijn dan 1,00 m;

b. niet breder zijn dan 1,00 m;

c. niet hoger zijn dan 2,00 m.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt het voertuig gemeten, waarbij artikel 5.1a.1 van toepassing is.

   
 

Artikel 5.6.76

 

1.

Zelfbalancerende bromfietsen moeten bij voortduring blijven voldoen aan de in artikel 1.1 voor zelfbalancerende bromfietsen vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/h.

Bij twijfel een rijproef uitvoeren.

2.

Zelfbalancerende bromfietsen mogen niet zijn voorzien van een voorziening met het kennelijke doel de controle op de in het eerste lid genoemde maximumconstructiesnelheid te bemoeilijken of te beïnvloeden.

Visuele controle, waarbij eventuele aanwezige voorzieningen worden bediend of ingeschakeld. Eventueel wordt de meting opnieuw uitgevoerd.

   
 

Artikel 5.6.77

 
 

Alle onderdelen van de elektrische aandrijving van zelfbalancerende bromfietsen moeten veilig zijn en deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.78

 

1.

De accu van zelfbalancerende bromfietsen moet deugdelijk zijn bevestigd.

Lid 1 en 2: visuele controle.

2.

De elektrische bedrading van zelfbalancerende bromfietsen moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn geïsoleerd.

 
   
 

Artikel 5.6.79

 
 

De snelheid van zelfbalancerende bromfietsen moet op eenvoudige en doeltreffende wijze regelbaar zijn.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.80

 

1.

De as van zelfbalancerende bromfietsen moet deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mag geen breuken of scheuren vertonen.

Lid 1 en 2: visuele controle.

2.

De as mag niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

 

3.

De as mag niet zodanig zijn bevestigd, beschadigd of vervormd dat het weggedrag nadelig wordt beïnvloed.

Visuele controle, in geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

4.

De as mag niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.81

 
 

De wiellagers van zelfbalancerende bromfietsen mogen niet te veel speling vertonen.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.82

 

1.

De wielen, alsmede de onderdelen daarvan, van zelfbalancerende bromfietsen mogen geen breuken, scheuren ernstige corrosie of ernstige vervorming vertonen. Onderdelen mogen niet loszitten of ontbreken.

Lid 1 en 2: visuele controle, terwijl het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

 
   
 

Artikel 5.6.83

 

1.

De wielen van zelfbalancerende bromfietsen moeten zijn voorzien van luchtbanden.

Visuele controle.

2.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

   
 

Artikel 5.6.84

 
 

Van zelfbalancerende bromfietsen:

a. moet de stuurinrichting dan wel het besturingssysteem deugdelijk zijn;

b. moeten de voor de overbrenging van de stuurkrachten noodzakelijke onderdelen deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.85

 

1.

Zelfbalancerende bromfietsen moeten zijn voorzien van een goedwerkend remsysteem.

Lid 1 en 2: visuele controle en een rijproef uitvoeren.

2.

Het voertuig mag als gevolg van het remmen of van een snelheidsvermindering geen zijwaartse beweging maken.

 
   
 

Artikel 5.6.86

 
 

Zelfbalancerende bromfietsen moeten zijn voorzien van een remsysteem waarvan de remvertraging ten minste 4,0 m/s2 bedraagt.

Bij twijfel controle door middel van een vertragingsproef, waarbij aan de hand van de afgelegde vertragingsafstand wordt bepaald of aan de vereiste vertraging wordt voldaan. Als de zelfbalancerende bromfiets op topsnelheid (maximum 20 km/h) binnen 3,86 m stilstaat, voldoet het.

   
 

Artikel 5.6.87

 
 

Permanent aangebrachte inrichtingen om lading mee te kunnen vervoeren, moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.88

 

1.

Zelfbalancerende bromfietsen mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De wielen onderscheidenlijk banden van zelfbalancerende bromfietsen mogen niet aanlopen.

 
   
 

Artikel 5.6.89

 
 

Zelfbalancerende bromfietsen moeten zijn voorzien van:

a. rode opvallende retroreflecterende lijnmarkering of één rode retroreflector, aangebracht aan de achterzijde van het voertuig op een hoogte van minimaal 0,15 m en maximaal 0,90 m;

b. witte of gele opvallende retroreflecterende markering of één of twee ambergele zijretroreflectoren, aangebracht aan de buitenzijde van de wielen.

