Besluit van 26 mei 2009 tot wijziging van het Tijdelijk besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordacht van Onze Minister van Justitie van 17 april 2009; directie Wetgeving, nr. 5596207/09/6;

Gelet op artikel 7 van de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 29 april 2009, nr. W03.09.0136/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 18 mei 2009, directie Wetgeving, nr. 5600731/09/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Tijdelijk besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Raad:

de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming;

b. wet:

de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming;

c. sectievoorzitter:

de voorzitter van een sectie, als bedoeld in artikel 11 van de wet;

d. bestuur:

het bestuur van de Raad, bestaande uit de voorzitter, de sectievoorzitters en de voorzitter van de rechtspraakkamer van de Raad;

e. preadviescommissie:

commissie belast met de voorbereiding van de adviezen van de Raad;

f. beroepscommissie:

commissie aan wie de rechtsprekende taak van de Raad is opgedragen;

g. vergadering:

plenaire vergadering van de Raad, vergadering van het bestuur, vergadering van een sectie, de vergadering van een preadviescommissie, de vergadering van de rechtspraakkamer en de vergadering van een beroepscommissie.

B

Artikel 3 komt te luiden als volgt:

Artikel 3

  • 1. De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur, een sectie, een beroepscommissie en een rechtspraakkamer ontvangen een vergoeding per vergadering van 2,75% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 2. De algemeen voorzitter, de sectievoorzitter, de voorzitter van een beroepscommissie en de voorzitter van een rechtspraakkamer, ontvangen een vergoeding per vergadering van 130% van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid.

C

Artikel 4 komt te luiden als volgt:

Artikel 4

  • 1. De leden en plaatsvervangende leden van een preadviescommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van 2,25% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 2. De voorzitter van de preadviescommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van 130% van de hoogte van de vergoeding bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De voorzitter en de leden van de preadviescommissie die een bezoek afleggen aan een plaats waar een vrijheidsstraf, vrijheidsbeperkende straf, vrijheidsbenemende maatregel of vrijheidsbeperkende maatregel ten wordt uitvoer gelegd, ontvangt per bezoek een vergoeding van gelijke hoogte als in artikel 3.

D

Artikel 5 komt te luiden als volgt:

De leden ontvangen een vergoeding per bijeenkomst van 2% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor het deelnemen aan overige bijeenkomsten die verband houden met de uitoefening van de taken van de Raad.

E

Artikel 6 komt te luiden als volgt:

  • 1. De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een beroepscommissie, ontvangen een vergoeding per zitting. De vergoeding is van gelijke hoogte als de vergoeding die ingevolge artikel 38, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt toegekend.

  • 2. Bij de afdoening van beroepszaken in een uitsluitend schriftelijke procedure wordt voor de afdoening van 15 beroepszaken een vergoeding toegekend van gelijke hoogte als de vergoeding voor één zitting als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij de behandeling van verzoeken tot schorsing wordt voor de behandeling van 20 schorsingsverzoeken een vergoeding toegekend van gelijke hoogte, als de vergoeding voor één zitting als bedoeld in het eerste lid.

F

Na artikel 7 wordt een nieuw artikel 7a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 7a

De artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van de werkzaamheden van personen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet.

G

In artikel 10 wordt «Tijdelijk besluit» vervangen door: Besluit.

H

De artikelen 7a tot en met 10 worden genummerd 8 tot en met 11.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 26 mei 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de vierde juni 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van het Tijdelijk besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (hierna: Tijdelijk besluit). Het Tijdelijk besluit heeft in navolging van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (hierna: Tijdelijke wet) een tijdelijk karakter gekregen. Als gevolg van de in de Tijdelijke wet opgenomen horizonbepaling zou deze wet aanvankelijk vier jaar na de inwerkingtreding op 1 april 2001 komen te vervallen. Om te voorkomen dat deze Tijdelijke wet zou komen te vervallen voordat de definitieve taken van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (hierna: de Raad) vastgesteld konden worden, is de duur van de Tijdelijke wet verlengd tot 1 oktober 2006 (Stb. 2006, 161). Bij wet van 14 september 2006 tot wijziging van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Stb. 2006, 420) zijn de definitieve taken van de Raad vastgesteld. In navolging daarvan wordt ook het Tijdelijk besluit gewijzigd en krijgt ook dit een definitief karakter. De wijzigingen houden verband met het vervallen van de toezichttaak door de bezoekcommissie als gevolg van de wijziging van de Tijdelijke wet. Het besluit bevat daarnaast aanpassingen die verband houden met de organisatie en werkzaamheden van de Raad. Tenslotte houdt het besluit een wijziging in van de hoogte van vergoedingen die aan de leden van de Raad worden toegekend in verband met enkele commissiewerkzaamheden en overige activiteiten voortvloeiend uit de taken van de Raad.

Voor de hoogte van de vergoedingen is aansluiting gezocht bij het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies (Stb. 2009, 50). Voor de hoogte van de vergoedingen in het verband van de rechtsprekende taken is aansluiting gezocht bij het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Doordat, in overeenstemming met het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies, voor de hoogte van de vergoedingen direct wordt verwezen naar het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, respectievelijk het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, kan met wijzigingen in de hoogte van de daar genoemde vergoedingen gelijke tred worden gehouden. De mogelijkheid om de bedragen bij ministeriële regeling te wijzigen, komt daarmee te vervallen.

Bij de totstandkoming van het onderhavige wijzigingsbesluit werd de Raad geconsulteerd. Het ACTAL heeft aangegeven naar aanleiding van het besluit geen advies te zullen uitbrengen.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

De wijzigingen in artikel 1 zijn hoofdzakelijk redactioneel van aard. In verband met het vervallen van de wettelijke toezichttaak door de Raad is onderdeel e van artikel 1, zoals het voorheen luidde en waarin een omschrijving werd gegeven van de bezoekcommissie, komen te vervallen.

Het opnemen van verdere begripsomschrijvingen heeft geleid tot een andere redactie van artikel 1. Nieuw zijn de omschrijvingen van de sectievoorzitter en het bestuur. De definitie van vergadering werd aangepast om een nader onderscheid te kunnen maken tussen de vergaderingen van de verschillende organen die van de Raad deel uit maken. Daarmee kan worden onderscheiden tussen vergoedingen die worden uitgekeerd in verband met de plenaire vergaderingen van de Raad, de vergaderingen van het bestuur, een sectie, de rechtspraakkamer of een beroepscommissie enerzijds, en vergaderingen van andere commissies anderzijds. Voor het bijwonen van vergaderingen van commissies die ingevolge artikel 11 van de wet uit het midden van de Raad kunnen worden ingesteld en waaraan de in de wet genoemde taken kunnen worden opgedragen, wordt een lagere vergoeding toegekend. Tot deze commissies behoren onder meer de preadviescommissies.

B

In artikel 3 zijn de vergoedingen geregeld die verband houden met de plenaire vergaderingen van de Raad, vergaderingen van het bestuur, een sectie of de rechtspraakkamer. Hieraan is toegevoegd een vergoeding voor deelneming van de voorzitter en leden van de beroepscommissies aan periodieke vergaderingen van deze commissies. Deze vergaderingen strekken tot beleidsmatige afstemming tussen de verschillende beroepscommissies. De voorgestelde vergoedingen in dit verband zijn van gelijke hoogte als de vergoeding voor de overige in artikel 3 genoemde vergaderingen.

C

Artikel 4 ziet op de vergoedingen in verband met de vergaderingen van de preadviescommissies. Van de gelegenheid die dit wijzigingsbesluit biedt, wordt gebruik gemaakt om het in de praktijk als te groot ervaren verschil tussen de vergoedingen ingevolge artikel 3 en de vergoedingen ingevolge artikel 4 te verkleinen.

Met het voorgestelde artikel 4, derde lid, wordt een grondslag gecreëerd voor de vergoedingen voor de werkzaamheden van een preadviescommissie die verband houden met het afleggen van bezoeken aan een plaats waar een vrijheidsstraf, vrijheidsbeperkende straf, vrijheidsbenemende maatregel of vrijheidsbeperkende maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de wet hebben de leden van de Raad te allen tijde toegang tot deze plaatsen. Deze worden bezocht in het kader van de adviestaak (Kamerstukken II 2004/05, 30 161, nr. 3, p. 9). Deze bezoeken gaan in het algemeen gepaard met een gelijke werkbelasting wat betreft de duur en voorbereiding als de werkzaamheden in verband met de in artikel 3 genoemde vergaderingen. Om die reden is voor de hoogte van de vergoedingen daarbij aansluiting gezocht.

D

Met dit onderdeel wordt in artikel 5 een basis gelegd voor vergoeding aan de leden voor werkzaamheden verband houdend met deelneming aan overige bijeenkomsten dan de in de artikelen 3 en 4 bedoelde vergaderingen en de in de artikel 7 (nieuw) bedoelde zittingen. Tot deze overige bijeenkomsten kunnen bij voorbeeld worden gerekend (de voorbereiding van) overleg met de dienstonderdelen van het Ministerie van Justitie, het verzorgen van presentaties en deelname aan gespreksfora bij congressen.

E

In artikel 6, eerste lid, wordt voor de hoogte van de vergoeding die wordt toegekend in verband met de rechtsprekende taak aansluiting gezocht bij de hoogte van de vergoedingen die worden toegekend per zitting aan een raadsheer-plaatsvervanger. Met het besluit wordt daartoe verwezen naar het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren. In artikel 6, tweede en derde lid, wordt een basis neergelegd voor een vergoeding in verband met de afdoening buiten zitting en de afdoening van verzoeken tot schorsing van de tenuitvoerlegging van uitspraken van de beklagcommissie, zoals bedoeld in bijvoorbeeld de artikelen 66, eerste lid, en 70, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet, de artikelen 71, eerste lid, en 75, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de artikelen 64, eerste lid, en 67, vierde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. In de praktijk wordt als maatstaf gehanteerd dat voor 15 zaken die zonder zitting worden afgedaan, en voor de behandeling van 20 schorsingsverzoeken, vergoedingen worden toegekend van eenzelfde hoogte als voor één zitting van de rechtspraakkamer.

F

In artikel 14 van de wet wordt voorzien in bijstand aan de Raad bij de vervulling van zijn taken, door niet door Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren. Met een nieuw artikel 8 (nieuw) wordt buiten twijfel gesteld dat de vergoedingen die ingevolge het besluit worden toegekend aan de leden van de Raad, ook gelden voor deze niet-ambtenaren, voor zover zij deelnemen aan de in het besluit aangeduide werkzaamheden van de Raad.

G

Door schrapping van het woord «Tijdelijk» in artikel 11 (nieuw) wordt een definitief Besluit vergoedingen raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming tot stand gebracht.

H

De wijziging in onderdeel H is van redactionele aard. Het besluit wordt hiermee van een doorlopende nummering voorzien. Het ingevoegde artikel 7a worden dientengevolge genummerd als artikel 8. In de toelichting wordt telkens verwezen naar de artikelen in de uiteindelijke nummering.

Artikel II

In verband met de samenhang van de praktijk van vergoedingen aan de leden van de Raad met de begrotingscyclus heeft het onderhavige besluit terugwerkende kracht tot de aanvang van het nieuwe begrotingsjaar op 1 januari 2009.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven