Besluit van 4 oktober 2010, houdende regels met betrekking tot de inrichting en organisatie van het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit beheer politiekorps BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie van 13 juli 2010, nr. 2010-0000460988, CZW/WSG;

Gelet op artikel 14, derde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 2 van de Veiligheidswet BES;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juli 2010, nr. W04.10.0296/1);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2010, nr. 2010-0000592855, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALING

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. ingeslotene:

persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, alsmede de persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op een bureau van het politiekorps is ondergebracht;

b. Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c. politiecellencomplex:

in een gebouw te onderscheiden ruimte waarin een of meer gangen met daaraan grenzend een of meer ruimten liggen die worden gebruikt voor het insluiten van personen.

HOOFDSTUK 2 ORGANISATIE

Artikel 2

  • 1. De korpsbeheerder politie draagt zorg voor het inrichten van één of meerdere eenheden in elk van de openbare lichamen die uitsluitend of in hoofdzaak zijn belast met de basispolitiezorg.

  • 2. Aan het hoofd van de eenheden, bedoeld in het eerste lid, staat het hoofd basispolitiezorg. Het hoofd basispolitiezorg wordt aangewezen door de korpsbeheerder politie in overeenstemming met de procureur-generaal en na verkregen instemming van de gezaghebbers. Het hoofd van een eenheid wordt aangewezen door de korpsbeheerder politie, in overeenstemming met de procureur-generaal en na verkregen instemming van de desbetreffende gezaghebber.

  • 3. Plaatsing van andere ambtenaren van politie bij een eenheid die uitsluitend of in hoofdzaak is belast met de basispolitiezorg geschiedt niet dan na overleg met de gezaghebber. Indien de taakvervulling van een ambtenaar van politie dit naar het oordeel van de gezaghebber noodzakelijk maakt, draagt de korpsbeheerder politie zorg voor vervanging.

Artikel 3

  • 1. De korpsbeheerder politie draagt ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten zorg voor het inrichten van de recherchefunctie bij het politiekorps.

  • 2. De korpsbeheerder politie draagt er zorg voor dat het politiekorps ten behoeve van de uitoefening van de recherchefunctie beschikt, onderscheidenlijk kan beschikken over voorzieningen op het gebied van:

    • a. tactische recherche;

    • b. technische recherche;

    • c. financiële recherche;

    • d. digitale recherche, en

    • e. informatie- en analysevoorziening.

  • 3. Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen voorzieningen op andere gebieden dan die, genoemd in het tweede lid, aanwijzen waarover het politiekorps beschikt, onderscheidenlijk kan beschikken ten behoeve van de uitoefening van de recherchefunctie.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen regels worden gegeven over de taken en de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de uitoefening van de recherchefunctie.

  • 5. Met inachtneming van de regels, bedoeld in het vierde lid, kunnen bij regeling van Onze Minister regels worden gesteld over het beheer van de voorzieningen, bedoeld in het tweede en derde lid. Indien deze regels voorschriften betreft die aan de inrichting van de voorzieningen worden gesteld, worden zij gegeven bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 4

  • 1. De korpsbeheerder politie draagt er zorg voor dat het politiekorps beschikt, onderscheidenlijk kan beschikken over ambtenaren die kunnen worden belast met het, ten behoeve van de recherchefunctie, verwerken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens.

  • 2. Het politiekorps beschikt, onderscheidenlijk kan beschikken over ambtenaren die kunnen worden belast met de uitvoering van een bevel tot observatie als bedoeld in artikel 177l van het Wetboek van Strafvordering BES.

  • 3. Het politiekorps beschikt, onderscheidenlijk kan beschikken over ambtenaren die kunnen worden belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie als bedoeld in artikel 177m, eerste of tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering BES en met de begeleiding van personen die op grond van artikel 177x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES bijstand verlenen aan de opsporing. Daarnaast kunnen deze ambtenaren worden belast met de uitvoering van een bevel tot pseudo-koop of pseudo-dienstverlening als bedoeld in artikel 177n, eerste lid, of artikel 177w, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES en een bevel tot stelselmatige inwinning van informatie als bedoeld in artikel 177o, eerste lid, of artikel 177w, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen regels worden gegeven over de taken en de uitvoering van de werkzaamheden van de ambtenaren, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

  • 5. Met inachtneming van de regels, bedoeld in het vierde lid, kunnen bij regeling van Onze Minister regels worden gesteld over het beheer van het politiekorps, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid. Indien deze regels voorschriften bevatten die aan de organisatie van het politiekorps worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 5

De korpsbeheerder politie draagt er zorg voor dat het politiekorps ten behoeve van de recherchefunctie beschikt over een gegevensbestand voor de verwerking van politiegegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens.