Visuele controle, bij twijfel meten.

   
 

Artikel 5.6.90

 
 

Een zelfbalancerende bromfiets mag zijn voorzien van:

a. één of twee lichten aan de voorzijde;

b. één of twee achterlichten;

c. één of twee remlichten;

d. één of twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;

e. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.91

 

1.

Het licht aan de voorzijde mag niet anders dan wit of geel stralen.

Lid 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

Het achterlicht en het remlicht mogen niet anders dan rood stralen.

 

3.

Richtingaanwijzers mogen niet anders dan ambergeel stralen.

 
   
 

Artikel 5.6.92

 

1.

Zelfbalancerende bromfietsen mogen niet zijn voorzien van verblindende lichten.

Lid 1 en 2: visuele controle.

2.

Zelfbalancerende bromfietsen mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, niet zijn voorzien van knipperende lichten.

 
   
 

Artikel 5.6.93

 
 

Zelfbalancerende bromfietsen mogen niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.6.89 en 5.6.90 is voorgeschreven of toegestaan.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.94

 
 

Indien de zelfbalancerende bromfiets is voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen, moet deze inrichting deugdelijk zijn bevestigd en mag deze niet zijn gescheurd, gebroken of vervormd of in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle.

   
 

Artikel 5.6.95

 

1.

Zelfbalancerende bromfietsen moeten zijn voorzien van een goed werkende bel of van een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte.

Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn dan wel bel in werking wordt gesteld.

2.

Zelfbalancerende bromfietsen mogen, onverminderd het in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bepaalde inzake tweetonige hoorns, niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van een geluidssignaalinrichting die er toe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van de zelfbalancerende bromfiets te voorkomen.

 

3.

Met de in deze afdeling vastgestelde normen of technische eisen worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige normen of technische eisen, vastgesteld door of vanwege een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel door of vanwege een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

 

AZ

In artikel 5.7.7, vierde lid wordt ‘rupsbanden’ vervangen door: metalen rupsbanden.

BA

In artikel 5.7.31, eerste lid wordt ‘reminrichting’ vervangen door goedwerkende reminrichting.

BB

De tweede volzin van artikel 5.7.38, tweede lid, komt te luiden:

Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 7, afdeling 2, van overeenkomstige toepassing.

BC

Artikel 5.7.60, negende lid, komt te luiden:

9.

Het derde remlicht moet zodanig zijn aangebracht dat:

a. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

b. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.7.51, eerste lid, onderdeel f.

 

BD

Artikel 5.8.60, negende lid, komt te luiden:

9.

Het derde remlicht moet zodanig zijn aangebracht dat:

a. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

b. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.8.51, onderdeel e.

Indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd mogen twee extra remlichten worden aangebracht.

 

BE

Artikel 5.10.60, derde lid, komt te luiden:

3.

Het derde remlicht moet zodanig zijn aangebracht dat:

a. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

b. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.10.51, eerste lid, onderdeel g.

 

BF

Artikel 5.8.1, derde lid, komt te luiden:

3.

Het tweede lid is niet van toepassing op landbouw- of bosbouwtrekkers op rupsbanden en landbouw- of bosbouwtrekkers van de voertuigcategorie T met de voertuigclassificatie T4.1 en T4.3.

BG

Aan artikel 5.8.38, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 7, afdeling 2, van overeenkomstige toepassing.

BH

In het opschrift van afdeling 12 van hoofdstuk 5 wordt na ‘bedrijfsauto’s’ ingevoegd: , bussen.

BI

In artikel 5.12.0 wordt na ‘750 kg’ ingevoegd: achter personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen.

BJ

Artikel 5.12.27, zesde lid, komt te luiden:

6.

De op de band aangegeven draairichting moet overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting van de aanhangwagen. Een band moet zodanig gemonteerd zijn dat dit overeenkomt met de door de bandenfabrikant aangebrachte markering op de band die de draairichting of de binnenkant of buitenkant aangeeft.

Lid 6 en 7: visuele controle.

BK

Artikel 5.12.51 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • l. één achteruitrijlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en twee achteruitrijlichten indien het voertuig langer is dan 6,00 m en na 31 december 2012 in gebruik is genomen;

  • m. lijnmarkering aan de achterzijde indien het voertuig breder is dan 2,10 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3.500 kg; hierbij is bijlage VIII, artikel 153 van toepassing;

  • n. lijnmarkering aan de zijkant indien het voertuig langer is dan 6,00 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3.500 kg; hierbij is bijlage VIII, artikel 153 van toepassing.

2. De ‘Wijze van Keuren’ komt te luiden:

  • Onderdeel a: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

  • Onderdelen b tot en met i: visuele controle.

  • Onderdelen j tot en met n: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

BL

Aan artikel 5.12.53 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7.

De lijn- of contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- of contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

Visuele controle.

BM

Artikel 5.12.57 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdelen a tot en met o tot onderdelen b tot en met p, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. twee extra achterlichten;.

2. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw), wordt ‘één of twee’ vervangen door: extra.

3. Het eerste lid, onderdelen l en m (nieuw), komen te luiden:

  • l. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat:

    • 1°. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

    • 2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.12.51, eerste lid, onderdeel d;

  • m. in afwijking van onderdeel l mogen twee extra remlichten worden aangebracht;.

4. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p (nieuw) door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • q. volledige contourmarkering, gedeeltelijke contourmarkering of lijnmarkering aan de zijkant en volledige contourmarkering of lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig, voor zover deze niet reeds ingevolge artikel 5.12.51 verplicht is; hierbij is bijlage VIII, artikel 153, achtste lid, van toepassing.

5. De ‘Wijze van Keuren’ bij het eerste lid komt te luiden:

  • Onderdelen a tot en met k: visuele controle.

  • Onderdeel l: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

  • Onderdelen m tot en met q: visuele controle

6. In de ‘Wijze van Keuren’ wordt ‘Leden 2 tot en met 5’ vervangen door: Lid 2 en 3.

7. Het vierde en vijfde lid worden vervangen door een nieuw lid, luidende:

4.

Indien het voertuig langer is dan 6,00 m mogen de extra achteruitrijlichten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de zijkant van het voertuig zijn gemonteerd.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

BN

Aan artikel 5.12.59 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7.

De lijn- en contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- en contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

Visuele controle.

BO

Artikel 5.12.64 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid wordt ‘en de waarschuwingsknipperlichten’ vervangen door: , de waarschuwingsknipperlichten en de remlichten ten behoeve van het noodstopsignaal.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2.

In afwijking van het eerste lid mogen de zijmarkeringslichten van aanhangwagens synchroon met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

Visuele controle.

BP

In artikel 5.12.65 wordt ‘artikel 5.12.58’ vervangen door: artikel 5.12.57a.

BQ

In het opschrift van afdeling 13 van hoofdstuk 5 wordt na ‘bedrijfsauto’s’ ingevoegd: , bussen.

BR

In artikel 5.13.0 wordt na ‘bedrijfsauto’s’ ingevoegd: , bussen.

BS

Artikel 5.13.60, vijfde lid, komt te luiden:

5.

Het derde remlicht moet zodanig zijn aangebracht dat:

a. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

b. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.13.51, eerste lid, onderdeel d.

 

BT

In artikel 5.13.65 wordt ‘artikel 5.13.58’ vervangen door: artikel 5.13.57a.

BU

Artikel 5.14.60, vierde lid, komt te luiden:

4.

Het derde remlicht moet zodanig zijn aangebracht dat:

a. het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en

b. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.13.51, eerste lid, onderdeel d.

Indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd mogen twee extra remlichten worden aangebracht.

 

BV

In artikel 5.18.0 wordt ‘uitrustingstukken’ vervangen door: uitrustingsstukken.

BW

In artikel 5.18.13, eerste lid, onderdeel a, onder 6°, wordt ‘artikelen 130 tot en met 134’ vervangen door: artikelen 130 tot en met 133.

BX

Na artikel 5.18.36b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5.18.36c

Extra achteruitrijlichten die overeenkomstig artikel 5.3.57, zevende lid, 5.3a.57, zevende lid, of 5.12.57, zesde lid, op een bedrijfsauto, bus of aanhangwagen zijn gemonteerd mogen ook branden bij een voorwaartse snelheid. Indien de voorwaartse snelheid van het voertuig meer dan 10 km/h bedraagt worden de lichten automatisch uitgeschakeld en blijven zij uitgeschakeld totdat zij opzettelijk opnieuw worden ingeschakeld.

