Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2015
Met deze brief informeer ik uw Kamer over een beleidswijziging ten aanzien van lesbische,
homoseksuele, biseksuele en transgender (lhbt) asielzoekers afkomstig uit de Russische
Federatie. Aanleiding voor deze beleidswijziging is het recent verschenen ambtsbericht
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het ambtsbericht beslaat de periode van
juli 2014 tot en met juli 2015.
Tijdens het verslag algemeen overleg met uw Kamer op 2 juli jl. (Handelingen II 2014/15,
nr. 104, item 5) heb ik uw Kamer toegezegd om na het verschijnen van het algemeen ambtsbericht over
de Russische Federatie nader in te gaan op de vraag of Russische lhbt’s zouden moeten
worden benoemd tot speciale groep in het landenbeleid. Tevens heb ik toegezegd om
het vestigingsalternatief voor Russische lhbt’s nader te bezien.
Het ambtsbericht stelt dat het klimaat voor leden van de lhbt-gemeenschap in Rusland
niet is verbeterd ten opzichte van de vorige verslagperiode. Door het in werking treden
op 1 juli 2013 van de federale wet, die het propageren van niet-traditionele seksuele
relaties onder minderjarigen verbiedt, zijn de antihomo sentimenten onder de bevolking
verder aangewakkerd. Ook verschaft de wet in de praktijk radicale groeperingen een
vrijbrief om lhbt’s aan te vallen, te intimideren of te discrimineren, aangezien autoriteiten
nauwelijks optreden tegen uitingen van geweld en intimidatie jegens lhbt’s.
Niet alleen is de situatie niet verbeterd, er vinden, aldus een vertrouwelijke bron
die in het ambtsbericht wordt geciteerd, ook steeds meer aanvallen op lhbt’s plaats.
Er zouden zich overal in het land homofobe groeperingen en individuen bevinden en
actief zijn. Ook de media dragen bij aan een homofoob klimaat. Tevens worden lhbt’s
bedreigd via internet. Het Russisch onderzoekscentrum SOVA gaf aan dat het aantal
aanvallen op lhbt’s in 2014 was afgenomen. Dit zou echter deels samenhangen met het
feit dat er minder openbare orde acties door lhbt’s worden georganiseerd. Het toegenomen
aantal aanvallen dat eerder werd genoemd op basis van een vertrouwelijke bron lijkt
dan eerder te maken te hebben met individueel gerichte aanvallen.
Ook staat, anders dan in het vorige ambtsbericht, niet vermeld dat de stigmatisering
en sociale buitensluiting van lhbt’s in de Russische regio’s en plattelandsdelen over
het algemeen erger zijn dan in de grotere Russische steden zoals Moskou en Sint-Petersburg.
Zoals bij uw Kamer bekend (Kamerstuk 19 637, nr. 1880), werd het asielbeleid ten aanzien van lhbt’s afkomstig uit de Russische Federatie
in augustus 2014 versoepeld. Die versoepeling hield in dat van Russische lhbt’s, die
aannemelijk maken dat zij in de Russische Federatie een gegronde vrees hebben voor
vervolging of schending van artikel 3 EVRM, niet langer verwacht wordt dat ze, voorafgaand
aan hun vertrek, bescherming bij de Russische autoriteiten vragen. De informatie in
het ambtsbericht gaf destijds geen aanleiding tot een verdergaande beleidswijziging.
De beschrijving in het nieuwe ambtsbericht heeft ertoe geleid dat ik heb besloten
om lhbt’s aan te wijzen als risicogroep. De vreemdeling die behoort tot een bevolkingsgroep
die in het landgebonden beleid is aangewezen als een risicogroep kan al met geringe
indicaties aannemelijk maken dat hij op grond van de gestelde problemen vreest voor
vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
De gestelde vrees voor vervolging zal wel nog steeds met individuele feiten en omstandigheden
aannemelijk gemaakt moeten worden.
Voorts zal er, nu er in het ambtsbericht niet langer sprake is van een verschil tussen
de Russische regio’s en plattelandsdelen enerzijds en grotere Russische steden anderzijds,
uiterst terughoudend worden omgegaan met het tegenwerpen van een vestigingsalternatief.
Voor het overige geeft de informatie in het ambtsbericht geen aanleiding om het beleid
ten aanzien van Russische vreemdelingen te wijzigen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff