Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 30, item 16 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 30, item 16 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 ( 34300-VI ).
De voorzitter:
Voordat ik de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het woord geef, geef ik het woord aan mevrouw Keijzer voor een punt van orde.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Een punt van orde of meteen een vraag aan de staatssecretaris. In de prognoses voor volgend jaar is het aantal asielzoekers op 58.000 gezet. Het enige budget dat daar in de begroting tegenover staat, is 60 miljoen erbij voor de IND. Op zichzelf is dat genoeg, maar als je vervolgens op geen enkele manier alle andere kosten op welke plek dan ook in de rijksbegroting bijraamt, is alles wat de staatssecretaris heeft gezegd over asiel en migratie gebaseerd op financieel drijfzand. Dan gaat het om honderden miljoenen voor opvang, onderwijs, zorg, politie en noem maar op.
De voorzitter:
Volgens mij hebt u deze vraag gisteren ook in eerste termijn gesteld. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris deze vraag ook gaat beantwoorden.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Zeker! Dat is het eerste blok na mijn inleiding.
De voorzitter:
Dan zullen wij de staatssecretaris eerst in de gelegenheid stellen om zijn inleiding te houden, waarna hij direct naar de financiën zal overgaan, net als de minister dat eerder vandaag heeft gedaan.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dan heb ik toch een vraag.
De voorzitter:
Nee, nee, want dit was een punt van orde. Ik ga nu de staatssecretaris eerst de kans geven. Hij heeft hier gisteren zeven uur zitten luisteren. Nu geven wij hem de kans om een inleiding te houden en daarna mag u hem weer opnieuw vragen stellen.
Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Mevrouw de voorzitter. Ik heb gisteren inderdaad met veel belangstelling geluisterd naar de inbreng en de vragen van de Kamer. Wij hebben ze ook schriftelijk beantwoord, maar er zijn zeker vragen en antwoorden waarover ik graag nader van gedachten wil wisselen. Een daarvan is de vraag die mevrouw Keijzer zojuist opwierp. Ik zal kort iets zeggen over de periode waarin we nu zitten en die niet echt gebruikelijk is. Ik zal ook ingaan op wat ons nog te wachten staat en wat dit allemaal betekent. Daarna zal ik de vragen in een aantal blokken beantwoorden.
Sinds half augustus worden wij geconfronteerd met een historisch hoge instroom van asielzoekers. Niet alleen Nederland ziet een flinke sprong, maar heel Europa. In heel Europa zien we dat het alle ramingen en verwachtingen te boven is gegaan. Het aantal op zichzelf vraagt al veel van al onze medewerkers en zeker ook van gemeenten en provincies, maar vooral het feit dat het in één keer zo snel komt en zo geconcentreerd is in de tweede helft van het jaar stelt ons voor grote opgaven. Des te groter is de prestatie die op dit moment geleverd wordt door de mensen in het land, die hard werken om de instroom veilig en gecontroleerd te laten verlopen. Dat zijn de mensen van het COA die elke dag weer moeten zorgen dat er genoeg bedden zijn. Het zijn ook de mensen van de IND die hard hun best doen om scherp te controleren of iemand hier ook echt recht heeft op verblijf. Of het zijn de mensen van de Dienst Terugkeer en Vertrek, die helpen bij vertrek als mensen te horen hebben gekregen dat zij geen recht op verblijf hebben en het zijn de politiemensen die iedereen registreren en identificeren, een zaak waar de Kamer maar zeker ook het kabinet groot belang aan hecht. Ook noem ik de mannen en vrouwen van de marechaussee en van Defensie die onze grenzen bewaken en steviger controleren. Dat is op het rijksniveau.
Daarnaast zijn er in gemeenten en provincies veel mensen hard aan het werk om te zorgen voor nieuwe plekken en voor een ordelijk verloop op de plekken die er al zijn. Het zijn allemaal geen vanzelfsprekendheden. We zien ook heel veel vrijwilligers in het land die zich aanmelden. Vluchtelingenwerk meldde vandaag 10.000 aanmeldingen in de afgelopen twee maanden, waardoor zij hun vrijwilligersbestand meer dan verdubbeld hebben.
De hoge instroom vraagt ook veel van alle Nederlanders, die dit niet per se als hun taak hebben om het in goede banen te leiden, maar als inwoner van dit land zien dat dit op ons afkomt en vragen daarover stellen. In mijn ogen zijn dit niet twee groepen Nederlanders. Het zijn twee gedachten die in velen van ons huizen, ook bij degenen die zich als vrijwilliger aanmelden voor een asielzoekerscentrum. Helpen? Ja, maar je kunt niet de hele wereld binnenhalen. Hoe zoek je die balans en hoe zorg je voor sobere en fatsoenlijke opvang? Hoe leidt je dat in goede banen, maar laat je ook zien dat we die zorg niet alleen op korte termijn serieus nemen in begeleidende maatregelen bij een asielzoekerscentrum, maar ook op langere termijn door andere oplossingen te verzinnen voor deze vluchtelingenstroom. Als je in de buurt een asielzoekerscentrum krijgt, begrijp ik het dat het toch tot vragen leidt. Je hebt er niet om gevraagd en, heel eerlijk gezegd, je wordt er zelf niet een-twee-drie beter van, maar je hebt wel 500 nieuwe buren. Dat doen we natuurlijk omdat we als land de humanitaire plicht hebben om te zorgen dat mensen die voor onveiligheid, oorlog, vervolging en mensenrechtenschendingen op de vlucht moeten een veilige plek kunnen vinden. Maar ik snap ook dat mensen als ze bereid zijn dit te accepteren de boodschap hebben: oké, we snappen dat dit moet, we snappen dat we niet alleen op de wereld zijn, maar dan vragen we ook van het kabinet om ons te begrijpen dat het niet ongebreideld zo door kan gaan en dat we niet heel de wereld in Nederland kunnen opvangen. Daarom voelt het kabinet ook zeker de plicht en de schone taak om, ook in Europees verband, te werken aan het indammen van de instroom en aan het vinden van alternatieven die mensen wel veiligheid bieden, maar niet allemaal hier.
Ik heb uw Kamer ook waardering horen uitspreken voor de mensen die dat in het veld moeten doen. Dat doet hen, zeg ik namens hen maar even, ongetwijfeld ook goed. Want er wordt veel gedaan. We hebben tot nu toe kunnen zorgen dat iedereen een bed heeft en niet 's nachts buiten slaapt, maar we zitten wel in een situatie waarin elk van die oplossingen, hoe fijn ook, toch ook weer tot zorgen en vragen leidt, ook bij de Kamer. Daarvoor heb ik ook begrip.
Crisisopvang, wanneer een gemeente zegt: deze sporthal kunt u voor drie, vier dagen gebruiken, is op dat moment prachtig. Dat betekent dat mensen binnen slapen. Maar op termijn, structureel van crisisopvang naar crisisopvang, is dat op zijn zachtst gezegd niet ideaal. Ook de gemeente die dat twee keer heeft gedaan denkt: ja, ik heb nu al twee keer bijgedragen, het is wel een keer klaar hier. Maar als je naar de hele opgave kijkt, betekent zo'n grote inzet van twee keer een week natuurlijk toch maar twee weken verlichting voor een beperkt deel van de instroom.
We hebben er dus alle belang bij om samen met de gemeenten te komen tot een structurele oplossing. Ik kan natuurlijk ook op heel veel plekken in het land grote centra als Heumensoord opzetten. Dat is voor mij logistiek heel prettig, dat is voor mijn opvangproblemen prettig, maar dat ziet ook niet iedereen in het land zitten en daar hebben wij ook begrip voor.
Er zijn dus voortdurend dilemma's over de schaalgrootte. Liever op kleine schaal, maar de optelsom moet kloppen, want iedereen moet wel een bed hebben. We moeten dus schipperen en naast het van dag tot dag regelen van opvang tegelijkertijd ook zorgen voor structurele verbeteringen, zodat we niet tot in lengte van jaren hier op dezelfde manier de opvang regelen en crisisopvang moeten gebruiken.
Ik zie dus ook geen reden, ook niet als de instroom lager wordt, mocht er nog een winterdip komen, om gas terug te nemen in de organisatie. De instroom blijft waarschijnlijk de komende tijd hoog. Het indammen daarvan is niet in een paar weken gebeurd. We moeten er dus naast opvang per dag ook aan werken dat de kwaliteit verbetert en dat de opvang in rustiger vaarwater komt, met minder vaak kortetermijnoplossingen waarvoor je toch hele buurten overhoop moet halen.
Dat indammen lukt niet in een paar weken, zei ik al. Dat heeft er vooral mee te maken dat de oplossing niet op de Nederlandse maar op de Europese tafel ligt en ook daarbuiten. Europa heeft veel goede kanten, maar het is niet het meest snelle besluitvormingsmechanisme dat de mensheid ooit heeft ingesteld. Er zijn stappen gezet, zoals opvang in de regio. Als je kijkt naar wat er zondag op tafel ligt en wat ook met Turkije wordt besproken, is dat iets wat een tijd geleden in Europa wellicht nog ondenkbaar was. Ik zou ook liever willen dat het nog sneller ging met de hot spots, na de vergadering die ik dan weer heb. Ik vind mijn collega's fijn, maar ik heb liever een vergadering minder en sneller een praktisch resultaat.
Ik heb niet de indruk dat het aan ons ligt. Onze vrouwen en mannen, die namens Nederland werken in Brussel en in de hoofdsteden van Europa, werken keihard aan oplossingen. Er zijn tegenstrijdige belangen onder de Europese lidstaten. Die moeten wij verenigen. Het ligt niet aan onze creativiteit als Nederland, maar ik kan het ook niet mooier maken dan het is. We moeten nog even doorbijten. Ik zie dat het nu lukt, ik zie verbeteringen en ik heb er ook vertrouwen in dat het de komende tijd nog beter kan gaan.
Tot zover mijn inleiding. Dan zou ik nu aan de blokjes komen. Ik weet niet of u wilt dat ik ze eerst nog benoem, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, het is wel fijn als u ze benoemt.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik begin zoals gezegd met de ramingen en de prognose voor de instroom over 2016 en met de financiële kanten. Dan wil ik het hebben over het Europese toneel voor de herverdeling van asielzoekers, over oplossingen met derde landen en veilige landen van herkomst. Vervolgens kom ik bij de opvang in Nederland, gevolgd door een blokje over criminaliteit en asiel, die meestal niet samengaan maar in de gevallen waarin dat zo is stevig moeten worden aangepakt. Tot slot kom ik bij reguliere vormen van migratie.
Zoals ik zei, zijn de ontwikkelingen rond de asielinstroom de afgelopen maanden stormachtig geweest. Sinds augustus hebben we een erg scherpe stijging gezien. Afgelopen vrijdag heb ik de Kamer bericht dat we voor 2016 uitgaan van 58.000 asielzoekers. Dat is een getal dat niet ver af zal staan van de totale instroom van dit jaar.
Nu is zo'n raming natuurlijk altijd betwistbaar en kunnen we daarover discussiëren. Dat zullen we ook doen. Mevrouw Keijzer wees op de Europese raming dat we bij ongewijzigd beleid 3 miljoen mensen kunnen verwelkomen. Mevrouw Keijzer achtte het reëel dat Nederland er daarvan 90.000 zou krijgen. Die prognose van de Commissie vond ik vooral een signaal om de lidstaten aan te sporen om het beleid juist niet ongewijzigd te laten. Dat doet Nederland ook niet. We moeten handelen om ervoor te zorgen dat die instroom naar Europa niet op dat aantal uitkomt. Zo zijn er meerdere ramingen die vooral gebaseerd zijn op "als we dit wel doen" of "als we dat niet doen" en "als er niks verandert". De prognose is moeilijk te maken, omdat we niet, zoals begin jaren negentig, instroom hebben als gevolg van één brandhaard, redelijk dicht in de buurt, op het Europees continent, waarbij we heel actief hands-on bezig waren een oplossing te zoeken en waar er een voorspelbare stroom was. Er zijn nu ontwikkelingen in het Midden-Oosten en in Afrika. Die hebben allemaal veel invloed, zijn moeilijk voorspelbaar, moeilijk beheersbaar en kunnen allemaal leiden tot een hoge instroom.
Daartegenover staan dan weer ontwikkelingen die we zelf meer in de hand hebben en maatregelen die we, ook in de EU, nemen om de asielinstroom in Nederland te beperken. Ik noemde al eerder het gesprek met Turkije dat voor zondag gepland staat. Als dat resultaten oplevert voor goede afspraken met Turkije als hoofd opvang voor de regio en als de stroom van Turkije naar Griekenland dan stopt, dan heeft dat een enorme impact op onze instroomcijfers van volgend jaar. Dan zou je weer lager kunnen uitkomen dan deze raming. Het is dus allemaal vrij lastig. In de raming hebben we rekening gehouden met de twee tegengestelde tendensen die ik nu noem. We hebben de raming van 58.000 als basis voor de begroting genomen. Daarmee doorwerkend heeft die natuurlijk invloed op een hele reeks maatregelen. IND en Nidos werden al genoemd. Per brief hebben we nu geregeld dat die operationeel vooruit kunnen. Binnenkort krijgt de Kamer in de Najaarsnota een meerjarig overzicht van de extra opvangkosten die voortkomen uit de asielinstroom. De bestaande afspraak is dat de kosten van het eerste jaar opvang uit de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking komen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
In de vrijdagbrief lazen wij een anticipatie op die 58.000: 50 miljoen voor de IND en 10 miljoen voor Nidos. De staatssecretaris verwijst naar de Najaarsnota, maar we bespreken nu met hem de begroting. Daar valt ook het COA onder. Dat doet weliswaar niet de eerste opvang, maar wel de rest. Als we de cijfers van dit jaar en van volgend jaar vergelijken, zie ik in de begroting een gat van 500 miljoen, terwijl we uitgaan van ongeveer dezelfde instroomcijfers. Ik vind het toch nuttig om in ieder geval een indicatie van de staatssecretaris te krijgen of dat gat bij de Najaarsnota gedicht gaat worden.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik snap die vraag en ik snap ook de kwalificaties als "gat", "drijfzand" of "risico". Als we nu zeker wisten dat we een bepaalde opdracht hadden en we hadden te weinig geld, als we zeker zouden weten dat we niet meer dan een bepaald bedrag hadden en de opdracht zou zeker groter worden, dan hadden we echt een gat. Het formaat van die opdracht kunnen we ramen, maar niet in steen beitelen. Daarnaast hecht ik er wel aan dat ook in de brief van afgelopen vrijdag … Ik kondigde de Najaarsnota aan. Die noemde ik niet voor niks. Daar zal niet niks in staan. Daarin zullen we inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn voor de begrotingen van de departementen. Maar we hebben ook gezegd dat we bij de Voorjaarsnota gaan checken of de raming bijgesteld moet worden op basis van de instroom die we tot dan toe hebben gezien en de effecten die we zien. Dan gaan we handelen naar de ramingen die we dan realistisch achten. Dat betekent niet dat we blind waren voor de organisatie. Dat vind ik misschien wel het belangrijkste. We hebben IND en Nidos juist nu al gedaan omdat ze al voor die tijd moeten weten of ze vooruit kunnen met hun organisatie. Het COA kent deze systematiek al meer jaren. Gisteren werd gevraagd of dit iets nieuws is. Nee, hier dealt het COA juist al jaren mee. Het is ook gewend om ermee te dealen. Het kan dus organisatorisch ook goed omgaan met de afspraken die we nu hebben gemaakt.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De IND moet vooruit kunnen plannen, maar ik neem toch aan dat ook het COA vooruit moet plannen. De staatssecretaris en de minister hebben die inschattingen bijgesteld van 27.000 naar 58.000. Ik kan me voorstellen dat je halverwege volgend jaar, bij de Voorjaarsnota, nog eens een tussenmeting doet. Maar de helft inplannen van wat je nu al voorziet, lijkt me niet echt een verstandige begroting. Ik maan de staatssecretaris om in ieder geval een indicatie te geven. Hij heeft zelf gezegd: wij gaan mensen niet in tenten plaatsen, wij moeten ze echt onderdak kunnen geven, vooral als de vrieskou straks doorzet. Kan het COA rekenen op meer steun dat het tot nu toe in de begroting heeft, die 430 miljoen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het COA kan op dezelfde manier als in de afgelopen jaren rekenen op de politieke leiding: je weet dat je genoeg zult hebben voor je opdracht. Met de begroting weet je dat je een goede start kunt maken. Je gaat niet in het begin van het jaar beknibbelen om wat over te houden, want je weet dat er een voorjaarsnota en een najaarsnota zijn om steeds te bekijken of de instroom lager of hoger is en of daarop financiële aanpassingen voor het COA nodig zijn. Het gaat jaar na jaar zo. Wij hadden een reserve, maar die raakte op een gegeven moment uitgeput. Het COA kan hier goed mee uit te voeten. Het zal niet gebeuren dat wij in één keer wel extra geld hebben en dat het COA zegt: dat hadden wij eerder moeten weten; nu hebben wij er niks meer aan. Zo werkt het COA niet en zo werken wij ook niet.
De heer Sjoerdsma (D66):
Het is wel de Kamer geweest die met herhaalde oproepen het kabinet bijna heeft gedwongen die ramingen aan te passen. Uiteindelijk gebeurde dat. De ramingen gingen fors naar boven. Is dit een mondelinge garantie van de staatssecretaris dat het COA volgend jaar voldoende capaciteit en voldoende financiële middelen heeft om de instroom op te vangen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Wij hadden ook voor de begroting de behoefte om de ramingen inzichtelijk te maken. Anders hadden wij dit jaar een Najaarsnota gehad waarvan de heer Buma in een eerder debat terecht zei dat het misschien een prima timing is voor het systeem, maar nogal ongelukkig voor de begrotingsbehandeling. Daarom hebben wij dat nu aangekondigd. Bij de organisaties die het nu echt moeten weten — dat heeft ook met contracten te maken — hebben wij laten zien dat wij dat commitment hebben en dat wij het waarmaken. De Kamer kan ervan op aan dat dit ook geldt voor het COA. Als de raming bij de Voorjaarsnota aangeeft dat er een tekort is of dreigt, dan zal dat bij de Voorjaarsnota geregeld worden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb daar toch een vraag over. De Kamer kan ervan op aan dat er voldoende geld is, maar tegelijkertijd zie ik dat er in gemeentes als Dalfsen kleinere opvanglocaties worden afgewezen vanwege — dat is het argument dat rondzingt — de kosten. Ook nu is er dus al beperkte opvangcapaciteit vanwege een gebrek aan geld. Zou het niet helpen om nu al duidelijkheid te geven over niet alleen het geld voor de IND en Nidos, maar ook over het geld voor het COA volgend jaar? Op die manier kan wel degelijk gebruik worden gemaakt van het vele aanbod aan kleinschalige opvang.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat zou niet helpen. Hier lopen overigens macro en micro een beetje door elkaar. Het is namelijk niet zo dat het COA opvang weigert omdat er geen budget voor zou zijn. Het COA moet wel per opvang bekijken wat de mogelijkheden zijn. Er zijn heel veel aanbiedingen van particuliere partijen die zeggen: ik heb wel bedden. Als je dan kijkt naar de rekening, denk je: voor dat geld kan iedereen het. Zo werkt het dus niet.
De discussie over kleinschalige opvang staat echt los van de discussie over het budget. Als het COA wel het volle budget had voor een x-aantal personen, was het nog steeds per persoon dat budget geweest. Daar ligt het dus niet aan. Het is niet zo dat de discussie over kleine opvang ingestoken wordt, omdat het COA naar de begroting heeft gekeken en dacht: we hebben een probleem. Het probleem is de beheersbaarheid. Een asielzoekerscentrum brengt natuurlijk heel veel logistieke vraagstukken met zich mee. Het is niet zo dat de mensen die daar op een gegeven moment zijn, daar ook blijven. Die mensen moeten de hele tijd op en neer, ze moeten worden ingepland en er moet zorg voor hen zijn. Die twee discussies staan echt los van elkaar en het is dan ook niet zo dat de budgettaire situatie en de begroting leiden tot het weigeren van kleine opvanglocaties.
De heer Fritsma (PVV):
De staatssecretaris is eigenlijk nog maar net begonnen, maar hij laat nu al een gigantische onmacht zien. Nederland zit met een enorme asielcrisis die we allang niet meer aankunnen en de staatssecretaris zegt: "Ik heb eigenlijk geen idee wat er volgend jaar gaat gebeuren. Ik weet niet hoe groot de instroom dan is. Die kan nog groter zijn dan nu. Ik weet het gewoon niet. Het hangt af van de gesprekken met Turkije en van de Europese Unie." Waarom maakt hij zich afhankelijk van de Europese Unie en Turkije? Waarom neemt hij niet eindelijk het heft in eigen hand? Hij staat hier voor de Nederlandse bevolking en waarom zegt hij dan niet: ik sluit nu de Nederlandse grenzen en ik laat geen asielzoeker meer toe. Dat is wat hij moet doen.
In het verlengde hiervan heb ik een concrete vraag. Waar ligt eigenlijk de grens? De Nederlandse burger heeft er recht op om dat te weten. Vindt hij het prima dat er volgend jaar nog 100.000 of 200.000 of 500.000 mensen komen? Wanneer is het voor hem genoeg? Dat moet nu toch eens een keer helder worden gemaakt.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik zie het niet als een teken van zwakte om de realiteit te onderkennen en om niet te vluchten in het maakbaarheidsidee dat als we de grenzen sluiten, we niet meer afhankelijk zijn. Dat is onzin. Nederland is sowieso afhankelijk van de wereld om hem heen. Die isolatiepolitiek werkt alleen maar op papier en op korte termijn. Vrij snel daarna droogt de economie op, terwijl we wel van die economie afhankelijk van.
Wij zien wel dat we de buitengrenzen van Europa, die ook onze buitengrenzen zijn, scherp moeten gaan controleren. We moeten ervoor zorgen dat de instroom daar stopt. Als we morgen alleen onze grenzen zouden sluiten, belet nog steeds niemand om bij ons aan de grens aan te kloppen en om asiel te vragen. Ik heb verder begrepen dat het ook niet de politiek van de PVV is om de grenzen fysiek te sluiten, maar om vaker langs de grens te lopen. Daar is niks mis mee, maar laten we niet doen alsof het verschil zo groot is. Laten we ook niet doen alsof de partijkleuren van degene die de beslissing neemt, leidt tot afhankelijkheid.
De bovengrens is niet van tevoren op een bepaald aantal vast te leggen. maar zoals ik zei: het is niet onbeperkt. Wij streven er dan ook naar om de instroom niet verder op te laten lopen en om de instroom naar heel Europa te beperken door een goede afspraak met Turkije te maken. Dat ligt zondag voor. Er is geen onbeperkte capaciteit in Nederland, maar je kunt ook niet van tevoren zeggen: het aantal is x.
De heer Fritsma (PVV):
Dit verhaal klopt van geen kant. Je kunt de grenzen sluiten. Je kunt de grenzen sluiten voor asielzoekers. Je kunt asielzoekers gewoon tegenhouden, want het zijn geen vluchtelingen. Ze waren allang veilig in de landen waar ze doorheen kwamen. Ze waren allang veilig in Turkije. De staatssecretaris laat gewoon gelukszoekers toe. Dat moet ophouden. Ik eis gewoon een duidelijker antwoord op de vraag. De staatssecretaris zegt dat we niet eindeloos zo door kunnen gaan, maar de Nederlandse bevolking heeft er recht op te weten, wanneer het volgens de regering dan wel ophoudt. Dat is toch zeker een heel simpele vraag. Als de regering daar niet eens een antwoord op heeft, terwijl Nederland echt wordt overlopen door een asieltsunamie die zijn weerga niet kent, is zij heel ver van huis. Als je geen visie hebt op de vraag wanneer dit moet ophouden, is dat een bewijs dat het vreemdelingenbeleid bij dit kabinet en bij deze staatssecretaris in heel slechte handen is.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Nu maakt de heer Fritsma ervan dat we mensen gaan tegenhouden aan de grens. Bij de Belgisch-Nederlandse grens kan ik me niet veel voorstellen. Bovendien gaat iedereen in Europa dat dan doen. Wij zetten dan ons leger daar neer en Duitsland daar en mensen komen vervolgens tussen die twee legers in te zitten. Dat zijn niet echt beelden die passen bij hoe wij het willen doen. Het is ook niet aan de orde, zolang er nog zicht is op een gezamenlijke Europese oplossing en zolang we onze krachten kunnen bundelen om de instroom naar Europa in te perken. Dat is van belang. Ik gaf al aan dat je mensen hier niet onbeperkt kunt opvangen, maar ik vind het ook niet getuigen van veel vertrouwen in de kracht van de Nederlandse samenleving en in wat wij aankunnen, als je er een getal aan ophangt en zegt dat je de eerste die daarna komt kennelijk niet meer aankunt. Wij hebben geen wens om veel mensen op te nemen. Ik ben het wel met de heer Fritsma eens dat het ook zeer relevant is om mee te nemen dat mensen vluchten vanwege oorlog, maar dat ergens op die vlucht ook andere motieven gaan meespelen. Dat is een feit. Daarom spreken wij ook met Turkije over het indammen van de instroom. Het uitgangspunt van het kabinet is dat je mensen zo dicht mogelijk bij de brandhaard in veiligheid houdt en de verdere doorreis naar Europa en Nederland zo veel mogelijk voorkomt.
Mevrouw Keijzer (CDA):
De staatssecretaris blijft stoïcijns en probeert het beeld neer te zetten dat hij hier realistisch naar kijkt, maar als ik vervolgens de financiële onderbouwing bekijk, blijft bij mij dat beeld op het netvlies hangen van die mevrouw in Oranje voor de dienstauto, dus helemaal niet zo realistisch en stoïcijns. De hoeveelheden asielzoekers zullen namelijk gewoon blijven stijgen; dat zit ook in de eigen ramingen. Het wordt echter niet financieel vertaald. Dan kom je straks dus in een situatie terecht waarin er onvoldoende geld is. Ik heb daar berekeningen van gemaakt en zal die nu niet herhalen, maar we hebben het volgens mij over honderden miljoenen. Hoe kan de staatssecretaris hier zo stoïcijns blijven en doen alsof hij realistisch omgaat met het asielbeleid? De financiële onderbouwing blijft daar in ieder geval ver bij achter.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Omdat ik al heb aangegeven op welke manier het kabinet wil bekijken of er extra middelen nodig zijn, gezien de ramingen die wij hebben en een eventuele bijstelling op grond van hetzij veranderende ontwikkelingen in de wereld, hetzij succesvolle maatregelen om de instroom te beperken. Het kabinet heeft ook al besloten om daarvoor dan de middelen ter beschikking te stellen bij voorjaarsnota. Dat geeft mij het vertrouwen dat het daar niet aan zal liggen.
Verder denk ik niet dat allerlei verbanden die mevrouw Keijzer legt, anders waren afgelopen met een andere begroting op de voorstoel.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Daar kun je het over hebben, maar het kan geen verrassing zijn dat de situatie aan de grenzen van Europa nu is zoals die is. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij het zoals te doen gebruikelijk allemaal bij najaarsnota en voorjaarsnota gaat doen, maar najaarsnota's en voorjaarsnota's zijn voor meevallers en tegenvallers en voor onverwachte dingen die op je pad komen. Dit is niet onverwachts. De raming ligt er al. Het zou netjes zijn, zeker van een VVD-staatssecretaris, als daar financiële degelijkheid bij de begrotingsbehandeling bij hoorde. Dat is niet het geval. Het CDA legt de verantwoordelijkheid daarvoor dan ook bij deze staatssecretaris. Hij kiest ervoor om de Kamer niet mee te nemen in dat hele proces. Dat is jammer, maar het zij zo.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik betreur natuurlijk de conclusie van mevrouw Keijzer. Ik neem de Kamer mee in het proces dat wij geschetst hebben. Wij verwachten zeker een en ander, maar wij verwachten ook zaken die in zichzelf weer onverwacht en onvoorspelbaar zijn. Dat is de realiteit waarmee wij rekening moeten houden. Er is te verwachten dat het aantal stijgt, maar er is ook te verwachten dat het daalt. Daarom hebben wij een raming en een financieringsproces gekozen waarin wij rekening houden met alle scenario's, waarin wij daarin voorzien.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Er zijn wereldwijd meer dan 60 miljoen vluchtelingen. Het lijkt me niet verkeerd om dat ook te blijven herhalen in dit debat. Het overgrote gedeelte van die mensen wordt opgevangen in de eigen regio. Dat is ook het geval met het conflict rond Syrië. Ik heb alle begrip voor het streven om de instroom goed te managen en duidelijk te weten wie er binnenkomen, waarbij mensen geregistreerd worden bij binnenkomst. Daarin steun ik dus de aanpak die de staatssecretaris voorstaat. Toch zou ik willen weten waar hij idealiter naar streeft. Streeft hij ernaar om op termijn te kunnen zeggen dat het conflict in Syrië of op andere plekken niet in onze regio is en dat wij de mensen die hierheen komen weliswaar een asielprocedure zullen geven, maar dat wij eigenlijk willen dat al die mensen in de regio worden opgevangen? Of zegt hij hier dat Nederland ook altijd zijn verantwoordelijkheid zal blijven nemen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het is een beetje flauw om "beide" te zeggen, maar dat is wel zo. Het ideaalbeeld is dat Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt om veiligheid te bieden in de regio. Achteraf kun je zeggen dat het verstandig zou zijn geweest als wij dat met Europa in dit conflict een paar jaar eerder hadden gedaan. Je moet dus niet alleen maar zeggen dat het maar in de regio moet, maar ook financieel en praktisch bijdragen aan deugdelijke opvang in de regio die meer perspectief biedt dan tot nu toe.
Daarnaast is ons ideaalbeeld dat je dan ook in beperkte mate zelf ervoor kiest, liefst gezamenlijk met de Europese Unie, om een deel van de opvang in Europa te doen via hervestiging. Als iemand uit die regio het dan via een smokkelaar alsnog op eigen houtje probeert, is het consequent is om te zeggen: voor u hebben we opvang in de regio; als u niet voor hervestiging in aanmerking komt, komt u ook niet voor spontaan asiel in aanmerking als u uit een regio komt waar we de opvang goed geregeld hebben, waaraan we meebetalen en waarvoor we onze medeverantwoordelijkheid dragen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Er zijn wereldwijd meer dan 60 miljoen vluchtelingen, waarvan ik heel goed weet dat die eigenlijk nergens echt welkom zijn. 60 miljoen mensen, dik drie keer het aantal mensen dat hier in Nederland rondloopt; dat zijn er heel veel. Nederland zegt dus eigenlijk dat er voortaan 500 per jaar welkom zijn, want dat is het quotum dat wij nu hanteren conform de afspraken met de UNHCR en de Verenigde Noties over uit te nodigen vluchtelingen. Voor de rest van de vluchtelingen, tenzij er iets gebeurt in Europa, zit Nederland ideaal gezien op slot.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Niet op slot. Nederland voelt zijn medeverantwoordelijkheid door op een andere plek dan op Nederlands grondgebied de veiligheid te garanderen en te bieden. Het aantal hervestigingen hangt ook samen met de afspraken met landen waardoor de spontane instroom flink daalt. Wij hanteren nu dit aantal, omdat ons hervestigingsprogramma niet gekoppeld is aan afspraken met landen die leiden tot een lagere instroom.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Je kunt de grenzen inderdaad sluiten voor asielzoekers. Dat betekent dat geen enkele asielzoeker meer een verblijfsvergunning krijgt en dat je probeert hen tegen te houden bij de grens. Dat is een optie. De staatssecretaris kiest daar niet voor. Ik heb hem echter horen zeggen dat het op termijn wel een optie kan zijn. Hij heeft in het programma Pauw gezegd: ik sluit niet uit dat de grenzen ooit dichtgaan. Wanneer wordt dat punt bereikt voor de staatssecretaris? Wanneer wordt dat een serieuze optie?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik sluit dat soort zaken niet uit. Ik heb dat ook gezegd in de context van de vragen over hoe ik kijk naar het Europese toneel. Plan A is niet om de Nederlandse grenzen te sluiten, met misschien kort na de opluchting dat het moeilijk wordt om binnen te komen en asiel aan te vragen al vrij snel de teleurstelling dat we onszelf daarmee flink in de voet schieten als het gaat om onze samenleving, onze economie en wat we met de vruchten daarvan kunnen doen. Ik heb dat ook gezegd, omdat ik toen niet optimistisch was dat we in Europa in staat waren een oplossing te vinden die niet alleen maar gaat over onderling herverdelen, maar ook gaat over hoeveel er dan echt te verdelen is en hoe je daar van tevoren zicht op hebt. Anders snap ik dat men zich in veel landen afvraagt: waar beginnen we aan?
Ik was toen ook niet optimistisch over de bereidheid van andere Europese landen om ook buiten Europa te kijken en afspraken te maken met landen zoals Turkije: als jullie ervoor zorgen dat er niet zo veel mensen naar Europa komen, dan kunnen wij bijdragen aan de opvang in Turkije en in de regio. Over dat laatste onderdeel ben ik nu wat positiever. Zondag tijdens de top liggen in ieder geval besprekingen voor die op dat moment nog onvoorzien waren. Ik heb liever Europese gezamenlijke oplossingen met de regio voordat we helemaal moeten afschalen naar iets waar wij ook zelf heel veel last van hebben. Ik los het liever op met maatregelen waarvan we minder nadeel ondervinden.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
De Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD, zegt dat het vreemdelingenverdrag niet van toepassing is, omdat deze asielzoekers door een reeks veilige landen komen. Als je die gedachte hanteert, is het probleem opgelost en kan men terug naar veilige gebieden in de eigen regio. Is de staatssecretaris uiteindelijk bereid om die gedachtegang van zijn eigen wetenschappelijk bureau te hanteren? Ik vind het zelf wel een goede gedachtegang.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat is ook het kabinetsbeleid dat wij hebben uitgezet. De uiterste stip op de horizon, om die term maar te gebruiken, is dat doordat wij medeverantwoordelijkheid dragen voor opvang in de regio en dus ook kunnen garanderen dat in die opvang in de regio wordt voldaan aan het vluchtelingenverdrag, wij mensen die spontaan naar Nederland komen hier geen asiel meer hoeven te bieden, maar in de regio. De inzet van het kabinet is daarop gericht. Daarnaast hebben wij nog tussenvarianten en toegroeimodellen, maar dit is wel het uiteindelijke doel.
De voorzitter:
Mijnheer Sjoerdsma. Nee? Sorry, ik dacht dat u nog een vraag wilde stellen.
Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor het vervolg van zijn betoog.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik kom nu bij het blok waar ik eigenlijk per vraag al wel gekomen ben.
De voorzitter:
Ja, toch! Ik dacht het al te zien aan u, mijnheer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, voorzitter. U had een vooruitziende blik op dit moment. Inderdaad, voordat de staatssecretaris naar een ander blokje gaat, wil ik toch nog ingaan op de staatssecretaris die zegt dat wij het rond het COA allemaal improviserend gaan oplossen, dat het allemaal goed komt en dat wij ons daarover geen zorgen hoeven te maken. Is de 60 miljoen voor de IND voldoende? Ik vraag dit omdat de staatssecretaris zelf schrijft dat het is bedoeld om de wachttijd niet verder te laten oplopen.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het is voorlopig voldoende. Het is ook voldoende om de investeringen die wij de afgelopen jaren hebben gedaan — wij hebben in verschillende tranches honderden IND'ers aangenomen — effectief te laten blijven. Wij willen deze extra aangenomen mensen niet over een paar maanden naar huis laten gaan, omdat wij het nog niet weten, om vervolgens later weer nieuwe mensen te moeten inwerken. Dat wil niemand. Wij hebben dit gedaan zodat dat niet hoeft. Dat komt daarmee niet in gevaar. Als de vraag beantwoord moet worden of het zin heeft om nog meer mensen aan te nemen, kom je ook op het vraagstuk van kwaliteit uit. Het ligt ook aan de instroom. Als deze lager is dan 58.000, kun je de tijd inlopen. Is deze gelijk of hoger, kun je dat niet. Dit heeft ook te maken met kwaliteit. De verhouding tussen ervaren en relatief nieuwe mensen bij de IND is nu al een-op-een. Ook als ik honderd mensen aanneem — ik heb dit ook de afgelopen maanden gezien — leidt dat eerst tot een daling in de capaciteit, want je moet de mensen inwerken. Je kunt niet aan de universiteit een opleiding beslismedewerker volgen. Daarnaast moet je ook in de praktijk van dag tot dag de kwaliteit waarborgen door een goede mix van ervaren personeel en relatief nieuw aangeworven personeel. Wij zijn ook met de IND in gesprek over maatregelen binnen de procedures. De heer Sjoerdsma heeft zelf al gevraagd om de procedures te versnellen, bijvoorbeeld voor mensen van wie je aan de stem al bijna kunt horen dat ze geen asiel gaan krijgen. Wij zijn met de IND aan het kijken hoe wij dit slimmer kunnen aanpakken.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dan moet ik toch concluderen dat deze extra gelden voor de IND er niet voor gaan zorgen dat die prop in de opvang voorafgaand aan de procedure kleiner wordt, sterker nog, die gaat groter worden. De staatssecretaris schrijft dit zelf ook. Dit betekent dat ook de kosten voor de opvang zullen oplopen. De mensen zullen langer in de opvang zitten. Wil de staatssecretaris nog één keer heroverwegen of de 60 miljoen voor de IND echt voldoende is om de prop in de opvang zo snel mogelijk weg te werken?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het is eerder anders. Als de IND nog meer zou produceren — wij zien dat ook nu de inwerktrajecten voorbij zijn en de IND-productie stijgt — neemt de prop juist toe in omvang. De prop zit niet …
De heer Sjoerdsma (D66):
Aan de andere kant.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ja, maar daarvoor zit geen prop. Of mensen nu met een status of in afwachting van de behandeling nog niet naar een gemeente kunnen, ik heb daar geen extra kosten aan. In theorie kan de prop ontstaan op het moment dat de gemeenten niet alleen bij zijn, maar ook de achterstanden in de taakstelling — nu al zo'n 17.000 — hebben weggewerkt en dan op stoom zijn. Als de gemeente zegt "wij hebben huizen genoeg — dit is echter niet zo — maar waar blijven de vergunninghouders?", dan heeft de heer Sjoerdsma gelijk en zou een achterblijvende IND-productie tot hogere kosten leiden voor de samenleving. Dat is nu niet zo. Ik wil ook de zorgvuldigheid van de behandeling in ere houden en daarom goed kijken naar de organisatie. Hoe snel kun je die bijplussen en was daarvan het effect?
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat snap ik niet. De staatssecretaris zegt nu dat er aan de achterkant een probleem is. Als wij daar meer productie gaan krijgen, ontstaat daar een prop. Die is er eigenlijk al, met 12.000 - 13.000 mensen in de azc.
Voorzitter: Van Veldhoven
De voorzitter:
Mijnheer Sjoerdsma, u maakt handig gebruik van de wisseling van voorzitter. Dit is uw derde termijn interruptie, dus maakt u haar kort en dan sluiten we haar af.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zal het kort en helder maken. Waarom zegt de staatssecretaris dat meer mensen langer in de opvang voorafgaand aan de procedure, niet ten koste zal gaan van de Nederlandse belastingbetaler? Ik snap dat niet. Dit zijn toch ook kosten voor de Nederlandse maatschappij en deze zijn toch het gevolg van de procedure die langer duurt?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Laat ik proberen het zo praktisch mogelijk te maken. Je zit nu zes maanden te wachten op je procedure. Daarna zit je nog een paar maanden in de procedure en daarna zou je naar een gemeente kunnen. Dit kan niet en daar zit je nu acht maanden te wachten. Als het eerste deel van het traject wordt versneld, zit je maar drie maanden in afwachting van je procedure. Vervolgens duurt de procedure nog enkele maanden en zit je in totaal elf maanden te wachten op je nieuwe huis, maar dan is er nog geen nieuw huis. Je valt dus een hele tijd onder mijn COA. En echt, geloof mij: mij is er veel of bijna alles aan gelegen — ik ben nog aan het onderhandelen met de gemeenten — om die prop eruit te krijgen, maar die zit wel aan de achterkant. Wij zien nu iedere week die prop groeien doordat de IND meer mensen duidelijkheid geeft over hun status en meer mensen een vergunning geeft dan dat er mensen die al een vergunning hadden naar een gemeente gaan voor huisvesting.
Ik kom op blok 2, de hotspots. Er zijn ook vragen gesteld over het Europese gedeelte. De hotspots noemde ik in een gesprek met een Eurocommissaris al de "not so hotspots", want hoe lang kun je iets hotspot noemen, terwijl ze er nog niet zijn? Er is één volwaardig functionerende hotspot in Italië. Daar heb je wel de bekende winterdip. Daar heb je nu geen hoge instroom, maar waar de instroom nog wel hoog is, zijn nog geen functionerende hotspots. Die zijn er vooral in Griekenland.
Dat betekent ook dat in eerste instantie de Commissie er veel aan gelegen is, maar ook Nederland, om met die landen mee te kijken en een en ander bij te dragen. De Kamer heeft ook gezien in mijn brief dat wij een bovenmatige inspanning leveren op Frontexgebied om ervoor te zorgen dat het van de grond komt, dat mensen zo snel mogelijk geregistreerd en geïdentificeerd worden, en dat wij zo snel mogelijk weten wie er in Europa zijn. Uiteindelijk moeten die hotspots voorkomen dat mensen doorreizen. Zeker als daar geconstateerd wordt dat er een kleine kans is op een asielvergunning, is het de bedoeling dat ze uiteindelijk vanuit daar teruggestuurd worden.
Terugsturen kan sneller als er een veiligelandenlijst is. De heer Azmani en mevrouw Keijzer hadden allebei vragen over het uitbreiden van die lijst. De heer Azmani noemde een aantal landen. Ik zal die landen maar ook andere meenemen bij de verkenning die ik al had beloofd. Ik zou bijna zeggen: als hij nog meer landen onderzocht wil hebben, dan moeten wij dat even wisselen. Maar ik kan niet zomaar een land op de lijst zetten. Wij moeten eerst bekijken hoe het daarmee zit — een soort omgekeerd ambtsbericht — en of het inderdaad op die lijst past. Mevrouw Keijzer vroeg: vergelijk het nou eens met de veiligelandenlijsten van andere Europese lidstaten. Ik zal dit jaar nog rapporteren aan de Kamer wat de bevindingen zijn en of die ertoe leiden dat er landen bij komen op de lijst.
Dan kom ik op het blok opvang, waarover wij ook al een deel gewisseld hebben in de interrupties. Ik wil nog even terugkomen op de vragen van de heer Voordewind over het "plan" dat het kabinet zou hebben om mensen op straat te zetten. Laat het duidelijk zijn: het is geen plan. Er is geen voornemen waardoor wij zeggen: "Op een dag hebben wij gewoon geen zin meer om opvang te regelen. Dan houdt het gewoon op. Wij geven jonge mannen gewoon geld mee. Ze zoeken het maar uit." Dat is geen plan. Het voornemen is ook om ervoor te zorgen dat dat nooit gebeurt. Een aantal maanden geleden heb ik in een vergadering uitgelegd wat wij zouden doen en ook gevraagd: wat doen wij als het niet lukt? Ik heb altijd een plan B, C en D. Dit zit daar ergens achter. Dat is ook niet door ons gecommuniceerd. Het is altijd vervelend als dat ergens in een stuk opduikt, maar het is wel verstandig dat wij al onze energie erop richten om ervoor te zorgen dat wij genoeg opvang hebben, en dat wij ook alvast doordenken over de dag dat het niet lukt, wat al gebeurd is in alle Europese landen die te maken hebben met een hoge instroom. Wat doe je dan? Ga je dan in paniek balen? Of heb je dan nog iets? Het sterkt je ook in plan A als je ziet dat de alternatieven bijzonder onaantrekkelijk zijn. Er zit niemand op te wachten dat mensen gaan zwerven. Echt in uiterste nood is de vraag aan de orde: zeggen wij "tja, sorry" tegen de mensen die toevallig binnenkomen of laten wij anderen plaatsmaken voor kwetsbare vrouwen en gezinnen? Zo moet je dat zien. Dat is geen enkel voornemen. De uitwerking van dat scenario sterkt ons in de inspanningen om het daar nooit op te laten komen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het is duidelijk wat de staatssecretaris zegt. Het was dus niet helemaal uit de lucht gegrepen. Het was wel een scenario B, C of D. Laten wij hopen dat er straks in de Najaarsnota genoeg geld bij komt, ook bij het COA, om dat te financieren. Maar ik heb nog een vraag over de schriftelijke beantwoording. Daarin zegt de staatssecretaris iets over de opvangvoorzieningen. Dan heeft hij het over paviljoens en tenten. Die paviljoens zijn nog redelijk winterklaar te maken met verwarming et cetera. Maar het mag toch niet het uitgangspunt zijn van de staatssecretaris dat mensen straks in de vorst in een tent moeten zitten?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Nee, dat is ook geen uitgangspunt. Alleen in de volksmond lopen die termen weleens door elkaar. Die paviljoens noemen ze dan paviljoententen. Je hebt ook meer containerachtige dingen die ze ook weer paviljoens noemen. Voor de duidelijkheid: bijvoorbeeld op Heumensoord hebben we paviljoens of paviljoententen. Ook hiervoor geldt: het zijn geen plannen. We denken niet van: op een gegeven moment gaan we maar afschalen. Het zit hem er ook niet in dat het COA denkt: we zijn aan het eind van ons geld. De heer Voordewind moet het meer zien als: wat doen we op de gevreesde dag dat alle gemeenten nee zeggen? Ook tegen tenten en paviljoens moeten gemeenten overigens ja zeggen, want ik heb geen stuk Nederland dat geen onderdeel van een gemeente is. Er is dus geen plan om binnenkort tenten neer te zetten die onderdoen voor de paviljoencomplexen die we hebben, en om daarin mensen de winter te laten doorbrengen. We zien echter dat het niet altijd eenvoudig is om een gemeente te laten meewerken, met alle respect voor de lokale democratie natuurlijk. Aangezien aanwijzen ook niet populair is, ga je dus toch nadenken, en al die scenario's sterken ons in de gedachte om er met gemeenten uit te blijven komen en er ook voor te zorgen dat de instroom in heel Europa beperkt wordt.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is toch iets anders dan wat er in de schriftelijke beantwoording staat. De staatssecretaris zegt nu dat dat een terugvaloptie is. In de schriftelijke beantwoording staat het volgende: "Voorlopig zullen tenten en paviljoens noodzakelijk onderdeel van de onderdakvoorzieningen blijven". Hij heeft het dus niet over een situatie die mogelijk staat te gebeuren, maar over iets wat op dit moment het geval is. Dan kijk ik toch even naar de winter die straks aanbreekt. Ik neem aan dat de staatssecretaris ook niet wil dat we straks, in december met kerst, mensen in tenten laten zitten terwijl het vriest.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Zeker niet. Maar wat we tot nu toe hebben, is wintergeschikt. Het wordt een beetje een semantische discussie: wij noemen het altijd paviljoens, maar, zoals ik al eerder zei, het zijn paviljoententen. Het heeft een dak van zeil en het heeft stevige muren. Ervan uitgaande dat ik een normaal mens ben: ik denk bij een tent aan iets met een zeiltje dat met haringen in de grond staat. Het is nu niet voorzien om daar mensen in onder te brengen.
Er zijn veel vragen gesteld over het creëren van rust in het stelsel van opvang door middel van een einde aan de crisisnoodopvang en duidelijkheid voor de gemeenten. Daar gaan de gesprekken ook over die we nu voeren met de gemeenten. Enerzijds gaat het om de crisisnoodopvang die we hebben gehad. Die €40 is niet het maximum en is niet wat het COA eraan kwijt was. Dat bedrag was meer bedoeld om gemeenten meteen te laten weten dat we het echt niet zonder vergoeding gaan doen. Eufemistisch gezegd is dat niet in alle gevallen afdoende gebleken. We zijn nu dus met de gemeenten in goed overleg over hoe we dat netjes oplossen. De conclusie is nog niet getrokken, maar de Kamer kent de gemeenten ook: die maken geen afspraken met het Rijk die zij ondermaats vinden. Ik heb er dus alle vertrouwen in dat wij daar onderling uitkomen en dat ook de Kamer zich daarin kan vinden.
Daarnaast zijn wij afspraken aan het maken om ervoor te zorgen dat wij weten waaraan we toe zijn en wat er op ons kan afkomen. We moeten ervoor zorgen dat we voor de toekomst, als het ineens weer zo gaat, betere alternatieven hebben dan crisisnoodopvang van dag tot dag. We willen met gemeenten ook afspraken maken — daar zijn ze ook zeer toe bereid — om te zorgen voor commitment ten aanzien van aantallen die ze in de korte tijd van de rest dit jaar en volgend jaar moeten realiseren. Dat moet ervoor zorgen dat er eindelijk een einde komt aan de crisisnoodopvang en dat die vervangen wordt door betere opvangfaciliteiten.
De voorzitter:
Mevrouw Gesthuizen heeft een vraag op dit punt.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Een korte vraag. Is de staatssecretaris nu in onderhandeling met de VNG, met de gemeenten, over het opplussen van die €40, of zegt hij: we gaan gewoon kijken hoeveel er nodig is; gemeenten moeten het natuurlijk niet te bont maken, maar ze krijgen gewoon de kosten vergoed die gemaakt moeten worden?
Staatssecretaris Dijkhoff:
We zijn met de VNG in gesprek over meer dan dit. Dit is een van de onderwerpen die op tafel liggen. Het is ook niet het ingewikkeldste onderwerp; daar komen we netjes uit. Het zal geen €45 worden, want dan zal de VNG zijn ledenvergadering niet kunnen overtuigen. Er is maandag een congres, dus dat krijgen ze dan snel terug. Dat is dus een onderdeel. Veel belangrijker voor mij is de afspraak over doorstroming en huisvesting, maar op dit onderdeel komen we er gewoon uit en zal een gemeente niet met de grote rekening blijven zitten.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Niet met een grote rekening, maar misschien wel met een kleine rekening?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Wat gemeenten rapporteren kwijt te zijn, varieert nogal. De gemeenten helemaal aan de top zeggen dat het hun €120 per nacht kost. Grosso modo wordt nu gesproken over €100 per nacht. Daar zit een gemiddelde in. Ik denk dat de VNG heel goed onderhandelt.
Vervolgens een opmerking over kleinschalige opvang. Daarover wordt zo veel gezegd in de media, dat ik, misschien een beetje onorthodox, tegen de Kamerleden zeg dat zij, als zij horen dat het COA opvang weigert, dit gewoon aan mij moeten melden. Heel vaak horen wij dat het COA weigert en dan duiken wij erin. Ik denk dan altijd: dat is mooi, want dan hoef ik alleen mijn eigen mensen even te bellen om te zeggen dat het kennelijk aan hen ligt en als die plek dan alsnog gefikst wordt, hebben wij er weer een paar honderd bedden bij. Vaak echter ligt de praktijk net iets anders. Om het beeld te voorkomen dat het altijd aan het COA ligt, verzoek ik de Kamerleden ons te laten weten als zij met een dergelijk geval geconfronteerd worden. Wij duiken er dan in. Het COA is er niet om getalsmatig zaken af te wijzen. Al eerder heb ik gezegd dat wij ook wel eens het aanbod krijgen om voor een locatie van 600 plekken te betalen en dan maar 100 plekken te mogen gebruiken. Als wij slechts voor 100 hoeven te betalen, kunnen wij dat nog overwegen, maar als wij voor meer moeten betalen, loopt het echt uit de hand. Het COA maakt al gebruik van kleinschalige locaties, ook tijdelijk, bijvoorbeeld in Gulpen, Velp en Ootmarsum. Dat zijn zomaar wat voorbeelden. Ik heb daar goede afspraken over gemaakt. Het hangt altijd van de casus af, maar het beeld is niet juist dat kleinschalige opvang geweigerd wordt. Wij staan daar zeker voor open, maar tot vermoeiens toe zeg ik erbij dat de optelsom wel zal moeten kloppen.
Er is een specifieke vraag gesteld over kinderen in crisis- of noodopvang. Ik kan op dit moment niet garanderen, gelet op de druk, dat kinderen niet in de crisisopvang terechtkomen, maar wel heb ik met het COA afgesproken dat gezinnen met kinderen en alleenstaande minderjarigen prioriteit hebben bij plaatsing in de reguliere opvang en de noodopvang. Daarnaast is het COA bezig met een plan van aanpak om alleenstaande kinderen niet in de noodopvang, maar meteen in een geschikte reguliere opvang terecht te laten komen.
Voorts zijn er vragen gesteld over de veiligheid binnen de opvang, in het bijzonder voor kwetsbare groepen als lhbt'ers en religieuze of etnische minderheden. Hoe gaan wij daarmee om? De heer Marcouch vroeg of duidelijk is wat de leefregels zijn in de opvang. In een azc gelden leefregels. Die regels worden duidelijk gemaakt. Daarvoor moet je ook tekenen. Je bent in Nederland en hier gelden de Nederlandse normen en waarden. De lijn is om bij echte incidenten, waarbij de wet wordt overtreden, aangifte te doen en om de veroorzakers van het incident over te plaatsen. Zoals men gisteren in de brief heeft kunnen lezen, blijft het niet bij het doen van aangifte; ik heb daarnaast een strengere consequentie verbonden aan het veroordeeld worden. Het is gegaan van achttien naar zes maanden, voor vluchtelingen is het gegaan van 24 naar tien maanden. Ook daarvan gaat de boodschap uit: als je je niet aan onze normen en waarden houdt, de wet overtreedt en door de rechter veroordeeld wordt tot een flinke straf, kun je je asielvergunning wel vergeten.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik kom nog even terug op het vorige punt. Afgelopen dinsdag is een motie van GroenLinks en de ChristenUnie aangenomen inzake het voorkomen van plaatsing van gezinnen en alleenstaande kinderen in de crisisopvang. De staatssecretaris ging er snel overheen met de opmerking dat hij dat voorlopig niet kan doen, maar het gaat wel om een wens van de meerderheid van de Kamer. Toen wij in Oranje waren, heb ik zelf kunnen zien dat de gezinnen eerst daar werden opgevangen, dat zij vervolgens naar Ter Apel moesten om zich te laten registreren en dat zij daarna weer terug moesten. Ondertussen hadden de kinderen in een paar weken tijd drie of vier scholen gehad. Dat soort gezeul moeten wij toch niet hebben met kinderen die net uit traumatische gebieden komen? Laat de IND mobiel registreren, vooral als het om gezinnen gaat, zodat de kinderen niet steeds naar een andere school hoeven te gaan, maar op dezelfde school kunnen blijven. Sommige juffen weten ook niet meer wie zij de volgende dag in hun klas zullen hebben.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik zei niet dat ik het nog niet ga doen. Ik zei alleen dat ik niet kan garanderen dat men op alle crisisopvangplekken in Nederland geen enkel gezin meer tegenkomt. Dat is het verschil. Wij zijn ermee bezig. Naar mijn mening voer ik daarmee de genoemde motie uit. Ik snap de opmerking van de heer Voordewind over het slepen met kinderen en gezinnen. Natuurlijk hebben wij de gesprekken en de registratie. Logistiek lijkt het meer voor de hand te liggen om de IND naar de mensen te brengen, maar dan hebben wij ook een tolk en een advocaat nodig. Ook moet het sneller, maar als de IND daardoor per casus drie keer zo veel tijd kwijt is, lopen de wachttijden weer gierend op. Wij moeten dus slim blijven kijken wat de logistieke spanningen zijn. Wij streven naar zo min mogelijk verhuizingen, zeker voor gezinnen, om bijvoorbeeld ook het onderwijs intact te houden.
De voorzitter:
De heer Voordewind, kort.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik wil de staatssecretaris manen om te bekijken of het IND toch zelf naar locaties toe zou kunnen gaan, met name naar locaties waar veel gezinnen zitten, juist om de extra verhuisbewegingen heen en weer te voorkomen. Dat is iets wat ik heb opgevangen bij mijn bezoeken aan de verschillende crisislocaties, ook in Oranje. Het is een grote wens, want het zou veel plezieriger zijn voor de kinderen. Ik geef het de staatssecretaris dus mee.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik heb nog een vraag over de veiligheid van lhbt's op COA-locaties. Ik begrijp natuurlijk dat de staatssecretaris er alles aan doet om het veilig te laten zijn en dat incidenten niet geaccepteerd worden. In de afgelopen week sprak ik echter nog vluchtelingen die zeiden: we zijn een intolerante toestand ontvlucht, maar we zijn vervolgens op de COA-locatie in dezelfde intolerantie terechtgekomen. Ik ben zelf op een aantal van die locaties geweest. Als je binnenloopt, word je niet opgevangen met de boodschap: zo gaan we hier met elkaar om, homorechten zijn in Nederland verworvenheden waarop we niet afdingen en mensen kunnen hier vrij en veilig zichzelf zijn. Dus ik zou de staatssecretaris toch, naast het normatieve aspect, ook de werkelijkheid buiten willen laten zien. Ik vraag hem om ook daaraan iets te doen.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Als de heer Marcouch er binnenloopt, zullen ze hem ook niet de overeenkomst onder zijn neus duwen met de woorden: als u hier wilt blijven, moet u dit onderschrijven. In die overeenkomst staan de teksten over non-discriminatie. Los daarvan vind ik wel dat men er vaker aan herinnerd mag worden dan alleen op dat moment. Ik zal dit signaal dus oppakken. We hebben ooit campagnes gehad. Ik zal bekijken of die nog geschikt zijn of daarvan een update maken. Ik ga bekijken hoe we blijvend zichtbaar de vrijheden en de non-discriminatie op zo'n locatie onder de aandacht kunnen brengen.