Artikel 5.18.36d

  • 1. Het noodstopsignaal van personenauto's, bedrijfsauto's, bussen en aanhangwagens voortbewogen door een personenauto, bedrijfsauto of bus mag alleen worden geactiveerd, indien de voertuigsnelheid meer dan 50 km/h bedraagt en:

    • a. het antiblokkeersysteem in werking is;

    • b. indien de toegestane maximummassa van het voertuig ten hoogste 3.500 kg bedraagt, de remvertraging meer bedraagt dan 6,0 m/s2; of

    • c. indien de toegestane maximummassa van het voertuig meer bedraagt dan 3.500 kg, de remvertraging meer bedraagt dan 4,0 m/s2.

  • 2. Het noodstopsignaal wordt automatisch gedeactiveerd indien het antiblokkeersysteem niet meer in werking is of de remvertraging minder bedraagt dan 2,5 m/s2.

BY

Na artikel 6.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.9

Indien een voertuig wordt gewijzigd in een taxi of in een voertuig bestemd voor openbaar vervoer als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet personenvervoer 2000, moet het voertuig voldoen aan de in hoofdstuk 3, afdeling 6, opgenomen eisen.

BZ

Bijlage IIIA wordt gewijzigd als volgt:

1. In Tabel 1 komt regel 58 als volgt te luiden:

58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

n.v.t.7

2. In de tabellen 1 en 3 vervalt regel 60.

3. In tabel 1 komt voetnoot 7 te luiden:

7 Elke frontbeschermingsinrichting die met het voertuig wordt geleverd, moet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 78/2009 voldoen; er wordt een typegoedkeuringsnummer aan toegekend, dat op die inrichting wordt aangebracht.

4. In tabel 3 komt regel 58 als volgt te luiden:

58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

n.v.t. 19

5. Aan tabel 3 wordt een voetnoot toegevoegd, luidende:

19 Elke frontbeschermingsinrichting die met het voertuig wordt geleverd, moet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 78/2009 voldoen; er wordt een typegoedkeuringsnummer aan toegekend, dat op die inrichting wordt aangebracht.

CA

In het opschrift van Bijlage VA wordt ‘artikel 3.8, derde lid’ vervangen door: artikel 3.9, derde lid.

CB

In het opschrift van Bijlage VB wordt ‘artikel 3.8, vierde lid’ vervangen door: artikel 3.9, vierde lid.

CC

Bijlage VIII wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 26, wordt ‘artikelen 24, 25 en 26’ vervangen door: artikelen 24 en 25.

2. Artikel 42, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen uitgerust met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, die zijn voorzien van een emissiebestrijdingssysteem, moeten om de goede werking van het emissiebestrijdingssysteem te controleren voldoen aan de onderstaande eisen.

3. In artikel 44, vijfde lid, wordt na ‘mogelijk’ ingevoegd: is.

4. In artikel 45, derde lid, tweede volzin, wordt na ‘handleiding’ ingevoegd: met.

5. In artikel 45, vijfde lid, wordt ‘temp’ vervangen door: temperatuuropnemer.

6. Figuur 30, bij artikel 108, komt te luiden:

Figuur 30. Zijdelingse afscherming oplegger.

Figuur 30. Zijdelingse afscherming oplegger.

7. Aan artikel 109 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e, door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de zijdelingse afscherming moet aanwezig zijn op een afstand van niet meer dan 12 cm binnenwaarts ten opzichte van het breedste punt van het voertuig.

8. Artikel 114, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De stand van de lichtbundel van het dimlicht wordt gecontroleerd met behulp van een koplamptestapparaat dat juist voor het voertuig moet zijn opgesteld en waarbij:

    • a. de voorwielen van het voertuig in de stand van rechtuitrijden staan;

    • b. de handrem van het voertuig los staat, en

    • c. het voertuig en het koplamptestapparaat op een vlakke en horizontale vloer zijn geplaatst.

9. In artikel 132 wordt na ‘in de breedte uitstekende lading’ ingevoegd: of verwisselbaar uitrustingsstuk.

10. In artikel 133, derde lid, wordt ‘artikel 4.20’ vervangen door: artikel 132.

11. Aan artikel 152 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • o. dolly's.

12. Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 153

  • 1. Opvallende markeringen zijn niet verplicht voor voertuigen in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990 bedoelde diensten, die de daar genoemde signalen mogen voeren.

  • 2. In plaats van lijnmarkering mag aan de achterzijde van het voertuig volledige contourmarkering zijn aangebracht.

  • 3. In plaats van lijnmarkering mag aan de zijkant van het voertuig gedeeltelijke of volledige contourmarkering zijn aangebracht.

  • 4. In het geval van gedeeltelijke contourmarkering wordt iedere bovenhoek beschreven door twee lijnen loodrecht op elkaar en ieder ten minste 0,25 m lang.

  • 5. Het materiaal van opvallende markeringen voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse C.

  • 6. Lijnmarkeringen en de onderste elementen van contourmarkeringen mogen niet hoger zijn gemonteerd dan 2,10 m.

  • 7. Opvallende markeringen worden als doorlopend beschouwd als de onderbrekingen niet groter zijn dan 1,00 m.

  • 8. Binnen een volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht waarvan het materiaal voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse D of E, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.

  • 9. Aan de eis, als bedoeld in het vijfde en achtste lid, wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

13. In Annex 1 wordt ‘paragraaf 2’ vervangen door ‘afdeling 1’ en ‘motorkap of kofferdeksel aan voorzijde voertuig’ door: motorkap of kofferdeksel.

14. In Annex 3 wordt ‘paragraaf 2’ vervangen door ‘afdeling 2’ en ‘motorkap of kofferdeksel aan voorzijde voertuig’ door: motorkap of kofferdeksel.

15. Annex 6 vervalt.

CD

Bijlage X, artikel 1.28, zevende lid, vervalt, onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid.

ARTIKEL VI

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel V, onderdeel BZ, in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2. Artikel V, onderdeel BZ, treedt in werking met ingang van 24 november 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

BIJLAGE A

Bijlage II, behorende bij hoofdstuk 2

Model opnamekaart

stcrt-2009-14990-002.png

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling zijn in diverse onderdelen van de Regeling voertuigen en aanverwante ministeriële regelingen wijzigingen aangebracht. De belangrijkste inhoudelijke onderwerpen zijn:

  • permanente eisen verlichting en opvallende markering,

  • permanente eisen voor zelfbalancerende bromfietsen,

  • zijmarkeringslichten als aanvullende signalering aan de zijkant van voertuigen,

  • uitvoeringsregelgeving ten behoeve van verordening (EG) nr. 78/2009,

  • enkele wijzigingen voortvloeiend uit (de nasleep van) het Project Herziening Voertuigregelgeving.

Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om diverse technische verbeteringen aan te brengen op het vlak van verwijzingen, alsmede enkele redactionele wijzigingen.

2. Verlichting en opvallende markering

De permanente eisen aan verlichting en opvallende markering zijn in overeenstemming gebracht met de toelatingseisen aan verlichting en opvallende markering. Deze toelatingseisen vloeien voort uit richtlijn 76/756/EEG, waarin wordt doorverwezen naar VN/ECE-reglement nr. 48 over de installatie van verlichting en lichtsignaalinrichtingen. Wijzigingsrichtlijnen 2007/35/EG1 en 2008/89/EG2 hebben nieuwe versies van VN/ECE-reglement nr. 48 opgenomen in richtlijn 76/756/EEG. De wijzigingen aangaande verlichting en opvallende markering die zijn opgenomen in de onderhavige wijzigingsregeling brengen de permanente eisen weer in overeenstemming met de door richtlijn 2007/35/EG en richtlijn 2008/89/EG gewijzigde toelatingseisen.