Artikel 6

  • 1. De korpsbeheerder politie draagt er zorg voor dat het politiekorps beschikt, onderscheidenlijk kan beschikken, over ambtenaren die, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen, de volgende werkzaamheden uitvoeren:

    • a. het verrichten van planmatige aanhoudingen;

    • b. het bewaken en beveiligen van politie-infiltranten;

    • c. het assisteren bij het bewaken en beveiligen van het transport van getuigen, verdachten of gedetineerden;

    • d. het assisteren bij het bewaken en beveiligen van objecten;

    • e. andere werkzaamheden waarvoor toestemming is verkregen van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over het beheer van het politiekorps, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid. Indien deze regels voorschriften bevatten die aan de organisatie van het politiekorps worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

HOOFDSTUK 3 BEKWAAMHEID EN UITRUSTING

Artikel 7

De korpsbeheerder politie stelt de ambtenaar van politie in de gelegenheid de noodzakelijke training en opleiding te volgen.

Artikel 8

  • 1. Onze Minister geeft regels met betrekking tot het politielegitimatiebewijs.

  • 2. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot het gebruik van de politiehuisstijl.

HOOFDSTUK 4 INGESLOTENEN

Artikel 9

  • 1. De korpsbeheerder politie treft voorzieningen opdat de ingeslotene in ieder geval beschikt over:

    • a. slaapgelegenheid;

    • b. eten en drinken in overeenstemming met medische en levensbeschouwelijke of godsdienstige eisen;

    • c. sanitair;

    • d. de noodzakelijke medische zorg, en

    • e. informatie over de gang van zaken in het politiecellencomplex.

  • 2. Tenzij het politiecellencomplex geen luchtplaats heeft, draagt de korpsbeheerder politie er zorg voor dat de ingeslotene tweemaal daags wordt gelucht.

  • 3. In verband met het eerste lid, onderdeel d, treft de korpsbeheerder politie een regeling met artsen in het openbaar lichaam waar het politiecellencomplex is gelegen teneinde van hulp verzekerd te zijn voor de medische zorg van ingeslotenen.

  • 4. Met inachtneming van het bij of krachtens de wet bepaalde treft de korpsbeheerder politie een regeling met betrekking tot het roken, de ontspanning, het telefoneren en het ontvangen van bezoek van de ingeslotene.

  • 5. Onze Minister geeft regels over de inrichting van een politiecellencomplex.

  • 6. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Justitie wordt bepaald welke gegevens worden geregistreerd over ingeslotenen.

  • 7. In geval van overlijden of poging tot zelfdoding van een ingeslotene draagt de korpsbeheerder politie er zorg voor dat het openbaar ministerie hiervan onverwijld in kennis wordt gesteld en dat aan Onze Minister en Onze Minister van Justitie hiervan een schriftelijk rapport wordt gezonden.

Artikel 10

  • 1. De korpsbeheerder politie wijst een ambtenaar aan die wordt belast met de leiding van het politiecellencomplex en het toezicht op de ingeslotenen.

  • 2. Met inachtneming van de artikelen41, 42, 48 tot en met 52 van de Ambtsinstructie politie BES stelt de korpsbeheerder politie een instructie vast voor het personeel, niet zijnde ambtenaren van politie, dat is belast met de zorg voor ingeslotenen.

  • 3. Onze Minister kan regels geven over de eisen van bekwaamheid waaraan het personeel, bedoeld in het tweede lid, moet voldoen.

Artikel 11

  • 1. De commissie, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Veiligheidswet BES heeft mede tot taak:

    • a. toezicht te houden op de huisvesting, veiligheid, verzorging en bejegening van ingeslotenen in de politiecellencomplexen;

    • b. jaarlijks rapport uit te brengen aan de korpsbeheerder politie over haar werkzaamheden;

    • c. gevraagd en ongevraagd aan de korpsbeheerder politie advies uit te brengen en inlichtingen te geven omtrent aangelegenheden betreffende de politiecellencomplexen.

  • 2. Jaarlijks zendt de korpsbeheerder politie een verslag van de werkzaamheden en bevindingen van de commissie als bedoeld in het eerste lid aan Onze Minister.

HOOFDSTUK 5 INFORMATIE OVER HET BEHEER

Artikel 12

  • 1. De korpsbeheerder politie doet jaarlijks verslag over de omvang en samenstelling, alsmede over de werkdruk en de taakuitvoering van het politiekorps aan Onze Minister en Onze Minister van Justitie.