De heer Marcouch (PvdA):
Nederland draagt internationaal uit dat homorechten mensenrechten zijn. Ik zou willen dat we dat ook doen in zo'n centrum, waar mensen nog niet geïnternaliseerd hebben wat die rechten zijn en wat ze betekenen in de omgang met elkaar. Als ik een COA-terrein oploop, zou ik graag niet zozeer een papiertje in handen willen krijgen, maar van die VVD-achtige posters willen zien, waarop staat wat de norm is. Zo wordt iedereen, zowel mensen die lhbt zijn als mensen die dat niet zijn, er iedere ochtend aan herinnerd hoe wij met elkaar samenleven.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik voel hierin een uitdaging om de kennis uit mijn ooit vervulde rol van campagneleider van een niet nader te noemen partij aan te wenden voor het onder de aandacht brengen van deze waarden in asielzoekerscentra. Die uitdaging neem ik aan.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
In de schriftelijke beantwoording van mijn vraag over kleinschalige opvang antwoordt de staatssecretaris dat het niet simpel is om kostenefficiënt kleinschalige opvang door de gemeenten te laten regelen. Ik vroeg mij af: voelt de staatssecretaris aan zijn water aan dat dat niet kan? Of is er een quickscan gedaan of iets van een onderzoek? We hebben dit bijvoorbeeld bij de scholen ook gezien. Er werd gewoon gezegd: grootschalige scholen zijn efficiënter. Vijf jaar later bleek dat echter toch niet het geval te zijn. Volgens mij is met zo'n onderbuikgevoel net zo hard te maken dat vele kleinschalige opvanglocaties minstens net zo efficiënt zijn.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het is ook de ervaring van het COA. Ook blijkt het uit de modellen waarmee we in de praktijk geconfronteerd worden. We bekijken bij een aanbod van een klein aantal plaatsen niet of het niet kan. Onze ervaring is gewoon dat tot nu toe de opvang van kleine aantallen moeilijk te realiseren was op een nog enigszins financieel verantwoorde manier. Waar dat wel kon, hebben we het ook gedaan en zullen we het blijven doen. Het COA gaat zelf ook naar gemeenten toe, juist om niet alleen afwachtend elk aanbod te hoeven keuren. Als men in een regio of met een paar gemeenten samenwerkt in een aantal kleinere centra met een satelliet voor de voorzieningen, kan het wel werken. Je moet medische voorzieningen hebben, je hebt de logistieke operatie en je hebt activiteiten. Dat zijn de zaken waaraan mevrouw Van Tongeren moet denken waardoor wij een standaardmodel hebben van een bepaalde schaal. Als je kleiner gaat, loop je tegen uitdagingen op, maar wij staan er zeker voor open en het COA ook. In de praktijk is echter nog niet gebleken dat we nu een hele massa aan kleinschalige aanbiedingen hebben die goed zijn in te passen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik denk dat we sowieso kleinschalige en grootschalige problemen hebben. Ik vroeg echter waar de onderbouwing vandaan kwam. De staatssecretaris refereerde net aan eerdere ervaringen van het COA. Is het mogelijk om daar enig inzicht in te krijgen? Er is een Kamermotie aangenomen. De staatssecretaris schrijft dat het geprobeerd wordt, maar dat het nog niet meteen lukt. Kunnen wij enig inzicht krijgen waarom grootschalige opvang financieel aantrekkelijker zou zijn? Voor de mensen zelf is kleinschalige opvang natuurlijk veel prettiger en ook voor de omwonenden is het veel gemakkelijker om kleinschaliger opvang te accepteren. Daar zijn de staatssecretaris en ik het volgens mij roerend over eens.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik ga niet in op de bedrijfsvoering van het CAO. Ik neem ook een beetje afstand van het idee dat we de motie niet uitvoeren. In de motie wordt niet gesteld dat we nooit meer grootschalige opvang mogen organiseren. We realiseren ook kleinschalige opvang en we werken eraan mee. Als een gemeente echter een locatie heeft waar 600 mensen opgevangen kunnen worden, zeg ik niet dat we liever 200 mensen opvangen, omdat het dan kleinschalig is. We werken aan alle varianten. Het palet van het COA is veel breder dan voorheen, als het gaat om de grootte van de opvang. En over schaalgrootte: ten opzichte van Heumensoord, waar 3000 mensen worden opgevangen, is 600 alweer kleinschalig. Het is voor het COA een beetje lastig. In de jaren dat we een lage instroom hadden, was de schaal geen probleem: 600 was prima. Toen kreeg ik geen moties over kleinschaliger opvang. Nu moeten we meer mensen huisvesten en ook nog op kleinere schaal. Dat zijn twee uitdagingen die lastig te combineren zijn. Het zal niet leiden tot alleen kleinschalige opvang.
De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, wilt u het kort houden. Ik vraag de Kamerleden in het algemeen om de interrupties korter te houden. De voorzitter moet vanavond ook nog een begrotingsdebat voorzitten.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
En ik ook. Ik sloeg even aan op het feit dat de heer Marcouch een gevoelige snaar bij de staatssecretaris raakte, toen hij het had over campagne voeren. Als hij dan toch nadenkt over het onderwerp lhbt, grote steun. Ik zag een hele serie van de heer Marcouch. Je kunt voor meerdere thema's dit soort posters maken. Ik moedig de staatssecretaris aan om ook respect voor andersgelovigen mee te nemen in de campagne.
De voorzitter:
Volgens mij wordt u op uw wenken bediend.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Als liberaal hecht ik aan alle vrijheden en non-discriminatie. Die is niet beperkt tot één variant.
Ik kom bij criminaliteit en asiel en de brief van gisteren. Nederland moet duidelijk maken waar de norm ligt. We moeten ook duidelijk maken dat we iemand geen asielvergunning geven als hij door de rechter veroordeeld wordt en zes maanden straf krijgt. Ook als dat een aantal keren achter elkaar wordt opgeteld, kunnen we zeggen dat dit leidt tot het weigeren van asiel. Gisteren werd mij gevraagd hoe vaak ik denk dat dit gaat gebeuren. Ik hoop natuurlijk dat het leidt tot het houden aan de normen en het niet overtreden van de wet. Dat zou het grootste effect moeten zijn. Als het nodig is, zullen we echter niet schuwen om dit middel in te zetten.
De heer Azmani zei dat er een categorie is die nog niet ondervangen is. Het uitgangspunt van het kabinet is dat criminele vreemdelingen zo snel mogelijk uitgezet worden als ze hun straf hebben uitgezeten. Het weigeren van asiel bij criminele asielzoekers komt daarbij. Als er ruimte is voor verbetering, kijk ik daarnaar. Het signaal van de heer Azmani neem ik zeer serieus. Hij zegt dat artikel 21, lid 4 van de Vreemdelingenwet belemmerend werkt in de aanpak van zwaar criminele vreemdelingen die al lang in Nederland verblijven maar niet genaturaliseerd zijn. Als dat klopt, is dat inderdaad een lacune. Ik zeg bij dezen toe dat ik de Kamer snel laat weten of het wenselijk en haalbaar is om de bescherming tegen verblijfsbeëindiging die deze groep zou genieten, op te heffen. Als de bescherming onterecht is, zal ik passende maatregelen aan de Kamer voorstellen.
De heer Fritsma (PVV):
Als dit het einde is van het blokje over veiligheid, heb ik een vraag.
De voorzitter:
Blijkbaar. Dit deel ging over opvang door Europa en herverdeling derdelanden.
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb een vraag over veiligheid. De staatssecretaris heeft steeds gezegd dat het onwaarschijnlijk is dat terroristen meeliften met de vluchtelingenstroom. Hoe kijkt de staatssecretaris erop terug dat ten minste twee van de daders van de gruwelijke aanslagen in Parijs op die manier Europa zijn binnengekomen? Erkent de staatssecretaris dat hij de zaak heel erg heeft onderschat?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik heb altijd gezegd dat ik het niet kan uitsluiten. Dat was altijd mijn eerste zin. Mensen die er verstand van hebben, zeiden soms zelfs dat het daardoor lijkt alsof ik zeg dat het iedere dag gebeurt. Maar ik kan het gewoon niet uitsluiten. Het is heel goed mogelijk dat mensen dat doen. Daarom screenen we en moet er niet alleen in Nederland, maar ook bij het eerste punt van binnenkomst in Griekenland veel beter gescreend worden. Als de Grieken dat niet zelf op zich nemen, moeten wij hen daarbij helpen, om het maar eufemistisch te zeggen. Het is moeilijk in te schatten of het zeker is of niet, maar het ziet er inderdaad naar uit — en het beeld bestaat sowieso al — dat er twee mensen langs die route zijn ingereisd. Dat sterkt mij in de gedachte dat het niet uit te sluiten is, als het inderdaad zo gebeurd is, en dat screening in Griekenland van het grootste belang is voor alle Europese landen om zo snel mogelijk te weten wie hier binnen willen komen en zo snel mogelijk in te grijpen op eventuele foute elementen.
De heer Fritsma (PVV):
De staatssecretaris heeft gezegd dat het onwaarschijnlijk is dat het gebeurt. Nu is het toch gebeurd. Het zou helpen als de staatssecretaris eerlijk is en zegt dat hij het inderdaad verkeerd heeft ingeschat en dat de situatie veel ernstiger en serieuzer is dan gedacht. Nu gaat het erom dit te voorkomen. De staatssecretaris zegt dat we moeten weten wie er binnenkomen, wie mensen zijn en dat we moeten screenen. Maar juist dat gebeurt niet. Uit de antwoorden op de schriftelijke vragen blijkt dat bijna 12.000 mensen Nederland zijn binnengekomen, van wie deze staatssecretaris niet weet wie het zijn, omdat ze geen paspoort of papieren hebben. Dat kunnen terroristen zijn. Dat kan iedereen zijn die iets te verbergen heeft. Waarom gaat de staatssecretaris door met het binnenlaten van al die mensen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
De heer Fritsma beweert eerst dat ik iets gezegd heb wat ik niet zei en zegt dan dat ik er niet eerlijk over ben. Ik zei dat het niet de meest waarschijnlijke route is. Dat betekent dat het wel mogelijk is. De meesten hebben echter een andere route gekozen. Dat maakt overigens niet uit, want één is al te veel. Daarom moet er dus niet alleen in Nederland goed gescreend worden, maar ook meteen in Griekenland. Daarnaast moeten we het niet-hebben van papieren, wat geen nieuw fenomeen is, en het niet screenen niet door elkaar halen. De heer Fritsma zou niet gerust naar zijn bankje teruglopen als ik zou zeggen dat ik mensen niet hoef te screenen als zij hun papieren laten zien. We weten immers dat er met papieren gerommeld kan worden en dat er soms drie paspoorten in omloop zijn van dezelfde persoon. We moeten dus heel goed bekijken wie mensen zijn, of ze nu wel of geen papieren hebben, en wat hun achtergronden zijn. Bij mensen die geen papieren hebben, zul je dus nog meer onderzoek moeten doen naar hun identiteit. Dat doet de IND al jaren. Dat is geen nieuw fenomeen. Laten we dat niet verwarren met het tijdelijke probleem, dat we nu gelukkig onder de knie hebben, van de mensen die niet gescreend waren. Dat is nu ingelopen. Dat zijn twee losse zaken. Ook als iemand wel een paspoort heeft, ga ik er niet van uit dat hij degene is die daarin staat. Dat zullen we screenen en controleren.
De heer Sjoerdsma (D66):
De staatssecretaris stelt voor om het innemen van de verblijfsvergunning mogelijk te maken bij straffen. Eerst ging het om straffen van achttien maanden en dat zouden nu zes maanden moeten zijn. Hoe vaak is in de afgelopen twaalf maanden een verblijfsvergunning ingenomen als gevolg van een gepleegd misdrijf?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Daar heb ik zo geen cijfers van paraat.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zou die cijfers wel graag krijgen, omdat er natuurlijk een aanleiding moet zijn voor de maatregel die de staatssecretaris voorstaat. Ik vraag het ook vanwege de misdrijven die de staatssecretaris noemt. Ik zal er eentje uit pikken, al had ik er meerdere uit kunnen pikken, namelijk geweldpleging met zwaar letsel. In het Wetboek van Strafrecht, artikel 141, lid 2, sub 2, staat daar al een maximumstraf op van negen jaar. Ik vraag me af of die verlaging die de staatssecretaris wil doorvoeren eigenlijk wel te maken heeft met de voorbeelden die hij noemt. Volgens mij niet namelijk. Misschien kan de staatssecretaris dat nog wat beter uitleggen, want anders lijkt het toch een beetje op stemmingmakerij.
De voorzitter:
Op welke termijn vraagt u deze cijfers van de staatssecretaris?
De heer Sjoerdsma (D66):
Voor de tweede termijn graag.
De voorzitter:
Maar dit is al de voortzetting van het debat, naar ik begrepen heb.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Inderdaad, dat ga ik niet redden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Laten we het dan zo doen. Ik zou graag in de beantwoording van de staatssecretaris in tweede termijn horen hoe het hiermee staat. Hoe vaak is de afgelopen twaalf maanden de verblijfsvergunning als gevolg van een misdrijf ingenomen? Ik had eigenlijk verwacht dat de staatssecretaris dat wel had geweten, want hij neemt deze maatregel natuurlijk niet voor niets.
De voorzitter:
We gaan die discussie niet opnieuw voeren. Dit was puur een feitelijke vraag.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik ben blij dat ik de kans krijg om dit toe te lichten, want ik zou het niet prettig vinden als er een verkeerd beeld ontstaat. Er is wel degelijk een link tussen de voorbeelden en de grens voor het intrekken. Die baseer ik natuurlijk niet op het strafmaximum, maar op de richtlijnen die de rechterlijke macht heeft voor de op te leggen straffen bij het begaan van een delict. Er is een mooi overzichtje van deze richtlijnen. Bij een wetsartikel staat dan "richtlijn voor tien maanden" of "richtlijn voor zes maanden". Dat is de link die er is tussen de voorbeelden en de gekozen maatstaven. Als je van het maximum uitgaat, verkoop je een beetje knollen voor citroenen, want dan zou je negen jaar kunnen zeggen. De rechters zeggen zelf: op dit delict staat gemiddeld zes maanden. Zijn er verzachtende omstandigheden of verzwarende omstandigheden, dan kan dat variëren. Of intrekking plaatsvindt, zal uiteindelijk afhangen van het oordeel van de rechter en van de straf die hij oplegt, onvoorwaardelijk of onherroepelijk. Dat leek mij ook het zuiverst. Daarom zijn deze grenzen lager dan het strafmaximum dat je in het Wetboek van Strafrecht ziet.
Ik zal nagaan welke getallen wij kunnen leveren en of wij dit hebben geregistreerd. Per individu weten wij het wel, maar het systeem leidt er niet toe dat je al die individuele zaken meteen geaggregeerd naar voren kunt halen. De heer Fritsma had het daar gisteren al over. Daarom zijn wij ook bezig met het verbeteren van de systemen. Het is natuurlijk ook relevant om te bekijken hoeveel mensen de asiel nu niet is geweigerd omdat zij twaalf maanden straf opgelegd hebben gekregen en de grens hoger was. Dat maakt de opdracht moeilijker. Deze discussie kwam echter ook voort uit het normstellende karakter hiervan. Ik wil eigenlijk dat het ertoe leidt dat de mensen zich allemaal aan de wet houden zodat ik dit instrument niet nodig heb. Daarom is het goed om die norm te stellen. Toen de Kamer ernaar vroeg, keek ik wat de norm was. Bij nader inzien vond ik dat de lat wel erg onrealistisch hoog was gelegd.
De voorzitter:
De heer Sjoerdsma vroeg om een reactie voor of tijdens de beantwoording in tweede termijn. Ik geef u nog even de gelegenheid om te reageren op de termijn.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Die termijn is een halfuur, maar dat is optimistisch, of twee uur. We gaan ons best doen, maar ik weet niet of die cijfers uit het systeem te lichten zijn.
De voorzitter:
Anders informeert u de Kamer zo snel mogelijk daarna.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Zeker.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Ik maak mij natuurlijk zorgen over de instroom van asielzoekers, met name over de strijders of de jihadisten van IS die zich onder hen kunnen bevinden. De regering, en uiteraard de staatssecretaris, zetten zwaar in op grensbewaking in Griekenland. Ook Noord-Afrika vormt echter een groot risico, evenals de instroom via Lampedusa. Hoe gaat de staatssecretaris deze instroom en de IS-terroristen die daarvandaan komen, tegenhouden? Die stroom is er immers ook nog. Het gaat vooral om de totale immigratie of asielinstroom. Als je de grens bij Griekenland bewaakt, kun je de mensen niet allemaal via Lampedusa binnenlaten, want daar kan men ook asiel aanvragen. Uiteindelijk los je dan nog niets op, want dan zal iedereen die route kiezen. Het gaat hierbij met name om terreur en gevaar. Hoe gaat de staatssecretaris dat oplossen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
De heer Bontes heeft gelijk: een afspraak met Turkije en een betere registratie in Griekenland zijn niet het eind. Dat zou een behoorlijke stap zijn, maar ook een eerste. De registratie op Lampedusa en in Italië heb ik hierbij niet zo genoemd omdat het daar al wat beter gaat met het ontwikkelen van de hotspots. Na inlichtingenberichten heeft Italië ook iemand van de boot gehaald omdat er verdenkingen waren. Laat ik het zo zeggen: Griekenland heeft nog meer te doen dan Italië. In Italië loopt dat proces dus. En we doen dit dus ook. Een afspraak zoals die voorzien met Turkije over opvang in de regio aldaar zou voor mij het begin zijn van een model voor nog veel meer afspraken. Ik heb net aangegeven dat het kabinet het liefst ziet dat de Europese Unie afspraken maakt met alle landen in regio's waar brandhaarden zijn, om bij te dragen aan en verantwoordelijkheid te nemen voor de opvang aldaar.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Dat is één onderdeel. Wil je dat effectief doen, zoals kennelijk met de grens van Griekenland, dan zul je toch ook alle bootjes terug moeten sturen die de poging wagen om over te varen. We kunnen Frontex toch niet als loodsdienst gebruiken en ze allemaal naar Lampedusa slepen? Is de staatssecretaris bereid om in de toekomst daarop in te zetten?
Staatssecretaris Dijkhoff:
De kabinetsbrief van het voorjaar is hierover duidelijk. Het kabinet is van mening dat je afspraken moet maken. Als mensen op een gammele boot stappen, zij hun leven riskeren en je hun levens moet redden, is het logisch om hen zo snel mogelijk van de boot af te halen, zo dicht mogelijk bij de kust van vertrek. En je moet hen dan ook zo snel mogelijk terugbrengen naar waar ze zijn vertrokken; daar staan ze dan weer op veilige bodem. Ik denk dat we het daar snel over eens zijn. Maar daarna komt de praktijk, waarin we afspraken moeten maken met zo'n land om die mensen terug te nemen. Daar zetten we nu wel op in, maar het is nog niet gerealiseerd. Laten de afspraken met Turkije eerst lukken en laten die dan een goed voorbeeld zijn voor vervolgafspraken.
De heer Fritsma had gisteren een reeks vragen. Het ging daarbij over vergrijzingsbeleid, over economie, over de vraag of vluchtelingen een verrijking waren. Hij zei zelf steeds: klopt dat eigenlijk allemaal wel? Laat ik vooropstellen dat asiel of migratie in principe voor niemand prettig is, om te beginnen niet voor de asielzoeker die moet vluchten voor oorlog en geweld. Als het iemand betreft die daar niet voor hoeft te vluchten, dan zou dat gegeven moeten leiden tot een afwijzing. In zo'n geval, als iemand illegaal probeert binnen te komen, is dat ook voor niemand goed. Het kabinet heeft maar één motief voor het asielbeleid en dat is humanitair. Als mensen echte vluchtelingen zijn en hier een status hebben op humanitaire gronden, moeten we die mensen ook zo snel mogelijk een bijdrage laten leveren aan de samenleving, als zij daartoe in staat zijn. Dat het tegen de vergrijzing zou werken, is geen motief voor ons asielbeleid. Dat heeft de heer Fritsma het kabinet ook niet horen zeggen. Dat vluchtelingen een verrijking zouden zijn voor de economie, is ook geen argument dat wij zouden gebruiken. De kosten hebben we namelijk sowieso. Die moeten we betalen, dus daar worden we niet beter van. Wij vervullen onze humanitaire plicht. Of vluchtelingen met een status een economische bijdrage leveren, zal van het individu afhangen: de een wel, de ander niet. Wij rekenen per saldo niet op een economisch effect van asiel. Er is ook geen economisch motief om aan asielbeleid te doen; dat is zuiver humanitair. Niet het asielbeleid, maar wel reguliere migratie kan positief uitwerken op de economie. Die kan aantrekkelijk zijn voor start-ups, voor kenniswerkers, omdat mensen specifieke kennis en vaardigheden kunnen hebben die onze economie nodig heeft. Dat traject staat los van asiel. Asiel is humanitair en als er mensen bij zijn die goed kunnen bijdragen, laten we hen daar dan toe in staat stellen. Om het zo maar te zeggen: wij denken niet binnen te kunnen lopen op asiel.
De heer Fritsma (PVV):
Ik snap de aard van het Nederlandse toelatingsbeleid. Maar de staatssecretaris kan bijvoorbeeld krachtiger afstand nemen van de Europese Unie, die wel steeds aankomt met de onzin dat immigratie goed zou zijn voor de economie en tegen de vergrijzing. Mijn vraag was er meer op gericht dat de staatssecretaris daar in vergaderingen in Brussel, of waar dan ook, echt gehakt van maakt. We kennen de stukken die uit Brussel komen. Er is zelfs een richtlijn om seizoenarbeiders over te laten komen van buiten Europa. Zo gek is men daar in Brussel, dat men denkt dat dat helpt voor de economie. Ik vraag de staatssecretaris of hij daar niet gewoon gehakt van kan maken.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik kan mijn functie goed en in redelijke rust uitoefenen omdat ik niet op alles wat ik onzin vind, ga reageren en daar gehakt van maak. Het kan zijn dat er in Brussel creatieve geesten zijn, met plannen en allerlei voorbehouden. Als iemand met een economisch motief gaat voorstellen om asielzoekers ongelimiteerd toe te staan, zal Nederland daar niet in meegaan. Ik geef het ook nu hier aan. Het effect zullen we achteraf meten. Het is geen motief en ik zal ook niemand zeggen dat wij hier asielbeleid voeren omdat het zo goed is voor onze economie. Je moet daar redelijk in zijn. Als veel mensen een baan zullen vinden, kan dat positief bijdragen, maar dan hadden we dat ook kunnen bereiken zonder asielinstroom door de kennismigratieregelingen die heel gericht zijn. Als het toch zo is, maak er dan het beste van, maar geen motief. Ook bijvoorbeeld het eenzijdig sluiten van grenzen heeft een economisch negatief effect. We zullen dat altijd moeten blijven wegen, maar het humanitaire argument blijft voorop staan, bij opvang het liefst in de regio.
De voorzitter:
Mijnheer Fritsma, het hoeft niet maar het mag wel.
De heer Fritsma (PVV):
Toch nog één vervolgvraag. Het kabinet conformeert zich wel aan al die rare regels uit Brussel. Brussel komt eigenlijk altijd met onzin, maar ik noem bijvoorbeeld het mogelijk maken van het binnenhalen van seizoenarbeiders van buiten Europa. Het kabinet moet daar toch veel krachtiger afstand van nemen in plaats van gewoon maar "ja" te knikken op alles wat er in Brussel gebeurt?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik vind het altijd prettig als we iets niet doen, niet hoeven te doen of er gewoon voor zorgen dat een regel niet wordt aangenomen. Dan hoef ik ook niet te stampvoeten, want dat is meestal een teken dat je vooral veel geluid maakt terwijl het toch niet lukt om iets te bereiken. Zolang we dat allemaal niet doen en ook niet als Europa verklaren dat wij in verband met de economie een asielbeleid voeren, is het duidelijk.
Er is nog één onderwerp dat niet met migratie te maken heeft en dat is de vraag van de heer Bontes over levenslang. Is levenslang nu levenslang of moet er uitzicht zijn? Het probleem is dat het Hof in Straatsburg heeft uitgesproken dat levenslang alleen maar mag bestaan als er nog enig uitzicht is. Dat hebben we in Nederland ook en dat heet gratie. Laat ik, los van discussies over de vraag of een woord een woord is, vooral zeggen dat het mijn doel is om mensen die gruwelijke misdrijven begaan zo lang mogelijk vast te zetten. Het middel daartoe moet je wel aanpassen als je bijvoorbeeld de zaak van afgelopen week ziet. De rechters hebben gezegd dat zij geen levenslang meer opleggen als het beleid rondom levenslang en gratie niet wordt aangepast. Op papier is het Nederlandse levenslangbeleid heel hard, maar het wordt nooit toegepast. Per saldo zitten degenen die levenslang hadden kunnen hebben met een tijdelijke straf korter vast dan ik zou willen. Daarom heb ik de Kamer ook gezegd dat ik het doel, namelijk om mensen zo lang mogelijk vast te houden, in de praktijk verwezenlijkt wil zien. Ik ga kijken of er een mogelijkheid is om niet af te doen aan levenslang, maar om toch rekening te houden met de werkelijkheid. Ik wil ervoor zorgen dat levenslang niet alleen op papier zorgt voor het zo lang mogelijk vastzetten van mensen, maar ook wordt opgelegd door de rechter, zodat het ook daadwerkelijk gebeurt.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Inderdaad, het zo lang mogelijk opsluiten van daders van gruwelijke misdrijven moet inderdaad de doelstelling zijn. Dat zijn we met elkaar eens. Toch lopen we nu het risico — zoals gisteren is gebeurd — dat twee moordenaars die drie gruwelijke moorden hebben gepleegd, wegkomen met 30 jaar. Weliswaar zit er tbs bij en ook voorwaardelijke invrijheidsstelling, maar de nabestaanden van de slachtoffers hebben wel levenslang gekregen. Ik maak mij daar echt zorgen over. We moeten alles op alles zetten om dat tegen te houden. Is de rechter hier niet op de stoel van de politiek gaan zitten? Hij zegt dat de regels te beperkt zijn en dat hij ze daarom maar oprekt.
Staatssecretaris Dijkhoff:
De rechter bepaalt welke straf hij oplegt. Die was 30 jaar. Met de maatregelen die de heer Bontes noemt, heeft de rechter een inkijkje gegeven in de motivering. Dat heeft hij ook niet uit zichzelf gedaan, want er liggen ook uitspraken en arresten van het Europese Hof onder. Hij doet dit, omdat levenslang zoals het nu is, het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens zou schenden. Dat kun je ook dienstverlening noemen, maar rechter is daarmee niet op de stoel van de politiek gaan zitten, omdat de uitspraak van de strafoplegging nu eenmaal aan de hem is voorbehouden. Hij heeft daarbij enig ongemak geuit dat levenslang wellicht ook een optie voor hem was geweest om op te leggen, ware het niet dat de huidige vormgeving van levenslang een mensenrechtelijk probleem oplevert.
De voorzitter:
Mijnheer Bontes, een korte vervolgvraag.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Dit wordt zo een lastig probleem, want die rechter kan natuurlijk wel levenslang uitspreken, maar hij doet dat niet omdat de regelgeving met betrekking tot gratie daarvoor kennelijk niet toereikend is. Daarmee geeft de rechter dus een interpretatie aan regels die er nog niet zijn. Ik vind dat eigenlijk de wereld op zijn kop.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Die regels zijn er. Laat ik het eenvoudig zo zeggen. Je maakt zo'n regeling, waarin je levenslang en gratie hebt. Gratie zoals wij die hebben vormgegeven, komt uiteindelijk bij de bewindspersoon uit. De eerste 30 jaar merk je daar niks van. Dan kan het systeem gewoon zijn gang zijn, want de eerste 30 jaar heb je geen gratiegevallen. Eerst moet iemand levenslang opgelegd krijgen, die dan eerst nog eens lang genoeg moet zitten opdat de rechter kan beoordelen of gratie werkt. Daarvan zegt de rechter in de praktijk: er wordt nooit gratie verleend. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik nog niet een zaak voor me heb gezien waarvan ik dacht: die is eigenlijk best aardig en zo erg was het niet wat hij heeft gedaan. Die persoon heeft niet voor niets levenslang. Dus zegt de rechter en zegt het Europese Hof op een gegeven moment: levenslang als straf mag, maar er moet altijd enig perspectief zijn, meer dan een theoretisch perspectief waarvan we zien dat het nooit wordt gebruikt. Ik zou het ook niet erg hebben gevonden als die uitspraak niet was gedaan; daar ben ik eerlijk in. Maar goed, de rechtsstaat werkt, we hebben een constante feed back en de rechter zei gisteren — los van de vraag hoe definitief dat is, maar het is een signaal — het volgende: als u levenslang blijft organiseren zoals het is, leidt dat ertoe dat mensen in de praktijk geen levenslang opgelegd krijgen maar een tijdelijke gevangenisstraf. Dat vind ik dan een zorgwekkend signaal.
Ik wil zo veel mogelijk behouden dat levenslang een instrument is, niet alleen een dode letter in het wetboek maar een instrument dat wordt gebruikt door rechters om mensen die zware misdrijven hebben begaan zo lang mogelijk vast te houden. Als het nodig is dat ik binnen het redelijke een voorstel aan de Kamer doe om het systeem dat wij hebben Straatsburgproof te maken, zodat levenslang wordt opgelegd en daarmee mensen heel lang vastzitten, dan zal ik dat voorstel aan de Kamer doen. Ik ben nu aan het bekijken of die mogelijkheden er zijn.
De heer Van Oosten (VVD):
Laat ik vooropstellen dat ik ongelofelijk gelukkig ben met de opmerking die de staatssecretaris net heeft gemaakt, dat — ik vertaal het maar even vrij — criminele moordenaars die zulke gruwelijke, grove misdaden begaan zo lang mogelijk in de tijd moeten worden weggezet. Daarom ook zou de straf levenslang in Nederland wat de VVD betreft uitgangspunt moeten zijn. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij zal komen met een brief aan de Kamer over dit onderwerp. Ik wil van hem de toezegging dat hij daarin dan ook de gedachtegang zal meenemen dat die brief ons ook wapent tegen rechters die desondanks geen levenslang uitspreken omdat zij van oordeel zijn dat er dan geen zicht meer is op vrijlating. Dan zeg ik: verhoog de strafmaat voor doodslag, verhoog de strafmaat voor moord en verleg dan ook het moment waarop je gratie kunt indienen in het geval van levenslang.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik kan toezeggen dat voorstellen, als ik daarmee kom, in elk geval voldoende zijn om aan de bezwaren tegemoet te komen, om levenslang in de praktijk in ere te herstellen en mensenrechtenproof te maken, waardoor die straf goed kan worden opgelegd. Tenzij ik rechter zou worden, maar dan kan ik het ook alleen voor mijn eigen uitspraken doen en dan zou ik het trouwens niet eens mogen toezeggen. Ik kan niet toezeggen wat rechters gaan doen, maar ik ben het met de heer Van Oosten eens dat een aanpassing erop gericht moet zijn om levenslang, waarbij ik zo weinig mogelijk afdoe aan de hardheid ervan, levensvatbaar te houden, zodat die straf kan worden opgelegd. Wij zullen creatief zijn in het denkwerk. Ik zal de Kamer in het eerste kwartaal en hopelijk net na de jaarwisseling de vruchten laten lezen.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. Dit was wat mij betreft het einde van de blokjes.
De voorzitter:
De staatssecretaris is aan het einde van de beantwoording gekomen. Ik zie dat de heer Sjoerdsma ten slotte nog een vraag heeft.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb een vraag waarvan ik niet zo goed wist in welk blokje hij geplaatst kon worden. De Raad van State heeft vandaag uitspraak gedaan — ik zie de staatssecretaris lachen; ik ga niet over bed-bad-brood beginnen — over de Dublinoverdracht aan Hongarije. Ik heb eerder een motie ingediend met het verzoek aan de staatssecretaris om die Dublinoverdrachten te heroverwegen. De Raad van State heeft nu gezegd: staatssecretaris, heroverweeg, want er zijn gerede twijfels dat daar het EVRM wordt geschonden. Wat is de reactie van de staatssecretaris op deze uitspraak?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat wij die gaan bestuderen en dat wij ons eraan zullen houden. U hebt me hier zien zitten; ik heb hem niet bestudeerd. In alle gevallen zullen wij de uitspraak van de Raad van State respecteren.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank. Wellicht kan de staatssecretaris als de uitspraak bestudeerd is en als het kabinet besloten heeft hoe ermee om te gaan, ons nog kort schriftelijk informeren wat het nieuwe standpunt is?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dat kan.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik heb de staatssecretaris helemaal niet gehoord over de mogelijkheden om de instroom te beperken of om ervoor te zorgen dat mensen die veiligheid zoeken, langer een tijdelijke status kunnen hebben. Dat zijn manieren om te proberen de toestroom hanteerbaar te maken. Wil de staatssecretaris daar toch eens op reflecteren? Gezien de toestroom van mensen zullen we iets moeten doen. Op deze manier houden we het niet vol.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Daar heeft mevrouw Keijzer zeker een punt. Daarom heb ik uitgebreid stilgestaan bij de ambitie van het kabinet om ervoor te zorgen dat de instroom verder wordt beperkt. Die ambitie ligt op velerlei vlakken. Het wil bijvoorbeeld afspraken maken met landen in de regio, zoals Turkije. Die top zondag is er niet voor niks. Ook op andere manieren wil het kabinet ervoor zorgen dat uiteindelijk opvang in de regio de norm is en de Europese landen zelf het aantal mensen bepalen dat we via hervestiging overbrengen. Daar willen we uiteindelijk naartoe. Mevrouw Keijzer had ook vragen over het Vluchtelingenverdrag. Daar staat het kabinet pragmatisch in. Als er een oplossing op tafel komt die we met z'n allen kunnen treffen, die aanpassing van het verdrag behoeft, dan is dat geen taboe. Maar het is geen doel op zich om eerst het verdrag te veranderen en dan de praktijk. We willen een praktische oplossing die werkt. Dan zullen we bekijken of dat verdragswijziging vereist. Dat is niet bij voorbaat een taboe. Over de tijdelijke status heb ik de heer Van der Staaij in een brief vannacht uitgebreid geïnformeerd. Daar zitten voor- en nadelen aan. Dat is een afweging die misschien wat meer gedachten vergt dan nu in een paar minuten mogelijk is.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Hier in een paar minuten kan dat niet, maar dan mag ik van het kabinet toch wat meer initiatief en ambitie verwachten om er wat aan te gaan doen? Nu krijgen mensen, als zij hier komen, een status voor bepaalde tijd, maar op een gegeven moment mogen zij hier dan blijven. Gezien de hoeveelheid mensen gaan wij dat niet op deze manier volhouden. Sybrand Buma heeft bij de nationale leiders van de fracties die deel uitmaken van de EVP voor elkaar weten te krijgen dat het Vluchtelingenverdrag ter discussie wordt gesteld. De minister-president lachte dat weg. Ik ga nog even door, voorzitter, want ik heb amper geïnterrumpeerd vandaag. De minister-president zei dat hij het informeel aan de orde zou stellen. Mag ik van de staatssecretaris horen dat hij onderschrijft dat er ook op dit vlak iets moet gebeuren en dat hij het dan met zijn collega's in Europa aan de orde gaat stellen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Mijn Europese collega's zullen het beeld dat wij te passief zouden zijn niet herkennen. Ik denk dat ze eerder af en toe zeggen: houd eens op met nieuwe ideeën. Mevrouw Keijzer mag nog steeds vinden dat we te weinig doen, maar in het perspectief van de rest is dat niet zo. Als mevrouw Keijzer vindt dat wij te weinig doen, moet zij haar collega's in die andere landen aansporen, want die doen nog minder. Wij willen praktische oplossingen. Als je een redelijke oplossing hebt en het Vluchtelingenverdrag staat in de weg, dan moet je het verdrag aanpassen. Dat is dan het resultaat van een oplossing waarover overeenstemming is. Wij nemen tal van initiatieven om over allerlei scenario's te spreken met collega's van andere landen. Plan A is afspraken maken met landen in de regio. Als dat niet lukt, hoe gaan we dan verder om ervoor te zorgen dat we niet jaar na jaar te maken hebben met een steeds maar groeiende instroom? Want dat zou natuurlijk niet werken. Dat gaat in Nederland ook niet kunnen. Volgens mij zijn de plannen van het kabinet, waarin je toegaat naar opvang in de regio en toegaat naar alleen maar asiel kunnen krijgen op uitnodiging via hervestiging, behoorlijk vergaand. Het was een hele klus om daar de Europese collega's achter te scharen en ik ben blij dat het gelukt is. Als in de uitwerking daarvan het verdrag aangepast moet worden, dan moet je dat doen. Ik ben ook heel blij met het werk dat de heer Buma in zijn EVP heeft verricht om er ook daar op politiek niveau de handen voor op elkaar te krijgen. Zo werken wij als Nederlandse politici van allerlei kanten aan dit soort oplossingen, die er uiteindelijk voor moeten zorgen dat de instroom naar Nederland flink daalt.
De heer Van der Staaij (SGP):
De staatssecretaris verwees al naar het punt waarover een aparte brief gestuurd is, waarvoor dank. Het gaat dan om de vraag of je de termijn voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kunt verschuiven van vijf naar zeven jaar, zodat het langer mogelijk is om mensen te laten terugkeren als de situatie in het land van herkomst verbeterd is. In de brief staat dat daar grote voordelen aan zitten, maar ook nadelen, vooral van procedurele aard. Zou het niet mogelijk zijn om de voordelen te benutten, namelijk de prikkel op snellere inburgering en voldoende economische onafhankelijkheid, en tegelijkertijd de nadelen tegen te gaan door het op zo'n manier vorm te geven dat het niet tot procedurestapeling aanleiding kan geven?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Having your cake and eat it too. Dit is een uitdaging die nog een stap verdergaat. Ik wil mij er best over buigen — dat wil ik wel toezeggen — maar het hangt wel heel erg samen met de naturalisatiewetgeving. Het kabinet stelt voor om die termijn van vijf naar zeven jaar te brengen. Als die wetgeving in beide Kamers aangenomen wordt, dan zitten er minder nadelen en meer voordelen aan het verlengen van de tijdelijke status van vijf naar zeven jaar. Anders zou iemand na vijf jaar naturaliseren en loopt dat scheef. Wij hebben ook de andere Europese richtlijn die op vijf jaar staat. Hoe meer verschillen daartussen zitten, hoe minder het voordeel van het oprekken van de termijn van vijf naar zeven. Als er meerderheden zijn voor het uitstellen van naturalisatie van vijf naar zeven jaar, dan is dit logisch. Anders ga je een lappendeken creëren die het in de praktijk op vijf jaar houdt hoewel wij de verblijfstermijn in de wet op zeven jaar zetten.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat praktische argument begrijp ik. Daarom heb ik even overwogen om met een amendement te komen op de naturalisatiewet. Maar dan komt het daar weer binnen als een beetje vreemde eend in de bijt. Wij hebben over die wetgeving al een nota naar aanleiding van het verslag ontvangen. Vandaar dat ik toch met een motie wil komen om de regering te vragen van vijf naar zeven jaar te gaan. Mocht die motie een meerderheid krijgen, dan kan dat volgordelijk goed worden afgestemd met dat andere traject.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Als die motie wordt aangenomen, ligt het voor de hand om ze samen te nemen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
In eerste termijn heb ik de staatssecretaris een vraag gesteld over alleenstaande minderjarigen en het tijdstip waarop zij een verzoek tot gezinshereniging kunnen indienen. Deze jongeren zijn meestal 17 jaar en soms moeten ze wel een halfjaar wachten voordat ze dat verzoek kunnen indienen. Inmiddels zijn ze dan 18 jaar geworden. De staatssecretaris zegt het probleem niet te zien. Hij zegt letterlijk: ik zie geen reden om af te wijken van de procedure. Juist omdat we nu in de vertraging zitten door de grote toestroom zou het juist wel een reden kunnen zijn om te gaan kijken naar het tijdstip van binnenkomst.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik zie daartoe geen aanleiding, niet omdat ik het probleem niet zien, maar omdat ik een andere politieke afweging maak bij de oplossing. Laten we daarover gewoon eerlijk zijn. Ik vind niet dat wij de criteria voor gezinshereniging zouden moeten versoepelen voor mensen die inmiddels meerderjarig zijn. Ik heb gewoon een andere politieke mening.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Laat we proberen om tot elkaar te komen. Deze jongeren komen alleen deze kant op en het is natuurlijk mogelijk om hen met voorrang in procedure te nemen, zodat ze niet een halfjaar hoeven te wachten. Misschien is dat een tussenoplossing.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Het is makkelijk om daar ja tegen te zeggen, maar in de praktijk hebben we inmiddels zo veel groepen met voorrang dat het niet meer werkt. Ik geef vooral voorrang aan de mensen die ons systeem op een oneigenlijke manier belasten. Ik heb dan ook met de Kamer afgesproken dat ik die mensen met voorrang zal behandelen van wie de aanvraag waarschijnlijk tot een afwijzing leidt. Ik doe dat om te voorkomen dat burgemeesters mensen moeten uitleggen dat er Serviërs en Albanezen in de opvang zitten. Die mensen moeten we zo snel mogelijk afwijzen, zodat ze zo kort mogelijk in ons land en in onze procedures zitten.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter, in ieder geval mijn partij maar volgens mij ook andere partijen hebben behoefte aan een schorsing voordat we aan de tweede termijn beginnen.
De voorzitter:
Een korte schorsing. Waar denkt u aan?
Mevrouw Kooiman (SP):
15 minuten.
De voorzitter:
Een kwartiertje? Ik zie dat niemand hier grote bezwaren tegen heeft.
Ik wou zojuist concluderen dat de staatssecretaris aan het einde van zijn beantwoording in eerste termijn was gekomen. Ik doe dat alsnog en ik schors de vergadering tot 16.15 uur. Daarna gaan we verder met de tweede termijn van de Kamer.
De vergadering wordt van 16.02 uur tot 16.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik begrijp dat de heer Sjoerdsma de leden graag een verzoek wil voorleggen.
De heer Sjoerdsma (D66):
De fracties van D66, het CDA en de SP zouden de schorsing graag met nogmaals vijftien minuten willen verlengen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's. Ik zie hier geen grote bezwaren tegen.
De vergadering wordt van 16.16 uur tot 16.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik begrijp dat er een aanvullend verzoek is. Mijnheer Pechtold, ik geef u graag het woord.
De heer Pechtold (D66):
Ik doe namens een aantal fracties het verzoek om tien minuten extra schorsing voor de zorgvuldigheid, om onze moties leesbaar te maken zodat wij ze goed kunnen voordragen dadelijk.
De voorzitter:
Ik denk dat alle fracties belang hebben bij leesbare moties. Ik zie geen grote problemen bij de collega's. Dank voor de flexibiliteit. Ik schors meteen voor nog een kwartier, om te voorkomen dat we over tien minuten weer hier staan.
De vergadering wordt van 16.29 uur tot 16.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij zijn toegekomen aan de inbreng van de Kamer in tweede termijn.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Jaar in, jaar uit heeft de oppositie ervoor gewaarschuwd dat de begroting van Veiligheid en Justitie een gatenkaas zou worden. Bij de Algemene Beschouwingen was erg goed duidelijk dat vooral de oppositiepartijen, maar ook de coalitiepartijen aangaven dat het eigenlijk niet voldoende was. In de Eerste Kamer werd eigenlijk herhaald dat er meer middelen nodig waren voor Veiligheid en Justitie. Onder druk van de gehele oppositie kwam er vrijdag dan een brief van het kabinet. Daarin zijn serieuze stappen gezet. Slechte wetsvoorstellen werden van tafel geveegd, bijvoorbeeld het voorstel om de griffierechten te verhogen, wat de toegang tot het recht zou beperken. Ook werd bijvoorbeeld het voorstel voor een eigen bijdrage voor gedetineerden geschrapt. Dat is volgens mij ontzettend goed voor de veiligheid van Nederland.
Op drie punten werden de gaten echter slechts voor de helft gevuld. Ik noem het Openbaar Ministerie. Daar krijgt men er heel veel taken bij, zoals op het vlak van de ZSM-aanpak, de georganiseerde criminaliteit, de aanpak van ondermijnende criminaliteit et cetera. Ik kan zo nog een hele riedel onderwerpen opnoemen. Steeds geldt: men krijgt meer taken, maar minder geld. Ook voor de Raad voor de rechtspraak geldt dat er een breed gedragen wens is om de rechtspraak dichtbij te organiseren en de kwaliteit te behouden. De politie heeft het heel zwaar door de reorganisatie. De contourennota is net naar de Kamer gestuurd. Ik noem ook de problemen bij de ICT. Verder willen we allemaal een goede cao voor de politie. Er komt een enorm aantal vluchtelingen naar ons land. Ook heeft de politie enorm veel te maken met terroristische dreiging. Daarom zou je op de politie eigenlijk niet moeten bezuinigen, maar erin moeten investeren.
Wij hebben de bijdrage van de minister allemaal gehoord. Hij zegt: er zijn nog heel veel gesprekken gaande en we moeten ook nog veel onderzoek doen. Hij zegt: ik ben bereid om dat goed te bekijken en bij de Voorjaarsnota eventueel met een aangepast voorstel te komen. In situaties als deze moet ik altijd denken aan een uitspraak van een SP-wethouder. Hij zei: toen de Lieve-Heer het geduld uitdeelde, waren veel SP'ers aan het flyeren. Ik ben zo'n SP'er. Mijn moeder zei echter altijd: geduld is een schone zaak, mevrouw Kooiman. Dus dat heb ik hierbij dan maar.
De oppositie zal vandaag drie moties indienen. Een gaat er over de politie, een over het Openbaar Ministerie en een over de rechtbanken. Deze drie moties zijn zeer belangrijk, in ieder geval voor de SP-fractie. Als ze niet worden aangenomen, dan zal ik mijn fractie adviseren om tegen de begroting van Veiligheid en Justitie te stemmen. Dat zullen meer fracties dan doen.
Ik dien de motie in over de politie. De fractie van D66 zal de motie over het Openbaar Ministerie indienen en de CDA-fractie zal de motie indienen over de rechtbanken. Ik lees de motie over de politie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Nationale Politie voor grote financiële opgaven staat voor onder andere ICT-problemen, de politie-cao en reorganisatiekosten;
overwegende dat onderzocht wordt of er extra middelen nodig zijn voor de Nationale Politie;
verzoekt de regering, bij de Voorjaarsnota te zorgen voor voldoende middelen voor de primaire taken van de politie en de Kamer daar apart over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik hoop van harte dat het kabinet deze drie moties zal omarmen en met deze taak op pad gestuurd kan worden. Voordat ik afsluit, heb ik nog een apart punt van zorg: het afpakken van crimineel vermogen. Dit was onderdeel van de brief die het kabinet naar de Kamer heeft gestuurd. De minister heeft daarmee gezegd dat het kabinet echt werk wil maken van het van boeven afpakken van crimineel geld. Dat is ontzettend mooi, want dat is iets waarvoor de SP al jaren strijdt, ook als het gaat om de samenwerking tussen de Belastingdienst, het Openbaar Ministerie en het openbaar bestuur. Er zijn enkele punten in die brief — ik zal ze niet allemaal herhalen — waarvan de minister zegt dat hij erin zal investeren. Er komen ook meer financieel rechercheurs, las ik in de antwoorden op mijn vragen. Dat is goed. Gezien het geduld dat wij hierover lang hebben moeten opbrengen, wil ik heel graag op de hoogte worden gehouden van de voortgang ervan. Het is belangrijk dat wij criminelen pakken waar het nodig is, in hun portemonnee.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor zijn beantwoording in eerste termijn; aan de minister heb ik geen vragen gesteld. In het licht van de situatie in Nederland en de situatie waarin wij ons gesteld zien, de uitdagingen op het gebied van immigratie en asiel, moet ik zeggen dat de staatssecretaris het goed doet op dit moment, samen met alle mensen die voor hem werken bij de verschillende diensten. Ik weet dat er op een aantal vlakken dingen misgaan en dat het niet overal even soepel loopt. Ik weet ook zeker dat dit in de toekomst nog wel vaker zal blijken. Toch vind ik dat de uitdaging waarvoor de staatssecretaris zich gesteld ziet en de manier waarop hij samen met het kabinet en de diensten probeert om alles in goede banen te leiden, wel een compliment waard is. Volgens mij heb ik dat in eerste termijn verzuimd te zeggen. Ik zeg het dan bij deze alsnog.
Ik blijf mij zorgen maken over de medische zorg. Omdat wij hier bij de begroting over zo veel zaken spreken, lijkt me dit iets waarop ik tijdens een algemeen overleg zal moeten terugkomen. Met name als mensen in een crisisopvang zitten, maak ik mij zorgen of zij wel op de juiste momenten de juiste medische zorg krijgen.
Ik ben blij met de toezegging — ik zou het een halve toezegging moeten noemen — als het gaat om de VNG en de tegemoetkoming in de kosten die gemeenten krijgen voor de crisisopvang die zij bieden.
Er zijn nog twee belangrijke punten van kritiek die ik hier niet onbenoemd wil laten. In de eerste plaats de opvang in de regio. Dit blijft maar een gevleugelde term die hier keer op keer wordt ingebracht als oplossing voor het vluchtelingenvraagstuk, dat wij ook hier in Nederland zien. Ik heb een paar keer gezegd dat er wereldwijd meer dan 60 miljoen vluchtelingen op de been zijn. Deze mensen zijn nergens echt welkom. Als een land als Nederland of een continent als Europa gaat zeggen "wij vinden het allemaal heel leuk en aardig, maar vluchtelingen moeten vooral buiten ons grondgebied blijven", mist het daarin een heel belangrijk deel van de verantwoordelijke taak en voorbeeldfunctie. Er komen veel vluchtelingen naar Nederland. Het past echter niet om in deze periode — de grootste vluchtelingencrisis die wij wereldwijd ooit hebben gehad — eigenlijk het VN-verdrag op losse schroeven te zetten. Zeker niet in vergelijking met datgene wat de regio rond bijvoorbeeld Syrië op dit moment moet doen. Er moeten daar vele miljoenen mensen worden opgevangen. Dit geldt ook voor veel andere landen rond conflicthaarden, waar vele tienduizenden of honderdduizenden mensen hun toevlucht zoeken. Ik wil daarom de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het de doelstelling van de regering is om op termijn slechts nog asiel te verlenen aan vluchtelingen van buiten Europa als deze via de Verenigde Naties worden uitgenodigd om naar Nederland te komen;
van mening dat deze doelstelling strijdig is met het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties;
spreekt uit dat Nederland zich nu en in de toekomst zal blijven inzetten voor de naleving van het VN Vluchtelingenverdrag;
verzoekt de regering, zowel in Nederland als in EU-verband zich aldus in te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Waarmee ik overigens geenszins de problemen wil ontkennen waarvoor wij ons gesteld zien. Wij weten dat wij, mede doordat er een slechte voorbereiding is geweest op de vluchtelingenstroom die wij vorig jaar op ons af zagen komen, op een heel aantal plekken wel met de handen in het haar zitten. Ik wijs naar het gesleep van mensen van crisisopvang naar crisisopvang, het feit dat veel burgers zich, door de korte voorbereidingstijd die er is om opvang te realiseren, vaak enorm overvallen voelen en het feit dat mensen zich grote zorgen maken over de gang van zaken. Dat ontken ik allemaal niet. Tegelijkertijd wil ik het volgende benadrukken. Het VN-Vluchtelingenverdrag is opgesteld juist in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, waarin zo veel mensen zijn omgekomen nadat zij vergeefs aanklopten bij landen, ook Nederland, die zeiden "nee hoor, onze deuren zitten dicht voor jullie". Uit deze lessen uit de Tweede Wereldoorlog is het verdrag voortgevloeid. Het geeft geen pas om de eerste de beste keer dat je dit verdrag echt hard nodig hebt, namelijk ten tijde van de allergrootste vluchtelingencrisis ooit wereldwijd, te zeggen: wij sluiten onze grenzen en Europa wordt een fort.
De heer Van Oosten (VVD):
Voorzitter. Dank aan de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de diverse vragen die ook ik heb gesteld in eerste termijn. Ik ben in het bijzonder blij met de toezegging, om het zo te noemen, of in ieder geval de verduidelijking die de minister heeft gegeven op het punt van de ondermijning en het afpakken van criminele winsten die geen enkel ander doel dienen dan het spekken van de eigen portemonnee van criminelen. Ik ben ook heel gelukkig met het feit dat de minister heeft benadrukt dat wat hem betreft per casus zal wordt bekeken langs welke weg je dat criminele vermogen afpakt. Dat hoeft niet alleen — ik zeg het nog eens expliciet — de FIOD of het Openbaar Ministerie te zijn, dat kan net zo goed de Belastingdienst zijn of een gemeentelijke dienst. Zie de voorbeelden in het land, bijvoorbeeld in Brabant, waaraan mevrouw Kooiman namens haar fractie terecht heeft gerefereerd.
Ik zie graag de toezegging van de minister om ons als Kamer regelmatig te rapporteren of te berichten over de geboekte resultaten. Ik vind het namelijk ontzettend belangrijk om die goed bij te houden, zodat ik kan bewaken of de integraliteit ook wordt bereikt.
Hiermee kom ik op de financiële recherche. In een interruptiedebatje stelde ik net de minister al een vraag naar aanleiding van een uitzending van ZEMBLA die mij een beetje van mijn stoel deed vallen. In die uitzending werd namelijk gesuggereerd — inmiddels hebben wij hierover een kort briefje van de minister ontvangen — dat een flink aantal, naar ik meen meer dan 100, financieel rechercheurs de hele dag bezig is met het overtypen van gegevens aangeleverd door banken. Het is nodig om die te verwerken in een spreadsheet, zo stel ik mij voor, om zo de geldstromen te kunnen vinden en daarmee de criminelen bij de kladden te pakken. Het is natuurlijk onbestaanbaar dat die duurbetaalde krachten overtypwerk doen. Ik begrijp ook van de minister — dat is het briefje dat wij vandaag hebben ontvangen — dat er begin volgend jaar software zou zijn die maakt dat dit niet langer aan de orde is. Klopt het dat de 75 fte die dat zou opleveren — dat zag ik althans in diezelfde uitzending — vervolgens aan de slag gaan met het echte werk waarvoor men waarschijnlijk ook bij de politie is gaan werken, namelijk het pakken van criminelen? Ik hoor graag een verduidelijking van de minister op dit vlak.
Over de politie dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet 138 miljoen bij de Voorjaarsnota 2016 reserveert voor het wetsvoorstel rechtsbijstand en de Nationale Politie;
overwegende het Tussenbericht herijking realisatie Nationale Politie dat de minister van Veiligheid en Justitie op 23 november 2015 aan de Kamer zond;
overwegende dat de druk op de politie groot is vanwege de uitzonderlijk hoge instroom van vluchtelingen en de terroristische dreigingen die in toenemende mate een wissel trekken op de politieorganisatie;
overwegende dat de minister de korpschefs gevraagd heeft om de impact van deze maatschappelijke ontwikkelingen in kaart te brengen;
tevens overwegende dat hij begin 2016, naast een assessment door de politie, nog nader extern onderzoek laat doen naar de wijze van financiële sturing binnen het korps;
verzoekt de regering, de mogelijke financiële gevolgen die voortvloeien uit bovenstaande onderzoeken zo vroeg mogelijk inzichtelijk te maken, zodat hier, indien nodig, prioriteit aan gegeven kan worden bij de begroting voor 2017,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Oosten (VVD):
Aan het volgende thema, drugs, wil ik kort aandacht besteden. De VVD wil niets liever dan leefbare wijken, waarbij een overheid zichtbaar kan optreden in het geval dat er panden zijn waarvan iedereen in de omgeving ziet dat daar rotzooi verhandeld wordt, dat er drugs worden gemaakt, dat er een soort halve laboratoria zijn waar toevallig de drugsdealer net niet aanwezig is of waar toevallig de drugs zelf niet aanwezig zijn, maar bijvoorbeeld wel 8,5 kilo paracetamol, zeven weegschalen, achttien pollepels, bigshoppers met bruin poeder, alles wat je nodig hebt om die drugs te maken. Ik zou heel graag willen dat de minister organiseert dat dan bestuursrechtelijk en bestuurlijk kan worden ingegrepen en dat de burgemeester verantwoordelijkheid kan pakken.
De heer Pechtold (D66):
Gisteren gaf de heer Van Oosten een ander recept door, met andere hoeveelheden. Ik had het net genoteerd, maar ik raak nu in verwarring. Kan hij het herhalen? 8 kilo … Wat was het nou?
De heer Van Oosten (VVD):
8,5 kilo paracetamol. Ik zeg eerlijk dat ik het aantal weegschalen niet meer exact weet. Het is een signaal dat mij aangereikt is. Ik deed een gooi. Ik zei dat het er zeven zijn, maar het kunnen er ook negen zijn. In ieder geval zijn het er veel meer dan er zich gemiddeld in een keuken bevinden. Daarom dien ik mede namens collega Oskam de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het fabriceren en verkoopklaar maken van drugs vaak plaatsvindt in woningen dan wel panden in woonwijken;
overwegende dat de handel in drugs een grote negatieve impact heeft op de directe leefomgeving;
overwegende dat drugs voordat die worden verkocht vaak vermengd worden met zogenoemde versnijdingsmiddelen;
constaterende dat een burgemeester thans niet de wettelijke bevoegdheid heeft om panden waar grote hoeveelheden zogenoemde versnijdingsmiddelen worden aangetroffen, die een duidelijke aanwijzing vormen dat in dat pand drugs verkoopklaar zijn gemaakt dan wel zijn verhandeld, te sluiten;
constaterende dat bovengenoemde bevoegdheid in de praktijk wordt gemist;
roept de regering op om het bestuursrechtelijk instrumentarium aan te passen zodat het mogelijk wordt voor de burgemeester om panden en woningen waarin grote hoeveelheden versnijdings- dan wel hulpmiddelen worden aangetroffen, te kunnen sluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik kom ten slotte bij het thema rechtspraak. We hebben er gisteren en vandaag diverse malen over gesproken. Ik weet ook dat collega's zullen komen met moties. De VVD vindt het ongelooflijk belangrijk om een aantal punten te markeren. In de eerste plaats is dat de nabije toegang tot het recht voor iedere rechtszoekende in dit land. In de tweede plaats is dat het financieringsstelsel van de rechtspraak. Ik vind het echt onwenselijk wanneer geld voor de kwaliteit van de rechtspraak ten behoeve van de rechtszoekende zou landen in iets anders dan dat. Ik zou het echt ontzettend jammer vinden als de conclusie is dat duur geld, dat wij via belastingen ophalen, moet landen in halflege gebouwen. We gaan wel meer halflege gebouwen krijgen. Ik wil dat de minister regie pakt in dit dossier. Ik wil dat de minister met de Raad voor de rechtspraak, met het lokaal bestuur en met zijn collega voor Rijksdienst gaat praten. Ik wil ook dat hij gaat organiseren dat waar rijksvastgoedbeleid te rigide en te star is, burgemeesters verantwoordelijkheid kunnen pakken en ervoor kunnen zorgen dat rechtbanken die leeg dreigen te staan, gevuld worden met andere diensten omwille van werkgelegenheid. Ik wil dat de minister daarmee aan de slag gaat. Ik overwoog om hierover een motie in te dienen, maar inmiddels is er een motie in de maak die zo dadelijk zal worden voorgedragen. Die heb ik namens de VVD meeondertekend. Voor mij is cruciaal dat in die motie expliciet staat dat we geen leegstand gaan financieren, maar dat het geld terechtkomt bij de rechtszoekende en bij de kwaliteit van de rechtspraak als zodanig.
Graag krijg ik nog een reactie van de minister op zijn inzet wat betreft de versoepeling van het rijksvastgoedbeleid. Daar ligt echt een sleutel om ervoor te zorgen dat burgemeesters en het kabinet met een integrale bril en een integrale blik dit thema kunnen overzien. Daarbij merk ik op dat het onvermijdelijk is dat die overheid "minder minder" wordt. Hoewel de VVD staat voor een kleine, slagvaardige overheid, is dit een goede zaak, maar daarbij moet je weloverwogen nadenken over de vraag hoe je dat laat landen en op welke wijze je daaraan invulling geeft. Ik verwacht op dat punt echt een hele hoop van de minister. Ik ben benieuwd naar zijn beantwoording. Ik spiek nog even op mijn kladje, maar hiermee heb ik gezegd wat ik had willen zeggen.
De voorzitter:
Daarmee bent u ook precies aan het einde van uw spreektijd gekomen.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ik dank allereerst beide bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen, maar ik dank ook, zoals ik altijd doe bij een begrotingsbehandeling, de ambtenaren. Zij zijn waarschijnlijk tot laat bezig geweest met de schriftelijke beantwoording van de vele vragen die gisteren door deze Kamer zijn gesteld. Dank daarvoor.
Zoals ik in eerste termijn heb aangegeven, stoort het mijn fractie enorm dat migranten gouden bergen worden beloofd als zij de dure reis naar Nederland moeten ondernemen. Om die reden ben ik gisteren gestart om daar via social media een realistisch, juist beeld tegenover te zetten, namelijk het beeld van sobere opvang, waarbij niet zeker is of je hier, al dan niet tijdelijk, mag verblijven, waarbij het lang duurt voordat je aanvraag überhaupt in procedure wordt genomen, en het niet langer duidelijk is dat je familie mag overkomen.
Een Arabische vertaling van de brief van de staatssecretaris van 19 oktober jongstleden is gisteren via Twitter en Facebook verspreid. Ik kan melden dat deze 33.000 views heeft opgeleverd op Facebook en 13.000 views op Twitter. De brief is dus tienduizenden keren bekeken. Ik hoop dat dit ertoe leidt dat zij die deze lezen, zich nog eens heel goed bedenken of de werkelijk geboden voorzieningen de risicovolle en kostbare reis wel waard zijn.
Dan de grenscontroles. De Kamer heeft dinsdag een motie aangenomen die mijn collega Teeven samen met de CDA-fractie heeft ingediend. Deze verzoekt om ook andere legeronderdelen dan de Koninklijke Marechaussee waar nodig in te zetten bij grenscontroles. Die controles werpen hun vruchten af, getuige het bericht van de staatssecretaris dat er inmiddels 55 aanhoudingen zijn verricht. Dat ander personeel dan de Koninklijke Marechaussee een korte opleiding nodig heeft, mag het kabinet er naar de mening van de VVD niet van weerhouden om dat in te zetten. Grijs, blauw of groen, het maakt mij niet uit; alle capaciteit moet kunnen worden ingezet bij grenscontroles. Graag krijg ik de bevestiging dat de staatssecretaris alles doet wat daarvoor nodig is.
Verder ben ik natuurlijk zeer verheugd met het antwoord van de staatssecretaris op mijn wens om het beleid jegens criminele vreemdelingen aan te scherpen. Ook voor hen die hier weliswaar geboren zijn, maar die ervoor kiezen om geen Nederlander te zijn, geldt dat zij zich aan de wet moeten houden. Doen zij dat niet en begaan zij een ernstig misdrijf, dan kunnen zij wat de VVD betreft het land verlaten. Niet alleen wanneer er sprake is van handel in verdovende middelen, maar ook van andere ernstige misdrijven, zoals moord, verkrachting, geweldsdelicten, terrorisme of van veelplegers, is er voor hen geen plek. Dat is eenvoudig te realiseren. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat hij op korte termijn wil berichten over de haalbaarheid en wenselijkheid daarvan. Ik dank de staatssecretaris daarvoor.
De VVD vindt het ook een goede zaak dat de staatssecretaris verhoogde aandacht heeft voor de terugkeer van mensen die geen recht meer hebben om hier te zijn. Uit de beantwoording van de vragen maak ik op dat er gisteren kennelijk nog een Frontexvlucht naar Servië is vertrokken. Ik hoop dat de ambitie van deze staatssecretaris is om de frequentie in 2016 verder op te voeren.
Dan de lijst met veilige landen. De VVD heeft een serie landen om daaraan toe te voegen. Wat ons betreft staat vakantieland Turkije daarbij op nummer één. Ik heb gisteren een aantal voorbeelden gegeven. De staatssecretaris heeft mij in zijn reactie in eerste termijn uitgedaagd om een serie landen te noemen. Dat doe ik graag. Ik noem als herkomstlanden bij de asielinstroom van 2015: Albanië, Algerije, Bangladesh, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Tsjaad, Colombia, Cuba, Egypte, Frankrijk, Ghana, Griekenland, Honduras, India, Jamaica, Jordanië, Kenia, Kosovo, Libanon, Mongolië, Marokko, Nepal, Senegal, Servië, Zuid-Afrika, Macedonië, Togo, Trinidad en Tobego, Tunesië, Turkije, de United States of America, Zambia en Zimbabwe. Met alle respect, dat lijken mij asielaanvragen die verkort moeten worden afgedaan en die niet moeten worden meegenomen in de totale instroom in de procedures.
Tot slot ga ik in op de reguliere economische migratie. In mijn termijn ben ik tegenover de staatssecretaris heel erg complimenteus geweest, maar op dit punt wil ik hem uitdagen. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat uit de schriftelijke beantwoording toch wel onvoldoende ambitie spreekt. Als je controle wilt krijgen op asiel en migratie, is het hard nodig om het asiel- en migratiesysteem te herzien. Je moet daarbij grote stappen willen zetten op het gebied van het reguliere economische migratiemodel. Wij kunnen misschien wel een hybride mix van een vraag- en aanbodgestuurde regeling hebben, maar gelet op de arbeidsmarkt is de regeling vooral vraaggestuurd. Ik noem in dezen de kennismigrantenregeling. Om voor deze regeling in aanmerking te komen, moet je een werkgever hebben en een X-bedrag aan inkomen. Volgens mij moeten wij overstappen naar een heel ander systeem, namelijk naar een systeem van puntentoekenning waarbij je mensen niet alleen kunt selecteren op basis van vaardigheden, maar bijvoorbeeld ook op basis van affiniteit met de Nederlandse of westerse samenleving. Hoe ga je dan bijvoorbeeld om met het aantal herkomstlanden? Kies je bij de verschillende landen van herkomst bijvoorbeeld voor concentratie of juist voor deconcentratie? Volgens mij moeten wij in de toekomst uiteindelijk daarnaartoe.
In dit kader wil ik de staatssecretaris graag wijzen op het Australische model. Mogelijk bevat dit elementen waardoor wij in de toekomst een heel ander economisch migratiemodel hebben dan het model dat wij tot nu toe hanteren. Migratie is nu immers vooral een bedreiging, terwijl migratie ook een grote kans voor de samenleving kan zijn. De migranten moeten dan wel kansrijk zijn en daadwerkelijk kunnen participeren in de samenleving. Nu staan toch wel heel grote groepen aan de zijkant van de samenleving; zij voelen zich geen volwaardig Nederlander. Dat moeten wij in de toekomst voorkomen. Anders blijven wij de problemen van morgen gewoon importeren.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. De opbrengst van dit debat over de begroting op het onderdeel asiel en migratie is dat de financiële middelen die nodig zijn voor de opvang van 58.000 asielzoekers volgend jaar niet beschikbaar zijn. Daarmee zijn de inspanningen van deze staatssecretaris — en hij doet zijn best, dat ziet het CDA ook — gebaseerd op financieel drijfzand. De staatssecretaris kiest voor reparatie bij de Najaars- en Voorjaarsnota. Dat is zijn keuze, en daar laat het CDA die dan ook.
Het onderwerp asiel kent vele lagen, van de asielzoekers en vluchtelingen, gewoon hier in de Nederlandse dorpen en steden, tot het internationale toneel, zowel politiek en militair als juridisch. Op dat laatste onderdeel dien ik de volgende twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor vluchtelingen Nederland een veilige en toegankelijke haven moet kunnen blijven;
verzoekt de regering, tijdens het voorzitterschap in 2016 van de Europese Unie het invoeren van de ontheemdenstatus op de agenda te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor vluchtelingen Nederland een veilige en toegankelijke haven moet kunnen blijven;
verzoekt de regering tijdens het voorzitterschap in 2016 van de Europese Unie de aanpassing van het Vluchtelingenverdrag op de agenda te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Wat een interessante termijn was het met de minister en de staatssecretaris. De minister kiest ervoor om een aantal problemen die al wat langer leven, pas bij de Voorjaarsnota op te lossen. Dat schept de verplichting om het bij de Voorjaarsnota echt waar te maken. De minister vraagt vertrouwen van de Kamer. Wat mij betreft krijgt hij dat, maar het is een zware verantwoordelijkheid om volgend jaar orde op zaken te stellen. Met een aantal moties onderstreep ik dat. Dat het zo lang geduurd heeft in de tweede termijn, had vooral te maken met de motie over de rechtspraak. De discussie over dit onderwerp werd in eerste instantie heel breed in de oppositie gevoerd, maar later heeft de coalitie zich erbij aangesloten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in 2013 heeft aangegeven dat 32 volwaardige zittingsplaatsen zouden blijven bestaan;
constaterende dat door de Raad voor de rechtspraak een huisvestingsplan is opgesteld waarin het zaaksaanbod in zeven rechtbanken wordt ingeperkt;
overwegende dat de toegang tot het recht, juist in zogenaamde krimpregio's, essentieel is;
verzoekt de regering, haar eerdere toezegging gestand te doen en bij de Voorjaarsnota 2016 voldoende middelen vrij te maken om de rechtbanken in Almelo, Assen, Alkmaar, Zutphen, Maastricht, Dordrecht en Lelystad volwaardig open te houden zonder leegstand te financieren en hierover apart de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de behandeling van jonge criminelen, in het bijzonder zij die een voorwaardelijke PIJ-maatregel (plaatsing in jeugdinrichting) door de strafrechter opgelegd hebben gekregen, in een aantal gevallen spaak loopt;
overwegende dat de regering een onderzoek naar de oorzaken hiervan laat uitvoeren en de Kamer hierover in het voorjaar van 2016 rapporteert;
verzoekt de regering, tot die tijd alles in het werk te stellen om de behandeling van jeugdige criminelen spoedig, in elk geval maximaal drie maanden na strafoplegging, te laten plaatsvinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2014 de uitvoerbaarheid van 15.301 geldboetevonnissen, 1.206 vrijheidsstraffen en 173 omgezette taakstraffen is verjaard;
overwegende dat dit onacceptabel is, omdat in een rechtsstaat opgelegde straffen ten uitvoer dienen te worden gelegd;
verzoekt de regering:
-intensievere opsporing te laten plaatsvinden en strakker te sturen op executie van straffen teneinde te voorkomen dat deze verjaren;
-te onderzoeken hoe de wettelijke verjaringstermijn ex art. 76 Wetboek van Strafrecht verlengd kan worden om zo een langere periode straffen te kunnen uitvoeren;
-de Kamer over de uitkomsten hiervan te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Recourt (PvdA):
Het is een goede motie, op één punt na. Door de termijn te verlengen, haal je de druk bij de overheid juist weg. Dat heb ik al gezegd tijdens een interruptie. De heer Oskam zei toen dat hij dit alleen wilde voor de mensen die zich onttrekken aan detentie. Kunnen we de motie zo interpreteren dat de wet op dat punt moet worden aangepast? In dat geval is ze effectief. Als je de algemene termijn verlengt, kan de overheid op haar handen gaan zitten.
De heer Oskam (CDA):
De heer Recourt mag haar zo interpreteren. Gisteren heb ik het zo uitgelegd en de mede-indieners denken er hetzelfde over. Ik vond dat de minister een goed antwoord af. Hij zei dat hij er alles aan gaat doen. Dat sprak mij aan, maar ik vind ook dat de overheid voldoende tools moet hebben om de mensen te pakken die het systeem proberen te ondermijnen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is de komende tien jaar zeker 200 politiebureaus te sluiten;
overwegende dat voorafgaande aan besluitvorming over sluiting van een politiebureau de consequenties voor dienstverlening en aanrijtijden en de financiële consequenties inzichtelijk gemaakt dienen te worden;
verzoekt de regering, de Kamer per politiebureau te informeren over de consequenties van de voorgenomen sluiting,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
Mensen die goed opletten, weten dat dit een oude motie is. Zes dagen geleden is ze echter vervallen verklaard vanwege de termijn. Misschien hadden we ook daar de verjaringstermijn moeten verlengen. Om die reden dien ik de motie opnieuw in. Ik wil haar graag in het kader van de begroting in stemming brengen.
Ik heb nog één vreemde eend in de bijt. De minister heeft een brief uit Zeeland gehad met de vraag om vooral iets te doen voor de opleiding voor handhavers. Ik had daar geen tijd meer voor in mijn eerste termijn. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de politie voornemens is de samenwerking met het Scalda College voor Uniformberoepen in Middelburg voor de opleiding Handhaver toezicht en veiligheid (HTV) te beëindigen;
overwegende dat de voortzetting van de opleiding in Zeeland van belang is voor leerlingen en werkgevers in het publieke domein;
verzoekt de regering, in overleg te treden met het Scalda College voor Uniformberoepen en de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant teneinde de specialisatie politie van de opleiding HTV in Zeeland te handhaven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
Ik ben nu in een luxepositie, want ik heb nooit tijd over. Ik heb nog twee losse vragen voor de minister. Mijn fractie is blij dat de minister eindelijk landen gaat aanspreken op het intrekken van het paspoort van mensen die willen uitreizen, zoals Syriëgangers, als Nederland dat ook al heeft gedaan. Ik vraag de minister om welke landen het daarbij specifiek zal gaan. Ik verzoek hem om de resultaten van een aantal verzoeken te melden aan de Kamer bij zijn update van het actieplan jihadisme. Misschien kan hij nog iets vertellen over wat hij daarover heeft besproken met de minister van Justitie van Marokko. Een groepje uit de vaste Kamercommissie is in Marokko geweest en toen kwam dit ook aan de orde. Wij weten dat minister Van der Steur later nog met die minister heeft gesproken, dus misschien kan hij hier iets over zeggen.
Ik had de minister bovendien beloofd om hem nog even te herinneren aan het stuwmeer van overuren bij de Nationale Politie. Hij zou daar in tweede termijn op terugkomen.
De voorzitter:
De tijd die resteert, zal nog beschikbaar blijven voor uw collega's, meneer Oskam. Die tijd gaat dus niet verloren.
Voorzitter: Van Miltenburg
De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Succes kent vele vaders. Deze Justitiebegroting lijkt gewoon wel een succes te gaan worden. Vorig voorjaar zeiden deze minister, toen nog Kamerlid, en ik in de krant dat er bij de uitvoeringsdiensten niks meer af mocht. Dat was op een moment waarop er allerlei tegenvallers bekend waren. Er kwam een voorschot op de onderhandelingen die er deze zomer en dit najaar zijn geweest. De Eerste Kamer nam een voorschot door te zeggen dat die begroting door haar niet zou worden aangenomen. De Eerste Kamer deed dat overigens Kamerbreed, dus inclusief de coalitiepartijen. De griffierechten zijn hier niet eens langs geweest. In de Tweede Kamer heeft de oppositie een stevige rol op zich genomen. Kortom, we zijn met zijn allen druk bezig geweest met de verbetering, zij het de een wat meer dan de ander.
De bewindspersonen hebben het zo goed gedaan dat één partij, de SP, die van tevoren zei dat ze zou gaan tegenstemmen, zojuist in de tweede termijn zei dat zij zelfs zou gaan voorstemmen als drie moties zouden worden aangenomen. Dat is knap, ik kan niet anders zeggen. Mijn partij zal er niet voor gaan liggen. Wij gaan dus voor die drie moties stemmen. Wij vinden dit ontzettend belangrijk. Wij willen niet dat die 250 miljoen in gevaar komt. Die 250 miljoen is dringend nodig in het justitieveld, dat snakt naar geld als een woestijn naar water.
Een van de punten was dat zeven rechtbanken mogelijk minder gaan doen. Ik had daarover eigen moties in voorbereiding. Ik heb het laten gaan, omdat het CDA zo vriendelijk was om dit samen te willen doen en om ons te vragen of wij mee wilden doen. Wij vonden dat de beste motie, dus ik heb daar met plezier mijn naam onder gezet. Eén element staat er niet in. Dat had ik wel in mijn eigen motie, dus ik ga dit nu gewoon mondeling behandelen. Volgens mij is de minister voornemens om het Rijksvastgoedbedrijf erbij te betrekken, maar ik wil dat nu wel zeker weten. Het gaat daarbij om 32 rechtbanklocaties. We moeten die vierkante meters bekijken en het probleem oplossen. Het zou het Rijksvastgoedbedrijf helpen als minister Blok, de verantwoordelijke minister, hierbij aan boord is om mee te denken over een oplossing.
In mijn eerste termijn had ik ingezet op vernieuwing. Ik ga daar zo een motie over indienen. De minister heeft verder gezegd dat ik rustig moest wachten, omdat het voorjaar eraan komt en hij dan met een aantal plannen komt. Ik wacht die maar even af. Daarom laat ik mijn motie over ketenfinanciering nu zitten, maar ik ben wel heel benieuwd. Vernieuwing blijft namelijk nodig om echte stappen te kunnen zetten. De staatssecretaris wil ik bedanken voor zijn zeer realistische behandeling van dit probleem, waarmee Nederland geconfronteerd wordt. Dan helpt scherpslijperij niet; dan helpt een praktische houding. Die herken ik bij de staatssecretaris. Dat doet hij voortreffelijk, waarvoor dank.
Ik dien twee moties in. De eerste luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland geen regeling voor voorwaardelijke invrijheidstelling in geval van levenslange gevangenisstraf kent;
overwegende dat de rechtbank Assen op 24 november 2015 ervan afzag om een levenslange gevangenisstraf op te leggen omdat de mogelijkheid van gratie voor levenslang gestraften vrijwel niet wordt toegepast en omdat een levenslange gevangenisstraf zonder enig perspectief op vrijlating in de toekomst op gespannen voet staat met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;
van mening dat levenslange gevangenisstraf zonder enig reëel perspectief op vrijlating in de toekomst in strijd is met artikel 3 van het EVRM met betrekking tot het verbod op onmenselijke bestraffing en dus inhumaan is;
van mening dat als rechters bij gebrek aan perspectief op vrijlating in de toekomst geen levenslange gevangenisstraf opleggen, daarmee het gevaar bestaat dat de meeste zware misdaden niet langer met levenslang zullen worden bestraft;
verzoekt de regering, met een wetsvoorstel te komen dat ziet op een periodieke onafhankelijke toetsing van de levenslange gevangenisstraf die perspectief op vrijlating biedt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb scherp geluisterd naar de motie. Daarin zei heer Recourt dat hij van mening is dat het stelsel van levenslange gevangenisstraffen in strijd met artikel 3 van het EVRM en derhalve inhumaan is. Is dat nu een mening van de heer Recourt, of meent hij dat we juridisch niet anders kunnen dan overgaan tot een wijziging op dit punt?
De heer Recourt (PvdA):
Beide. Ik vind dat iedereen, zelfs de grootste misdadiger, recht op hoop heeft; niet het recht op vrijkomen — sommige mensen moeten echt levenslang zitten — maar wel het recht op hoop. Dat is mijn mening, sterker nog, dat is mijn overtuiging. Het is echter ook mijn juridische mening dat Nederland hieraan gehouden is. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft een heel aantal uitspraken gedaan waaruit blijkt dat het het recht op hoop ziet als een basisrecht van ieder mens. De Nederlandse rechter in eerste aanleg — misschien kan het in hoger beroep nog veranderen — heeft dat in de rechtbank Assen nu ook uitgesproken. Ook andere rechters in Nederland hebben al vaker schoten voor de boeg gegeven: politiek, regel het, anders leggen we geen levenslange straf meer op. Dat moet toch vooral de VVD niet willen, want juist de ergste misdaden, zoals meervoudige moord, worden nu niet meer met levenslang bestraft, maar met een tijdelijke straf. Dat is een onwenselijke situatie.
De heer Van Oosten (VVD):
We gaan die discussie ongetwijfeld nog nader voeren in de Kamer, want hier ligt een flinke juridische uitdaging. Is de oplossing dan niet meer gelegen in het scherp bekijken van het huidige gratiesysteem dan in het meteen creëren van een soort algemeen toetsingsmoment? Moeten we misdadigers die er niet voor terugdeinzen om dwars door kinderkamers heen te schieten, die nietsontziend tekeergaan, die politieagenten meenemen in hun daad om iemand dood te schieten, perspectief bieden op vrijheid?
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb het al eerder gezegd: volgens mij is het een basisprincipe van menselijkheid dat zelfs de daders van de meest vreselijke daden recht op hoop hebben; niet het recht op vrijkomen, maar wel het recht op hoop. In 30, 40 jaar kan immers heel veel veranderen. Daar moeten de slachtoffers of nabestaanden overigens wel altijd bij betrokken worden.
Ik dien mijn tweede motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het aantal echtscheidingen toeneemt;
van mening dat zo veel als mogelijk voorkomen moet worden dat echtscheidingen nadelige gevolgen voor kinderen hebben, een onnodig beslag leggen op de rechtspraak of andere ongewenste maatschappelijke gevolgen hebben;
van mening dat de inrichting van de juridische procedures rondom echtscheiding en de financiering daarvan te weinig gericht is op voorkomen van escalatie van echtscheidingsconflicten;
van mening dat vernieuwende vormen van rechtspraak of geschilbeslechting ervoor kunnen zorgen dat echtscheidingen op een meer harmonieuze en kosteneffectieve manier worden afgerond;
van mening dat burgers en organisaties die door de overheid daartoe uitgedaagd worden, oplossingen kunnen hebben voor problemen die door bestaande partijen en procedures niet goed opgelost worden;
verzoekt de regering, een "divorce challenge" uit te schrijven, waarmee maatschappelijke partijen de gelegenheid krijgen oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren die leiden tot een reductie van het aandeel echtscheidingen op tegenspraak met ten minste 50%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Recourt (PvdA):
Ik had het in mijn motie over een "divorce challenge". Daarmee bedoel ik een soort echtscheidingsuitdaging, zeg ik naar aanleiding van boze mailtjes waarin staat dat ik te veel Engelse termen gebruik.
Ik zeg nogmaals dank aan de bewindspersonen en de grote hoeveelheid ambtenaren voor hun werkzaamheden in schrijf- en luisterteams. Dat hebben ze voortreffelijk gedaan.
De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Veiligheid is de grond onder onze voeten. Zonder veiligheid geen vrijheid, en zonder vrijheid geen leven. In die zin was dit een heel belangrijke begrotingsbehandeling, maar uiteindelijk komt het erop neer dat de mensen op de werkvloer en de mensen buiten aan het front het werk moeten doen. Ik wil de minister dan ook danken voor zijn warme woorden aan het adres van al die uitvoerders die zich dag in, dag uit 24 uur inzetten voor ons, opdat wij veilig en vrij kunnen leven. Ik roep de minister op om die mensen altijd en elke dag weer voor ogen te hebben en hen zo goed mogelijk te faciliteren. Ook daarbij wens ik hem veel wijsheid en ruimhartigheid, evenals bij de onderhandelingen over de politie-cao. Uiteindelijk gaat om de uitvoerders en moet de kwaliteit van de uitvoering goed zijn. Dat is wat uiteindelijk telt.
Het goede nieuws is dat het dreigingsniveau in Brussel is afgeschaald van 4 naar 3. Daarmee is nog niet gezegd dat wij achterover kunnen leunen, want de strijd tegen het terrorisme is een strijd van lange adem. Zoals ik al eerder in mijn inbreng heb gezegd, is het salafisme het voorportaal van de gewelddadige jihad. Daarover heb ik een motie voorbereid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de AIVD constateert dat het salafisme in Nederland groeit en een ongrijpbare dynamiek vertoont en dat het daardoor steeds meer een kweekvijver voor het jihadisme aan het worden is;
overwegende dat een rechtspersoon waarvan het doel en/of de activiteiten in strijd zijn met de openbare orde op verzoek van het Openbaar Ministerie door de rechter verboden kan worden;
constaterende dat het jihadisme, getuige zijn hand- en studieboeken, een gewelddadige ideologie is die volledig ingebed is in de salafistische leer;
van mening dat het salafisme in Nederland isolationistisch van karakter is gericht op onverdraagzaamheid, antidemocratische activiteiten en polarisatie en daarmee een kweekvijver vormt voor radicalisering en gewelddadig jihadisme;
verzoekt de regering, het Openbaar Ministerie te vragen onderzoek te (laten) doen naar de mogelijkheid om salafistische organisaties vanwege strijd met de openbare orde te laten verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik wil de staatssecretaris bedanken dat hij in zijn reactie heeft laten blijken oog te hebben voor de veiligheid van de lhbt's in de opvangcentra. Wil hij bezien of in dat nadenken en de acties die hij voornemens is te nemen niet heel specifiek in de opvangcentra een vertrouwenspersoon aangewezen kan worden, in ieder geval iemand van wie iedereen weet dat hij daar terecht kan als hij ergens mee zit en dat hij in alle vrijheid en veiligheid over lhbt kan spreken? Dat ligt heel gevoelig in die gemeenschappen. Ik zou daar nog graag een reactie van de staatssecretaris op willen krijgen.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. We hebben nu twee dagen gedebatteerd over de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Zelden was de inzet zo hoog en de uitkomst zo laag. De oppositie heeft haar best gedaan, maar de coalitie houdt de oogkleppen stevig voor. Waar hebben we de VVD over gehoord? "Wat mot, dat mot", maar leveren, ho maar. De PvdA sprak over een "divorce challenge", het recht op hoop en een bedrijfskantine bij een trainingslocatie van de politie. Laat er geen misverstand over bestaan dat dit belangrijke onderwerpen zijn, maar de timing is niet echt geweldig. Het is niets meer of minder dan een poging om het maar vooral niet over de kern van de zaak te hebben. De kern van de zaak is geld of, beter gezegd, een gebrek aan geld. De PvdA en de VVD, die hun mond vol hebben van de rechtsstaat, doen wederom niet wat nodig is. Onderdeel van de rechtsstaat is de trias politica, ofwel de drie staatsmachten: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. Op grond van de zogenoemde checks-and-balances controleren die drie staatsmachten elkaar en houden ze elkaar ook in evenwicht. En wat ze uitdrukkelijk niet doen, is elkaar de hand boven het hoofd houden.
Dat is wel wat beide coalitiepartijen doen. In plaats van als onderdeel van de wetgevende macht hun taak als volksvertegenwoordiger uit te voeren, wordt de minister als onderdeel van de uitvoerende macht in bescherming genomen. Laat er geen misverstand over bestaan: ik vind beide heren in vak-K ook aardig. Maar daar gaat het hier niet om. Het gaat erom dat we als volksvertegenwoordiger moeten doen wat in het belang is van de burger. En de burger is niet gediend met een veiligheidsketen die de eindjes financieel niet meer aan elkaar kan knopen, en dat in een tijd van terroristische dreiging en een vluchtelingenstroom die steeds groter wordt.
De heer Recourt (PvdA):
Het verbaast me een beetje. Ten eerste is er 250 miljoen bij en ten tweede denk ik dat de kans vrij groot is dat, nu in ieder geval ook mijn fractie voor die drie moties gaat stemmen, de rest van de Kamer voor deze begroting zal stemmen. Sluit de PVV niet aan op wat hier in de Kamer gebeurd is? Het lijkt erop alsof mevrouw Helder buiten is geweest, nu binnenkomt en net als twee dagen geleden denkt dat met uitzondering van de coalitie iedereen tegen deze begroting is.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat verwijt kan ik bijna ook aan collega Recourt maken, die de begroting een succes noemde. Toen viel ik bijna van mijn stoel. Het is niet dat er niets is gebeurd, maar we hebben allemaal geroepen dat er 250 miljoen bij moest. En weet u nu waar die naartoe gaan? Nee, want er blijft nog steeds een gat. De minister is strijdbaar en zal bij de Voorjaarsnota met een reactie komen op mogelijke rapporten die we dan al hebben ontvangen. We weten allemaal nog niet waar die 250 miljoen precies naartoe gaat. Het verwijt van mijn fractie over deze begroting was dat dat geld niet gelabeld is, dat niet duidelijk is wat de cao van de politie gaat kosten en dat nog niet duidelijk is wat een aantal andere posten gaat kosten. En die duidelijkheid had wel in deze begroting moeten worden gegeven. Dat er geld bij komt, is een goede stap. Maar het is te weinig en het is ook niet duidelijk waar het naartoe gaat. Dat had in de begroting wel duidelijk moeten worden gemaakt.
De heer Recourt (PvdA):
Ten eerste, als je aan het onderhandelen bent over een cao, dan weet je nog niet wat die gaat kosten. Dat moet zelfs voor de PVV duidelijk zijn. Hoe kun je dat dan nu het kabinet verwijten? Ten tweede, ik heb de PVV ook niet horen zeggen: 400 miljoen naar die en die post, daar doen we het wel voor. Het blijft dus ook wel een beetje bij gratuit zeggen dat het niet genoeg is, zonder dat daar iets concreets tegenover staat.
Mevrouw Helder (PVV):
Weet u wat ook gratuit is: om als coalitiepartij moties van oppositiepartijen te steunen zonder dat er een dekking wordt geleverd. Ik hoor altijd zeggen: als er geen dekking is, gaan wij het niet steunen. Of men zegt: als ze overbodig zijn, gaan we ze niet steunen. En dat gaat u nu wel doen. En wat gaat er gebeuren bij de Voorjaarsnota? Dan is die dekking niet gevonden en hebben we een halfjaar later weer te maken met die puinhoop. Mijn fractie past daarvoor.
Ik ga verder met mijn betoog. Het was een mooi bruggetje. Deze begroting had terug naar de tekentafel gemoeten. De minister heeft ongetwijfeld zijn best gedaan om meer geld te krijgen, maar er moet, wat mijn fractie betreft, meer bij. Ik heb dat ook onderbouwd in eerste termijn. Dat heb ik zo-even naar aanleiding van de interruptie ook gedaan. Wat ik ook al heb gezegd is dat het gelabeld had moeten worden, zodat vooraf duidelijk is waar het extra geld aan wordt besteed. Alleen dan kan de Kamer de minister en de staatssecretaris controleren en haar werk, het uitoefenen van het budgetrecht, naar behoren doen. En alleen dan weten de politie, het OM en de rechterlijke macht waar zij aan toe zijn.
Ik heb al de conclusie uitgesproken dat de PVV tegen deze begroting zal stemmen. Het is een begroting die de minister zelf heeft aangeduid als "ontwerpbegroting". Ofwel: er is nog niets in beton gegoten. De minister draait het in zijn antwoord weer vrolijk om door te zeggen dat het extra geld dat de PVV vraagt, er dan helemaal niet komt. Hij weet echter ook dat als er een verandering in de begroting komt, er een nota van wijziging komt. En een nieuwe begroting is als een nieuwe ronde. We kennen allemaal het spreekwoord: nieuwe ronde, nieuwe kansen!
Ik heb in eerste termijn de minister verweten dat hij wegkijkt. Dat verwijt is alleen maar groter geworden, want antwoorden op de ampele vragen die ik heb gesteld, zijn slechts een herhaling van datgene wat al in de brieven van de minister staat. Mijn fractie vroeg slechts een garantie van de minister dat de kosten van de vertraging van de reorganisatie van de Nationale Politie niet voor rekening van de politie zelf komen. Er is gevraagd om het niet te laten bij de mededeling dat er nog onderzoeken lopen. Het antwoord was: ik laat het onderzoeken en het resultaat wordt betrokken bij de Voorjaarsnota. Dit antwoord is geen verrassing, maar het blijft een zwak antwoord. Maar goed, de minister wandelt in de traditie van de minister-president, die aangaf dat je alleen een garantie hebt op stofzuigers. Wordt vervolgd, dus, bij de Voorjaarsnota over een half jaar.
Mijn fractie heeft ook gevraagd waarom niet meer agenten worden getraind in het omgaan met zwaardere wapens, onderbouwd met de opmerking dat die wapens in de auto of op het bureau beschikbaar kunnen blijven, zodat de agenten niet hoeven te patrouilleren met zwaardere wapens. Geen zwaarbewapende wijkagenten, dus. Wel kan er dan in het geval van een dreiging of een aanslag sneller worden gehandeld en van een grotere, veiligere afstand. Agenten kunnen dan, tot de Dienst Speciale Interventies er is, in ieder geval van een afstand frustreren. Ik heb duidelijk gezegd dat het de DSI moet zijn en blijven die terroristen moet uitschakelen. Dat is geen taak voor "gewone" agenten. Het antwoord van de minister was: om de verbondenheid met de wijk te behouden, is zwaardere bewapening niet aangewezen. Maar dat vroeg ik ook niet. De minister sprak in zijn eerste termijn over de agenten die een stap naar voren zetten, waar wij als burgers een stap terug doen. Maar helaas, geen woord over de veiligheid van die agenten. Dat is een teleurstelling en mijn advies aan de minister zou zijn: ga eens mee op patrouille of ga in de meldkamer zitten en kijk naar de agenten die vervolgens op een melding af moeten gaan. Wat mijn fractie betreft zijn dat helden. Zij verdienen waardering, respect en de juiste bewapening. Dan wil mijn fractie niet een slap antwoord van de minister, die hier veilig in vak K zit.
Ik kom tot een afronding. Het standpunt van mijn fractie over deze begroting is niet gewijzigd. Mijn fractie dient geen moties in zonder dekking, maar het staat de minister natuurlijk vrij om tot het moment waarop er gestemd gaat worden, met een nota van wijziging te komen waarin nog enigszins tegemoet wordt gekomen aan hetgeen mijn fractie in eerste termijn heeft aangevoerd en uitvoerig heeft onderbouwd. Geheel daaraan tegemoetkomen zal misschien niet gebeuren, hoewel het bijna sinterklaas is. Gedeeltelijk zou het misschien wel kunnen. Ik wacht het vol spanning af. Verder lijkt ons standpunt mij duidelijk.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Nederland kan de doorlopende asielramp al lang niet meer aan. Iedereen ziet dat die onmiddellijk moet stoppen. Helaas ziet alleen dit kabinet het niet. Dit kabinet houdt de grenzen wagenwijd open en heeft helaas niet het lef om paal en perk te stellen aan de asielinstroom. In plaats daarvan worden er weer opnieuw honderden miljoenen opgehoest, waarmee de komende tijd weer tienduizenden nieuwe gelukzoekers worden opgevangen. Dat is de realiteit en ondanks de woorden van met name de VVD-fractie verandert er dus helemaal niets. De VVD zegt wel steeds dat de grens bijna is bereikt en roept dat al jaren, maar ondertussen tekent de VVD doodleuk voor een begroting die gebaseerd is op de instroom van nog vele tienduizenden meer gelukzoekers. Hypocrieter kan het niet.
De problemen kunnen maar op één manier worden opgelost, en daarom dien ik wederom de volgende motie in.
De heer Fritsma (PVV):
Dat is waar het om gaat. Op die manier komen asielzoekers Nederland niet meer binnen, is er hier ook geen asielopvang en is er geen asielprocedure meer. Dat is wat er moet gebeuren. Daar zal de PVV-fractie voor blijven strijden.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor de beantwoording. Het zijn twee spannende dagen. Er werd veel "hulde" geroepen. Hulde aan de minister en aan de oppositie. Ik denk ook hulde aan de kiezer, die ervoor heeft gezorgd dat wij macht en tegenmacht in dit parlement, en aan de overkant in de senaat, zo geregeld hebben dat er niet alleen vrijdag beweging kwam, maar er ook vandaag beweging lijkt te komen. Dat is ongelofelijk belangrijk. Wij zaten hard te wachten op geld dat erbij zou komen, maar in dit debat blijkt al dat we in het volgende jaar niet alleen de wensen, maar ook de problemen rond de diverse onderdelen van deze begroting weer lang zullen zien komen. Problematisch zijn met name drie zaken: de rechtbanken, het Openbaar Ministerie en de politie, dus eigenlijk de hele keten. Daar waren nu net ook al die rapporten over verschenen.
De minister zei: ik ben strijdbaar. Wat mij betreft mag de minister ons geen loze beloftes doen. Wij vragen veel van de minister als we hem vragen om het nu al te regelen, maar ik vind wel dat hij helder zicht moet geven op de termijn — wat mij betreft is dat de Voorjaarsnota 2016 — waarop we de problemen rondom dat ministerie eindelijk achter ons kunnen laten. Dat zal belangrijk zijn. Ik vind ook dat de minister ons per 1 maart een tussenbalans moet geven en dat hij — ik zei het tegen hem in een interruptie — een actieve informatieplicht heeft over hoe het zit met tegenvallers en de ontwikkeling van de financiën. Die 50 miljoen dekking van andere departementen steekt mij ook als een graat in de keel. Ik zal daar ook een motie over indienen. Tegen de staatssecretaris zeg ik net als mevrouw Keijzer dat ook die raming van de vluchtelingen mijn fractie zorgen baart.
Een aantal partijen — het CDA, de SP en D66 voorop — hebben toch met name rond de problematische onderdelen moties ingediend. De bewindslieden hebben er al een gehoord over de rechtbank, ze hebben er al een gehoord over de politie en van mij krijgen zij nu die over het Openbaar Ministerie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nieuwe taken bij zullen komen voor het Openbaar Ministerie, onder andere op het gebied van terrorisme, ondermijnende criminaliteit en cybercrime;
verzoekt de regering, in de Voorjaarsnota 2016 voldoende middelen vrij te maken om deze extra taken te waarborgen en de Kamer hierover apart te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pechtold (D66):
Ik kondigde al aan dat ik liever geen bezuinigingen zie op onderwijs, al is Justitie me natuurlijk dierbaar. Daarom de volgende motie:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering ter gedeeltelijke dekking van de intensiveringen in de jaren 2016 tot en met 2018 50 miljoen euro per jaar naar begrotingstotaal verdeelt over de verschillende departementen en dat de invulling daarvan wordt voorzien bij voorjaarsnota;
van mening dat intensiveringen in Veiligheid en Justitie niet ten koste mogen gaan van de Onderwijsbegroting;
verzoekt de regering, in overleg met de Kamer te komen tot een alternatieve dekking voor deze 50 miljoen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pechtold (D66):
Een deel van de dekking wordt gezocht in schikkingen, maar ook daarover wil ik de Kamer een uitspraak ontlokken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, te waarborgen dat de dekking van de 310,5 miljoen euro voor de begroting van Veiligheid en Justitie niet leidt tot een perverse prikkel om zo veel mogelijk zaken te schikken in plaats van voor de rechter te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Recourt (PvdA):
Mijn vraag betreft het niet-korten op onderwijs. Ik blijf dat toch een beetje raar vinden. Het was de heer Pechtold, en overigens iedereen in de Kamer, die zei: er gaat te weinig geld naar V en J, daar moet echt meer bij. Zelfs 250 miljoen was niet genoeg. Als je je realiseert dat dat geld niet meer van de V en J-begroting te halen is, moet het ergens anders vandaan komen. Is het dan niet consequent om te zeggen: we wachten de Voorjaarsnota 2016 af en zien waar het vandaan komt, maar we realiseren ons dat het in ieder geval niet van de begroting van V en J kan komen en dus ergens anders vandaan moet komen? Nu komt er geld bij dat bij andere ministeries wordt weggehaald, maar dat mag dan eigenlijk ook weer niet.
De heer Pechtold (D66):
Als ik van een coalitiepartij was, zou u mij daar terecht op aanspreken. Maar het was het feestje van VVD en PvdA, die zomaar 500 miljoen, oplopend tot 750 miljoen, verdeelden tussen zorg en defensie. Dat is gebeurd. Daar stonden wij als Kamer bij en keken ernaar. Dat was los van die 5 miljard. U had ook tegen deze minister kunnen zeggen: als er 500 miljoen, oplopend tot 750 miljoen te verdelen is, laten we dan eens beginnen met Justitie. Daar hebt u niet voor gekozen. Richting de PvdA zeg ik dat ik dat echt een slechte beurt vind. Nu de pap bijna gestort is, mag ik ook zeggen waar het geld volgens mij niet vandaan mag komen. Als de heer Recourt zegt: haal het maar uit die 750 miljoen die wij met z'n tweetjes al verdeeld hebben, dan is dat voor mij een alternatief. Ik gaf al aan dat heel veel partijen zullen zeggen: niet daar, niet daar en niet daar. D66 zegt dan: niet bij onderwijs.
De heer Recourt (PvdA):
Dat is precies de kern van het probleem. Je kunt zeggen dat er meer geld bij V en J moet, maar als je ook zegt dat het ergens anders niet af mag, blijf je een probleem houden. Zwartepieten kan ik ook. In de tijd dat de heer Pechtold nog deel uitmaakte van de constructieve oppositie heeft hij ook niet gezegd dat er geld bij moest bij V en J. Hij heeft toen zijn geld ingezet voor onderwijs en nog een aantal andere dingen. Kortom, dat hebben wij allemaal gedaan. Politiek is keuzes maken. De vraag is waar je schaars geld over verdeelt. Het is dan toch gek als je zegt: ik wil dat het naar V en J gaat, maar ik wil het ergens anders niet kwijt?
De heer Pechtold (D66):
Nogmaals, dat gaat allemaal uit van de premisse, de vooronderstelling, dat ik maar genoegen moet nemen met de keuzes die de coalitie heeft gemaakt. Die keuzes deel ik niet. De PvdA heeft zo maar 5 miljard lastenverlichting bedacht. Was dat geld er? Nee. Er is ook bedacht dat 500 miljoen oplopend tot 750 miljoen in de komende jaren kan worden weggegeven aan dingen die PvdA en VVD belangrijk vinden. Als de heer Recourt bij mij was langsgekomen, had ik gezegd: doe een stuk defensie, doe een stuk zorg en kijk ook eens naar justitie. Nu trek ik een rode streep en zet ik mijn hakken in het zand. Wij gaan geen geld bij onderwijs weghalen. Of wil de Partij van Arbeid bezuinigen op Onderwijs? Dat lijkt mij toch niet. Daarom heb ik die motie ingediend. Ik zie graag dat de PvdA voor die motie stemt.
Ik ga over naar ICT, ook belangrijk. We hebben over het masterplan gesproken. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit het rapport-Hoekstra bleek dat de informatie-uitwisseling en toegankelijkheid in de strafrechtketen beter moet;
constaterende de financiële tegenvallers op ICT die zich in de strafrechtketen voordoen;
overwegende dat de strafrechtketen alleen beter kan samenwerken als ook de ICT en informatievoorziening goed op elkaar zijn aangesloten;
verzoekt de regering, bij de voorjaarsnota in 2016 met een masterplan ICT te komen voor de hele strafrechtketen, inclusief investeringstraject en proeftuinen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pechtold (D66):
Ik ben er bijna. De volgende motie gaat over het NFI.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat forensisch onderzoek steeds belangrijker wordt als bewijs in strafzaken;
verzoekt de regering, te voorzien in incidentele extra financieringsmogelijkheden voor het Nederlands Forensisch Instituut wanneer zich tijdelijk een substantieel verhoogde werklast voordoet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pechtold (D66):
De laatste motie gaat over het mkb. Er zijn twee projecten waar de minister op wil bezuinigen. Ik meen dat dit natuurlijk een tijdelijke impuls was. Omdat wij nog steeds zo hoog staan bij de criminaliteit op bedrijventerreinen en in winkelcentra, is het van groot belang dat de minister nog eens goed kijkt of die projecten niet wat minder snel afgebouwd kunnen worden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal winkeldiefstallen onverminderd hoog blijft in Nederland en het winkeliers meer dan een miljard euro per jaar kost;
overwegende dat het midden- en kleinbedrijf baat heeft bij het Keurmerk Veilig Ondernemen en de regeling Veiligheid Kleine Bedrijven om veiligheidsmaatregelen te kunnen treffen tegen onder meer winkeldiefstal;
verzoekt de regering, de bezuinigingen te heroverwegen en de Kamer voorafgaande aan de stemmingen hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pechtold (D66):
Tot slot. De bewindslieden hebben er de afgelopen dagen veel aan gedaan om de Kamer te overtuigen van hun begroting. Ik denk dat de belangrijkste stap de afgelopen week is gezet, toen het kabinet daadwerkelijk liet zien daar geld voor over te hebben.
Wat mijn fractie gaat doen, hangt met name af van de manier waarop met die drie zaken in de keten, de politie, de rechtbank en het Openbaar Ministerie, wordt omgegaan. Ik ben blij dat een van de coalitiepartijen daar al een positief signaal over heeft gegeven. Als het allemaal zo loopt, zou dat kunnen betekenen dat mijn fractie ook voor deze begroting zou kunnen stemmen. Het is echter wel een begroting waarbij niet alleen de minister van Financiën blijft meekijken, maar ook deze Kamer.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Voordat we het debat ingingen, lagen er inderdaad drie pijnpunten: het Openbaar Ministerie, de politie en de rechtbanken. Mijn partij heeft daar met de motie-Slob/Samsom bij de Algemene Beschouwingen natuurlijk rijkelijk aandacht voor gevraagd. De minister heeft toegezegd opnieuw te gaan praten met de zeven regio's. We hebben de motie van de heer Oskam ondersteund. We hadden eerst een eigen motie, maar het is uiteindelijk één motie geworden. Ook voor ons zijn die drie moties van wezenlijk belang bij het kijken naar de begroting van Justitie.
Blijven over onze zorgen over mensenhandel en mensensmokkel. Daar moeten we een goede balans in houden. Over dit onderwerp dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wenselijk is dat politie, Koninklijke Marchaussee en Openbaar Ministerie investeren in de aanpak van mensensmokkel in relatie tot de vluchtelingenstroom;
overwegende dat deze aanpak van mensensmokkel niet ten koste mag gaan van de strijd tegen andere vormen van mensenhandel, zoals mensenhandel in de prostitutie;
verzoekt de regering, erop toe te zien dat de beschikbare capaciteit van politie, Koninklijke Marchaussee en Openbaar Ministerie voor de aanpak van mensenhandel op niveau blijft en hier indien nodig middelen voor vrij te maken in de Voorjaarsnota,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan kom ik bij drie moties over het asielgedeelte. De eerste gaat over de mogelijkheden voor nareis.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de vanwege de toegenomen asielinstroom het langer duurt voordat een asielaanvraag inhoudelijk wordt beoordeeld en dit ook consequenties heeft voor de mogelijkheid van alleenstaande minderjarige asielzoekers om gezinshereniging aan te vragen;
verzoekt de regering, het recht op nareis voor deze grensgevallen mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
We hebben in vorige debatten met de staatssecretaris aandacht gevraagd voor generaalpadonners die niet kunnen naturaliseren. Daarover dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er onlangs een beleidswijziging is aangekondigd voor Ranov-vergunningshouders, voor de specifieke groep van etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan waarbij niet langer wordt geëist dat er een apostille voorziene geboorteakte of een Azerbeidzjaans paspoort wordt overlegd;
van mening dat het vervallen van één vereiste niet mag leiden tot het opwerpen van een nieuwe eis;
verzoekt de regering, bij de aangekondigde wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap ervoor te zorgen dat er geen nieuwe obstakels worden opgelegd aan deze groep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Mijn laatste motie gaat over humanitaire toelatingsprogramma's.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vluchtelingen bij het vluchten, met gevaar voor eigen leven, veelal gedwongen zijn om gebruik te maken van de diensten van mensensmokkelaars en dat de UNHCR om die reden pleit voor het instellen van legale vluchtroutes;
constaterende dat een groot aantal Europese landen, zoals Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Groot Brittannië en Ierland, inmiddels gehoor hebben gegeven aan deze oproep;
verzoekt ook deze regering, de mogelijkheden van een humanitair toelatingsprogramma te onderzoeken, waarbij met name gekeken wordt naar kwetsbare familieleden die niet via gezinshereniging kunnen worden toegelaten zoals hulpbehoevende grootouders of een alleenstaande zus of ook vluchtelingen die om medische redenen extra kwetsbaar zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende drie moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat elke verdachte recht heeft op een raadsman tijdens het politieverhoor;
overwegende dat de vergoedingen die raadslieden in deze fase van het strafrechtelijk onderzoek worden toegekend in geen enkele verhouding staan tot de werkzaamheden die ermee gemoeid zijn;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe vergoedingen aan raadslieden tijdens politieverhoren méér in overeenstemming kunnen worden gebracht met de omvang van de werkzaamheden die met deze rechtsbijstandsverlening zijn gemoeid en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het College voor de Rechten van de Mens een wezenlijke bijdrage levert aan de bevordering en naleving van de mensenrechten in Nederland in praktijk, beleid en wetgeving;
constaterende dat het college op dit moment over onvoldoende middelen beschikt om publieksvoorlichting en mensenrechteneducatie uit te voeren;
verzoekt de regering, het college in staat te stellen haar taken optimaal te vervullen door middel van een verhoging van het budget in 2016,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de spoorwegpolitie, die door haar aanwezigheid op stations ook een belangrijke preventieve taak had, is opgegaan in de Nationale Politie;
overwegende dat spoorwegpersoneel en treinreizigers in bedreigende situaties moeten kunnen vertrouwen op de snelle inzet specifiek rond het spoor van gekwalificeerd politiepersoneel en dat die inzet gebaat is bij herinvoering van een spoorwegpolitie;
verzoekt de regering, te voorzien in politiecapaciteit die specifiek op en rond treinstations kan worden ingezet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Er is aan de begroting van Veiligheid en Justitie sinds de presentatie op Prinsjesdag nog behoorlijk wat bijgespijkerd. Dat is in het bijzonder gebeurd in de nota van wijziging die we tijdens deze behandeling van de begroting kregen. Daarin worden belangrijke knelpunten opgelost. Daarover is mijn fractie positief. Het is echter ook van groot belang dat met de moties die in de Kamer zijn ingediend op de terreinen politie, rechtspraak en Openbaar Ministerie eraan wordt bijgedragen dat het niet blijft bij het oplossen van knelpunten, maar dat er echt een trendbreuk is naar meer investeren in deze belangrijke sectoren. Ik ga ervan uit dat deze moties een positief onthaal zullen krijgen, zodat mijn fractie met een gerust geweten voor deze begroting kan stemmen.
Ik heb nog een vraag over de wijkagenten. Het is goed dat de minister met de burgemeesters in gesprek gaat. Ik hoor hem graag nog toezeggen dat hij ook de bedoeling van de wettelijke norm onder de aandacht zal brengen. Die norm is 1 wijkagent op 5.000 inwoners. Met die bedoeling bedoel ik dat alle gemeenten ook daadwerkelijk aanspraak kunnen maken op 1 wijkagent per 5.000 inwoners. Dat moet niet afhankelijk zijn van regionaal getouwtrek.
Ik wil verder nog vier moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de uitvoering van de afspraken bij de cao 2005-2007 over geestelijke verzorging bij de politie is gestagneerd;
van mening dat dit nu snel goed geregeld dient te zijn;
verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 1 april 2016, duidelijkheid te geven over de vormgeving van geestelijke verzorging bij de politie en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het mede met het oog op voorkoming van recidive van belang is dat gedetineerden na detentie gelijk aan het werk kunnen;
constaterende dat voorbereidingen worden getroffen voor een pilotproject "De Compagnie" waarmee met behulp van vrijwilligers gedetineerden in contact gebracht worden met een werkgever met het oog op instroom in een baan na detentie;
verzoekt de regering, dergelijke pilots met grote betrokkenheid vanuit de samenleving financieel te ondersteunen en te bezien in hoeverre ook financiële middelen voor arbeidsintegratie kunnen worden ingezet voor een pilot van drie jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het belangrijk is dat daders tijdens hun detentieperiode geconfronteerd worden met hun verantwoordelijkheid voor en de gevolgen van hun daden voor slachtoffers, eventuele nabestaanden en de samenleving;
constaterende dat er projecten lopen gericht op slachtoffergericht werken en dat de financiering hiervan in 2016 afloopt;
verzoekt de regering, voor de zomer van 2016 de Kamer te informeren hoe slachtoffergericht werken structureel wordt gewaarborgd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik hoor graag van collega Van der Staaij een nadere precisering over "slachtoffergerichte projecten". Valt mediation in het strafrecht hier ook onder?
De heer Van der Staaij (SGP):
Het gaat hier om projecten zoals de SOS-projecten en andere projecten die zijn gericht op herstelrecht en de bezinning van de dader op dat waarmee hij bezig is geweest. Het gaat om projecten gericht op contacten met slachtoffers.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van der Staaij (SGP):
Tot slot dien ik op het terrein van asiel de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het verlengen van de huidige termijn van vijf jaar voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan bijdragen aan het draagvlak voor het asielbeleid en een stimulans kan zijn voor snellere inburgering en economische zelfstandigheid;
verzoekt de regering, een wetsvoorstel aanhangig te maken om de termijn voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlengen naar zeven jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Dank aan de minister en de staatssecretaris, vooral voor de schriftelijke beantwoording van de vragen. Ik heb dat zeer op prijs gesteld. De poging van het kabinet om kwetsbare groepen, zoals sommige ouderen, bij het uithollen van NL-alert extra aandacht te geven, juichen wij toe. De minister erkende dat deze groepen minder gebruikmaken van mobiele telefonie. 50PLUS blijft nauwkeurig volgen hoe de minister dit denkt te doen.
Ik had een motie in voorbereiding over het levenstestament, omdat het voor velen erg moeilijk is om daarvoor geld neer te tellen bij een notaris. De minister liet weten dat hij het met ons en de ouderenbonden wil gaan bekijken hoe aan zijn idee van een onderhandse akte, een second-bestoplossing, bredere bekendheid gegeven zou kunnen worden. Ik zal de motie daarom niet indienen, maar verwacht wel dat ik van de minister een gebaar krijg dat wij er echt iets mee gaan doen.
Digitalisering is een stap vooruit, maar wij moeten er wel voor waken dat er geen nieuwe digitale stapels ontstaan. Tevens moet er altijd de garantie zijn dat mensen die er moeite mee hebben, toegang houden tot het rechtstelsel op een andere manier.
Tot slot heb ik één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is de subsidie voor de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken (SGC) over de komende jaren af te bouwen;
overwegende dat de afhandeling van klachten en geschillen door de SGC bijdraagt aan een verminderde instroom aan duurdere zaken in het rechtsbestel, zoals de regering zelf ook al aangegeven heeft;
overwegende dat de positie van de SGC juist geborgd moet worden, gezien de bezuiniging op de rechtspraak;
verzoekt de regering om de afbouw van de subsidie voor de SGC over de komende jaren te heroverwegen en te zoeken naar alternatieve financiering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Hoe verhoudt deze motie zich tot het amendement? Dat voorziet er immers in om hier reparatiewerk te verrichten.
De heer Krol (50PLUS):
Reparatie van het amendement is vooral gericht op volgend jaar en dit gaat over de jaren daarna. Het lijkt mij wijs dat wij dat ook in de toekomst veilig stellen.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter. Als op de nationale televisie een zogenaamde radicaliseringsexpert aangeeft dat het een teken is van radicalisering als mensen elkaar aanspreken met "broeder" of "zuster", en deze persoon tegelijkertijd ook voorlichting geeft aan de politie, dan is etnisch profileren volgens mij een belangrijk en niet te onderschatten thema. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Amnesty International al jaren aandacht vraagt voor het bestrijden van "etnisch profileren" door de Nederlands politie;
constaterende dat ook de VN dit jaar in een rapport zeer kritisch was op etnisch profileren door de Nederlandse politie;
van mening dat een cultuuromslag bij de politie nodig is om etnisch profileren te laten verdwijnen;
verzoekt de regering, met concrete voorstellen te komen om de kwalijke praktijk van etnisch profileren door de politie te bestrijden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek blijkt dat agenten op de werkvloer discriminatie ervaren;
constaterende dat korpschef Gerard Bouman april jl. in een interne blog spreekt over een cultuur binnen het politiekorps van uitsluiting, kleineren en respectloos behandelen van islamitische agenten;
van mening dat juist de politie het goede voorbeeld moet geven;
verzoekt de regering, concrete voorstellen te doen om discriminatie binnen de politieorganisatie keihard aan te pakken, zoals het opstarten van een ontslagprocedure voor discriminerende agenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik heb nog maar 30 seconden tijd, maar ik stel voor dat we de tijd die ik extra spreek, aftrekken van de spreektijd voor de behandeling van de SZW-begroting.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik dien de laatste motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de overheidsinkomsten uit verkeersboetes elke tien jaar verdubbelen;
constaterende dat de Algemene Rekenkamer zeer kritisch is over de verhogingen van de verkeersboetes en zegt dat er verhogingen zijn doorgevoerd omdat de verwachte inkomsten van de overheid achterbleven;
constaterende dat volgens de Raad van State het dekken van tegenvallende ontvangsten nooit het doel van het verhogen van verkeersboetes mag zijn;
verzoekt de regering, de boetes voor verkeersovertredingen met 50% te verlagen om de buitensporige verhogingen van de afgelopen decennia ongedaan te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. Alle fracties zijn blij met de extra 250 miljoen op de begroting, maar iedereen laat zich blij maken met een dooie mus, want dit is geen investering in veiligheid. Er worden bezuinigingen teruggedraaid, maar van investeringen in veiligheid, echte investeringen, is geen sprake. Mijn fractie zal dan ook tegen de begroting stemmen.
Ik heb vier moties. De eerste gaat over de reorganisatie van de politie. Die is mislukt en moet daarom worden teruggedraaid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de reorganisatie bij de politie ernstig is vertraagd en twee keer zo duur uitvalt;
overwegende dat verschillende experts met politie- en justitieachtergrond aangeven dat de vorming van de nationale politie is mislukt;
verzoekt de regering, te stoppen met de huidige reorganisatie van de Nationale Politie, met uitzondering van drie quick wins, te weten het ICT-terrein, inkoop en werkprocessen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Politiemensen op straat en mensen van de Koninklijke Marechaussee die bewakingsdiensten doen, hebben echt behoefte aan zwaardere bewapening, daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de terreurdreiging in Nederland ongekend hoog is;
overwegende dat de regering alles in het werk moet stellen om de veiligheid van de Nederlandse bevolking te garanderen;
overwegende dat de grootste politiebond ACP heeft gepleit om politiemensen zwaarder te bewapenen en de mogelijkheid te geven om het dienstwapen te dragen in privétijd, zoals bijvoorbeeld ook in Frankrijk;
overwegende dat ook de Koninklijke Marechaussee bij de bewaking van gevoelige objecten, zoals het gebouw van de Tweede Kamer, slechts pistolen draagt;
verzoekt de regering, de politie en de Koninklijke Marechaussee zwaarder te bewapenen en mogelijk te maken dat zij hun dienstwapen in privétijd mogen dragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
De minister heeft pas bekendgemaakt dat hij een nieuwe overeenkomst heeft gesloten en het gesprek is aangegaan met Turkije om de samenwerking op justitieterrein te verbeteren. Het zou mooi zijn als Turkije aan onze rechtshulpverzoeken gaat voldoen. Daarom wil ik de minister een duwtje in de rug geven. Daartoe dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Turkije de rechtshulpverzoeken inzake de kwestie Demmink nog steeds niet heeft uitgevoerd;
overwegende dat Nederland en Turkije zeer recentelijk hebben afgesproken om de justitiële samenwerking te versterken;
verzoekt de regering, meer druk te zetten op Turkije om de rechtshulpverzoeken inzake de kwestie-Demmink uit te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Mijn laatste motie gaat over verkeersboetes. Uiteindelijk wordt de opbrengst daarvan om de staatskas te spekken. Dat mag niet.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rechter heeft geconcludeerd dat boetes voor verkeersovertredingen, de zogenoemde Mulderboetes, de afgelopen jaren op een onrechtmatige manier zijn opgeschroefd om de staatskas te spekken;
verzoekt de regering, gezien deze rechterlijke uitspraak de betreffende verkeersboetes fors te verlagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik kijk naar de bewindspersonen. Eerder hadden zij doorgegeven dat zij aan een kwartiertje schorsen wellicht voldoende zouden hebben. Er zijn 40 moties ingediend. Denken zij dat dit nog steeds gaan redden? Mij blijkt dat dit het geval is. Dat is optimistisch.
De vergadering wordt van 18.12 uur tot 18.27 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie voor zijn reactie op de twee amendementen en op een deel van de moties. Ga uw gang.
Minister Van der Steur:
Voorzitter. Allereerst dank ik de leden van uw Kamer voor hun inbreng in de tweede termijn. We hebben ook vandaag weer in een constructieve sfeer gesproken over onze eerste begroting. Ik ben alle leden van uw Kamer zeer erkentelijk dat dit constructief, opbouwend, niet zonder kritiek en niet zonder zorg, maar wel in een heel aangename sfeer heeft plaatsgevonden. Ik vond dit zelf een zeer bijzondere ervaring, en ik weet dat dit ook geldt voor de staatssecretaris. Ik zal eerst ingaan op de in tweede termijn gestelde vragen en op enkele antwoorden die de leden nog tegoed hadden uit de eerste termijn. Daarna kom ik bij de ingediende moties en amendementen; in omgekeerde volgorde; ik zal eerst de amendementen doen en dan de moties.
Mevrouw Kooiman en de heer Van Oosten hebben gevraagd of ik de Kamer met regelmaat kan informeren over de resultaten op het gebied van afpakken. Dat doe ik uiteraard graag. Ik stel mij voor dat ik dat in ieder geval doe in de voortgangsrapportage over de Rijksbrede aanpak fraude die de Kamer elk jaar in december ontvangt. Daarnaast zal ik in het jaarverslag over de begroting van Veiligheid en Justitie expliciet aandacht besteden aan de voortgang op dit punt, dat voor een deel samenhangt met de begroting.
Dan kom ik op de vraag die de heer Recourt heeft gesteld over KEI. Ik kon mij niet herinneren dat die vraag nog openstond. Ik dacht dat ik die in eerste termijn uitgebreid aan de orde had gesteld, maar misschien is het goed als ik nog even kort de problematiek rond KEI naloop. In 2016 is begroot dat er in KEI 63 miljoen euro moet worden geïnvesteerd, waarvan 35 miljoen gedekt is binnen de huidige prijzen, waarop mijn bijdrage aan de Raad voor de rechtspraak is gebaseerd. Er resteert dus nog een knelpunt van 28 miljoen voor dit programma. Daarvoor kan de tegemoetkoming van 20 miljoen in 2016 worden ingezet. In latere jaren dalen de benodigde investeringen in KEI. Omdat de investeringen in KEI dus niet gelijkmatig over de jaren zijn verdeeld, kan er gebruik worden gemaakt van reserves, die daarvoor op dit moment toereikend zijn. De middelen die na 2016 resteren uit het structureel beschikbaar gestelde bedrag van 25 miljoen, en die dus niet meer nodig zullen zijn voor KEI, kunnen dan bij de prijsonderhandelingen worden ingezet voor eventuele investeringen in kwaliteitsverbetering. De onafhankelijke deskundige heeft hierover een onderzoek en een experiment geadviseerd.
De heer Van Oosten heeft gevraagd hoe de minister aankijkt tegen versoepeling van het beleid rond het Rijksvastgoedbedrijf. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat het een beetje een vreemde eend in de bijt is, want ik ga er niet over. Ik ben het echter geheel eens met de heer Van Oosten en de andere partijen die de motie hebben ingediend, dat leegstand in gerechtsgebouwen moet worden voorkomen. Dat geldt ook voor leegstand van gebouwen die geen onderdeel van de zeven genoemde rechtbanken, zeg ik tegen de heer Recourt. Daarbij zullen we het Rijksvastgoedbedrijf uiteraard nodig hebben. Ik denk dat we daar de gemeenten, waar deze gebouwen in liggen, ook bij nodig hebben.
Mijn ministerie zet zich samen met de Raad voor de rechtspraak in om die leegstand terug te dringen. In diverse plaatsen wordt gewerkt aan zogenaamde V en J-clusters. De eerste resultaten daarvan zijn al zichtbaar, bijvoorbeeld in Middelburg, waar de Raad voor de Kinderbescherming inhuist bij de rechtbank. Betaald medegebruik van gerechtsgebouwen is beleid van de Raad voor de rechtspraak. Een probleem daarbij schijnt te zijn dat sommige partijen, zoals lokale overheden, niet als betaald medegebruiker van rijksgebouwen worden toegelaten. Daarover zal ik, indachtig de opmerkingen van de heer Van Oosten, het gesprek aangaan met mijn collega voor Wonen en Rijksdienst, en uiteraard ook met de Raad voor de rechtspraak.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Van Oosten over de uitzending van Zembla van gisteravond. Veel, zo niet alles, van wat in deze uitzending werd gepresenteerd, is al eerder door de politie, het Openbaar Ministerie en mijzelf geconstateerd en met de Kamer gedeeld. Dat is een geruststellende gedachte. De opsporing moet mee in de moderne tijd. Er is een verschuiving van zichtbare, fysieke criminaliteit naar een grotere, onzichtbare en minder fysieke criminaliteit. Dat schreef ik ook in mijn herijkingsnota. Niet voor niets zijn ondermijning, integraal afpakken, cybercrime en fraude prioriteiten in de Veiligheidsagenda 2015-2018. Dit vergt een andere recherche dan we twintig jaar geleden hadden. Daar wordt hard aan gewerkt.
Voor financieel-economische delicten is in het inrichtingsplan zoals dat nu al gefinancierd is, 1156 fte voorzien. Daarvan wordt de komende twee jaar nog 300 fte vervuld, want we zitten op dit moment op ongeveer 850 fte. Voor cybercriminaliteit komt er ook 300 fte bij, opgeteld tot 743 fte voor cyber. Die twee keer 300 fte is de 600 fte die er de komende twee jaar extra bij komt op dit gebied. In het project Peseta hebben de Nationale Politie en een aantal grote banken de afgelopen periode voorzieningen getroffen waardoor historische bancaire gegevens nu al efficiënter kunnen worden gevorderd en verstrekt. Zie ook de brief die ik hierover vandaag aan de Kamer heb gestuurd. Inmiddels zijn grote vorderingen in dit traject gemaakt door de politie, samen met de vier grootbanken, ABN AMRO, ING, Rabobank en SNS. Het streven is dat deze banken aan het eind van het eerste kwartaal 2016 digitaal gegevens zullen verstrekken. Dat zal de heer Van Oosten plezierig in de oren klinken. Het is een belangrijke mijlpaal, want hiermee wordt een aanzienlijke lastenverlichting voor de politie bereikt. De grote groep politiemensen waar de heer Van Oosten op wees, die nu nog handmatige werkzaamheden moet verrichten, kan zich dan richten op belangrijker zaken. Dat gaat natuurlijk niet van de ene dag op de andere, dat begrijpt de heer Van Oosten ook. De 75 fte waarover hij sprak, gaat dus gewoon recherchewerk doen. Er is ook overeenstemming met de minister van Financiën en de Nederlandse Vereniging van Banken. In het project Verwijzingsportaal bankrekeningen zullen op termijn het vorderen, opvragen en verstrekken van identificerende bancaire gegevens voor opsporing en toezicht, volledig worden geautomatiseerd. Met dit alles denk ik dat ik tegemoetkom aan de zorg die de heer Van Oosten, naar mijn oordeel terecht, heeft uitgesproken.
Ik kom nog even op het onderwerp van de wijkagenten. De heer Van der Staaij heeft hierover een vraag gesteld. Het is een onderwerp waarover ik, in de korte tijd dat ik actief als minister ben, meermalen met de Kamer van gedachten heb gewisseld. Het is ook een onderwerp dat de Kamer en ik heel belangrijk vinden. In het debat heb ik dat onderstreept. Ik heb nog eens scherp gekeken naar de wetstekst, het amendement van de heer Van der Staaij destijds en de toelichting daarop. We zijn het erover eens dat het uitgangspunt is dat er 1 wijkagent is per 5.000 inwoners. We zijn het er ook over eens dat mijn verantwoordelijkheid zich uitstrekt tot het realiseren van zowel de landelijke norm, als de norm per eenheid. Daar kan de Kamer mij altijd op aanspreken. We zijn het er echter ook over eens dat de verdeling binnen de eenheid een zaak is van de burgemeester, de hoofdofficier van justitie en de regioburgemeester. We zijn het erover eens dat niet overal 1 wijkagent per 5.000 inwoners aanwezig is. Daar kunnen goede redenen voor zijn. Ik heb echter ook in het debat aangegeven dat de burgemeester daarover verantwoording moet afleggen aan de gemeenteraad. In het debat over de aanslagen in Parijs heb ik dat nog eens benadrukt.
Het feit dat de verdeling van eenheden voorafgaat aan de overige verdeling in een eenheid, betekent dat binnen de eenheid eerst de wijkagenten moeten worden verdeeld en dan pas de overige medewerkers in de basispolitiezorg. Ik wil naar aanleiding van de zorgen van met name de heren Oskam en Van der Staaij, best nog eens kijken hoe het in de praktijk werkt. Ik zal daarom de verdeling binnen de eenheid bespreken met de regioburgemeesters in het eerstvolgende Landelijke Overleg Veiligheid en Politie, vooral met het oog op een goede politietaak in alle gemeenten, zoals ook in de toelichting van het amendement staat. Inmiddels kunnen daarin nieuwe inzichten zijn ontstaan. Er zijn bijvoorbeeld kleinere gemeenten met grote opgaven, zoals vluchtelingenopvang. De vraag of de verdeling dan nog past, is terecht. Ik zal de evaluatiecommissie Politiewet 2012 vragen om in haar eindrapport aandacht te schenken aan de wijze waarop aan artikel 39, lid 1 invulling wordt gegeven. Naar verwachting ontvangt de Kamer nog dit jaar de beleidsreactie op het eerste rapport van de evaluatiecommissie. Die heette toen nog de commissie-Rinnooy Kan, maar in de toekomst is dat de commissie-Kuiken. In deze reactie zal ik de toezegging meenemen.
Mevrouw Helder en de heer Bontes hebben opnieuw gevraagd naar zwaardere wapens. Ik heb al in eerste termijn uitgelegd dat we een weloverwogen stelsel hebben. Voor agenten op straat geldt de normale bewapening. Zware bewapening geldt voor eenheden die daar specifiek in getraind zijn. Deze zware eenheden zijn paraat en snel inzetbaar bij incidenten. Daarmee dienen we ook de veiligheid van agenten. Ik laat mij voortdurend door experts adviseren over het stelsel. Ook naar aanleiding van aanslagen zoals in Parijs, wordt telkens gekeken of we andere stappen moeten zetten. Ik heb tegen de heer Bontes al gezegd dat ik geen reden zie om die stappen nu te zetten. Dat zeg ik nu ook tegen mevrouw Helder. Ik zal een bijpassend advies geven over de motie die de heer Bontes over dit onderwerp heeft ingediend.
De heer Oskam heeft zich zorgen gemaakt over de mogelijkheid voor politieagenten om vrij te nemen in december, vanwege een eventuele terroristendreiging of bijvoorbeeld de activiteiten rond oud en nieuw. Hij vroeg zich ook af of er vanwege overwerk extra kosten dreigen. In de eerste termijn heb ik gezegd dat ik dat niet paraat had en dat ik het antwoord in de tweede termijn zou geven. Het is niet zo dat politieagenten in generieke zin in december geen vrij kunnen nemen. Het opnemen van verlof vindt plaats onder het voorbehoud dat de dienst dit toelaat; dat spreekt natuurlijk voor zich. Verlofaanvragen worden altijd op individuele basis beoordeeld. Deze beoordeling wordt onder andere afgewogen tegen de context van de actualiteit. In beginsel wordt overwerk gecompenseerd in tijd. Ook voor de medewerkers is dat de gezondste wijze. Mensen zouden anders wel veel geld kunnen verdienen, maar ondertussen meer werken dan verstandig is. Daarom wordt dit in principe op deze manier geregeld. Het is mogelijk om overwerk te compenseren in geld. Daarvoor zijn reguliere budgetten beschikbaar.
Mevrouw Helder vroeg in de eerste termijn wanneer het onderzoek naar de aangiftebereidheid gereed is. Het WODC-onderzoek naar aangiftebereidheid en naar de motieven om wel of niet aangifte te doen, zal in het voorjaar van 2016 gereed zijn. Het onderzoek is, anders dan mevrouw Helder dacht, niet vertraagd. Het is immers pas in het algemeen overleg Politie van 14 april jongstleden door mij met de Kamer afgesproken. Eén ding is echter zeker: het komt in het voorjaar van volgend jaar.
De heer Voordewind vroeg mij wanneer precies de PMJ-ramingen komen en hoe het daarmee zit. We zouden dan kunnen zien wat het effect van die PMJ-ramingen is op de noden van de rechtspraak. Dat is ook weer gekoppeld aan de motie over de rechtspraak die door een groot aantal leden van de Kamer is ingediend. Het WODC levert deze ramingen in principe medio januari op. Ik betrek deze ramingen bij de besluitvorming over de begroting van het volgende jaar. Deze ramingen worden tot nu toe jaarlijks gepubliceerd op Prinsjesdag, zowel door het WODC als door het kabinet, middels een bijlage in de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Zo is het in de afgelopen jaren ook gegaan. De periode van januari tot september wordt dan gebruikt om zorgvuldig de consequenties te bezien en deze te verwerken voor alle partijen in de strafrechtketen. Ik heb dit nu goed gehoord. Dit is ook van belang omdat we het hebben gehad over de vraag wat die PMJ-ramingen doen voor de financiering van de rechtspraak. Het is dus verstandig om eerder inzicht te bieden in de ruimte die eventueel bij de rechtspraak zal ontstaan als gevolg van de verwachte dalende volumes. In overleg met het WODC zal ik bezien in hoeverre er aan dit verzoek invulling kan worden gegeven. Ik zal de Kamer daar schriftelijk over informeren.
De heer Oskam vroeg naar de paspoortmaatregel: met precies welke landen zijn er afspraken gemaakt over het intrekken van paspoorten? Naar aanleiding van deze vraag van de heer Oskam heb ik in eerste termijn al aangegeven dat ik de mogelijkheden verder zal onderzoeken om paspoortgegevens door te geven aan een tweede land. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten van dit onderzoek. De heer Oskam vroeg vervolgens — en dat vond ik een heel goede vraag — wat ik in Marokko heb besproken met de minister aldaar. Als alles goed gaat, komt dat deze maandag. Ik spreek maandag en dinsdag uitgebreid met hem en zal dit onderwerp meenemen. Als ik hier iets over te berichten heb aan de Kamer zal ik dat niet nalaten.
De heer Krol vroeg in eerste termijn wanneer de Kamer de resultaten kan ontvangen van het onderzoek naar de alarmmeldingen door kwetsbare groepen. Dit onderzoek start binnenkort en het wordt voor het einde van 2016 afgerond. Ik zal de Kamer vanzelfsprekend informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.
Ik kom nu bij het punt dat de heer Pechtold maakte. Ik denk dat het goed is om dit nog even vast te stellen. Vandaag hebben we gesproken over de begroting voor 2016 en verdere jaren. Wij hebben een enorme impuls kunnen geven aan die begroting. Dit betekent dat in 2016 voor alle nu bekende knelpunten een investering beschikbaar is van 310 miljoen. Een en ander leidt uiteindelijk tot een substantiële investering van 250 miljoen in de begroting, waarvan 200 miljoen ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd. Daarvan is 138 miljoen gereserveerd voor uitgaven waarvan we nu al weten dat ze zullen komen: die vanwege de commissie-Wolfsen, de politie-cao en de versterking van de opsporing. Samen met de heer Pechtold en andere partijen stel ik vast dat er onderzoeken lopen naar andere trajecten: bij de politie, naar het materieel en personeel, inclusief de ICT; bij de rechtspraak, naar de prijsafspraken en de ramingen van een aantal zaken in relatie tot kwaliteitsverbetering en de afronding van het huisvestingsdiscussie; en bij het Openbaar Ministerie, de uitgestoken hand waarover ik al heb gesproken. Daarbovenop komt dat in de brief aandacht is besteed aan de effecten van de vluchtelingenproblematiek op de politie. De uitkomsten van die trajecten maken een verder debat met de Kamer noodzakelijk. Daarbij zal ook moeten worden gesproken over wat we dan feitelijk weten over de Voorjaarsnota.
Ik heb toegezegd dat ik strijdvaardig zal zijn en mij tot het uiterste zal inspannen om die knelpunten te verhelpen en dat wij daar te zijner tijd met de Kamer een debat over zullen voeren. Dat wil ik gezegd hebben omdat in de media de suggestie werd gewekt dat er geen extra geld naar Justitie zou gaan. Het is in confesso tussen alle partijen hier dat een aantal van die knelpunten naar alle waarschijnlijkheid zullen leiden tot de noodzaak van een extra investering bij de Voorjaarsnota. Dat ligt ook besloten in de drie moties die ik zo meteen van een advies zal voorzien.
De heer Oskam (CDA):
Na vijftien minuten debat reageer ik misschien een beetje traag, maar ik zat nog na te denken over de minister van Marokko. Het gaat niet alleen om Marokko. Ik heb tegen de minister gezegd: ga dat gesprek aan en koppel dat terug. Wij willen echter ook weten hoeveel verzoeken er in de toekomst gedaan zullen worden. De minister informeert ons regelmatig over de aanpak van het jihadisme. Ik zou graag willen dat hij bij die rapportage betrekt hoeveel verzoeken hij doet en hoe succesvol die zijn.
Minister Van der Steur:
Daar heb ik geen moeite mee. We doen die verzoeken. Daar zitten, zoals ik in het verleden al heb gezegd, een aantal fikse haken en ogen aan, onder andere op het gebied van het EVRM, maar ik zal de Kamer daarover informeren. Dat is al eerder gevraagd door de leden Oskam en Omtzigt en volgens mij is dat ook al toegezegd.
Mevrouw Kooiman (SP):
We hebben heel lang gedebatteerd en uiteindelijk oppositiebreed drie moties neergelegd bij de minister. Daarin hebben we aangegeven dat er bij de Voorjaarsnota niet alleen gesproken moet worden, maar dat er ook voldoende middelen moeten worden vrijgemaakt als er knelpunten zijn. We hebben allemaal gedebatteerd. We hebben aangegeven dat we knelpunten zien. De minister heeft zelf ook aangegeven knelpunten te zien. Ik wil een duidelijke toezegging van de minister dat hij deze drie moties gaat uitvoeren en dat hij straks bij de behandeling van de Voorjaarsnota niet met een gesloten beurs staat.
Minister Van der Steur:
Zoals mevrouw Kooiman weet, ga ik daar niet alleen over. Ik kan alleen maar ruimte vinden in mijn eigen begroting. Ik denk dat we het erover eens zijn dat de mogelijkheden daarvoor redelijk zijn uitgeput. Dat betekent dat ik afhankelijk ben van de situatie in het voorjaar. Daarnaast ben ik afhankelijk van de minister van Financiën en de overige leden van het kabinet. Onder die voorwaarden, die bij mevrouw Kooiman bekend zijn, zal ik de moties uiteraard uitvoeren. Dat is precies de insteek van de brief. Misschien is het goed dat ik die brief er nog even bij pak. Daar staat namelijk in, zoals de minister van Financiën en ik samen hebben geschreven: "Over resterende uitdagingen vanaf de begroting 2017, zoals de invulling van de in de begroting opgenomen taakstelling strafrechtketen, zal u op de daarvoor geëigende momenten in het begrotingsproces worden geïnformeerd." Die toezegging zat al in de brief en daar doe ik niets aan af, nog geen centimeter. Daar komt nog een aantal toezeggingen bij op concrete onderwerpen: de rechtspraak, de politie en het Openbaar Ministerie.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dan heb ik de minister goed begrepen. De oppositie heeft drie belangrijke knelpunten aangegeven en heeft gezegd welke problemen zij ziet. De minister gaat dit goed onderzoeken en zal hier niet met een gesloten beurs bij de behandeling van de Voorjaarsnota staan.
Minister Van der Steur:
Het eerste deel is zeker waar, maar voor het laatste deel heb ik net uitgelegd hoe het krachtenveld is. Dat weet mevrouw Kooiman als geen ander.
De heer Pechtold (D66):
Ik ben blij met dit antwoord van de minister. We leren in de Kamer dat bij de behandeling van een wet of van een begroting, die eigenlijk ook een wet is, ook hetgeen in de Kamer wordt gewisseld, deel uitmaakt van de totstandkomingsgeschiedenis. Ik heb nu in diverse bewoordingen meer dan intenties gehoord. De minister gooit zijn hele politieke gewicht in de strijd voor deze begroting. Dat vind ik een belangrijke streep. Als ik naar de afgelopen tijd kijk, denk ik dat het ook een keerpunt is tussen de Kamer en het ministerie. Deze twee bewindslieden staan voor een ongelooflijk belangrijke uitdaging — ook de staatssecretaris komt straks voor financiële problemen te staan — maar als zij er op deze manier voor staan, kunnen we in deze tijden van onrust gezamenlijk optrekken. De minister verbindt zijn politieke gewicht daaraan. Dat vind ik ontzettend belangrijk, want dan weet ik zeker dat hij straks in het kabinet, zeker met de minister van Financiën, de goede besluiten gaat nemen.
Ik ben wat lang van stof, maar ik wil nog het volgende zeggen. Misschien hebben we na de behandeling van de Voorjaarsnota de rust te pakken. Dat is belangrijk, want de oppositie en de hele Kamer kunnen nu ook nog niet overzien waar de miljoenen allemaal precies zijn. Gecombineerd met de actieve informatieplicht die ik de minister meerdere malen in dit debat heb horen duiden, is dat voor mijn fractie heel belangrijk, zeker waar het die drie springende moties betreft over rechtbank, Openbaar Ministerie en politie. Ik zal dat aan partijgenoten die op een andere wijze politiek actief zijn in het Haagse proberen over te brengen.
Minister Van der Steur:
Ik ben de heer Pechtold zeer dankbaar voor zijn toezegging aan de gemeenteraad van Den Haag. Wie weet, is de gemeente Den Haag bereid om ook een bijdrage aan mijn begroting te leveren!
Ik kom te spreken over twee amendementen, allereerst het gewijzigde amendement op stuk nr. 26 van de heer Van Nispen en medeondertekend door een hele reeks leden. Over dat amendement kan ik het oordeel aan de Kamer laten, want het is conform mijn toezegging in eerste termijn ten aanzien de Stichting Geschillencommissie Consumentenzaken. Ik heb goed naar de Kamer geluisterd en om die reden laat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer.
Het tweede amendement is dat op stuk nr. 27 van de leden Van Tongeren en Swinkels. In dat amendement wordt voorgesteld om een fors bedrag — bijna 2 miljoen — van de begroting voor de Nationale Politie weg te halen. Alleen al om die reden moeten wij vaststellen dat dit amendement niet helemaal in lijn is met de gevoelens van de overgrote meerderheid van de Kamer, zeker niet gezien het feit dat meerdere partijen, ook van D66, zorg over de begroting van de nationale politie hebben uitgesproken. Op voorhand kan ik al zeggen dat ik niet kan leven met het voorstel ten aanzien van de dekking.
Vervolgens wordt natuurlijk ook voorgesteld dat geld ergens aan te besteden en dat is aan het College voor de Rechten van de Mens. De financiële evaluatie bij het College voor de Rechten van de Mens biedt naar mijn oordeel onvoldoende concrete aanknopingspunten voor de toekenning van extra middelen aan het College. De becijfering van het college dat men 7,4 miljoen nodig zou hebben, is niet onderbouwd. De voorgestelde dekking is ook niet haalbaar. Bovendien wordt gezegd dat er allerlei geld zou voortvloeien uit het vervallen van de bewaarplicht. Dat is echter niet het beeld dat ik heb, omdat de aanbieders gegevens bewaren voor hun eigen bedrijfsvoering en dat ook kosten met zich brengt. Met de zes grote providers zijn afspraken gemaakt over vergoeding van alle kosten die zij maken voor de opsporing, zoals het tappen en het leveren van historische verkeersgegevens. Deze overeenkomst eindigt op 1 januari 2017. De mogelijke gevolgen van het wegvallen van de bewaarplicht voor de omvang van het aantal vorderingen zal bij de onderhandelingen over de voortzetting van de afspraken worden meegenomen. Daarmee is er geen dekking en ook geen noodzaak. Ik moet het amendement dan ook ontraden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil nu juist kijken of het in principe de bedoeling van de minister is om het College voor de Rechten van de Mens goed te laten functioneren. Het is nog niet zo lang geleden samengevoegd en de eerste evaluatie is net uit. Voordat daarover gesproken is, ook met het College zelf, zit er al een bezuiniging op. Het is samengevoegd met — wat ik van het College begrepen heb — de toezegging dat de toename van de taken niet zou betekenen dat dit binnen de eigen budgetten moest worden gevonden, maar het lijkt erop dat die neerslag er toch is. Als de minister de dekking niet goedvindt, ben ik bereid om te zoeken naar een andere, die misschien wel de goedkeuring van de minister kan wegdragen. Met Den Haag als de stad van het internationale recht willen wij toch een hoog college hebben dat zichzelf redelijk kan bedruipen en de nodige activiteiten kan ondernemen.
Minister Van der Steur:
Ik heb daar natuurlijk ook uitgebreid met het College over gesproken. Mijn conclusie dat er geen noodzaak is tot het verhogen van het budget, is na dat gesprek niet anders geworden.
Ik kom bij de moties.
De voorzitter:
Ik heb een verzoek. Wilt u dat zo snel mogelijk doen? Volgens mij is alles al heel uitgebreid gesproken. Er zijn collega's die nog een hele begrotingsbehandeling moeten doen.
Ik zie dat mevrouw Van Tongeren nog een vraag over het amendement heeft.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De eerste vraag was of de minister het algemene doel kan delen. Ik heb nog een tweede vraag. Zoals wij het bekeken hebben, komt de dekking uit een onderschrijding van wat er aan tapgebeuren is, omdat de rechtsgrond daar onderuit gevallen is. Het betekent dus niet dat er minder blauw op straat komt, het gaat niet ten koste van de capaciteit van de politie. Daar komt het dus niet vandaan. Het komt uit een post — ik meen dat de officiële naam in de begroting "flexibel overige" is — die wel degelijk vrij zou vallen. Wij hebben geprobeerd om dat zo goed mogelijk te checken binnen de mogelijkheden die wij hadden. Volgens ons is het een mogelijke dekking. Misschien is de minister het daar niet mee eens, maar er is wel een dekking.
Minister Van der Steur:
Ik zei dus net dat die dekking er niet is, omdat die kosten niet vrijvallen. Ik ben het ook niet eens met het uitgangspunt dat het noodzakelijk zou zijn. Om die reden handhaaf ik de ontrading van het amendement op stuk nr. 27, maar ik complimenteer mevrouw Van Tongeren met het vernuft dat zij tentoon heeft gespreid.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, u mag nog een laatste vraag stellen omdat het een amendement betreft.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Zou de minister dan misschien voor mij op papier willen zetten waarom daar geen sprake is van onderschrijding? Wij hebben geprobeerd om het uit te zoeken. Dit is wat ik vind. De minister zegt dat het niet klopt. Dan wil ik graag begrijpen waarom wat ik aandraag, niet zou kloppen.
Minister Van der Steur:
Als een lid van de Kamer dat in dit specifieke geval vraagt, kan ik daaraan voldoen. Ik zal dezelfde tekst die ik zojuist heb uitgesproken ten aanzien van het nodig hebben van het geld, ook nog even op papier zetten. Daarbij zal ik overigens ook opmerken dat de begroting van de Nationale Politie niet de begroting is waar geen doel kan worden gevonden voor eventuele onderschrijdingen. Er is altijd iets te verzinnen om het geld uit te geven.
De voorzitter:
Dat zou u opschrijven. Ik verzoek u om de moties van een reactie te voorzien.
Minister Van der Steur:
Ik ga nu een aantal moties tekortdoen, want ik ga die op verzoek van de voorzitter heel kort bespreken. Ik hoop dat de leden me dat niet kwalijk nemen.
In de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 28 wordt de regering verzocht om bij de Voorjaarsnota te zorgen voor voldoende middelen voor de primaire taken van de politie. Deze motie is ingediend door mevrouw Kooiman en wordt ondersteund door veel andere leden. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
In de motie- Van Oosten c.s. op stuk nr. 30 wordt de regering verzocht, de financiële gevolgen die voortvloeien uit bestaande onderzoeken zo vroeg mogelijk inzichtelijk te maken, zodat hier, indien nodig, prioriteit aan kan worden gegeven bij de begroting voor 2017. Deze motie is primair ingediend door de heer Van Oosten. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
In de motie op stuk nr. 31 van de leden Van Oosten en Oskam wordt de regering verzocht, het bestuursrechtelijke instrumentarium aan te passen, zodat het mogelijk wordt voor de burgemeester om panden en woningen te sluiten. Ik heb antwoord gegeven op de vragen daarover. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Ik zal bezien wat er nodig is als de motie wordt aangenomen.
De voorzitter:
U mag alleen het nummer opnoemen. Dat is voldoende.
Minister Van der Steur:
De motie op stuk nr. 34 gaat over de rechtspraak. Ik ben heel blij dat daarin de zinsnede "zonder leegstand te financieren" is opgenomen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De heer Oskam (CDA):
Ik ben daar natuurlijk heel blij mee, want dat is wat we met z'n allen willen. Maar dan blijft er toch nog even iets hangen over die 20 miljoen die in de brief van de minister stond.
Voorzitter, ik zie dat u mij wilt afkappen. Laat me heel even, want het is belangrijk voor de rechtspraak. De mensen die daar werken, willen dat graag weten en dat geldt ook voor mij.
De voorzitter:
Daar twijfel ik niet aan.
De heer Oskam (CDA):
Heel kort!
De voorzitter:
Maar er is al heel veel geïnterrumpeerd. Ik ben echt streng.
De heer Oskam (CDA):
U mag streng zijn, maar ik heb een heel korte vraag. Het gaat om de 20 miljoen die in de brief staat. De minister heeft gezegd: dat is voor KEI. KEI staat voor Kwaliteit en Innovatie, maar de meeste mensen denken bij KEI aan het digitaliseringsproject. Het CDA, D66 en de SP willen graag dat de professionele standaard van de rechtspraak ook doorgang vindt. Hoe moeten wij die 20 miljoen dan duiden? Wat is voor wat?
Minister Van der Steur:
Die vraag is al gesteld. Ik verwijs voor het antwoord naar de Handelingen. Ik ben daar uitgebreid op ingegaan. Het onderzoek naar de kwaliteit komt in het voorjaar. Dat had ik ook al gezegd.
De motie-Oskam c.s. op stuk nr. 35, over jeugdige criminelen, beschouw ik als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer over.
In de motie-Oskam c.s. op stuk nr. 37 wordt de regering verzocht, de Kamer per politiebureau te informeren over de consequenties van de voorgenomen sluiting. Wij hebben het hier veel over gehad en er zijn meerdere moties over ingediend door de heer Oskam. Die heb ik allemaal moeten ontraden en dat doe ik met deze motie ook. Het is uiterst onpraktisch en niet uit te voeren. Het is ook niet nodig, want wij hebben tien jaar de tijd om er goed en rustig naar te kijken. Ik ontraad dus de aanneming van deze motie.
De motie-Oskam/Van der Staaij op stuk nr. 38 gaat over het Scalda College. Ik vind echt dat ik de aanneming van deze motie moet ontraden. Als de Nationale Politie ervoor kiest om in het kader van goede afspraken met regionale opleidingscolleges een aantal efficiencyslagen te maken, kan het niet zo zijn dat de Kamer ten aanzien van één daarvan een motie aanneemt om het anders te doen. Alleen al om die reden moet ik de motie ontraden.
Dan kom ik op de motie-Recourt op stuk nr. 40, over de divorce challenge. Ik vraag de heer Recourt, die motie aan te houden, zoals ik in mijn eerste termijn heb gezegd, tot na het algemeen overleg van 27 januari. Dan hebben wij het debat daarover. Als de heer Recourt dat niet doet, kan ik niet echt zeggen dat de motie ondersteuning van beleid is, want het beleid moet tijdens dat algemeen overleg van 27 januari gemaakt worden.
De voorzitter:
Als de motie wel in stemming wordt gebracht, ontraadt u nu de aanneming ervan, maar uw advies is om de motie aan te houden.
Minister Van der Steur:
Ja, want ik schat in dat de motie ondersteuning van beleid kan worden.
Dan kom ik op de motie-Marcouch/Tellegen over de salafisten. Ik moet op dit punt even voorzichtig zijn. Als ik de motie mag uitleggen als een oproep dat het Openbaar Ministerie in actie komt als naar zijn oordeel de wet mogelijkheden biedt om salafistische organisaties vanwege het salafistische element te verbieden, zie ik de motie als ondersteuning van beleid. Als de indieners opnieuw een studie willen naar salafistische organisaties, boven op het onderzoek dat al is gedaan door mijn collega Asscher, moet ik de aanneming van de motie ontraden. Ik zie echter de heer Marcouch knikken ter bevestiging dat de motie is bedoeld zoals ik die in eerste instantie heb uitgelegd. Dan is het een motie waarover ik het oordeel aan de Kamer kan overlaten.
De heer Marcouch (PvdA):
De eerste uitleg geeft aan wat er met de motie wordt bedoeld.
Minister Van der Steur:
In de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 43 wordt de regering verzocht, in de Voorjaarsnota 2016 extra geld vrij te maken als er nieuwe taken bij het Openbaar Ministerie terechtkomen op het gebied van terrorisme en cybercrime. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 44 gaat over een alternatieve dekking voor 50 miljoen. Het zal de heer Pechtold niet verrassen dat ik de aanneming van die motie moet ontraden. Het is een gezamenlijke keuze van het kabinet geweest om op deze manier een bijdrage te laten leveren. De precieze verdeling zal worden verwerkt in de Voorjaarsnota, zoals ik heb gezegd in de eerste termijn. Dat is het moment om daarover met de Kamer het debat aan te gaan. Ongetwijfeld zal iedereen goede nota hebben genomen van de opmerkingen van de heer Pechtold op dit punt.
Met de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 45, over de schikkingen, heb ik een technisch probleem. In de motie staat dat de dekking voor de 310 miljoen euro niet mag leiden tot een perverse prikkel. Die perverse prikkel kan zich voordoen bij 100 miljoen van de 310 miljoen. Als de motie zo is bedoeld, is de motie ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer, om de simpele reden dat ik het zelf onwenselijk zou vinden als er een perverse prikkel zou ontstaan. Dat is de reden waarom Financiën op dit punt achtervang is.
De voorzitter:
Ik zie de heer Pechtold instemmend knikken, dus de motie mag zo worden uitgelegd.
Minister Van der Steur:
Dan kom ik op de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 46, over het masterplan ICT. Mijn eerste gevoel was om deze motie te ontraden, omdat ik niet wil dat er extra werk wordt gezet op de precaire kwestie van het regelen van de ICT. Maar ik heb er daarna nog even met mijn ambtenaren over gesproken en het volgende vastgesteld. In het kader van de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Hoekstra en het programma VPS zijn er proeftuinen in Rotterdam en Groningen. Ik ga geen nieuwe proeftuinen opzetten, zeg ik tegen de heer Pechtold. Als ik de motie zo mag verstaan dat een masterplan voor de hele keten een logisch vervolg is op die ontwikkeling, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.
De voorzitter:
Opnieuw zie ik de heer Pechtold instemmend knikken.
Minister Van der Steur:
In de motie-Pechtold op stuk nr. 47, over het NFI, wordt de regering verzocht om incidentele extra financieringsmogelijkheden voor het Nederlands Forensisch Instituut mogelijk te maken. Er zijn twee problemen met deze motie. In de eerste plaats is de motie niet gedekt. In de tweede plaats is de motie niet nodig, omdat ik boven op het budget van het NFI hopelijk 5 miljoen extra beschikbaar zal stellen, samen met uw Kamer. Het lijkt feitelijk op een openeinderegeling, want zodra zich iets voordoet, zal ik voor financiering moeten zorgen. Dat gaat niet en daarom moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
De motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 47 wordt ontraden. De heer Pechtold heeft daar een vraag over.
De heer Pechtold (D66):
Niet voor niets heb ik "substantieel verhoogd" geschreven. We hebben het in dit debat gehad over de MH17. Toen zei de minister: natuurlijk gebeurt dat in zo'n geval. Ik heb het echt over een substantiële verhoging. We hebben bij de MH17 gezien dat vakantiedagen sneuvelden en de werklast hoog was. Het gaat mij om een substantiële verhoging. Wij hopen natuurlijk allemaal dat dit soort megaklussen voor het NFI er niet komt, maar toen ik de MH17 als voorbeeld gaf, zei de minister: ja natuurlijk. Als er iets als de MH17 of iets vergelijkbaars gebeurt, moet je dat meenemen in de hele Onderzoeksraad voor Veiligheid en in alles wat je financiert.
Minister Van der Steur:
Dat heb ik ook gedaan. Er is extra geïnvesteerd in het NFI naar aanleiding van de MH17, om die extra dingen mogelijk te maken. Dat geldt ook voor de onderzoeken in meer ingewikkelde kwesties die zijn uitgezet. Ik begrijp heel goed wat de heer Pechtold zegt, maar ik moet de motie toch ontraden.
Dan de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 48 over winkeldiefstallen. Ik begrijp die motie zo dat ik voor de stemmingen over de begroting de Kamer zal informeren over een eventuele heroverweging ten aanzien van de in de motie genoemde punten. Ik laat om die reden het oordeel over de motie over aan de Kamer.
De motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 49 vraagt mij om de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel op eenzelfde niveau te houden en daar meer middelen voor vrij te maken. Ik moet die motie ontraden. Capaciteit voor de opsporing van mensensmokkel en mensenhandel is per definitie schaars. Dat vereist altijd keuzes door de gezagsdragers gezamenlijk. Dat is ook de basis van ons stelsel. Extra geld gaat daarbij, zoals ik heb uitgelegd aan de heer Voordewind, op korte termijn ook niet helpen. Om die reden moet ik die motie ontraden, maar ik neem goede nota van de opmerking van de heer Voordewind. Ik hoop dat hij ook goede nota heeft genomen van mijn opmerkingen dat zowel mensenhandel als mensensmokkel buitengewoon belangrijke prioriteiten zijn van de regering, van de Nationale Politie en van het Openbaar Ministerie.
Dan kom ik op de motie-Van Tongeren/Van Nispen op stuk nr. 53.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb nog een opmerking over mijn motie op stuk nr. 49. In het dictum staat "indien nodig middelen vrij te maken". De motie is dus niet heel digitaal. Er is natuurlijk nog wel een weegmoment bij de Voorjaarsnota 2016.
Minister Van der Steur:
Dat begrijp ik, maar de heer Voordewind bedoelt de motie wel zodanig dat die twee dingen op hetzelfde niveau moeten blijven. Dat kan ik gewoon niet doen, gegeven de ernst van de mensensmokkel. Ik heb ook uitgelegd dat wij daar met z'n allen belang bij hebben. Ik kijk ook even naar het debat van de staatssecretaris over de vluchtelingenproblematiek. Die mensensmokkelaars moeten worden gestopt en gestraft. Dat is de echte prioriteit op dit moment en om die reden ontraad ik die motie.
De motie-Van Tongeren/Van Nispen op stuk nr. 53 loopt vooruit op de commissie-Wolfsen. Om die reden ontraad ik de motie.
Dan de motie-Van Tongeren/Swinkels op stuk nr. 54. Die motie zegt hetzelfde als het amendement. Het amendement heb ik ontraden en ik zal de motie eveneens moeten onraden.
Ik heb al uitgebreid gesproken over de spoorwegpolitie, waar de motie-Van Tongeren op stuk nr. 55 over gaat. Er is geen behoefte aan deze motie. Er is veel overeenstemming tussen de NS, de politiebonden en de vertegenwoordigers van het kabinepersoneel. Er zijn goede afspraken gemaakt, ook met het lokale gezag. Die motie moet ik ontraden. Er is geen reden voor.
De motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 56 over de vormgeving van de geestelijke verzorging bij de politie zie ik als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel over die motie aan de Kamer.
De motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 58 betreft het slachtoffergericht werken. Ik heb er geen enkele moeite mee om de heer Van der Staaij en de Kamer daarover te informeren. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
De motie-Krol c.s. op stuk nr. 60 vraagt om de afbouw van subsidie aan de SGC. Ik denk dat de heer Krol gemist heeft dat ik net een amendement heb overgelaten aan het oordeel van de Kamer, dat ik een en ander al heb toegezegd in de brieven die ik gestuurd heb aan de Kamer en dat ik die toezegging nog mondeling heb herhaald. Om die reden moet ik deze motie ontraden. Er is geen enkele reden om die motie in te dienen, laat staan in behandeling te nemen. Ik verzoek de heer Krol dan ook, die motie in te trekken, maar daar gaat hij natuurlijk helemaal zelf over.
De heer Krol (50PLUS):
Als ik de minister zo mag begrijpen dat het amendement niet alleen voor het komende jaar geldt, maar ook voor de jaren daarna, dan houd ik haar met alle plezier aan.
Minister Van der Steur:
Het amendement ziet op 2016 en natuurlijk zal daar dan bij de behandeling van de begroting voor 2017 een debat over worden gevoerd, maar dat betekent ook dat ik daar dekking voor zal moeten vinden. Daar voorziet deze motie ook niet in. Om die reden moet ik de motie ontraden.
Dan de motie van de heer Kuzu op stuk nr. 61.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mijnheer Krol of hij zijn motie wil aanhouden. Ik zie dat hij er nog even over wil nadenken.
Minister Van der Steur:
Ik was bij de motie van de heer Kuzu die vraagt om concrete voorstellen om etnisch profileren bij de politie te bestrijden. Dit brengt mij op een hartenkreet. Het is net alsof ik daar niets over gezegd heb. Ik heb daar uitgebreid over gesproken. De korpsleiding heeft er ook al uitgebreid over gesproken. De heer Marcouch vraagt daar al jaren terecht aandacht voor. Ik moet deze motie dan ook ontraden.
Ik ontraad met dezelfde motivering de motie van de heer Kuzu over discriminatie bij de politie. Er wordt veelvuldig aandacht aan besteed. Iedereen is ervan overtuigd dat er iets moet gebeuren. Deze motie heeft geen enkele functie.
In zijn volgende motie vraagt de heer Kuzu om de boetes voor verkeersovertredingen te verlagen. Het is jammer dat hij er zelf niet is. Ik had hem echt willen vragen wat hij nou vindt van de functie van een verkeersboete. Er gebeuren levensgevaarlijke dingen en dan moet je daar een passende straf voor hebben. De Kamer is het daarover eens. Om die reden ontraad ik de motie. Bovendien is er niet voorzien in de dekking van 500 miljoen euro die er bij benadering voor nodig zou zijn.
De heer Bontes vraagt in zijn motie op stuk nr. 64 om te stoppen met de huidige reorganisatie van de Nationale Politie. Deze motie is in strijd met het advies van de Evaluatiecommissie Politiewet 2012. Niemand wil terug naar het oude stelsel, behalve de heer Bontes. Om die reden moet ik de motie ontraden.
De heer Bontes heeft gevraagd om druk te zetten op de regering van Turkije om tegemoet te komen aan rechtshulpverzoeken inzake de kwestie Demmink. Ik ontraad de motie omdat zij feitelijk onjuist is.
In zijn motie op stuk nr. 67 vraagt de heer Bontes de verkeersboetes te verlagen. Ik heb daarmee hetzelfde probleem als met de motie van de heer Kuzu over dit onderwerp. Er is geen dekking en het is ook geen verstandige motie. Om die redenen ontraad ik de motie.
De heer Bontes heeft wederom zijn motie over zwaardere bewapening ingediend. Ik heb die vraag al beantwoord, ook in de richting van mevrouw Helder. Ik ontraad deze motie.
Voorzitter. Ik dank u voor deze gelegenheid om dit te hebben mogen doen.
De voorzitter:
Dank u wel. U hebt met zichtbaar genoegen uw begroting verdedigd.
Het woord is aan de staatssecretaris van Justitie voor zijn reactie op de overgebleven moties.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. Ik moet nog een heel klein lijstje vragen beantwoorden. Ik zal de lijst van landen die de heer Azmani noemde, niet herhalen. Ik kan hem geruststellen. Een aantal van die landen staat op de lijst van veilige landen. Wij zullen in het verslag de overige landen die hij heeft genoemd van een oordeel voorzien ten aanzien van de vraag of zij op de lijst van veilige landen moeten worden geplaatst.
Ik kan de hartenkreet van de heer Azmani onderschrijven dat er wellicht meer bevoegdheden of cursussen nodig zijn om als het nodig is, groen aan de grens te zetten. Als dat moet en nodig is, dan doen wij dat.
De heer Marcouch vroeg om vertrouwenspersonen aan te stellen in asielzoekerscentra. Mijn standpunt is dat in principe elke COA-medewerker als vertrouwenspersoon moet kunnen fungeren. Daar investeren wij ook in. Ze worden allemaal getraind om dergelijke situaties te herkennen en om om te kunnen gaan met mensen die met veel moeite en in groot vertrouwen een gevoelige kwestie willen aankaarten. Ik wijs ook op het convenant dat is gesloten tussen het COA en het COC. Daarin is opgenomen dat het essentieel is dat bewoners met een vertrouwenspersoon kunnen praten over hun situatie en hun angsten en dat de medewerkers van het COA de rol van vertrouwenspersoon kunnen vervullen. Dat blijven wij garanderen.
Dan de moties. Ik ontraad de motie-Gesthuizen op stuk nr. 29. Ik ben niet van mening dat het kabinetsbeleid dat ziet op opvang in de regio als standaard en enkel op uitnodiging van de VN opvang bieden in Nederland tegen het verdrag ingaat. Daarmee vervalt de noodzaak van de motie. Ik ontraad dus deze motie.
In de motie op stuk nr. 32 wordt de regering verzocht om tijdens het voorzitterschap iets op de agenda te zetten. De rol van het voorzitterschap is niet dat een land een halfjaar lang lekker de Europese agenda kan bepalen. Het is een dienend voorzitterschap. Tegen iedereen die dat spijtig vindt en graag had gezien dat het kabinet zes maanden lang de tent runt, kan ik zeggen dat in dat geval 27 keer zes maanden anderen dat zouden doen, waar wij minder blij van zouden worden. Het lijkt mij toch wel een goede deal. Ik ontraad de motie, ook omdat de ontheemdenstatus volgens de Richtlijn geldt voor een situatie die ineens ontstaat. Die kun je niet inroepen als je dat politiek gewenst lijkt.
De motie op stuk nr. 33 ontraad ik ook. Het is geen taboe. Het argument ten aanzien van het voorzitterschap geldt ook bij deze motie. Verder is het aanpassen van het Vluchtelingenverdrag geen taboe, maar ook geen doel op zich. Als het nodig is voor een praktische oplossing, is het bespreekbaar. Als een praktische oplossing gevonden kan worden zonder, moeten we dat niet vertroebelen met een discussie die onnodig is.
De voorzitter:
Dus?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Dus ontraad ik de motie op stuk nr. 33.
De motie op stuk nr. 36 heeft verschillende elementen. Een deel ervan is ondersteuning van het beleid, waar het gaat om het achter mensen aan blijven zitten die nog een openstaande straf hebben en het intensief opsporen daarvan. In het andere deel van de motie wordt gevraagd om verlenging van de verjaringstermijnen. Ik merk op dat die al flink zijn verlengd. Ik heb hier een hele lijst, maar ik heb zo'n indruk dat het op prijs wordt gesteld als ik die niet opnoem. Wij hebben dus al flinke verlengingen gehad. Als de Kamer van oordeel is dat we die verjaringstermijnen nog verder moeten verruimen dan al is gebeurd — dan hebben we het over termijnen die in de 26 jaar lopen — ben ik bereid om te kijken of daar nog aanleiding toe is. Ik laat het oordeel dus aan de Kamer.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 39. Ik mag er natuurlijk op hinten dat het aanhouden ervan wellicht leidt tot een later oordeel Kamer. Dat betekent dat ik haar nu zou moeten ontraden, als zij niet wordt aangehouden. Ik informeer de Kamer namelijk in het eerste kwartaal van volgend jaar schriftelijk over de recente uitspraak, maar ook over de zaken die daarvoor al plaatsvonden. Ik leg de Kamer dan graag voor welke oplossingsrichting ik voor ogen heb. Mocht zij dan een andere specifieke willen, kan dit alsnog. Wellicht komen we samen een heel eind in een oplossing.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik mag deze motie zelf niet aanhouden, maar collega Recourt kondigt wel alvast aan dat hij haar dinsdag voor de stemmingen zal aanhouden.
De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 39?
De heer Marcouch (PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Als hij dat zegt, neem ik de verantwoordelijkheid wel op me.
De heer Marcouch (PvdA):
Als dat zo kan, dan verzoek ik namens de heer Recourt om deze motie aan te houden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Recourt stel ik voor, zijn motie (34300-VI, nr. 39) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Over de motie op stuk nr. 42 hebben wij heel veel van gedachten gewisseld. Ik zie nog steeds niet in dat dit dé oplossing is voor het probleem. Daarover verschillen we van mening. Ik blijf haar ontraden.
De motie op stuk nr. 50 ontraad ik ook. Hierover zijn we gewoon oneens. Ik zie wel wat de heer Voordewind wil, maar ik zie geen reden om de voorwaarden voor nareis te versoepelen en het nog makkelijker te maken dan het geval is op grond van het solide beleid dat we nu hebben.
Ook de motie op stuk nr. 51 ontraad ik. Wat ik gedaan heb, is barrières slechten. Dat betekent echter niet dat er geen eisen meer zijn. Er komt geen nieuwe barrière op. Als ik voor een bepaalde categorie mensen niet meer eis dat ze paspoort laten zien of een geboorteakte, zullen ze toch op een andere manier aannemelijk moeten maken dat ze onder die categorie vallen. Dat zie ik niet als een nieuwe barrière, maar als een soepelere hantering van de eis die er al is en die er ook moet blijven. Het zal dus niet leiden tot hetzelfde als voorheen, maar het is ook niet zo dat er totaal geen eisen meer zijn.
De motie op stuk nr. 52 ontraad ik ook. We hebben nu hervestiging. Dat werkt zoals het werkt. Ik zie niet in waarom wij daar nog meer toelatingsvarianten aan toe moeten voegen. Mensensmokkel wordt vaak ook niet gebruikt voor de eerste vlucht, maar daarna, om van een veilige plek door te vluchten naar een gewenste bestemming. Dat is iets wat we moeten bestrijden, vooral door de smokkelaars op te pakken en ervoor te zorgen dat het doorreizen stopt.
De motie op stuk nr. 57 gaat over pilots. Als ik haar mag interpreteren als een verzoek om in gesprek te gaan met mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om te bekijken of hij ook het nut ziet en dus aanvullende financiële mogelijkheden ziet om arbeidsintegratie van ex-gedetineerden te ondersteunen, ook bijvoorbeeld via het Europees Sociaal Fonds, kan ik haar als ondersteuning van beleid beschouwen en het oordeel erover aan de Kamer laten. Ik heb daar zelf geen middelen voor nu. Als ik haar anders moet interpreteren, wordt het dus lastig.
De heer Van der Staaij (SGP):
Juist omdat het gaat wat iets wel in de justitiecontext gebeurt, maar eigenlijk ook te maken heeft het verder helpen van met groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, zou ik er inderdaad voor willen pleiten — ik begrijp dat de staatssecretaris daar welwillend op reageert — om te bekijken hoe arbeidsintegratiegelden kunnen worden ingezet voor dit doel en dat Justitie zich daar ook sterk voor maakt.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Zeker. In die variant is het oordeel Kamer.
Ik kom op de motie op stuk nr. 59. Die moet ik nu ontraden. Ik zou me ook kunnen voorstellen dat zij wordt aangehouden. Voor mij is het echt van belang om deze motie te bezien in relatie tot de vraag hoeveel steun er is voor het verlengen van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar. Dan past het namelijk heel mooi bij elkaar. De behandeling van dat onderwerp is voorzien voor heel snel na het begin van 2016. Wat de regering betreft, en ook wat de Kamer betreft, kan dat. Ik kan mij daarom voorstellen om na de behandeling te bezien of deze motie opportuun is.
De heer Van der Staaij (SGP):
De staatssecretaris zegt: laten we hier verder over spreken in het kader van dat wetsvoorstel. Daarmee ga ik akkoord. Daarom wil ik de motie aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van der Staaij stel ik voor, zijn motie (34300-VI, nr. 59) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Als ik niets vergeten ben, ben ik nu klaar, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kan me bijna niet voorstellen dat u nog iets vergeten bent, staatssecretaris, na deze lange behandeling van de begroting. Ik zie ook niemand meer naar de interruptiemicrofoon lopen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij stemmen komende dinsdag over de ingediende moties en donderdag stemmen wij over de amendementen en het wetsvoorstel. Ik dank de bewindspersonen voor hun komst naar de Kamer en ik dank de Kamerleden voor hun geduld.
De vergadering wordt van 19.16 uur tot 19.50 uur geschorst.
Voorzitter: Van der Burg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-30-16.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.