Het derde remlicht, dat tot dusverre alleen bij personenauto’s verplicht was, wordt ook verplicht gesteld voor bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van ten hoogste 3.500 kg. Bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens langer dan 6,00 m, die na 31 december 2012 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van tenminste twee achteruitrijlichten. Daarnaast zijn de eisen ten aanzien van opvallende markering aangepast. Er zijn verschillende vormen van opvallende markering: lijnmarkering, gedeeltelijke contourmarkering en volledige contourmarkering. Nieuwe bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 7.500 kg, die na 31 december 2012 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van volledige contourmarkering aan de achterkant en gedeeltelijke contourmarkering aan de zijkant van het voertuig. De bepalingen over toegestane opvallende markering voor bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens zijn eveneens aangepast om beter aan te sluiten bij de bepalingen over verplichte opvallende markeringen op nieuwe bedrijfsauto’s.

Personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens mogen voortaan zijn voorzien van een inrichting voor het geven van een noodstopsignaal. Het noodstopsignaal laat bij een abrupte vertraging automatisch de alarmlichten of remlichten van het voertuig snel knipperen en waarschuwt zo het achteropkomend verkeer dat het voertuig een noodstop maakt. Om te waarborgen dat de signaalfunctie van het noodstopsignaal (‘pas op, gevaar!’) niet verwatert door allerlei verschillende uitvoeringen, zijn de eisen voor het noodstopsignaal uit ECE-reglement nr. 48 overgenomen in de Regeling voertuigen (artikel 5.18.36d).

Op grond van een aanpassing in VN/ECE-reglement nr. 53 zijn dagrijlichten nu ook toegestaan op motorfietsen. De artikelen 5.4.57 en 5.4.59 van de Regeling voertuigen zijn daartoe aangepast.

3. Permanente eisen voor zelfbalancerende bromfietsen

Zelfbalancerende bromfietsen zijn in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen gedefinieerd als elektrisch aangedreven, zelfbalancerende, tweewielige bromfietsen met één as, een wielbasis van 0 cm en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/h. Door middel van de onderhavige wijzigingsregeling worden de permanente eisen voor zelfbalancerende bromfietsen vastgesteld: voertuigeisen waaraan zelfbalancerende bromfietsen waarmee over de weg wordt gereden of die op de weg staan, moeten voldoen (zie artikel V, onderdeel AZ). Deze permanente eisen worden door de politie gehandhaafd.

4. Meeknipperende zijmarkeringslichten

In de onderhavige regeling wordt invulling gegeven aan een bij brief van 28 november 2008 aan de Tweede Kamer3 gedane toezegging aangaande maatregelen om het aantal dodehoekslachtoffers verder terug te brengen. Een van de maatregelen om het aantal dodehoekongevallen tussen met name fietsers en rechtsafslaande vrachtwagens te verminderen is gelegen in een aanvullende signalering aan de zijkant van de vrachtwagen. Extra richtingaanwijzers aan de zijkant van het voertuig kunnen fietsers er beter op attenderen dat een vrachtwagen van plan is rechtsaf te slaan, vooral op die vrachtwagens waarvan de richtingaanwijzers voor fietsers slecht zichtbaar zijn. Met deze wijziging wordt toegestaan dat de zijmarkeringslichten van bedrijfsauto’s en bussen, al dan niet met een aanhangwagen, gebruikt worden als extra richtingaanwijzers. Zoals in de brief aan de Kamer reeds is aangegeven, is het toestaan van het knipperen van de zijmarkeringslichten een praktische oplossing om te komen tot extra signalering in de vorm van zijknipperlichten.

5. Verordening (EG) nr. 78/2009

Verordening (EG) nr. 78/20094 brengt wijzigingen aan in de EG-typegoedkeuringseisen voor motorvoertuigen, zoals die zijn opgenomen in kaderrichtlijn 2007/46/EG.5 Met deze verordening zijn de EG-typegoedkeuringseisen met betrekking tot de bescherming van voetgangers aangepast. Omdat de eisen voor nationale kleine serie typegoedkeuringen één op één zijn overgenomen van de EG-typegoedkeuringseisen zijn de wijzigingen in de EG-typegoedkeuringseisen nu ook in de nationale kleine serie typegoedkeuringseisen verwerkt. Hiertoe is bijlage IIIA van de Regeling voertuigen aangepast (artikel V, onderdeel BZ).

6. Nasleep Project Herziening Voertuigregelgeving

In de artikelsgewijze toelichting wordt nader ingegaan op enkele wijzigingen voortvloeiend uit de nasleep van het Project Herziening Voertuigregelgeving, waaruit de Regeling voertuigen is voortgekomen.

