26 956
Beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2004

1. Inleiding

De brandweer vervult binnen de brandweerzorg, de rampen- en crisisbeheersing een cruciale rol. Het is van belang dat zowel de kwaliteit van de brandweerorganisatie als die van het personeel aan hoge eisen voldoen.

Als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ben ik verantwoordelijk voor het stellen van landelijke kaders ten aanzien van de kwaliteit van het brandweerpersoneel in Nederland. De afgelopen jaren heb ik in diverse stukken de Tweede Kamer (TK) toegezegd nadere informatie te geven over mijn beleidsvoornemens ten aanzien van de kwaliteit van het brandweerpersoneel: de nota «Bewust veiliger»1, de brief van maart 2004 naar aanleiding van het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) «Het toezicht op de examinering van het brandweeronderwijs»2, het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's3 en de brief naar aanleiding van het rapport van de IOOV «Vakbekwaamheid brandweer, Kennis en vaardigheid van bevelvoerders en officieren van dienst»4.

In deze brief wordt geschetst wat er de laatste jaren bij BZK gedaan is op het terrein van de kwaliteit van het brandweerpersoneel en wordt aangegeven welke stappen de komende jaren gezet zullen worden.

2. Verantwoordelijkheid voor kwaliteit brandweerpersoneel

Ten aanzien van de kwaliteit van het brandweerpersoneel in Nederland is er sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid.

Zoals in de inleiding is aangegeven is de minister van BZK verantwoordelijk voor het stellen van landelijke kaders ten aanzien van de kwaliteit van het brandweerpersoneel. Deze verantwoordelijkheid is neergelegd in artikel 14 en 15 van de Brandweerwet 1985. Instrumenten van de minister zijn het Besluit brandweerpersoneel, het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen, de examenreglementen, de afgifte van de rijksdiploma's en de zelfstandige bestuursorganen het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding (Nibra) en het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) (zie bijlage)1.

De werkgevers (de besturen van de gemeenten, de besturen van de regio's) zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de brandweerorganisatie en de vakbekwaamheid van de individuele werknemers. De verantwoordelijkheid van de werkgevers voor de kwaliteit van het brandweerpersoneel is neergelegd in de Brandweerwet 1985 en de Arbeidsomstandighedenregelgeving.

Ik wil deze gedeelde verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het brandweerpersoneel ook in de toekomst handhaven. Enerzijds is de brandweer door de lokale inbedding in staat zijn taak goed uit te voeren. Anderzijds wordt door het stellen van landelijke eisen vanuit BZK de kwaliteit van het optreden van de brandweer bij rampen en crises gewaarborgd.

3. Wijziging van de instrumenten

De conclusies van twee onderzoeken van de IOOV vragen volgens IOOV om aanpassing van het huidige systeem. In het onderzoek van de IOOV naar het toezicht op het ordelijke en eerlijke verloop van de examens die worden afgenomen door het Nbbe, wordt aangedrongen op een wijziging van de systematiek en de organisatie van de examinering en het daarmee verbonden opleidingssysteem van de brandweer.

In het rapport «Vakbekwaamheid brandweer», dat u onlangs is aangeboden, stelt de IOOV onder andere dat door het ontbreken van een integraal pakket met richtlijnen betreffende de kwaliteit van het brandweerpersoneel alsmede een goede monitoring de minister van BZK zijn rol met betrekking tot de brandweerzorg niet goed uit kan voeren. In mijn beleidsreactie op het rapport van de IOOV (TK, 2003–2004, 26 956, nummer 21) heb ik aangegeven u met een brief «Kwaliteit brandweerpersoneel» te informeren over mijn beleidsvoornemens ten aanzien van de kwaliteit van het brandweerpersoneel. Deze brief strekt daartoe.

4. Naar een integraal systeem

Hierna worden de contouren van een toekomstig integraal systeem geschetst. Verschillende partijen spelen een rol bij de invulling van deze contouren. Aan het toekomstige integrale systeem om de kwaliteit van het brandweerpersoneel te borgen liggen drie uitgangspunten ten grondslag:

1. een integrale benadering. Dit houdt in dat naast instroom, opleidingen en examinering er aandacht is voor oefenen en bijscholing. Doel van het systeem is ervoor te zorgen dat het brandweerpersoneel vakbekwaam is en blijft.