  • 2. De korpsbeheerder politie verstrekt de gegevens die Onze Minister van Justitie overigens noodzakelijk acht.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de Veiligheidswet BES in werking treedt.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beheer politiekorps BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 4 oktober 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de zevende oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

TOELICHTING

1. Algemeen

Wettelijk kader

Het onderhavige besluit dient voor wat betreft de regels over ingeslotenen ter uitvoering van artikel 14, derde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie) en voor wat betreft de inrichting en organisatie van het Korps Politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba (KPBES) ter uitvoering van artikel 2 van de Veiligheidswet BES, welke op zijn beurt weer dient ter uitvoering van de artikelen 7, tweede lid, en 14, derde lid, van de Rijkswet politie. In deze rijkswet worden de kaders geschetst van de inrichting en organisatie van het KPBES. De Rijkswet politie gaat uit van de lokale inbedding van de inrichting en de organisatie van de politiekorpsen van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Uitgangspunt is dat de politiekorpsen zich ontwikkelen tot volwaardige, kwalitatief goede en professionele korpsen die zodanig zijn georganiseerd en ingericht dat zij de politietaken zelfstandig en zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen uitvoeren. De Rijkswet politie stelt een aantal randvoorwaarden waaraan de korpsen moeten voldoen. Voor het overige wordt de inrichting en organisatie aan elk van de landen overgelaten.

Artikel 7, tweede lid, van de Rijkswet politie1 bepaalt – voor zover het de politie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba aangaat – dat bij of krachtens wet regels over de inrichting en organisatie van het politiekorps worden gesteld met het oog op een zo effectief en efficiënt mogelijke uitvoering van de politietaak. Daarbij geeft die bepaling verder aan dat wordt voorzien in de volgende taakgebieden:

  • a. recherche ten behoeve van de opsporing van misdrijven met voorzieningen op het gebied van tactisch, technisch, financieel en digitaal onderzoek, informatie en analyse;

  • b. observatie;

  • c. aanhouding van vuurwapengevaarlijke verdachten;

  • d. voorziening voor het optreden ter handhaving van de openbare orde en hulpverlening.

Artikel 7, derde lid, van de Rijkswet politie bepaalt dat het de landen vrijstaat om voornoemde taakgebieden geheel door het politiekorps zelf of in samenwerking met de politiekorpsen van de andere landen die partij zijn bij de rijkswet te doen.

Vanwege het belang van de onderlinge samenwerking en de uitwisselbaarheid van personeel zijn Curaçao, Sint Maarten en Nederland overeengekomen dat een aantal onderwerpen door middel van onderling gelijkluidende regelingen wordt geregeld. Het betreft in het bijzonder de ambtsinstructie, het rangenstelsel, de kwaliteitseisen, de kwaliteitszorg, de uitrusting, de minimumsterkte en de uitwisseling van politiegegevens. Binnen de wettelijke kaders en deze onderlinge regelingen staat het de beheerders van de politiekorpsen vrij de inrichting en organisatie van de politie te bepalen. Het onderhavige besluit strekt daartoe.

Naast de bepalingen uit de Rijkswet politie bevat de Veiligheidswet BES, zoals gezegd, ook een aantal bepalingen die betrekking hebben op de organisatie en het functioneren van de politie en derhalve medebepalend zijn voor het beheer van het KPBES. Zo bepaalt de Veiligheidswet BES dat er een voor de drie eilanden gemeenschappelijke meldkamer wordt ingericht en de Koninklijke marechaussee eveneens een aantal politietaken verricht. Overigens zij erop gewezen dat in een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de meldkamerfunctie politie (artikel 2 in samenhang met de artikelen 49 en 67 van de Veiligheidswet BES).

Korps Politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba in de praktijk

Voor zover het specifiek om het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba gaat heeft het de voorkeur zelf te voorzien in de diverse taakgebieden. Gelet op de kleinschaligheid van de eilanden en van de onderdelen van de politieorganisaties op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede de geografische afstand tussen de eilanden ligt het voor de hand dat het KPBES niet zelfstandig in alle functionaliteiten voorziet die voorgeschreven zijn voor de Nederlandse regionale politiekorpsen (zie Besluit beheer regionale politiekorpsen). Zo zal het korps niet beschikken over een rampenidentificatieteam, over een staf ten behoeve van grootschalig politieoptreden of over een mobiele eenheid. Het politiekorps BES zal op verschillende terreinen de samenwerking zoeken met de politiekorpsen van Sint Maarten, Curaçao en ook Aruba. Voor zover het gaat om de beschikbaarheid van zeer specialistische deskundigheid zal het KPBES vanzelfsprekend ook conform de bestaande praktijk de samenwerking zoeken met het recherchesamenwerkingsteam/KLPD en overige Nederlandse regionale politiekorpsen.

Gelet op de kleinschaligheid van het korps en van de samenlevingen op met name Sint Eustatius en Saba is het niet doelmatig in de drie openbare lichamen op dezelfde wijze in alle politiefuncties te voorzien. De basispolitiezorg zal in ieder geval in de drie openbare lichamen worden ingericht. Andere – meer specialistische – functionele onderdelen zullen op de drie eilanden kunnen worden ingezet, maar kunnen om doelmatigheidsredenen niet permanent aanwezig zijn op de drie eilanden. De Rijkswet politie biedt in dit verband de mogelijkheid taakgebieden samen met de politiekorpsen van Curaçao en Sint Maarten te waarborgen (artikel 7, derde lid).