7. Administratieve en andere lasten

De wijzigingen met betrekking tot verlichting en opvallende markering van motorvoertuigen hebben vrijwel geen lasten tot gevolg. De gewijzigde permanente eisen zijn slechts van toepassing op nieuwe voertuigen die reeds bij toelating tot de weg al aan dezelfde eisen moeten voldoen. Uit de onderhavige wijzigingen vloeien dus geen extra lasten voort.

De meeste bepalingen uit deze regeling zijn lastenneutraal, ze hebben geen effect op de administratieve lasten. De vereenvoudiging van de ombouw van personenauto’s naar taxi’s leidt mogelijk tot een verlichting van administratieve lasten aangezien deze wijziging nu niet meer bij ieder afzonderlijk voertuig hoeft te worden gekeurd.

Omdat de onderhavige regeling vrijwel geen effect op de administratieve lasten heeft, of in elk geval per saldo niet leidt tot een verzwaring, is het ontwerp van deze regeling niet voorgelegd aan de adviescommissie toetsing administratieve lasten (ACTAL).

8. Notificatie

De onderhavige regeling brengt wijzigingen aan in de technische eisen die op voertuigen van toepassing zijn. Het ontwerp van de bepalingen uit deze ministeriële regeling met betrekking tot zelfbalancerende bromfietsen is op 11 augustus 2008 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2008/0345/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van EG-richtlijn 98/34.6 Het ontwerp van de bepalingen met betrekking tot permanente eisen op het gebied van verlichting en opvallende markering is op 3 december 2008 gemeld aan de Commissie (notificatienummer 2008/0544/NL).

Artikelsgewijs

Artikelen I, onderdelen A, B, F, I, L, M, N, O, P en Q, II, III, IV en V, onderdelen B, F, H, I, U, V, AC, AU, AX, AZ, BA, BB, BF, BG, BH, BI, BQ, BR, BT, BV, BW en CC, onder 1 tot en met 11, 13 en 14

In diverse artikelen zijn enkele technische aanpassingen op het vlak van verwijzingen en redactionele verbeteringen aangebracht.

Artikel I, onderdeel D

De eisen uit artikel 16, eerste en tweede lid (oud), van de Regeling aanpassing voertuigen worden reeds afgedekt door de bepaling in artikel 15. In artikel 16 zijn deze eisen daarom geschrapt.

Artikel I, onderdelen E, G, H, J, K en R, en Bijlage A

Abusievelijk was het model van de opnamekaart LPG-inbouw niet eerder gepubliceerd. Het model van deze opnamekaart is opgenomen in een nieuwe bijlage bij de Regeling aanpassing voertuigen.

Artikel V

Onderdeel A (begripsbepalingen)

Diverse begripsbepalingen zijn aangepast of toegevoegd in verband met de gewijzigde bepalingen over verlichting en opvallende markering.

De begripsbepaling ‘voertuigen van de voertuigcategorie T’ is uitgebreid met voertuigen van voertuigclassificatie T4.1 en T4.3. Hiervoor is aangesloten bij de definities uit de kaderrichtlijn voor landbouw- en bosbouwtrekkers.7

Onderdelen C, S en AD

De aangepaste formulering sluit beter aan bij de eisen aangaande emissiebestrijdingssystemen zoals die reeds eerder in bijlage VIII zijn opgenomen.

Door de wijziging wordt beter aangesloten bij de eisen zoals die in bijlage VIII, titel 3, afdeling 3, reeds eerder zijn opgenomen.

Onderdelen D, T, AE, AT en BJ

Naast de draairichting van een band kan er ook een markering op de band zijn aangebracht met betrekking tot wat de buitenkant of de binnenkant van de band is. Ter verduidelijking is de bepaling over de juiste montage van de banden uitgebreid om te waarborgen dat ook met een dergelijke markering van de binnenkant of buitenkant van de band rekening wordt gehouden.

Onderdeel E

De maximale tolerantie met betrekking tot het toegelaten verschil in bandenspanning van de banden op een as is verruimd van 0,1 bar naar 0,3 bar. Deze versoepeling is reeds eerder overeengekomen in het project Modernisering APK.