2. een functiegerichte benadering. Het huidige ranggerichte systeem wordt vervangen door een functiegericht systeem dat beter aansluit bij de beroepspraktijk. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van competenties. Competenties beschrijven een set van kennis, vaardigheden en houdingen die een persoon nodig heeft bij de arbeidsactiviteiten. Door het gebruik van competenties wordt aangesloten bij het reguliere middelbaar en hoger beroepsonderwijs, het politieonderwijs en het Landelijk Management Development brandweer. Over het laatste wordt u door middel van een separate brief geïnformeerd.

3. gericht op behoud van vrijwilligheid. Aan de vrijwilligers worden dezelfde eisen gesteld als aan het beroepspersoneel. Door de opleiding zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de functie-eisen worden de vrijwilligers zoveel mogelijk ontlast.

Daarnaast worden nadere regels gesteld over de wijze van toezicht op en handhaving van het nieuwe systeem om kwaliteit van het brandweerpersoneel te borgen.

Het nieuwe systeem leidt enerzijds tot verbreding van het gebied waarop de wet- en regelgeving van de minister van BZK betrekking heeft ten aanzien van het borgen van de kwaliteit van het brandweerpersoneel. Anderzijds zal de wet- en regelgeving minder gedetailleerd zijn. Aanpassing van het systeem zal leiden tot wijziging van een aantal onderdelen van de Brandweerwet 1985.

De wet- en regelgeving zal minder gedetailleerd zijn en zich beperken tot het stellen van minimumeisen die cruciaal zijn voor het uitoefenen van de functies. Dit in tegenstelling tot de huidige situatie waarbij de bemoeienis van de minister van BZK vooral op het terrein van opleidingen en examinering ligt. De examenreglementen vervullen hierbij een dominante rol, de minister van BZK stelt de leerdoelen vast. In de toekomstige situatie zal verantwoordelijkheid voor de nadere uitwerking van de minimum eisen liggen bij de beroepsgroep en de werkgevers.

Er is sprake van verbreding van de wet- en regelgeving omdat de minimumeisen niet alleen betrekking hebben op de instroom, opleidingen en examens maar ook op het oefenen en bijscholing.

5. Voorbereiding op wijziging van de instrumenten

Uiteraard is mij al langer bekend dat wijziging van de huidige instrumenten noodzakelijk is. Het gaat hierbij om een proces van jaren waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Ook het feit dat 83% van het brandweerpersoneel vrijwilliger, of parttime professional, is vraagt om een zorgvuldige aanpak. In 1999 is gestart met diverse initiatieven teneinde de kwaliteit van het brandweerpersoneel te verbeteren. In 1999 heb ik het Nibra de opdracht gegeven de Leidraad Oefenen te ontwikkelen. Deze leidraad vormt de basis van een jaarlijkse oefencyclus. Om de werkgevers te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor geoefend personeel heb ik hen de Leidraad in 2000 aangeboden.

In het project «In Goede Banen» zijn door diverse wetenschappelijke instituten1, in samenspraak met het veld, de competenties voor de repressieve functies opgesteld. Deze competenties gelden voor vrijwilligers en beroeps.

In 2002 is gestart met het project «Competentiegericht opleiden officieren», in samenwerking met het Nibra en het Nbbe. De opleidingen voor de officieren worden op een functiegerichte wijze ingevuld, met behulp van competenties. Bij het project wordt aangesloten bij en rekening gehouden met de ervaringen van de politie bij de invoering van het competentiegericht opleiden. De nieuwe functiegerichte opleiding zal in het najaar van 2005 van start gaan. Onlangs heb ik de opdracht gegeven een start te maken met het opstellen voor de functieprofielen en de bijbehorende competenties voor de manschappen en bevelvoerders, die de basis zullen vormen voor de nieuwe functiegerichte opleidingen op deze niveaus.

Uit het onderzoek van de IOOV naar de vakbekwaamheid van bevelvoerders en officieren van dienst is gebleken dat de onderzochte korpsen over het algemeen te weinig doen aan bijscholing voor bevelvoerders en officieren van dienst. Vooruitlopend op het nieuw in te voeren systeem heb ik het Nibra de opdracht gegeven om een bijscholingscursus voor bevelvoerders te ontwikkelen. De cursus zal, in 2005 en daarna in samenwerking met de Regionale opleidingsinstituten, uitgevoerd worden. Tevens zal het Nibra in 2005 een bijscholingscursus voor de officieren van dienst ontwikkelen en uitvoeren.

6. Te ondernemen stappen

De conclusies van de onderzoeken van de IOOV maken dat er op korte termijn concrete acties in gang gezet moeten worden, in aanvulling op de al in gang gezette initiatieven.

Het traject Kwaliteit brandweerpersoneel wordt betrokken bij de invoering van de veiligheidsregio's. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft op hoofdlijnen ingestemd met het Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's. De rol van de werkgevers voor de kwaliteit van het brandweerpersoneel wordt daarin nog eens benadrukt. Het traject Kwaliteit brandweerpersoneel zal onder andere in overleg met de VNG nader worden uitgewerkt en zal, naar alle waarschijnlijkheid, in 2008 afgerond worden.

In 1991 is het Besluit brandweerpersoneel ingevoerd. In dit besluit zijn onder andere de instroomeisen voor het brandweerpersoneel opgenomen. De werkgevers van de brandweer gebruiken dit besluit bij het benoemen, schorsen en ontslaan van het brandweerpersoneel. Uit het onderzoek van de IOOV naar de vakbekwaamheid is gebleken dat bijna 100% van de bevelvoerders en officieren van dienst voldoet aan de diploma-eisen zoals gesteld in het Besluit brandweerpersoneel, dit in tegenstelling tot respectievelijk 29% en 24% in 1995. Het onderzoek van de IOOV heeft aangetoond dat het besluit wordt nageleefd. Het huidige besluit is gericht op rangen. Daar in de praktijk sprake is van functies heb ik besloten om het besluit te wijzigen in een functiegericht besluit. Daarnaast zal ik de kaders aangeven voor oefenen en bijscholing. Het nieuwe besluit wordt samen met de werkgevers, de beroepsgroep opgesteld en de betrokken vakorganisaties van overheidspersoneel. Het nieuwe besluit zal in stappen aangepast worden, het sluit aan bij de nog in te voeren functiegerichte opleidingen. De eerste grote wijziging vindt plaats in 2005, de laatste in 2007.

Door de opleidingen om te bouwen naar functie- en competentiegerichte opleidingen en het Besluit brandweerpersoneel uit te breiden met bijscholing en oefenen ontstaat er een integraal en functiegericht systeem. De functiegerichte opleiding op officiersniveau gaat in 2005 van start, die van de manschappen en bevelvoerders in 2007. In het systeem worden de kaders gesteld. De kaders worden ingevuld door de werkgevers en de beroepsgroep. Uiteraard zijn en blijven de werkgevers verantwoordelijk voor de kwaliteit van de individuele werknemers.

In het rapport van de IOOV over het toezicht van het Nbbe op de examinering van het brandweeronderwijs wordt geconcludeerd dat het huidige opleidings- en examensysteem van de brandweer onvoldoende mogelijkheden biedt om te kunnen garanderen dat er sprake is van een goede, ordelijke en eerlijke uitvoering van de examinering van het brandweeronderwijs. In het nieuwe systeem worden de huidige module-examens, 50 000 per jaar, vervangen door een geringer aantal proeven van bekwaamheid. Aan het bestuur van het Nbbe wordt verzocht aan te geven op welke wijze de kwaliteit van de proeven van bekwaamheid en het afnemen daarvan geborgd zal worden. In 2006 zal het systeem om de kwaliteit te borgen definitief worden ingevoerd.

7. Financiën

De financiële lasten voor opleiden, examineren en oefenen zijn nu verdeeld over de rijksoverheid en de werkgevers. In beginsel zullen de voorgestelde wijzingen budgettair neutraal zijn waarbij de verdelingssystematiek in tact blijft. Ik zal de ontwikkelkosten betalen.

Op basis van de in deze brief beschreven beleidsvoornemens ben ik ervan overtuigd dat er de afgelopen jaren goede initiatieven zijn ingezet om de kwaliteit van het brandweerpersoneel te borgen. Voortzetting van de initiatieven en het starten van de nieuwe activiteiten zal leiden tot een integraal systeem waarmee de kwaliteit van het brandweerpersoneel naar een hoger niveau gebracht zal worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Bewust veiliger, Actieprogramma rampenbeheersing en brandweer 2002–2006, Directie Rampenbeheersing en Brandweer 11 oktober 2002.

XNoot
2

Het toezicht op de examinering van het brandweeronderwijs, IOOV, november 2003, TK, 2003–2004, 29 200 VII, nr. 44.

XNoot
3

Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's, BZK, april 2004, TK, 2003–2004, 29 517, nr. 1.

XNoot
4

Vakbekwaamheid brandweer, Kennis en vaardigheid van bevelvoerders en officieren van dienst, juni 2004, TK, 2003–2004, 26 956, nr. 21.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie (PLATO), ERGOcare en Coronel Instituut voor Arbeid.

Naar boven