Naast basispolitiezorg zullen er ambtenaren zijn die andere specifieke politietaken vervullen, dat wil zeggen taken die alle openbare lichamen betreffen. Hierbij is te denken aan gespecialiseerde politietaken (bijvoorbeeld de recherche). Hun taakomschrijving zal in het vast te stellen jaarplan, waarin artikel 48 van de Rijkswet politie voorziet, worden uitgewerkt.

2. Opbouw van de regeling

Gelet op het vorengaande worden verschillende functionaliteiten onderscheiden. In de eerste plaats is dat een aantal primaire functionaliteiten die in ieder geval zelfstandig binnen het korps georganiseerd moeten zijn. Daarbij is te denken aan de basispolitiezorg en de recherche.

In de tweede plaats is er een aantal noodzakelijke functionaliteiten waarover het korps moet beschikken of kunnen beschikken. Dat impliceert dat dergelijke functionaliteiten door het korps zelf kunnen worden georganiseerd of buiten het korps beschikbaar kunnen zijn om ingezet te worden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarbij kan worden gedacht aan ambtenaren die kunnen worden belast met het verrichten van aanhoudingen in levensbedreigende situaties of met het uitvoeren van een bevel tot observatie. In de derde plaats zijn er functionaliteiten die in incidentele gevallen noodzakelijk kunnen zijn, maar waarvoor het te ver voert de beschikbaarheid van deze functionaliteiten verplicht voor te schrijven. Op basis van samenwerkingsovereenkomsten of bijstandsverzoeken kan ad hoc in de behoefte worden voorzien. Dan kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een rampenidentificatieteam politie. Tegen die achtergrond is de regeling als volgt opgebouwd.

Hoofdstuk 2 (Organisatie) ziet op de organisatorische specialisaties en functies waarin de politieorganisatie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorziet. Het betreft ambtenaren die zich bezighouden met de opsporing, criminele inlichtingen, observaties, infiltraties en arrestaties.

Hoofdstuk 3 (Bekwaamheid en uitrusting) bevat in aanvulling op de onderlinge regelingen met betrekking tot de kwaliteitseisen en de uitrusting bepalingen die de korpsbeheerder politie verplichten de ambtenaren van politie in de gelegenheid te stellen de noodzakelijke training en opleiding te volgen. Daarnaast worden regels voorgeschreven met betrekking tot het politielegitimatiebewijs en het gebruik van de politiehuisstijl.

Hoofdstuk 4 (Ingeslotenen) heeft betrekking op de behandeling van ingeslotenen. Naast bepalingen met betrekking tot basisbehoeften zijn bepalingen met betrekking tot het toezicht in het politiecellencomplex opgenomen. De bepalingen sluiten aan op de geldende regelingen in het Europees deel van Nederland, zodat een uniforme wijze van bejegening van ingeslotenen binnen Nederland wordt gewaarborgd.

Tot slot zijn in hoofdstuk 5 (informatie over het beheer) bepalingen opgenomen over de informatieverstrekking over beheersmatige gegevens.

3. Financieel

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op grond van artikel 47, derde lid, van de Rijkswet politie, beheerder van het KPBES. De politieorganisatie wordt structureel bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoofdstuk VII). Op grond van het Besluit, houdende de methode van vaststelling van de minimale sterkte van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (artikel 49 van de Rijkswet politie), zal voor de executieve sterkte rekening worden gehouden met een aan het inrichtingsplan gerelateerde minimumsterkte van het korps.

De salarissen van politieambtenaren zullen evenals de overige salarissen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in Amerikaanse dollars worden uitbetaald. Dat betekent, afhankelijk van de koersontwikkelingen dat in de praktijk voor- of nadelen kunnen ontstaan ten opzichte van hetgeen is begroot. Het koersrisico komt voor rekening van het ministerie. Op basis van een in dat opzicht conservatieve raming wordt ervan uitgegaan dat het politiekorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba structureel € 8,3 mln zal kosten bij een volledige bezetting (164,3 fte).

Artikelsgewijs

Artikel 1

Een groot aantal begrippen uit dit Besluit zijn reeds gedefinieerd in de Veiligheidswet BES. Voor een definitie van de begrippen korpsbeheerder politie, openbaar lichaam en ambtenaren van politie zij dan ook verwezen naar artikel 1 van de Veiligheidswet BES.

Hoofdstuk 2 Organisatie

Artikel 2

Het begrip «aangewezen» in het tweede lid moet worden onderscheiden van benoeming (in een politierang). Dit laatste zal geschieden met toepassing van de regels bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de Veiligheidswet BES.

Het hoofd basispolitiezorg wordt door de korpsbeheerder politie aangewezen. Aangezien hij aan het hoofd staat van de basispolitiezorg in de drie openbare lichamen, is vereist dat de gezaghebbers gezamenlijk instemmen met de aanwijzing van betrokkene. De hoofden van de eenheden die binnen de basispolitiezorg kunnen worden onderscheiden, worden door de korpsbeheerder politie aangewezen na instemming van de betrokken gezaghebber.

Met de betrokkenheid van de gezaghebber bij de plaatsing van politieambtenaren in het openbaar lichaam, zoals tot uitdrukking gebracht in het tweede en derde lid, wordt er voor zorg gedragen dat hij in staat is zijn verantwoordelijkheid voor de politiezorg in het openbaar lichaam waar te maken. Verwacht wordt dat de bevoegdheid tot vervanging slechts in zeer bijzondere gevallen, mede gelet op de mogelijke rechtspositionele consequenties hiervan, zal worden uitgeoefend en wel in die gevallen waarin het evident is dat de betrokken ambtenaar werkelijk niet te handhaven is. Daarbij hoeft niet noodzakelijk aan leidinggevende functionarissen te worden gedacht; het kan bijvoorbeeld ook zijn dat een ondergeschikte politieambtenaar zich naar het oordeel van de gezaghebber door zijn optreden in de lokale gemeenschap onmogelijk heeft gemaakt. Deze bevoegdheid van de gezaghebber, ook uit hoofde van zijn functioneren als plaatselijk gezagsdrager en zijn verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde, worden zo wezenlijk geacht, dat hij hierin ook het laatste woord moet hebben en niet de korpschef of de korpsbeheerder politie. Mocht worden overgegaan tot de vervanging van een politieambtenaar, dan staat daartegen voor hem of haar beroep open op de ter zake bevoegde rechter.

Overigens dient deze afweging, indien het een ambtenaar van politie betreft die uitsluitend of in hoofdzaak is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel het verrichten van taken ten dienste van de justitie op grond van artikel 21, eerste lid, van de Veiligheidswet BES plaats te vinden door de procureur-generaal.

Artikel 3

Dit artikel regelt de inrichting van de recherche in het politiekorps. Naast de surveillancefunctie kent het politiekorps onder meer de recherchefunctie. Met recherche wordt gedoeld op de functie die zich richt op de opsporing van strafbare feiten. De opsporing van strafbare feiten door het korps – en daarmee eveneens de recherchefunctie – omvat de veel voorkomende criminaliteit, de lokaal ernstige criminaliteit en de georganiseerde criminaliteit. In het kader van de recherchefunctie wordt een groot aantal werkzaamheden uitgevoerd op diverse niveaus binnen de politieorganisatie. Deze werkzaamheden vinden niet alleen plaats binnen afdelingen die zich uitsluitend bezighouden met recherchewerk; ook in de uitoefening van de dagelijkse politiezorg worden werkzaamheden verricht die zijn gericht op de opsporing van strafbare feiten. Het begrip recherche heeft dan ook eerder betrekking op een functie dan op een bepaalde afdeling of organisatorische eenheid. Daarom is gekozen voor het wettelijke begrip recherchefunctie. In dit besluit wordt een regeling getroffen voor de aansturing, organisatie en verantwoordelijkheid met betrekking tot alle activiteiten en werkzaamheden die in verband met de recherchefunctie binnen het politiekorps worden verricht.

Eerste lid

Ten behoeve van een effectieve en rechtsstatelijke opsporing van strafbare feiten dient de recherchefunctie van een politiekorps herkenbaar te zijn ingericht. Dat wil zeggen dat de vereiste deskundigheid of specialisatie op eenduidige en heldere wijze dient te zijn ingebed in de organisatie van het politiekorps.

In het verlengde van het systeem in het Europese deel van Nederland (artikel 4 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen) is één van de leden van de korpsleiding rechtstreeks verantwoordelijk voor de aansturing van de recherche van het korps. De andere leden van de korpsleiding dienen op de hoogte te zijn van de voortgang van de zaken en de gebruikte methoden en de organisatie van de recherche.

De functionaris belast met de leiding over de recherche zorgt binnen het integrale rechercheproces en onder gezag van de recherche-officier voor de aansturing en de kwaliteit van de recherche. De verantwoordelijkheid voor de organisatie en het functioneren van de recherche berust primair bij de korpsleiding.

Tweede tot en met vijfde lid

Deze artikelleden bieden een basis voor het treffen van organisatorische, personele of materiële voorzieningen op het gebied van de tactische, technische, financiële en digitale recherche, alsmede de informatievoorziening.

Het korps beschikt over de functie tactische recherche, gericht op het verzamelen van gegevens met betrekking tot strafbare feiten en met betrekking tot personen die worden verdacht van het plegen en het in georganiseerd verband beramen van strafbare feiten. Daarnaast kan een specialisme zijn ondergebracht in een organisatorische eenheid die uitsluitend is gericht op het betreffende taakgebied, in de vorm van een afdeling of bureau. Met de woorden «beschikt, onderscheidenlijk kan beschikken» in het tweede lid wordt tot uitdrukking gebracht dat de functionaliteiten, die in dat lid worden genoemd, ofwel binnen het korps zelf moeten worden georganiseerd, ofwel buiten het korps beschikbaar moeten zijn om op de openbare lichamen te worden ingezet.