Onderdeel G

Bij een elektrisch bediende parkeerrem is het in veel gevallen niet mogelijk om door het plotseling opkomen van de parkeerrem de remkrachten en daarmee de vertraging vast te stellen. Daarnaast kan schade ontstaan door de parkeerrem in werking te stellen met draaiende wielen. Omdat een helling van 16% maar zeer zelden voorhanden is, is voor voertuigen voorzien van een elektrisch bediende parkeerrem een alternatieve wijze van keuren opgenomen.

Onderdelen J, L, O, W, Y, Z, AA, AF, AH, AI, AN, AO, AQ, BC, BD, BE, BK, BL, BM, BN, BO, onder 1 en 2, BS, BU, BX en CC, onder 12

Deze onderdelen hangen samen met de wijzigingen in de permanente eisen aan verlichting en opvallende markering. Zie voor een verdere toelichting paragraaf 2 in het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdelen K, N en CC, onder 15

De permanente eisen met betrekking tot de codering van lichtarmaturen waren strenger gesteld dan de eisen die gelden bij de individuele toelating van voertuigen. Het is ongewenst wanneer permanente eisen strenger zijn dan de toelatingseisen voor een bepaald voertuig. Anders zou met een voertuig dat aan alle eisen voldoet om tot de weg te worden toegelaten toch al direct niet worden voldaan aan de eisen die gelden bij gebruik op de weg.

Oudere voertuigen hebben vaak geen codering in de lichtarmaturen en passende vervangende lichtarmaturen met de juiste codering zijn in veel gevallen niet leverbaar. Mede omdat de eis met betrekking tot de codering van de lichtarmaturen onder omstandigheden in strijd zou kunnen zijn met Europees recht (het vrij verkeer van goederen: buitenlandse voertuigen kunnen niet altijd aan de eis voldoen) is deze geschrapt.

Onderdelen M, Q, X, AG, AK, AL, AM, AP, AR, AS, AV, AW, BP en BT

De artikelen met betrekking tot de verlichting en retroreflecterende markeringen op voorrangsvoertuigen in de verschillende afdelingen van hoofdstuk 5 zijn zoveel mogelijk gelijkgetrokken. De inhoud van de vervallen artikelen 5.4.52a en 5.4.58a (onderdeel AM) is daarbij opgenomen in respectievelijk artikel 5.4.51a en 5.4.57a.

Onderdelen P, AB, AJ en BO, onder 3

Hiermee wordt toegestaan dat de zijmarkeringslichten als aanvullende richtingaanwijzers worden gebruikt. Op deze wijzigingen is reeds ingegaan in paragraaf 5 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel R

De eis ten aanzien van de bevestigingskabel van een noodhamer is versoepeld omdat deze permanente eis strenger was dan de toelatingseis. Met de gewijzigde formulering is de eis ten aanzien van de noodhamer in overeenstemming gebracht met bijlage VI, artikel 3.4, vijfde lid.

Onderdeel AY

Aan afdeling 6 (bromfietsen) van hoofdstuk 5 is een paragraaf toegevoegd met permanente eisen die gesteld worden aan zelfbalancerende bromfietsen. Zie verder paragraaf 3 in het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel BY

Met deze toevoeging wordt de mogelijkheid gecreëerd om wijzigingen van een voertuig in een taxi door middel van een GWC-erkenning (goedkeuring wijziging constructie) te laten verlopen. De GWC-erkenninghouder hoeft dan niet meer ieder afzonderlijk voertuig dat tot een taxi wordt verbouwd individueel goed te laten keuren door de Dienst Wegverkeer.

Onderdeel BZ

De eisen voor een nationale kleine serie typegoedkeuring zijn aangepast overeenkomstig de wijzigingen die door verordening (EG) nr. 78/2009 zijn aangebracht in de eisen voor een EG-typegoedkeuring wat betreft voetgangersbescherming.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.


XNoot
1

Richtlijn nr. 2007/35/EG van de Commissie van 18 juni 2007 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEU L 157).

XNoot
2

Richtlijn nr. 2008/89/EG van de Commissie van 24 september 2008 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEU L 257).

XNoot
3

Kamerstukken II 2008/09, 29 398, nr. 128.

XNoot
4

Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG (PbEU L 35).

XNoot
5

Richtlijn nr. 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PbEU L 263).

XNoot
6

Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

XNoot
7

Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad.

Naar boven