3. Voor benoeming als lid of
plaatsvervangend lid komen niet in
aanmerking:
a. ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de
verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de
tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende
straffen of maatregelen;
b. personen,
werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister, indien hun
onafhankelijkheid of onpartijdigheid hetzij door hun positie, hetzij
door de aard van hun werkzaamheden in het geding zou kunnen
komen;
c. bestuursleden, leden van een
raad van toezicht, medewerkers of personeelsleden van een door Onze
Minister gesubsidieerde instelling die werkzaam is op het terrein van
de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende
straffen of maatregelen;
d. bestuursleden, leden van een raad van toezicht,
medewerkers of personeelsleden van een stichting als bedoeld in artikel
1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, bij de uitvoering van de taken,
bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet op de
jeugdzorg;
e. personen die werkzaam
zijn bij of deel uitmaken van een instantie die toezicht houdt op de
tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende
straffen of maatregelen of op de taken, bedoeld in artikel 10, eerste
lid, onderdelen c en d, van de Wet op de jeugdzorg;
f. personen tegen wie bezwaren bestaan voor wat
betreft de vervulling van de functie, die blijken uit de
justitiële gegevens, bedoeld in het Besluit justitiële
gegevens, of uit de politieregisters, bedoeld in artikel 1, onder c,
van de Wet politieregisters; de bezwaren hebben betrekking op het
vertrouwelijk karakter van de functie alsmede de aan de functie
verbonden
bevoegdheden.