Aanvullend op de voorzieningen, genoemd in het tweede lid, kunnen andere voorzieningen worden aangewezen waarover het politiekorps beschikt ten behoeve van de uitoefening van de recherchefunctie. Nadere regels kunnen worden gegeven op het gebied van het beheer en de inrichting van, alsmede de taken en de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot deze voorzieningen.

Artikel 4 en 5

Ten aanzien van bepaalde, meer specialistische taken, die essentieel zijn voor een effectieve en rechtsstatelijke opsporing van strafbare feiten en die niet enkel en alleen zijn gericht op de openbare lichamen, maar ook op contacten dan wel inzetbaarheid daarbuiten, zijn eisen op het gebied van de organisatorische inbedding van die taken in het politiekorps noodzakelijk.

Artikel 4, eerste lid

Vanwege de gevoeligheid van de informatie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten is het van belang dat deze wordt gehouden bij afzonderlijk door de korpsbeheerder politie aangewezen ambtenaren, die functioneren binnen de algemene recherche onder verantwoordelijkheid van de recherchechef. Deze ambtenaren hebben tot taak het, ten behoeve van de recherchefunctie verwerken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 1, onderdelen k en l, van de Wet politieregisters.

Artikel 4, tweede lid

Vanwege de taakstelling van de recherche is het van essentieel belang dat in afdoende mate kan worden beschikt over ambtenaren die belast kunnen worden met observatietaken. Deze ambtenaren kunnen worden gebruikt voor het stelselmatig volgen van een persoon of het stelselmatig waarnemen van diens aanwezigheid of gedrag. Het betreft hier ambtenaren die beschikken over opsporingsbevoegdheden (artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES).

Artikel 4, derde lid

Kenmerkend voor infiltratie is dat wordt meegewerkt of deelgenomen aan een groep waarbinnen misdrijven worden beraamd of gepleegd. Er is dus een risico dat de opsporingsambtenaar strafbare feiten pleegt. De opsporingsambtenaar wordt blootgesteld aan een situatie waarbij hij of zij het risico loopt te worden besmet door het criminele milieu en zelfs gevaar kan lopen voor eigen leven, indien zijn ware identiteit bekend wordt.

Vanwege de risico’s die aan de inzet van dit middel kleven, is het noodzakelijk dat nadere eisen worden gesteld op het gebied van de kwaliteit. Dit betreft aspecten als organisatie, rechtspositie, opleiding, werving en selectie. Wat betreft de organisatie wordt in artikel 4 bepaald dat de korpsbeheerder politie er zorg voor draagt dat wordt beschikt of kan worden beschikt over ambtenaren die worden belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie.

Artikel 4, vierde en vijfde lid

Het vierde lid biedt de grondslag voor het stellen van kwaliteitseisen. De regeling van de recherchefunctie op onderdelen in dit besluit is beperkt tot de organisatie en taakstelling op hoofdlijnen. Nadere regels worden gegeven over beheer, inrichting, taken en uitvoering van de werkzaamheden van de ambtenaren als genoemd in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel.

Artikel 5

Ingevolge artikel 36a van de Wet politiegegevens (Wpg) is de Wpg van toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In deze openbare lichamen kan andere wet- en regelgeving gelden, dan in het Europese deel van Nederland. In artikel 36c van de Wpg wordt aangeven welk artikel of welke artikelen van een zogenoemde BES-wet of -regeling van toepassing is in de openbare lichamen. Voor de verwijzing in artikel 5 van het Besluit beheer politiekorps BES naar artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wpg geldt dat artikel 10 in samenhang met artikel 36c, eerste lid, onder c en d, van de Wpg dient te worden gelezen.

Artikel 6

Deze bepaling betreft de beschikbaarheid van gespecialiseerde ambtenaren, die optreden in vuurwapengevaarlijke situaties. Door de bijzondere en gerichte training die zij hebben genoten, is in de praktijk minder behoefte aan het gebruik van zwaardere vormen van geweld bij de reguliere onderdelen van het korps. Het optreden van deze gespecialiseerde ambtenaren gaat veelal gepaard met een ernstige inbreuk op grondrechten. Ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zal in voorkomende gevallen behoefte bestaan aan de inzet van dergelijke gespecialiseerde ambtenaren. Gelet op de beperkte omvang van het korps ligt het niet voor de hand dat het KPBES geheel zelfstandig over een eigen arrestatieteam beschikt. De kosten van de opleiding en training wegen niet op tegen de – naar verwachting – schaarse inzet op de drie eilanden. De formulering van het eerste lid laat de ruimte om ook op een andere wijze dan door middel van een eigen korpsonderdeel te voorzien in de inzet van een arrestatieteam, maar sluit ook niet uit dat individuele medewerkers uit het korps een training en opleiding krijgen om te worden ingezet in een arrestatieteam.

De taak en werkzaamheden van de gespecialiseerde ambtenaren die optreden in vuurwapengevaarlijke situaties zijn geregeld in het eerste lid. Bij de werkzaamheden onder c moet worden gedacht aan situaties waarin aanwijzingen zijn voor liquidatie of bevrijding. In het bepaalde onder d is vastgelegd dat de ambtenaren kunnen assisteren bij het bewaken of beveiligen van objecten. Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarin sprake is van een algemene, verhoogde of acute dreiging. Tot slot opent het bepaalde onder e de mogelijkheid om de ambtenaren werkzaamheden te laten verrichten die niet in dit artikel zijn genoemd, maar waarvoor door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie gezamenlijk toestemming is verleend. Dit kunnen uiteraard slechts werkzaamheden zijn die voortvloeien uit de taak van de in artikel 6 bedoelde ambtenaren.

De ambtenaren zullen beschikken over bijzondere bewapening, uitrusting, tactieken en technieken. De uitrusting en bewapening zijn afzonderlijk bij amvb geregeld. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de organisatie van de ambtenaren, zowel qua omvang als samenstelling.

De korpschef is er ingevolge de Ambtsinstructie politie BES verantwoordelijk voor dat de ambtenaren slechts na toestemming van het bevoegd gezag worden ingezet.

Hoofdstuk 3 Bekwaamheid en uitrusting

Artikel 8

Ingevolge artikel 5 van de Ambtsinstructie politie BES moeten ambtenaren van politie zich in een aantal gevallen legitimeren. Het is derhalve noodzakelijk dat zij zich in een aantal situaties legitimeren. Het is derhalve noodzakelijk dat zij beschikken over een politielegitimatiebewijs. Voor de uniformiteit en herkenbaarheid is het van belang dat op Bonaire, Sint Eustatius en Saba eenzelfde politielegitimatiebewijs wordt gehanteerd. Dezelfde overwegingen liggen ten grondslag aan de mogelijkheid nadere regels te stellen voor de politiehuisstijl (waaronder ook het politielogo dient te worden begrepen).

Voor wat betreft het politielegitimatiebewijs zal aansluiting worden gezocht bij de Regeling inzake de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES.

Hoofdstuk 4 Ingeslotenen

Artikel 9

Als uitgangspunt is gekozen voor een recht voor iedere ingeslotene op bepaalde, in het eerste lid genoemde, voorzieningen. Om de in het eerste lid onder d genoemde medische zorg voor ingeslotenen te verzekeren, is in het derde lid bepaald dat met artsen in het desbetreffende openbaar lichaam een regeling moet worden getroffen. Het verdient daarbij de voorkeur aan te sluiten bij bestaande eilandelijke voorzieningen.

Naast de voorzieningen, genoemd in het eerste en tweede lid, is bepaald dat de korpsbeheerder politie een standaardregeling moet treffen met betrekking tot enkele andere onderwerpen die de zorg voor ingeslotenen betreffen. Daarmee wordt het schemergebied van het verlenen of weigeren van gunsten verkleind en tevens de mogelijkheid van een verschillende behandeling van ingeslotenen per persoon of per politiecelcomplex verkleind. De op grond van het vierde lid getroffen regeling zal in overeenstemming moeten zijn met de bepalingen die bij of krachtens de wet zijn vastgesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het Wetboek van Strafvordering BES. Het vijfde lid laat ruimte voor een centrale regeling waarin eisen worden gesteld voor de bouw en inrichting van politiecellen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het ligt daarbij voor de hand rekening te houden met de Caribische omstandigheden. Het zonder meer van toepassing verklaren van de Nederlandse regelgeving ligt niet zonder meer voor de hand mede gelet op de klimatologische omstandigheden. Wel zal daarbij rekening moeten worden gehouden met het advies van het Europese Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van de Raad van Europa (CPT) van december 2007 alsmede de naar aanleiding daarvan opgestelde «rapportages betreffende de implementatie en uitvoering van de te nemen verbeteringen na bezoek CPT aan de Nederlandse Antillen en Aruba in juni 2007» (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 IV, nr. 34 en Kamerstukken II 2009/10, 31 568, nr. 55).

Het in het zesde lid bepaalde hangt samen met aanbevelingen die de Nationale ombudsman in Nederland in het verleden heeft gedaan. Bij ministeriële regeling worden de gegevens aangewezen die van ingeslotenen worden geregistreerd. Het ligt daarbij voor de hand aan te sluiten bij de reeds bestaande Nederlandse regelgeving. Die regeling schrijft voor dat ten minste de volgende gegevens worden geregistreerd: volledige personalia en aliassen; geboortegegevens, nationaliteit en spreektaal; adresgegevens, telefoonnummers; de reden van insluiten; datum en tijdstip van aanvang en einde van insluiting; plaats van insluiting; diëet of voedselbeperking op medische of levensbeschouwelijke gronden; medicijngebruik en verstrekking van medicijnen; de tijdstippen van het verstrekken van maaltijden, het luchten en het douchen of wassen en het tijdstip van controle tijdens nachtelijke uren.

Gelet op het belang om sterfgevallen in politiecellen te voorkomen, zal ingevolge het zevende lid van elk overlijden of elke poging tot zelfdoding een rapport moeten worden opgemaakt dat aan ons wordt toegezonden. Wij verwachten daardoor een inzicht te krijgen in de oorzaken zodat, indien noodzakelijk, maatregelen kunnen worden getroffen. Deze maatregelen zullen deel uitmaken van een integraal beleid met betrekking tot de zorg voor ingeslotenen.

Ten overvloede wordt benadrukt dat de bepalingen met betrekking tot ingeslotenen steeds van toepassing zijn ongeacht de wijze waarop door de korpsbeheerder politie wordt voorzien in de benodigde capaciteit aan politiecellen.

Artikel 10

Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de leiding van het politiecellencomplex is noodzakelijk omdat anders ten aanzien van de organisatie van de bewaking en de personele organisatie in politiecellencomplexen per complex verschillen kunnen bestaan. Het is daarom van belang dat er één persoon per complex verantwoordelijk is voor de gang van zaken in dat complex. Met name in crisissituaties zal duidelijk moeten zijn wie de verantwoording draagt voor bijzonder optreden en de gevolgen daarvan.

In het eerste lid is gekozen voor de term «ambtenaar», zodat ook een ambtenaar die geen ambtenaar van politie is, kan worden belast met de leiding. Te denken valt bijvoorbeeld aan ambtenaren van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dit laat onverlet dat in verband met de bijzondere dwangmiddelen die kunnen worden toegepast in een politiecellencomplex, functionarissen beschikbaar moeten zijn die dwangmiddelen mogen toepassen. Het fouilleren en in bewaring nemen van goederen mag niet door beveiligingspersoneel geschieden, omdat het gaat om een inbreuk op grondrechten.

Voor zover particulieren of particuliere bewakingsdiensten worden ingezet voor de bewaking en verzorging van arrestanten dient de korpsbeheerder politie ingevolge het tweede lid een regeling te treffen die overeenkomt de relevante bepalingen uit de Ambtsinstructie politie BES zoals die geldt voor ambtenaren van politie en de Koninklijke marechaussee.

Het derde lid maakt het mogelijk centraal bekwaamheidseisen voor deze personen vast te stellen.

Artikel 11

Op 26 januari 1999 is de motie-Halsema (Kamerstukken II 1998/99, 26 200 hoofdstukken VI en VII, nr. 28) aangenomen, waarin de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verzocht ervoor zorg te dragen dat in elke Nederlandse politieregio een commissie van toezicht op de politiecellen wordt ingesteld. Met het opnemen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het Nederlandse staatsbestel ligt het in de rede ook voor het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor te schrijven dat een dergelijke commissie van toezicht wordt ingesteld. Vanwege de schaalgrootte van de eilanden is ervoor gekozen de in de Veiligheidswet BES voorgeschreven klachtencommissie (artikel 16, tweede lid, onder a) te belasten met deze toezichthoudende taak. Deze toezichthoudende taak is vanzelfsprekend van een andere orde dan de toezichthoudende taak van de door de korpsbeheerder politie aangewezen ambtenaar die op grond van artikel 10 wordt belast met de leiding van het politiecellencomplex en het toezicht op de ingeslotenen. Deze ambtenaar is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in het politiecellencomplex. De leden van de commissies zullen zich daarentegen niet dagelijks in een politiecellencomplex bevinden, tenzij zij wegens omstandigheden zelf ingeslotene zijn. Denkbaar is dat door de commissieleden een aantal malen per jaar een onaangekondigd bezoek aan een politiecellencomplex zal worden gebracht. De frequentie van dergelijke bezoeken zal uiteraard mede worden bepaald door de geringe schaal van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het aantal politiecellen op de drie eilanden.

Onder de in het eerste lid, onder c, vermelde «aangelegenheden betreffende de politiecellencomplexen» wordt onder meer verstaan de verzorging en bejegening van ingeslotenen.

Hoofdstuk 5 Informatie over het beheer

Artikel 12

Artikel 12 betreft de informatievoorziening door de korpsbeheerder politie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie. In aansluiting op de in het Europese deel van Nederland bestaande verhouding Rijk-regio zijn de korpsbeheerder politie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op rijksniveau de aanspreekpunten waar het gaat om beheersmatige aangelegenheden.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven