Wijziging Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel

Besluit: dd. 14-02-2017

Kenmerk: 2017/0006629

Inlichtingen bij: Henk Egberts

Telefoon: 038 – 499 75 22

E-mail: GHBH.Egberts@overijssel.nl

 

Bekendmaking

 

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

BESLUITEN

 

In de Algemene toelichting worden onderstaande wijzigingen doorgevoerd:

 

De tekst van §1.2 Openstellingsbesluit wordt vervangen door onderstaande tekst:

De maatregelen opgenomen in deze Regeling POP3 subsidies kunnen door een Provincie opengesteld worden door middel van een openstellingsbesluit. In een openstellingsbesluit zal – naast het aanwijzen van de maatregel(en) waarvoor subsidie kan worden aangevraagd en het vaststellen van subsidieplafond(s) – onder meer aangegeven worden welke selectiecriteria gehanteerd zullen worden, welke wegingsfactoren op de selectiecriteria van toepassing zullen zijn en welke minimale puntenscore door een project behaald dient te worden om zo wie zo voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Deze minimaal te behalen puntenscore zal ten minste 55% van de maximaal te behalen score bedragen.

 

De tekst van §1.3 Selectie van projecten door middel van tenders wordt vervangen door onderstaande tekst:

De selectie van projecten zal – met uitzondering van Leaderprojecten waarbij tendering niet verplicht is voorgeschreven en bij specifieke openstellingen zoals bijvoorbeeld openstellingen voor investeringen die op grond van een investeringslijst gedaan kunnen worden of openstellingen waarbij slechts een geografisch criterium van toepassing is – plaats vinden via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle binnen de in het openstellingsbesluit genoemde tijdvak ingediende projecten worden, indien ze voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden, gescoord. Subsidiabiliteitsvoorwaarden (‘instapeisen’) zijn de voorwaarden waaraan een aanvraag altijd moet voldoen, bijvoorbeeld: als alleen agrarisch ondernemers aan kunnen vragen, wordt een aanvraag die niet van een agrarisch ondernemer afkomstig is, direct op grond van het niet voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarde ‘aanvrager is agrarisch ondernemer’ afgewezen. Aanvragen die voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden, worden gescoord op basis van de in de betreffende openstelling gehanteerde selectiecriteria en de weging van die criteria als aangegeven in het openstellingsbesluit. Ten behoeve van de uitvoering van deze procedure kan een selectiecommissie ingesteld worden. Op basis van de procedure ontstaat er een lijst met alle ingediende projecten die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, voorzien van een score (cijfer). Projecten die meer dan het minimaal voorschreven aantal punten behalen, kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Indien de kosten voor het aantal projecten dat voor subsidie in aanmerking komt hoger zijn dan het beschikbare subsidieplafond, worden subsidie toegekend op basis van de behaalde scores (projecten met hogere scores gaan voor). Indien er meerdere projecten met hetzelfde puntenaantal zijn en niet al die projecten kunnen gehonoreerd worden omdat het subsidieplafond dan overschreden zou worden, dan zal in het algemeen een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan het hoogste belang is gehecht. Scoren projecten dan nog altijd gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan het op één na hoogste belang is gehecht. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijkscorende projecten, dan kan door middel van loting bepaald worden welke projecten uit die groep voor subsidie in aanmerking komen.

 

In §3 Subsidieverlening op basis van selectiecriteria en tendering worden de eerste en tweede alinea (tussen ‘POP3 subsidie kan slechts ....’ en ‘.... Zie verder §1.3.’) vervangen door onderstaande tekst:

POP3 subsidie kan slechts worden verstrekt indien verlening van een aangevraagde subsidie aantoonbaar een effectief en efficiënt gebruik van overheidsmiddelen is. Om te kunnen bepalen of een te verlenen subsidie effectief en efficiënt zal zijn, zijn in het algemeen selectiecriteria geformuleerd. De in deze regeling opgenomen selectiecriteria per regeling zijn algemeen geformuleerde criteria, die in een openstellingsbesluit nader uitgewerkt en geconcretiseerd zullen worden. Ten behoeve van een eenduidige invulling van de criteria over provincies en maatregelen heen, is een Handboek selectiecriteria ontwikkeld. In dit handboek is opgenomen op welke wijze aan de in deze regeling opgenomen criteria invulling gegeven wordt en welke weging en scores van toepassing zijn. Dit handboek kan worden gezien als een bestendige overheidspraktijk voor de invulling van de selectiecriteria. Het Handboek is te vinden op de website van het Regiebureau POP. Het is niet mogelijk dat niet in deze regeling genoemde selectiecriteria ‘toegevoegd’ worden bij een openstelling: de bij de maatregelen in hoofdstuk 2 opgenomen criteria kunnen bij openstelling wel nader ingevuld of geconcretiseerd worden, maar er kunnen geen extra criteria toegevoegd worden. In geval van Leader zijn de selectiecriteria waarvan gebruik gemaakt wordt opgenomen in de goedgekeurde Lokale Ontwikkelings Strategie (LOS).

 

Selectie van projecten zal – met uitzondering van Leader-projecten en openstellingen waarbij sprake is van een investeringslijst of een geografisch criterium – plaatsvinden door middel van een tender. Alle gedurende een openstellingsperiode ingediende projecten worden – indien de aanvraag volledig is én aan de gestelde subsidiabiliteitscriteria (= eisen waaraan in ieder geval voldaan dient te zijn om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, bijvoorbeeld: een jonge agrariër dient bij aanvraag nog geen 40 jaar te zijn. De aanvraag zal worden afgewezen zonder inhoudelijk naar de aanvraag te kijken, indien de aanvrager niet aan dit criterium voldoet) wordt voldaan – op basis van in het openstellingsbesluit bekend gemaakte selectiecriteria en wegingsfactoren van die selectiecriteria beoordeeld. Zie verder §1.3.

 

In §4 Subsidiabele kosten en bijdragen in natura worden de eerste en tweede alinea (tussen ‘In onderhavige regeling ....’ en ‘... kosten gehanteerd worden’) vervangen door onderstaande tekst:

In onderhavige regeling wordt per maatregel aangegeven welke kosten subsidiabel gesteld worden of kunnen worden. Sommige kosten kunnen alleen onder voorwaarden subsidiabel zijn. Zo mag in bepaalde projecten de kosten voor aankoop van grond, bebouwd of niet-bebouwd, subsidiabel gesteld worden, maar deze kosten zijn – tenzij er sprake is van een uitzonderlijke situatie – voor maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten die in het project gemaakt worden subsidiabel.

 

Bij sommige maatregelen kunnen bijdragen in natura subsidiabel gesteld worden. Bijdragen in natura zijn alle in het project ingebrachte bijdragen voor werken, goederen, diensten, grond of onroerende goederen die NIET door facturen en betaalbewijzen of daaraan gelijk te stellen documenten gestaafd worden. Deze bijdragen dienen aan strikte eisen te voldoen, om de hoogte van de uitgaven toch controleerbaar te maken. De waarde die wordt toegekend aan de bijdrage in natura mag niet meer bedragen dan de kosten die gewoonlijk op de desbetreffende markt worden aanvaard. Voor enkele kostensoorten (inbreng eigen arbeid, vrijwilligerswerk) zijn standaardtarieven ontwikkeld die bij de inbreng van dat soort kosten als maximum gehanteerd worden.

 

In §6 wordt in de eerste alinea tussen ‘.... 1.21 geven daar de voorschriften voor.’ en ‘Het gaat hierbij om ....’ de volgende tekst toegevoegd: ‘Wat onder netto inkomsten moet worden verstaan is gedefinieerd in artikel 1.1 sub f.’

 

In §6 wordt in de derde alinea na ‘.... (‘bevoorschotting op basis van realisatie’)’ de volgende tekst toegevoegd: en voorschotten die worden verstrekt vooruitlopend op de uitvoering van een project

 

In §6 wordt in de vierde alinea de tekst vanaf ‘Dit soort voorschotten zijn ....’ tot en met ‘.... en betaalbewijzen overlegd worden.’ vervangen door onderstaande tekst:

Voorschotten op basis van realisatie zijn – in POP-terminologie – tussentijdse betalingen waarbij nààst een voortgangsrapportage inzake het project, facturen en betaalbewijzen van de reeds verrichte projectonderdelen, of – indien van toepassing – bewijsstukken ten aanzien van de ingebrachte bijdrage(n) in natura – moeten worden overgelegd. Een dergelijk voorschot kan in bepaalde gevallen worden verleend, maar het voorschot zal worden verlaagd indien bij de aanvraag voor de tussentijdse betaling té veel onjuiste facturen en betaalbewijzen overlegd worden.

 

In Hoofdstuk 1 Algemeen, worden de onderstaande wijzigingen doorgevoerd, inclusief wijzigingen in de toelichting bij de verschillende artikelen:

 

In Artikel 1.1 definities worden de leden f. en h. tot en met l. vervangen door onderstaande leden en wordt een nieuw lid m. toegevoegd:

 

f. netto inkomsten:

instroom van kasmiddelen die gebruikers genereren door rechtstreeks te betalen voor de door middel van de gesubsidieerde activiteit verstrekte goederen/zaken of diensten, minus alle operationele kosten en de kosten voor de vervanging van uitrusting met een korte levensduur die in de overeenkomstige periode zijn gemaakt. Besparingen op operationele kosten die gerealiseerd worden door de gesubsidieerde activiteit worden als netto inkomsten gerekend, tenzij de besparingen teniet worden gedaan door een evenredige verlaging van een eventuele exploitatiesubsidie;

 

h. ELFPO:

het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling als bedoeld in VO (EU) 1305/2013VO (EU) 1303/2013: Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;

 

i. VO (EU) 1305/2013:

Verordening (EU) Nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad;

 

j. VO (EU) 702/2014:

Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

 

k. Regeling Europese EZ-subsidies:

Regeling van 1 juli 2015, Stcrt, 2015, 18094;

 

l. Kaderbesluit nationale EZ-subsidies:

Regeling van 1 januari 2009, Stb. 2008, 499, gewijzigd per 1 juli 2016, Stb. 2016, 56;

 

m. Afschrijvingskosten:

De kosten van afschrijving zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013.

 

In Artikel 1.2 toepassingsbereik wordt lid 1. vervangen door onderstaand lid 1.:

  • 1.

    Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verstrekt voor activiteiten ten behoeve van het in de Europese Unie gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden waarvan de resultaten aantoonbaar ten goede komen aan het platteland van Nederland of de agrarische sector.

In Artikel 1.3 openstelling, lid 3. worden de leden g. tot en met j. vervangen door onderstaande leden en wordt een nieuw lid k. en lid l. toegevoegd:

  • g.

    de minimale of maximale hoogte van de subsidie;

  • h.

    de gegevens of bescheiden die bij de aanvraag om subsidie, voorschot, wijziging of vaststelling overgelegd moeten worden;

  • i.

    de wijze van indienen van een verzoek om subsidie, voorschot, wijziging of vaststelling;

  • j.

    het indienen van een verslag omtrent de voortgang van de activiteiten;

  • k.

    het verstrekken van voorschotten;

  • l.

    overige verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd.

In de toelichting bij dit artikel wordt de tekst vanaf ‘Voor de selectiecriteria geldt ....’ tot en met ‘.... Bereiken van de provinciale beleidsdoelstellingen’ vervangen door onderstaande tekst:

Voor de selectiecriteria geldt dat de criteria genoemd in deze regeling algemene criteria zijn, die nader uitgewerkt zullen worden in een openstellingsbesluit.

 

Artikel 1.4 samenstelling subsidieplafond en subsidiepercentages wordt volledig vervangen door onderstaand artikel inclusief de toelichting:

Artikel 1.4 POP3 steun

  • 1.

    POP-3 steun bestaat uit ELFPO-middelen en middelen van nationale overheden, tenzij in een openstellingsbesluit anders is bepaald.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde middelen van nationale overheden bestaan uit

    • a.

      provinciale middelen, of

    • b.

      middelen van andere overheden.

  • 3.

    Gedeputeerde staten stellen in een openstellingsbesluit vast welke gedeelten van de in het eerste lid bedoelde steun met de openstelling beschikbaar worden gesteld.

  • 4.

    De in deze regeling genoemde subsidiepercentages bestaan voor 50% uit steun afkomstig uit het ELFPO en voor 50% uit nationale overheidsfinanciering, tenzij in een openstellingsbesluit anders is bepaald.

Toelichting:

Een subsidieplafond is het totaalbedrag dat bij een openstelling voor subsidieaanvragers beschikbaar wordt gesteld. Een project waarvoor een bijdrage vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) wordt verkregen moet daarnaast – in het algemeen – eenzelfde bedrag aan nationaal overheidsgeld (‘nationale cofinanciering’) beschikbaar gesteld worden. Provincies zijn in het kader van onderhavige regeling aangewezen als beheerder van het ELFPO-budget. Provincies kunnen in een openstellingsbesluit slechts ELFPO-budget beschikbaar stellen, kunnen naast het ELFPO-budget òòk de benodigde nationale cofinanciering beschikbaar stellen, kunnen een deel van de noodzakelijke cofinanciering beschikbaar stellen òf ze kunnen – indien daar in het POP programma voor de betreffende maatregel in is voorzien – alleen nationale overheidsmiddelen beschikbaar stellen (‘aanvullende nationale financiering’). De nationale overheidsmiddelen kunnen daarbij afkomstig zijn van de provincie zelf, maar kunnen – als daarover bestuurlijke afspraken gemaakt zijn – ook door een ander bestuursorgaan (bv. waterschap, gemeente, andere provincie) beschikbaar gesteld worden.

 

Indien een Provincie slechts ELFPO-middelen beschikbaar stelt of naast ELFPO-middelen slechts een deel van de noodzakelijke nationale cofinanciering beschikbaar stelt, dient een aanvrager de verplicht voorgeschreven nationale overheidsfinanciering op een andere manier te verkrijgen. In die gevallen zal een aanvraag slechts voor (ELFPO)subsidie in aanmerking kunnen komen indien bij de subsidieaanvraag een bewijs wordt overgelegd waaruit blijkt dat de nationale financiering die benodigd is voor het project beschikbaar is of zal komen. Dit omdat er anders geen sprake is van een sluitende begroting. Het te overleggen bewijs kan bijvoorbeeld een reeds gedane subsidietoezegging of bijdrageverklaring zijn.

 

In Artikel 1.6 samenwerkingsverbanden komt lid 1.als volgt te luiden:

  • 1.

    Indien bij of krachtens deze regeling is bepaald dat een subsidie kan worden verstrekt aan een samenwerkingsverband, komen in geval van samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid slechts voor subsidie in aanmerking samenwerkingsverbanden:

Er wordt een nieuw lid 1.7a toegevoegd inclusief toelichting:

Artikel 1.7a bewijsstukken

  • 1.

    Als bewijsstukken van documenten die in het kader van deze regeling moeten worden ingediend worden geaccepteerd:

    • a.

      originele documenten;

    • b.

      fotokopieën van originelen;

    • c.

      microfiches van originelen;

    • d.

      elektronische versies van originelen;

  • 2.

    Bewijsstukken, genoemd in lid 1 onder b tot en met d, worden slechts geaccepteerd indien de procedure, bedoeld in bijlage 1 van de Regeling Europese EZ subsidies is gevolgd.

Toelichting

Op grond van bestaande regelgeving kunnen als bewijsstukken slechts stukken worden geaccepteerd die aan strikte eisen voldoen. In dit artikel wordt aangegeven welke bewijsstukken geaccepteerd worden. Bij alle documenten is het van belang dat uit het bewijsstuk duidelijk blijkt dat het bewijsstuk onderdeel uitmaakt van de uitvoering van het project waarvoor subsidie is verleend. Zo zal op facturen en betaalbewijzen, of het om originele documenten of afgeleiden daarvan gaat, in het algemeen een projectnummer of andere informatie vermeld moeten zijn, waaruit blijkt dat de kosten ten behoeve van een specifiek project gemaakt zijn.

 

In Artikel 1.8 weigeringsgronden worden de leden a. en f. vervangen door onderstaande leden:

  • a.

    voor dezelfde activiteit op grond van hetzelfde openstellingsbesluit reeds subsidie is aangevraagd;

  • f.

    een aanvraag minder scoort dan het minimum aantal punten als bedoeld in artikel 1.15, 3e lid, onder c;

Artikel 1.9 personeelskosten wordt volledig vervangen door onderstaande leden:

  • 1.

    Loonkosten worden berekend door het aantal aan het project of de investering bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

    • a.

      een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

    • b.

      een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies

  • 2.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.

  • 3.

    In geval van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur en het maximale aantal uur per persoon per jaar waarvoor personeelskosten subsidiabel zijn naar rato berekend.

In de toelichting bij dit artikel wordt de tekst vanaf ‘Indien in een project eigen ....’ tot en met ‘.... Bijvoorbeeld bureaukosten’ vervangen door onderstaande tabel en tekst:

Rekenvoorbeeld werken met individueel uurtarief

1. Op basis van de meest recente loonstaat van de persoon die voor het project werkzaam is wordt het bruto jaarsalaris voor deze persoon berekend (inclusief niet prestatiegebonden eindejaarsuitkering, maar exclusief vakantieuitkering)

2. Verhoog het onder 1 bedoelde bedrag met 43,5% (ter dekking van de werkgeverslasten)

3. Verhoog het onder 2 berekende bedrag met 15% (ter dekking van overheadkosten)

4. Deel het onder 3 berekende bedrag door ‘(aantal contracturen/40) x 1720’ om de loonkosten per uur voor deze persoon te bepalen

5. Bij een loonkostendeclaratie wordt een urenstaat overlegd. De loonkostenvergoeding voor deze persoon bedraagt het ingezette aantal uren volgens de urenstaat x het onder 4 berekende uurtarief.

 

Voor organisaties die als bestendige praktijk werken met een integrale kostensystematiek, kunnen personeelskosten ook berekend worden door het aantal aan het project besteedde uren te vermenigvuldigen met de op grond van die systematiek tevoren bepaalde loonkosten per uur.

 

In de toelichting bij dit artikel wordt de tekst vanaf ‘Bij de berekening van personeelskosten ....’ tot en met ‘ .... de daadwerkelijk gemaakte kosten.’ vervangen door onderstaande tekst:

Bij de berekening van personeelskosten wordt, tenzij de methodiek van integrale kosten van toepassing is, uitgegaan van het meest recente bruto jaarloon. Bij de aanvraag van subsidie zal dit de kosten betreffen van het jaarloon voorafgaand aan de subsidieaanvraag, van een personeelslid van het niveau waarop personeel ingezet wordt in het project. Bij afrekening gaat het om de daadwerkelijk gemaakte kosten.

 

In Artikel 1.11 berekeningswijze bijdragen in natura worden de leden 1. tot en met 4. vervangen door onderstaande leden 1. tot en met 4.:

  • 1.

    Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, zaken, diensten, grond en onroerende zaken waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

  • 2.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel, mits:

    • a.

      de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard;

    • b.

      er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdragen in natura mogelijk is.

  • 3.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende zaken is de bijdrage, in afwijking van het tweede lid, onderdeel b, slechts subsidiabel indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoe gemachtigde officiële instantie.

  • 4.

    Bijdrage in natura in de vorm van verstrekking van gronden is subsidiabel tot maximaal de percentages genoemd in artikel 1.10.

Er wordt een nieuw lid 9. toegevoegd:

  • 9.

    De aan een concrete actie betaalde overheidssteun die bijdragen in natura omvat is aan het einde van de concrete actie niet hoger dan de totale subsidiabele uitgaven, exclusief bijdragen in natura

In Artikel 1.12 subsidiabiliteit van de kosten worden de leden 1. en 2. vervangen door onderstaand leden 1.en 2.:

  • 1.

    Kosten, afschrijvingskosten en bijdragen in natura komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij zijn gemaakt of geleverd nadat de aanvraag om subsidie is ingediend.

  • 2.

    Indien in het openstellingsbesluit bepaald komen, in afwijking van het eerste lid, voorbereidingskosten ook voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen één jaar of een in het openstellingsbesluit vastgelegde termijn voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

De tekst van de toelichting bij dit artikel wordt volledig vervangen door onderstaande tekst:

Kosten zijn slechts subsidiabel als de kosten worden gemaakt nadat een aanvraag om subsidie ingediend is. Kosten worden geacht te zijn gemaakt zodra er een handeling is verricht waardoor de subsidieverkrijger een niet vrijblijvende verplichting is aangegaan. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het zetten van een handtekening onder een koopcontract of het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst. Uitzondering op de voorwaarde dat kosten pas mogen worden gemaakt nadat de aanvraag om subsidie ingediend is kunnen de zogenaamde voorbereidingskosten, zijnde kosten die aantoonbaar gemaakt zijn om te komen tot een projectplan, zijn. Dit moet in het openstellingsbesluit als zodanig zijn bepaald. Het gaat hierbij met name om kosten van bijvoorbeeld adviseurs of haalbaarheidsstudies. Indien eigen personeel ten behoeve van een project wordt ingezet, zijn de voorbereidingsactiviteiten die het personeel heeft uitgevoerd slechts subsidiabel, indien die activiteiten aantoonbaar ten behoeve van het project gemaakt zijn én niet het reguliere werk van het betreffende personeel betreffen.

 

In Artikel 1.13 niet-subsidiabele kosten worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

Lid 1., sub i.: de tekst ‘niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project of bovenmatig zijn’ wordt vervangen door ‘voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer als bedoeld in artikel 30 van VO 966/2012 (Financieel Reglement);

 

Er wordt een nieuw lid j. toegevoegd:

  • j.

    winstopslagen binnen een samenwerkingsverband.

Aan het einde van de toelichting bij dit artikel wordt onderstaande tekst toegevoegd:

Een van de kosten die hierbij worden genoemd zijn kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde staten niet voldoen aan de eisen van goed financieel beheer (artikel 1.13, lid 1 sub i). Onder goed financieel beheer wordt in ieder geval verstaan dat opgevoerde kosten niet bovenmatig mogen zijn. Dat wil zeggen dat de opgevoerde kosten redelijk moeten zijn en dus in verhouding moeten staan tot het doel wat moet worden bereikt. Zo moeten materialen die worden aangekocht qua specificatie passend zijn bij het doel waarvoor het materiaal wordt aangekocht. Zo zal het aantal uren dat wordt besteedt aan uitvoering van een project redelijk moeten zijn. Iemand die 1000 uren besteedt aan de uitvoering van een project terwijl vergelijkbare projecten met een inzet van slechts 100 uren uitgevoerd worden, zal die 1000 uur niet vergoed krijgen.

 

In de toelichting op Artikel 1.14 adviescommissie wordt de eerste zin vervangen door onderstaande tekst:

Subsidieaanvragen zullen, met uitzondering van aanvragen onder Leader en specifieke andere aanvragen zoals met name bij eenvoudige investeringsmaatregelen, worden geselecteerd op grond van een tendersysteem aan de hand van tevoren vastgelegde selectiecriteria.

 

Artikel 1.15 prioritering subsidieaanvragen gewijzigd in Artikel 1.15 honorering subsidieaanvragen en wordt de inhoud volledig vervangen door onderstaande tekst:

  • 1.

    Gedeputeerde staten verdelen het beschikbare subsidiebedrag op basis van

    • a.

      rangschikking op basis van selectiecriteria;

    • b.

      rangschikking op basis een investeringslijst;

    • c.

      een geografisch criterium;

  • 2.

    Aanvragen worden gehonoreerd op volgorde van de rangschikking.

  • 3.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van selectiecriteria, stellen Gedeputeerde staten in een openstellingsbesluit vast:

    • a.

      de wegingsfactor per selectiecriterium;

    • b.

      het minimaal en maximaal te behalen aantal punten per selectiecriterium;

    • c.

      het minimum aantal punten dat een aanvraag op basis van de selectiecriteria moet behalen om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      het aantal punten van een aanvraag wordt bepaald door toepassing van alle in het openstellingsbesluit vermelde selectiecriteria met de aangegeven weging van die criteria.

  • 4.

    Gedeputeerde staten stellen een procedure vast voor de honorering van aanvragen voor subsidie die op gelijke plaats zijn gerangschikt en bij honorering van die aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden.

In de toelichting bij dit artikel wordt de laatste zin vervangen door onderstaande tekst:

Bij overschrijding van het subsidieplafond en een gelijk aantal punten op de selectiecriteria, treedt de procedure als beschreven in het openstellingsbesluit, in werking. Zie ook §1.3.

 

Aan Artikel 1.17 verplichtingen worden lid 1 sub e. en sub f. vervangen door een nieuw sub e.,

  • e.

    binnen twee maanden na dagtekening van de subsidiebeschikking te starten met de uitvoering van de activiteit als beschreven in het projectplan, tenzij in het openstellingsbesluit of in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;

Sub g. tot en met sub l. worden hernoemd naar f. tot en met k.

 

Een nieuw lid l. toegevoegd:

  • I.

    om vervreemding van de onderneming waaraan subsidie is verstrekt of grond waarop een activiteit waarvoor subsidie is verstrekt betrekking heeft, zo spoedig als mogelijk maar uiterlijk de dag van daadwerkelijke vervreemding bij de subsidieverstrekker te melden.

In de toelichting bij dit artikel wordt de tekst vanaf ‘Of de investering vervolgens ....’ vervangen door onderstaande tekst:

Dat de investering vervolgens ook daadwerkelijk gebruik wòrdt is geen vereiste. Wel wordt vereist dat de investering gedurende 5 jaar gebruiksklaar in stand gehouden wordt en dus ook vijf jaar aantoonbaar bruikbaar blijft.

 

Op grond van lid 1 sub l dient een subsidieverkrijger een voorgenomen overdracht van het eigendom van een onderneming waaraan subsidie is verleend of zeggenschap over gronden waarop subsidie is verleend te melden bij de subsidieverlener. Melding moet dus worden gedaan vòòr daadwerkelijke overdracht, op het moment dat zekerheid bestaat over de overdracht. Mocht een voorgenomen overdracht uiteindelijk toch niet doorgaan, dan dient ook daar wederom melding van te worden gemaakt. Dit omdat voor de subsidieverstrekker te allen tijde duidelijk moet zijn wie zeggenschap heeft over een onderneming / de grond waarop een subsidie is verleend.

Artikel 1.18 niet doel gebonden verplichtingen

Na ‘Gedeputeerde staten kunnen’ wordt de volgende tekst toegevoegd: in de subsidiebeschikking.

 

Artikel 1.19 verrekening vermogensvoordeel

In de leden 2., 3. en 4. wordt ‘goederen’ vervangen door ‘zaken’

 

De tekst van Artikel 1.20 verrekening netto inkomsten gedurende uitvoering wordt geheel vervangen door onderstaande tekst:

Indien de subsidie betrekking heeft op hoofdstuk 2 of op paragrafen met betrekking tot Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, Samenwerking voor innovaties of Samenwerking in het kader van het EIP van hoofdstuk 3 worden netto inkomsten die tijdens de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden als bedoeld in artikel 65, lid 8, van Vo (EU) 1303/2013, overeenkomstig genoemd artikel in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

 

De tekst van Artikel 1.21 verrekening netto inkomsten na uitvoering wordt geheel vervangen door onderstaande tekst:

Indien de subsidie betrekking heeft op hoofdstuk 2 of op paragrafen met betrekking tot Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, Samenwerking voor innovaties of Samenwerking in het kader van het EIP van hoofdstuk 3 worden netto inkomsten die na de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden als bedoeld in artikel 61 van Vo (EU) 1303/2013, overeenkomstig genoemd artikel in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

 

Aan Artikel 1.22 verlaging in verband met het niet voldoen aan de verplichting tot instandhouding van een investering in infrastructuur of een productieve investering wordt een nieuw lid 4. toegevoegd:

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde termijn van vijf jaar kan worden verkort tot drie jaar bij behoud van investeringen of door het MKB gecreëerde banen.

Artikel 1.23 bevoorschotting op basis van realisatie (tussentijdse realisatie) lid 4. wordt vervangen door onderstaand lid 4.:

  • 4.

    De aanvraag om een voorschot heeft betrekking op minimaal 25% van de verleende subsidie of minimaal € 50.000,–.

Aan het eind van de toelichting bij dit artikel wordt onderstaande zin toegevoegd:

Gedeputeerde staten kunnen in een openstellingsbesluit nadere regels stellen aan het indienen van een voorschot. Het bedrag dat per voorschot kan worden verstrekt zou daarbij ook gemaximeerd kunnen worden.

 

Artikel 1.25 voorschotten vooruitlopend op realisatie lid 1. wordt vervangen door onderstaand lid 1.:

  • 1.

    Indien dit in een openstelling is bepaald, kunnen Gedeputeerde staten op verzoek voorschotten vooruitlopend op realisatie verlenen.

Artikel 1.27 subsidievaststelling lid 1. wordt vervangen door onderstaand lid 1.:

  • 1.

    Subsidieontvanger is verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling binnen drie jaar na datum subsidiebeschikking of, indien dat eerder is, uiterlijk op 1 april 2023 in te dienen, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

In hoofdstuk 2, paragraaf 3 ‘Regeling Uitvoering van LEADER projecten’ worden onderstaande wijzigingen doorgevoerd:

 

De Toelichting wordt vervangen door onderstaande tekst:

Met de ‘Regeling uitvoering van LEADER projecten' wordt fors ingezet op de plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER (artikelen 32 tot en met 35 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013 en artikelen 42 tot en met 44 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013),

Cofinanciering projecten

Indien de provincie minder subsidie beschikbaar stelt dan het Europese ELFPO-budget, dient een private aanvrager bij de aanvraag bewijsstukken te overleggen dat ook de verplichte aanvullende nationale overheidsfinanciering, van bijvoorbeeld gemeente of waterschap, ten behoeve van het project beschikbaar is gesteld (zie artikel 1.4 van deze regeling).

Subsidiabiliteit van kosten

Het gaat hierbij om de volgende kostensoorten:

(NB. Voor een toelichting op de kosten verwijzen wij u ook graag naar Hoofdstuk 1 en de toelichting op Hoofdstuk 1).

Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten. Zie ook Hoofdstuk 1, artikel 1.10 van deze regeling.

Bedrijfsmiddelen (o.a. machines, inventaris, computers, etc.) komen alleen voor subsidie in aanmerking als deze uitsluitend en blijvend worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de projectinvesteringen. Wanneer bedrijfsmiddelen langer dan de duur van het project kunnen worden gebruikt zijn de afschrijvingskosten van bedrijfsmiddelen voor de duur van het project subsidiabel.

De aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, met inbegrip van hardware zijn subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel.

Bijdragen in natura

Zie hiervoor Hoofdstuk 1, artikel 1.11 van deze regeling.

Personeelskosten

Zie hiervoor Hoofdstuk 1, artikel 1.9 van deze regeling.

Voorbereidingskosten

Voorbereidingskosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. Zie voor de definitie van voorbereidingskosten Hoofstuk 1, artikel 1.12 lid 3 van deze regeling.

Reis en verblijfkosten

Deze kosten zijn subsidiabel. Bij berekening van de kosten dient het normaal zakelijk gebruik als uitgangspunt te worden genomen. Reiskosten voor woon-werkverkeer zijn niet subsidiabel, daar zij vallen onder de opslag voor overhead (artikel 1.9 lid 1 van deze regeling).

Kosten voor promotie en publiciteit

Deze kosten zijn subsidiabel. Hieronder vallen ook de kosten voor een informatiebord of plaquette. Op de website www.europaloket.nl POP3 2014-2023 treft u hierover meer informatie aan, inclusief het format voor de plaquette. De kosten voor promotie en publiciteit dienen echter wel in redelijke verhouding te staan ten opzichte van het project.

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie is samengesteld uit financiële bijdragen van meerdere overheden. De Europese Unie draagt 50% van de subsidie bij. Daarnaast neemt de provincie Overijssel 25% voor haar rekening. De overige 25% dient te worden bijgedragen door een derde overheid. Aan de subsidie-aanvrager de taak ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van deze overheid is gegarandeerd. Dit blijkt uit een bijgevoegde een bijdrageverklaring of een subsidiebeschikking van de desbetreffende overheid bij de projectaanvraag.

Schematisch ziet de financiering van een project van € 80.000,– bij een gehanteerd subsidiepercentage van 50% er als volgt uit:

Subsidie 50%:

Bijdrage Europa € 20.000,–;

Bijdrage provincie € 10.000,–;

Bijdrage derde overheid € 10.000,–;

Eigen bijdrage 50%

Bijdrage aanvrager € 40.000,–.

Financiering op basis van tekort

De mogelijkheid bestaat dat een aanvrager besluit slechts subsidie aan te vragen ter grootte van het financieringstekort van het project.

 

De toelichting bij de onderdelen A., B., C., en D. wordt als volgt gewijzigd:

A. Lokale Aktie Groep Zuidwest Twente

Algemene toelichting

De Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) kunt u downloaden van de website www.europaloket.nl/pop3 onder het kopje documenten in rechterbalk of direct via de link www.overijssel.nl/publish/pages/141302/los_zuidwest_twente_2015-2020.pdf.

Artikelsgewijze toelichting

Subsidiabele activiteiten (artikel 2.3.1)

Een uitgebreide beschrijving hiervan is te vinden in hoofdstuk 3, paragraaf 3.1, subparagraaf 3.1.1 vanaf pagina 20 van de LOS.

Criteria en hoogte subsidie (artikel 2.3.4 en 2.3.5)

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 30.000,– en maximaal € 100.000,–.

De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten, waarvan 50% EU-subsidie, 25% provinciale subsidie en 25% subsidie van gemeente of waterschap. Van de aanvrager wordt verwacht dat 50% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd.

Selectiecriteria (artikel 2.3.8)

Met behulp van de selectiecriteria zoals opgenomen in de LOS onder Bijlage 4 wordt beoordeeld in hoeverre het project tegemoet komt aan de doelstellingen van het LEADER programma. Een uitgebreide beschrijving en de wijze van toepassing van deze selectiecriteria staan in Bijlage 4 van de LOS vanaf pagina 80.

B. Lokale Aktie Groep Salland

Algemene toelichting

De LOS kunt u downloaden van de website www.europaloket.nl/pop3 onder het kopje documenten in rechterbalk of direct via de link www.overijssel.nl/publish/pages/141302/los_salland.pdf.

Artikelsgewijze toelichting

Criteria en hoogte subsidie (artikel 2.3.13 en 2.3.14)

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 30.000,– en maximaal € 100.000,–.

De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten (waarvan 50% EU-subsidie, 25% provinciale subsidie en 25% subsidie van gemeente of waterschap). Van de aanvrager wordt verwacht dat 50% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd.

Selectiecriteria (artikel 2.3.17)

In de LOS, paragraaf 7.2, vanaf pagina 33 staat een uitgebreide beschrijving van de criteria opgenomen aan de hand waarvan de projecten zullen worden beoordeeld.

De LAG zoekt concrete, uitvoeringsgerichte projecten die na de opstart op eigen benen kunnen staan.

C. Lokale Aktiegroep Noordoost Twente

Algemene toelichting

De LOS kunt u downloaden van de website www.europaloket.nl/pop3 onder het kopje documenten in rechterbalk of direct via de link www.overijssel.nl/publish/pages/141302/los_noordoost-twente.pdf.

Artikelsgewijze toelichting

Subsidiabele activiteiten (Artikel 2.3.19)

In hoofdstuk 3, paragraaf 3, subparagraaf 3.1.2 vanaf pagina 21 van de LOS is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de speerpunten en de daaraan gekoppelde activiteiten welke voor subsidie in aanmerking komen.

Criteria en hoogte subsidie (Artikel 2.3.22 en 2.3.23)

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 30.000,– en maximaal € 100.000,–.

De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten (waarvan 50% EU-subsidie, 25% provinciale subsidie en 25% subsidie van gemeente of waterschap). Van de aanvrager wordt verwacht dat 50% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd.

Selectiecriteria (Artikel 2.3.26)

Ad. Lid 1

In hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 van de LOS, vanaf pagina 29, zijn per speerpunt de doelen van deze LOS geformuleerd. Belangrijk is dat aangetoond kan worden dat het project bijdraagt aan één of meer doelen.

In hoofdstuk 7, paragraaf 7.2 subparagraaf 7.2.2, vanaf pagina 51, zijn deze criteria uitgebreid beschreven evenals de uitgangspunten ten aanzien van inpasbaarheid van projecten in de LEADER werkwijze.

D. Lokale Aktiegroep Noord Overijssel

Algemene toelichting

De LOS kunt u downloaden van de website www.europaloket.nl/pop3 onder het kopje documenten in rechterbalk of direct via de link www.overijssel.nl/publish/pages/141302/los_noord_overijssel.pdf.

Artikelsgewijze toelichting

Subsidiabele activiteiten (Artikel 2.3.28)

In hoofdstuk 3 van de LOS, vanaf pagina 15, zijn de thema’s beschreven waarop de Lokale Aktie Groep in deze Leaderperiode haar focus op legt. De maatregelen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen zullen moeten bijdragen aan deze doelen. In dit artikel worden de prestaties aangegeven die de LAG wil realiseren.

Criteria en hoogte subsidie (Artikelen 2.3.31 en 2.3.32)

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 30.000,– en maximaal € 100.000,–.

De subsidie bedraagt 40% van de totale subsidiabele kosten (waarvan 50% EU-subsidie, 25% provinciale subsidie en 25% subsidie van gemeente of waterschap). Van de aanvrager wordt verwacht dat 60% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd.

Selectiecriteria (Artikel 2.3.35)

In Bijlage 4 bij de LOS, vanaf pagina 43, zijn de criteria opgenomen aan de hand waarvan de projecten zullen worden beoordeeld. Daarbij zijn de vier in dit artikel genoemde criteria leidend. Bij elk van deze criteria zijn hulpvragen geformuleerd die de LAG in het projectplan beantwoord wil zien. De LAG beoordeelt de criteria aan de hand van deze overwegingen.

 

De volgende artikelen worden gewijzigd

Artikel 2.3.2 aanvrager

Er wordt een nieuw lid d. toegevoegd:

  • d.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen

Artikel 2.3.3 subsidiabele kosten

Lid b. ‘met een maximum van 5% van de totale projectkosten’ wordt verwijderd

Er wordt een nieuw lid n. toegevoegd:

  • n.

    materiaalkosten

Artikel 2.3.9 puntenmethodiek

Lid a. 10 wordt gewijzigd in 12 en 7 wordt gewijzigd in 9

Lid b. 7 wordt gewijzigd in 8 en 5 wordt gewijzigd in 6

Lid c. vervalt

Artikel 2.3.11 aanvrager

Er wordt een nieuw lid d. toegevoegd:

  • d.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen

Artikel 2.3.12 subsidiabele kosten

Lid b. ‘met een maximum van 5% van de totale projectkosten’ wordt verwijderd

Er wordt een nieuw lid n. toegevoegd:

  • n.

    materiaalkosten

Artikel 2.3.20 aanvrager

Er wordt een nieuw lid d. toegevoegd:

  • d.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen

Artikel 2.3.21 subsidiabele kosten

Lid b. ‘met een maximum van 5% van de totale projectkosten’ wordt verwijderd

Er wordt een nieuw lid n. toegevoegd:

  • n.

    materiaalkosten

Artikel 2.3.29 aanvrager

Er wordt een nieuw lid d. toegevoegd:

  • d.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen

Artikel 2.3.30 subsidiabele kosten

Lid b. ‘met een maximum van 5% van de totale projectkosten’ wordt verwijderd

Er wordt een nieuw lid n. toegevoegd:

  • n.

    materiaalkosten

Aan hoofdstuk 2 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:

2.4 Regeling voorbereiding en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten van de lokale groep

Artikel 2.4.1 subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • 1.

    de voorbereiding van samenwerkingsactiviteiten met het oog op het opstellen van een samenwerkingsproject en het zoeken van geschikte partners en gebieden daarvoor;

  • 2.

    de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten;

Toelichting

Binnen deze regeling kunnen plaatselijke groepen gezamenlijk activiteiten voorbereiden en uitvoeren met een andere ‘Leader’-groep, of met een groep die een vergelijkbare aanpak heeft, in een andere regio, lidstaat of zelfs een derde land (geen EU-lidstaat).

 

Meer informatie (in het Engels) over transnationale samenwerking is te vinden op de volgende website:

enrd.ec.europa.eu/leader/transnational-cooperation_en

 

De Richtsnoeren voor samenwerkingsprojecten (de richtsnoeren zijn niet wettelijk verplicht, het is een handreiking) zijn te vinden op de volgende website:

enrd.ec.europa.eu/sites/enrd/files/20141119_leader_cooperation_guide_2014-20.pdf

 

Algemene informatie over transnationale samenwerking met o.a. voorbeeldprojecten, etc. Is te vinden op de volgende website:

enrd.ec.europa.eu/leader/tnc_guide_en

Artikel 2.4.2 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • 1.

    de LAG;

  • 2.

    rechtspersonen.

Artikel 2.4.3 criteria

  • 1.

    De samenwerkingsactiviteit past binnen een door Gedeputeerde staten goedgekeurde LOS;

  • 2.

    Ten minste een van de partners in de samenwerkingsactiviteit is de LAG;

  • 3.

    De in artikel 2.4.1 onder 1. en 2. bedoelde samenwerkingsactiviteiten moeten gericht zijn op verbetering van de LOS en vinden plaats binnen Nederland (inter-territoriale samenwerking) of tussen gebieden in verschillende lidstaten of met gebieden in derde landen (transnationale samenwerking).

Toelichting

In Hoofdstuk 4 van de LOS voor Zuidwest-Twente, vanaf pagina 23, staat een uitgebreide beschrijving van de doelen met betrekking tot samenwerkingsprojecten.

De LOS kunt u downloaden van de website www.europaloket.nl/pop3 onder het kopje documenten in rechterbalk of direct via de link www.overijssel.nl/publish/pages/141302/los_zuidwest_twente_2015-2020.pdf.

In Hoofdstuk 4 van de LOS voor Noordoost-Twente, op pagina 34 staat een uitgebreide beschrijving van de doelen met betrekking tot samenwerkingsprojecten.

De LOS kunt u downloaden van de website www.europaloket.nl/pop3 onder het kopje documenten in rechterbalk of direct via de link www.overijssel.nl/publish/pages/141302/los_noordoost-twente.pdf.

In Hoofdstuk 4 van de LOS voor Noord-Overijssel, op pagina 23, staat een uitgebreide beschrijving van de doelen met betrekking tot samenwerkingsprojecten.

De LOS kunt u downloaden van de website www.europaloket.nl/pop3 onder het kopje documenten in rechterbalk of direct via de link www.overijssel.nl/publish/pages/141302/los_noord_overijssel.pdf.

 

Het daadwerkelijk samenwerken in een projectvorm binnen Nederland (inter-territoriale samenwerking) of in samenwerkingsprojecten tussen gebieden in verschillende landen of met gebieden in derde landen (transnationale samenwerking) moet gericht zijn op verbetering van de eigen strategie door het inbrengen van kennis en deskundigheid van elders of door het vergroten van kritische massa rond bepaalde gedeelde thema’s.

Artikel 2.4.4 subsidiabele kosten

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.12 zijn voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1 onder 1 de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      de kosten van haalbaarheidsstudies voor inter-territoriale of transnationale samenwerking;

    • b.

      de kosten voor het opstellen van een projectplan;

    • c.

      administratieve kosten (operationele kosten en personeelskosten) voor de organisatie van een samenwerkingsproject;

    • d.

      reis- en verblijfkosten.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.12 zijn voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1 onder 2 de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      uitvoeringskosten;

    • b.

      operationele kosten en personeelskosten voor de organisatie van een samenwerkingsproject;

    • c.

      reis- en verblijfkosten.

Artikel 2.4.5 hoogte subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.(wordt bepaald door Gedeputeerde staten, op basis van een advies daarover door de LAG. Het advies van de LAG dient te zijn gebaseerd op de berekeningsmethode als vastgelegd in de door Gedeputeerde staten goedgekeurde LOS).

  • 2.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het onder lid 1. genoemde percentage van de totale subsidiabele kosten, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

Toelichting

De LEADER subsidie (EU 50%), provincie (25%) en een subsidie van gemeente of waterschap (25%) bedraagt 100% van de subsidiabele projectkosten.

Artikel 2.4.6 selectiecriteria

De aanvraag wordt beoordeeld op basis van onderstaande selectiecriteria uit de door Gedeputeerde Staten op 24 november 2015 goedgekeurde LOS:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS;

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER (bottom-up, integraal, innovatief, samenwerkend, gebiedsgericht);

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt;

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project.

Artikel 2.4.7 puntenmethodiek

De aanvraag wordt door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 2.4.6. Het puntentotaal per aanvraag wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

LAG Zuidwest-Twente

  • 1.

    Het maximale aantal punten voor het criterium uit:

    artikel 2.4.6 lid 1 bedraagt 12 punten;

    artikel 2.4.6 lid 2 bedraagt 12 punten;

    artikel 2.4.6 lid 3 bedraagt 9 punten;

    artikel 2.4.6 lid 4 bedraagt 9 punten.

  • 2.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

    artikel 2.4.6 lid 1 bedraagt 8 punten;

    artikel 2.4.6 lid 2 bedraagt 8 punten;

    artikel 2.4.6 lid 3 bedraagt 6 punten;

    artikel 2.4.6 lid 4 bedraagt 6 punten.

LAG Noordoost-Twente

  • 1.

    Het maximale aantal punten voor het criterium uit:

    artikel 2.4.13 lid 1 bedraagt 30 punten;

    artikel 2.4.13 lid 2 bedraagt 50 punten;

    artikel 2.4.13 lid 3 bedraagt 10 punten;

    artikel 2.4.13 lid 4 bedraagt 15 punten.

  • 2.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

    artikel 2.4.13 lid 1 bedraagt 10 punten;

    artikel 2.4.13 lid 2 bedraagt 22 punten;

    artikel 2.4.13 lid 3 bedraagt 10 punten;

    artikel 2.4.13 lid 4 bedraagt 6 punten.

LAG Noord Overijssel

  • 1.

    Het maximale aantal punten voor het criterium uit:

    artikel 2.4.20 lid 1 bedraagt 3 punten;

    artikel 2.4.20 lid 2 bedraagt 12 punten;

    artikel 2.4.20 lid 3 bedraagt 6 punten;

    artikel 2.4.20 lid 4 bedraagt 12 punten.

  • 2.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

    artikel 2.4.20 lid 1 bedraagt 2 punten;

    artikel 2.4.20 lid 2 bedraagt 8 punten;

    artikel 2.4.20 lid 3 bedraagt 4 punten;

    artikel 2.4.20 lid 4 bedraagt 6 punten.

In hoofdstuk 3, paragraaf 1, Regeling ‘Niet productieve investeringen water’ worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

 

De inhoud van Artikel 3.1.1 subsidiabele activiteit wordt vervangen door onderstaande tekst:

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied van Overijssel die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water– en klimaatdoelen.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor niet-productieve investeringen als bedoeld in het eerste lid, met een directe link met de landbouw.

Er wordt een nieuw artikel 3.1.3 toegevoegd

Artikel 3.1.3 aanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 bevat de aanvraag om subsidie:

  • 1.

    een kaart waarop het projectgebied is aangegeven en

    • a.

      indien sprake is van een bijdrage aan de Kader Richtlijn Water (KRW) of de EU-Nitraatrichtlijn: het inliggende KRW waterlichaam of de inliggende KRW waterlichamen;

    • b.

      indien sprake is van een bijdrage aan Zoetwatervoorziening Oost Nederland (ZON): een aanduiding van het voorkeursgebied zoals opgenomen in ‘Wel goed water geven’, het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021.

Artikel 3.1.3 subsidiabele kosten wordt Artikel 3.1.4 subsidiabele kosten

Lid c. wordt als volgt gewijzigd:

  • c.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs

Lid f. wordt als volgt gewijzigd:

  • f.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware

Lid h. wordt als volgt gewijzigd:

  • h.

    personeelskosten;

Er wordt een nieuw lid i. toegevoegd:

  • i.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa.

Artikel 3.1.4 hoogte subsidie wordt Artikel 3.1.5 hoogte subsidie

 

Artikel 3.1.5 criteria wordt Artikel 3.1.6 provinciale doelen en criteria en de inhoud wordt vervangen door onderstaande tekst:

De subsidiabele activiteiten dienen een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende doelen:

  • 1.

    De realisatie van de doelen uit de KRW;

    • doelen zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Overijssel en de daaronder vallende factsheets van de waterlichamen;

    • zoals vastgesteld per drinkwaterwinning in de gebiedsdossiers voor de drinkwaterwinningen in Overijssel.

  • 2.

    De realisatie van doelen voor het thema ZON zoals opgenomen in ‘Wel goed water geven’, het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021;

  • 3.

    De vermindering van nitraat in grond- en oppervlaktewater conform de EU-Nitraatrichtlijn; op basis van de KRW-factsheets voor grond- en oppervlaktewaterlichamen en de daarin opgenomen toestandsbeoordeling, die zijn opgenomen in de partiële herziening van de Omgevingsvisie Overijssel voor de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico’s (2015).

Artikel 3.1.6 selectiecriteria wordt Artikel 3.1.7 selectiecriteria en de inhoud wordt vervangen door onderstaande tekst:

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de volgende criteria:

    • a.

      de kosteneffectiviteit, dit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in artikel 3.1.6 worden behaald;

    • b.

      de mate van effectiviteit van de activiteit. De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstelling(en) bij te dragen;

    • c.

      de haalbaarheid van het project. Dit zal worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en aan de hand van de situatie in het veld en het (aantoonbare) draagvlak voor het project;

    • d.

      de mate van urgentie. Het gaat hierbij om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    Bij gelijke score worden de scores van betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde criterium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de op één na hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.

Artikel 3.1.7 puntenmethodiek wordt Artikel 3.1.8 puntenmethodiek en de inhoud wordt vervangen door onderstaande tekst:

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 3.1.7 en conform artikel 3.1.7 lid 2 op een prioriteitenlijst gerangschikt. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

  • 1.

    Het aantal te behalen punten voor het criterium uit:

    artikel 3.1.7 lid 1 sub a bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3;

    artikel 3.1.7 lid 1 sub b bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3;

    artikel 3.1.7 lid 1 sub c bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2;

    artikel 3.1.7 lid 1 sub d bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2;

  • 2.

    Projecten dienen een minimumscore van 22 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 3.1.8 verplichting wordt Artikel 3.1.9 verplichting en de inhoud wordt vervangen door onderstaande tekst:

In aanvulling op artikel 1.23 dienen aanvragers bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

 

Toegevoegd worden de artikelen 3.1.10, 3.1.11 en 3.1.12 zoals onderstaand weergegeven:

Artikel 3.1.10 bevoorschotting op basis van realisatie

In aanvulling op artikel 1.23 dient de aanvrager één keer per kalenderjaar bij het overeenkomstig artikel 1.17 lid 1 sub i jaarlijks in te dienen voortgangsverslag een aanvraag om een voorschot op basis van realisatie in.

Artikel 3.1.11 samenstelling subsidieplafond

In afwijking van artikel 1.4 lid 2 bestaan de in deze regeling opgenomen subsidiepercentages voor 100% uit ELFPO middelen.

Artikel 3.1.12 weigeringsgrond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien na de inhoudelijke beoordeling blijkt dat de te verlenen subsidie lager is dan € 250.000,-.

  • 2.

    In het geval het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, wijzen Gedeputeerde Staten de gehele aanvraag af.

Toelichting

 

De Algemene toelichting wordt volledig vervangen door onderstaande tekst:

De regeling is gericht op investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting/transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen. Deze regeling is inzetbaar voor het gehele plattelandsgebied van Overijssel, ook in gebieden met een meer intensieve landbouw die gekenmerkt worden door een lage waterkwaliteit en een daaruit voortvloeiende lage ecologische kwaliteit. Alle investeringen en samenwerkingen dienen altijd een aangetoonde link met de landbouw te hebben.

 

Niet productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben. Productieve investeringen hebben dat wel. Het gaat bij niet-productieve investeringen bijvoorbeeld om investeringen gericht op verbetering van de waterkwaliteit en -kwantiteit om daarmee een bijdrage te leveren aan doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn en het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021.

 

Het is van belang dat de landbouwsector samen met de waterschappen gaat werken aan het realiseren van de waterdoelen binnen projecten die een integrale insteek hebben. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan maatregelen in het waterlichaam (zoals gedefinieerd voor de Kaderrichtlijn Water) die zowel ten gunste van de doelen van de Kaderrichtlijn Water zijn en de landbouw in rond het waterlichaam ondersteunen, bijvoorbeeld wat betreft de hydrologie. Ook kunnen projecten werken aan innovatieve manieren om de milieubelasting te verminderen. Innovatieve maatregelen zijn verzameld op de BOOT-lijst, te vinden op http://agrarischwaterbeheer.nl/content/agrarisch-waterbeheer en http://agrarischwaterbeheer.nl/document/boot-lijst-maatregelen-agrarisch-waterbeheer.

 

De nadruk ligt op het integreren van verschillende wateropgaven, zoals Schoon en Voldoende water. Daarnaast is het van belang dat ook nieuwe innovaties, zoals de toepassing van nieuwe technieken en methodes, die nog niet vermeld staan op de BOOT-lijst, de ruimte krijgen. Verder valt onder de innovatie in de landbouw en water ook initiatieven die bestaande technieken en ideeën verbeteren. Kort samengevat vinden wij de volgende van belang:

  • Innovatie en samenwerking (meer eigen verantwoordelijkheid, innovatie, etc.);

  • Hoe meer gebiedsgerichte maatregelen er zijn hoe meer punten men scoort (het verdient niet de voorkeur om subsidie te verstrekken aan individuele agrariërs, de voorkeur is voor gebiedsgerichte aanpak of gezamenlijke (studie)projecten);

  • Bovenwettelijke maatregelen (geen subsidie voor gangbare werkwijzen);

  • Wanneer project onderdeel is van een groter programma scoort het hoger (extra score).

Van belang is aansluiting te zoeken bij het waterbeheerprogramma van het waterschap of de waterschappen waarbinnen het projectgebied valt.

 

De ‘Regeling Niet productieve investeringen water’ is een nadere invulling van de algemene bepalingen uit de Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel. Aanvragen dienen dan ook te voldoen aan de criteria uit beide regelingen.

 

De concrete acties in het kader van deze submaatregel vinden plaats binnen de nationale regelgeving en procedures voor de bescherming van milieu en landschap. Dit houdt onder meer in dat subsidieaanvragen worden getoetst op hun bijdrage aan de regionale waterbeheerplannen en moeten voldoen aan alle toepasselijke wetgeving.

 

Onderdeel van de subsidiabele kosten kan de aankoop van grond zijn. In dat geval zijn de voorwaarden uit artikel 1.10 van de Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel onverkort van toepassing. Inrichtingsmaatregelen op de (aangekochte) grond vallen onder ‘verbetering’ van de gronden, waarop de voorwaarden voor de aankoop van grond niet van toepassing zijn.

 

In het geval subsidie wordt verstrekt voor de kosten van tweedehands installaties, bedraagt dit maximaal de marktwaarde van de activa.

 

De Toelichting Cofinanciering wordt vervangen door onderstaande tekst:

De EU-subsidie (ELFPO) bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

 

De Toelichting Tendersystematiek (artikel 3.1.6 en 3.1.7) wordt verwijderd.

 

De Toelichting op de selectie criteria (artikel 3.1.6) wordt verwijderd.

 

Onderstaande wordt in de Toelichting opgenomen:

Toelichting op de selectiecriteria (artikel 3.1.7) en puntenmethodiek (artikel 3.1.8)

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

1.

Kosteneffectiviteit

3

1 – 4

22 punten

2.

Mate van effectiviteit van de activiteit

3

1 – 4

3.

Kans op succes/haalbaarheid

2

1 – 4

4.

Urgentie

2

1 – 4

 

1. Kosteneffectiviteit van de activiteit;

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 4.

 

De kosteneffectiviteit van de activiteit blijkt uit de verhouding tussen de mate van doelbereik en de hoogte van de kosten. In welke verhouding staat de gevraagde projectsubsidie tot de totale projectinvestering en de projectdoelen?

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

 

Score

1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

 

2. Mate van effectiviteit van de activiteit:

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 4.

 

De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken, in het openstellingsbesluit gespecificeerde, doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstelling(en) bij te dragen.

 

Score:

1 punt: Resultaten van het project dragen matig bij aan de doelstellingen

2 punten: Resultaten van het project dragen voldoende bij aan de doelstellingen

3 punten: Resultaten van het project dragen goed bij aan de doelstellingen

4 punten: Resultaten van het project dragen zeer goed bij aan de doelstellingen.

 

De beoordeling of iets matig, voldoende, goed of zeer goed bijdraagt aan de beleidsdoelen hangt af van het bereik van de activiteit. Bij de beoordeling van activiteiten gericht op verbetering van de waterkwaliteit (KRW) zou 1 punt toegekend kunnen worden ingeval de waterkwaliteit slechts in een water met een zeer beperkte omvang (bv. één sloot) wordt verbeterd, terwijl vier punten toegekend zullen worden indien de waterkwaliteit van een waterlichaam aanzienlijk verbeterd wordt. Bij waterkwantiteit kan het gaan om de mate waarin wordt bijgedragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast, watertekort en/of verzilting van grond- en of oppervlaktewater resp. om het herstel van verdroogde natuurgebieden / resp. om een gebied klimaatbestendig te maken.

 

3. Kans op succes / haalbaarheid

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 4.

 

Of een project haalbaar is, zal worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en aan de hand van de situatie in het veld / het (aantoonbare) draagvlak voor het project. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • *

    in projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider,

  • *

    hoe realistisch is het projectplan,

  • *

    zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken,

  • *

    kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

  • *

    mate waarin het project al is voorbereid / snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van benodigde gronden, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

Score

1 punt bij onvoldoende score op genoemde aspecten

2 punten bij redelijke score op genoemde aspecten

3 punten bij een goede score op genoemde aspecten

4 punten bij een zeer goede score genoemde aspecten.

 

4. De mate van urgentie

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 4.

 

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in de provincie waar de openstelling plaatsvindt en die benoemd zijn in het openstellingsbesluit (artikel 3.1.5). Niet noodzakelijke opgaven zijn niet urgent en zullen op grond van het openstellingsbesluit niet voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

 

Score:

1 punt indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale- en waterbeheerplannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft

2 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale- en waterbeheerplannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden

3 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale- en waterbeheerplannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen op korte termijn aangepakt moet worden

4 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

 

In hoofdstuk 3, paragraaf 3 ‘Regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties waterbeheer’ worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

Toelichting

In de algemene toelichting wordt de eerste zin (Om tot .... van subsidieregelingen) verwijderd

 

De toelichting op Tendersystematiek (artikel 3.3.8 en 3.3.9) wordt verwijderd

Selectiecriteria (artikel 3.3.8) en puntenmethodiek (artikel 3.3.9)

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

1

Kosteneffectiviteit

2

1 – 4

20 punten

2

Kans op succes/haalbaarheid

3

1 – 4

3

Mate van effectiviteit van de activiteit

3

1 – 4

4.

Mate van innovativiteit

1

1 – 4

 

1. Kosteneffectiviteit van de activiteit;

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend.

 

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. Er kunnen meer punten worden gehaald naar mate de activiteit kosteneffectiever is.

 

In welke verhouding staat de gevraagde projectsubsidie tot de totale projectinvestering en de projectdoelen? Bij kennisoverdrachtsprojecten gaat het bijvoorbeeld om het aantal deelnemers, momenten van kennisoverdracht en de intensiteit ervan (van folder tot workshop).

 

Score

1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

 

2. Kans op succes/haalbaarheid;

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend.

 

De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:

  • a.

    de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien:

    • *

      de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk:

    • *

      mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten – kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen. Algemeen vereiste is dat voldaan moet zijn aan minimumvereisten voor kennisoverdrachtacties. Binnen de groep aanbieders die daaraan voldoet, wordt bezien welke aanbieder de meeste kennis en ervaring in kan brengen voor de gevraagde kennisoverdracht.

  • b.

    de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar:

    • *

      hoe realistisch is het plan,

    • *

      zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,

    • *

      kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

    • *

      zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

  • c.

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.

Score

1 punt: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

 

3. Mate van effectiviteit van de activiteit;

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend.

 

De mate van effectiviteit van een kennisoverdrachtsactie is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:

  • a.

    de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling / mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de openstelling.

  • b.

    bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar:

    • *

      aantal bijeenkomsten,

    • *

      aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer,

    • *

      aantal deelnemers,

    • *

      breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties,

    • *

      aantal contacturen per deelnemer

  • c.

    wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd.

Score

1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

 

4. De mate van innovativiteit;

Dit criterium heeft een wegingsfactor 1. Er zijn maximaal 4 punten te behalen.

 

In het kader van deze maatregel wordt het begrip ‘innovativiteit’ relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de nieuwe kennis toegepast gaat worden. Iets dat binnen een bepaalde provincie of sector al heel breed toegepast wordt, hoeft echter niet specifiek gestimuleerd te worden. Ook bestaande kennis die nog niet veel toegepast wordt, maar waarvan toepassing beleidsmatig wel wenselijk is, kan een ‘innovatieve kennisoverdrachtsactie’ zijn. Aanvragers dienen in de aanvraag onderbouwd aan te tonen wat het gebruik van de aangeboden kennis door bedrijven vergelijkbaar met de doelgroep van de actie in de provincie is.

 

Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar

  • *

    de aard van de innovatieve kennis

  • *

    het vernieuwende karakter van de innovatieve kennis

Er wordt als volgt gescoord

1 punt: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

 

In Artikel 3.3.3 aanvraag wordt de inhoud (inclusief toelichting) vervangen door onderstaande tekst (inclusief toelichting):

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 bevat de aanvraag om subsidie een omschrijving, waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel beschikt om de activiteit uit te voeren. Dit moet blijken uit de curricula vitae van het personeel, waaronder minimaal de aanvrager zelf of een medewerker bij de aanvrager in loondienst, dat de kennisoverdrachtdiensten en voorlichtingsdiensten aan gaat bieden, waarbij minimaal een afgeronde opleiding op ten minste MBO-niveau en drie jaar relevante werkervaring, waaronder relevante werkervaring binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag vereist is.

  • 2.

    Indien het voornemen is om voor deelname aan een subsidiabele activiteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening te brengen dan dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag.

Toelichting

Aanvragers dienen aan te tonen te beschikken over voldoende en adequate personele capaciteit (eigen personeel of inhuur) voor het verlenen van de kennisoverdrachtdiensten. Dit dient te worden aangetoond door het bij de aanvraag aanleveren van de curricula vitae van het personeel – waaronder minimaal de aanvrager zelf of een medewerker bij de aanvrager in loondienst – dat de kennisoverdrachtdiensten en voorlichtingsdiensten uit gaat voeren. Uit de curricula vitae moet blijken dat dit personeel een opleiding op ten minste MBO-niveau heeft afgerond. Tevens dient dit personeel te beschikken over minimaal drie jaar relevante werkervaring, waaronder relevante werkervaring binnen drie jaar voor de aanvraag van de subsidie.

Artikel 3.3.4 subsidiabele kosten

Lid g. wordt als volgt gewijzigd:

  • g.

    bijdragen in natura die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een demonstratieactiviteit;

Er wordt een nieuw lid h. toegevoegd:

  • h.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 3.3.7 provinciale doelen en criteria

Lid 2. vervalt.

 

Artikel 3.3.8 selectiecriteria, de inhoud wordt vervangen door onderstaande tekst:

  • 1.

    Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

    • a.

      de kosteneffectiviteit van de activiteit. Dit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in artikel 3.3.7 worden behaald;

    • b.

      de haalbaarheid van het project. Dit wordt in gelijke mate beïnvloed door de kwaliteit van de aanbieder van de kennis, de kwaliteit van het projectplan en de mate waarin de deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis in de praktijk toe te passen;

    • c.

      de mate van effectiviteit van de activiteit. Dit wordt bepaald door de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling, het bereik van de activiteit en de wijze waarop en de mate waarin toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd;

    • d.

      de mate van innovativiteit. Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de aard van de innovatieve kennis en het vernieuwende karakter van de innovatieve kennis.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    Bij gelijke score worden de scores van betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde criterium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de op één na hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.

Artikel 3.3.9 puntenmethodiek, de inhoud wordt vervangen door onderstaande tekst:

Na sluiting van de indieningtermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 3.3.8 lid 1 en conform artikel 3.3.8 lid 2 op een prioriteitenlijst gerangschikt. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

  • 1.

    Het aantal punten voor het criterium uit:

    artikel 3.3.8 lid 1 sub a. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2;

    artikel 3.3.8 lid 1 sub b. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3;

    artikel 3.3.8 lid 1 sub c. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3;

    artikel 3.3.8 lid 1 sub d. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 1;

  • 2.

    Projecten dienen een minimumscore van 20 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Er wordt een nieuw artikel 3.3.11 toegevoegd:

Artikel 3.3.11 bevoorschotting op basis van realisatie

In aanvulling op artikel 1.23 kan maximaal twee keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot op basis van realisatie worden ingediend.

 

Artikel 3.3.11 samenstelling subsidieplafond wordt Artikel 3.3.12 samenstelling subsidieplafond

 

Er wordt een nieuw artikel 3.3.13 toegevoegd:

Artikel 3.3.13 weigeringsgrond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien na de inhoudelijke beoordeling blijkt dat de te verlenen subsidie lager is dan € 40.000,-.

  • 2.

    In het geval het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, wijzen Gedeputeerde Staten de gehele aanvraag af.

In hoofdstuk 3, paragraaf 5. ‘Regeling Samenwerking voor innovaties (water)’ worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

Toelichting

Uit de algemene toelichting wordt de tekst vanaf ‘Basisisprincipe is dat ....’ tot en met ‘.... overheidsfinanciering te overleggen’ verwijderd.

Artikel 3.5.6 subsidiabele kosten

Er wordt een lid l., m. en n. toegevoegd

  • l.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk;

  • m.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

  • n.

    bijdragen in natura, voor zover dit inbreng eigen arbeid betreft.

Artikel 3.5.7 niet subsidiabele kosten wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In afwijking van artikel 1.12, tweede lid zijn de voorbereidingskosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag om subsidie is ingediend niet subsidiabel;

  • b.

    In aanvulling op artikel 1.13 zijn kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten niet subsidiabel.

Artikel 3.5.8 hoogte subsidie wordt als volgt gewijzigd:

De subsidie bedraagt:

  • a.

    70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.5.6 onder sub b. en sub c., en sub k.;

  • b.

    100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.5.6 onder sub d. tot en met sub n., voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

  • c.

    40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.5.6 onder sub d. tot en met sub n., voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

  • d.

    100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.5.6 onder sub a. en sub k. voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

Toelichting

De tekst in de toelichting wordt vervangen door onderstaande tekst:

De hoogte van de subsidie zoals in 3.5.8 weergegeven bestaat volledig uit EU-middelen (ELFPO), er is dus geen spraken van nationale (overheids)cofinanciering.

 

Artikel 3.5.9 criteria wordt gewijzigd in Artikel 3.5.9 provinciale doelen en criteria

Lid 2. vervalt.

 

Artikel 3.5.10 selectiecriteria wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit. Dit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in artikel 3.5.9 worden behaald;

    • b.

      de haalbaarheid van het project;

      • Bij een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.5.1 lid 1. onder a. en b. wordt dit gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen. Dit blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf.

      • Bij een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.5.1 lid 1. onder c. wordt dit gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit blijkt uit de kwaliteit van het plan van aanpak.

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar de meerwaarde van de beoogde innovatie, de bijdrage aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden en de brede toepasbaarheid van de beoogde innovatie;

    • d.

      Mate van innovativiteit. Hierbij wordt zowel gekeken naar in hoeverre de nieuw samenwerking nieuwe verbanden tot stand brengt als naar de meerwaarde die de innovatie zelf heeft.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    Bij gelijke score worden de scores van betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde citerium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de op één na hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.

Toelichting

De toelichting bij dit artikel wordt verwijderd

 

Artikel 3.5.11 puntenmethodiek wordt als volgt gewijzigd (inclusief toelichting):

  • a.

    Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 3.5.10 en en conform artikel 3.5.10 lid 2 op een prioriteitenlijst gerangschikt. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

  • b.

    Het aantal punten voor het criterium uit:

    artikel 3.5.10 lid 1 sub a bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3.

    artikel 3.5.10 lid 1 sub b bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3.

    artikel 3.5.10 lid 1 sub c bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2.

    artikel 3.5.10 lid 1 sub d bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3.

  • c.

    Projecten dienen een minimumscore van 25 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Toelichting

De toelichting bij dit artikel wordt vervangen door onderstaande:

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

1

Kosteneffectiviteit

3

1 – 4

25 punten

2

Kans op succes / haalbaarheid

3

1 – 4

3

Mate van effectiviteit van de activiteit

2

1 – 4

4.

Mate van innovativiteit

3

1 – 4

 

1. Kosteneffectiviteit van de activiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 4.

 

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • a.

    Hoogte kosten versus prestatie / redelijkheid van kosten – staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie ? Hoe is dit aannemelijk gemaakt? Hierbij wordt gelet op:

    • de omvang van de totale subsidiabele projectkosten in relatie tot de innovatieopgave

    • het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector

  • b.

    Relevantie van de kosten – wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • c.

    Efficiënt gebruik van kennis en arbeid – in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

Score:

1 punt wordt behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten onvoldoende is;

2 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten gemiddeld is;

3 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten goed is

4 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten zeer goed is.

 

2. Kans op succes/haalbaarheid

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3 met een maximaal te behalen score van 4.

 

De wijze waarop de kans op succes/haalbaarheid wordt gemeten is afhankelijk van het soort aanvraag waarover een oordeel geveld moet worden.

 

A. Oprichting samenwerkingsverband en de ontwikkeling van een projectplan:

In deze fase wordt de ‘kans op succes’ gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende ketenpartijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.

 

B. Ontwikkelen innovatie:

In deze fase wordt de ‘kans op succes’ gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor. In de fase ‘ontwikkelen innovatie’ mag men resultaten van voorwerk verwachten; een gecombineerde aanvraag dient een ‘go – no go moment’ te bevatten voor de ontwikkelfase.

 

Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling innovatie – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • 2.

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft de groep er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel?

  • 3.

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel – heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden?

  • 4.

    Kwaliteit i.r.t. breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie?

Score:

1 punt wordt behaald indien de haalbaarheid gelet op genoemde aspecten onvoldoende is;

2 punten worden behaald indien de haalbaarheid gelet op genoemde aspecten gemiddeld is;

3 punten worden behaald indien de haalbaarheid gelet op genoemde aspecten goed is;

4 punten worden behaald indien de haalbaarheid gelet op genoemde aspecten zeer goed is.

 

De haalbaarheid wordt op grond van de volgende criteria als onvoldoende, gemiddeld, goed of zeer goed gekwalificeerd: 1 punt wordt behaald indien de randvoorwaarden niet in beeld zijn gebracht, het (beoogde) samenwerkingsverband zwak is en er zeer beperkt behoefte aan de innovatie is; 4 punten kunnen worden behaald indien alle randvoorwaarden in beeld zijn gebracht en zijn vertaald naar beheermaatregelen van een hoge kwaliteit, het samenwerkingsverband goed is en er een zeer grote behoefde is aan de innovatie.

 

3. Mate van effctiviteit van de activiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2 met een maximaal te behalen score van 4.

 

Met effectiviteit van de activiteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan het doel dat met de openstelling resp. de samenwerking wordt nagestreefd (‘wat voegt dit project toe’).

Bij het thema Samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces, dat leidt tot meer kennisdeling regionaal, nationaal, internationaal, ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen.

 

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Meerwaarde beoogde innovatie voor doel innovatiethema / urgentie – betreft de aanvraag een goede oplossing voor de in de openstelling omschreven behoefte;

  • 2.

    Bijdrage project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden – heeft het project voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen;

  • 3.

    Mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol – is er goede kans op snelle vertaling naar de praktijk.

Score:

1 punt wordt behaald als de activiteit onvoldoende mate bijdraagt aan het thema en/of onvoldoende doorwerking heeft.

2 punten worden behaald indien de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema voldoende/gemiddeld is.

3 punten worden behaald indien de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema goed is.

4 punten worden behaald indien de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema zeer goed is.

 

De effectiviteit wordt op grond van de volgende criteria als onvoldoende, gemiddeld, goed of zeer goed gekwalificeerd. Indien een activiteit bijvoorbeeld gericht is op een geringer gebruik van grondstoffen, maar de te verwachten afname van het gebruik is niet groot, dan is de score maximaal 1 punt. Vier punten kunnen bijvoorbeeld worden gehaald indien de activiteit leidt tot een aanzienlijke reductie van het verbruik van grondstoffen, of dat er meerdere kringlopen op bedrijfsniveau worden gesloten of dat de activiteit betrekking heeft op een compleet nieuw verdienmodel waarbij de innovatie ook op andere bedrijven kan worden toegepast en hierop ook wordt ingezet.

 

4. Mate van innovativiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 4.

Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide.

Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking NIEUWE verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het product zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz.), dan wordt er 1 punt toegekend. Betreft de beoogde innovatie een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dan worden vier punten toegekend.

 

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie – idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • 2.

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige ‘duurzame landbouw’, d.w.z. inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sectoroverstijgende toepassing (cross-over)?

  • 3.

    Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

  • 4.

    Toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast en is het project er op gericht om belemmeringen weg te nemen?

Score:

1 punt wordt toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien gering is.

2 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien goed is.

4. punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien zeer goed is.

 

De volgende artikelen worden toegevoegd:

Artikel 3.5.12 verplichting

In aanvulling op artikel 1.23 dienen aanvragers bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

Artikel 3.5.13 bevoorschotting op basis van realisatie

In aanvulling op artikel 1.23 kan maximaal twee keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot op basis van realisatie worden ingediend, waarvan 1 aanvraag is gekoppeld aan het conform artikel 1.17 lid 1 sub i jaarlijks in te dienen voortgangsverslag.

Artikel 3.5.14 samenstelling subsidieplafond

In afwijking van artikel 1.4 lid 2 bestaan de in deze regeling opgenomen subsidiepercentages voor 100% uit ELFPO middelen.

Artikel 3.5.15 weigeringsgrond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien na de inhoudelijke beoordeling blijkt dat de te verlenen subsidie lager is dan € 150.000,–.

  • 2.

    In het geval het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, wijzen Gedeputeerde Staten de gehele aanvraag af.

In hoofdstuk 3, paragraaf 7 ‘Regeling niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap’ worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

 

Artikel 3.7.1 definities, lid a. wordt als volgt gewijzigd:

 

a. Natuurbeheerplan Overijssel (verder: Natuurbeheerplan):

het vigerende Natuurbeheerplan Overijssel zoals omschreven in de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer 2016 (SRNL2016) van de provincie Overijssel;

 

Artikel 3.7.4 indieningsvereisten, worden lid b. en lid c. als volgt gewijzigd:

  • b.

    Een beschrijving van de met de te treffen herstel- of inrichtingsmaatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype zoals in het Natuurbeheerplan, de beoogde doelsoorten zoals in het Natuurbeheerplan en de oppervlakte en lengte daarvan wordt aangegeven;

  • c.

    De motivering voor het treffen van de herstel- of inrichtingsmaatregelen gebaseerd op een beschrijving van de natuurdoelen in het Natuurbeheerplan;

De inhoud van Artikel 3.7.6 niet subsidiabele kosten wordt vervangen door onderstaande tekst:

In aanvulling op artikel 1.13 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • b.

    kosten voor de bouw, verbetering, verwerving of leasing van opstallen;

  • c.

    kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

  • d.

    kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

  • e.

    personeelskosten voor het uitrasteren binnen de maatregelen ter voorkoming van predatie.

Artikel 3.7.8 criteria

‘Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.2 komt in aanmerking voor subsidie als is voldaan aan de volgende criteria:’ wordt gewijzigd in ‘Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.2 voldoet aan de volgende criteria:’

In Lid b. wordt artikel 3.7.2 sub a. gewijzigd in artikel 3.7.8 sub a.

 

De inhoud van Artikel 3.7.9 selectiecriteria wordt vervangen door onderstaande tekst:

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende selectiecriteria:

    • a.

      De effectiviteit van de activiteit: de mate waarin het project bijdraagt aan de thema’s als bedoeld in artikel 3.7.2, hetgeen blijkt uit:

      • in geval van open grasland weidevogel: de mate van versterking van het mozaïek voor weidevogels, hetgeen blijkt uit locatie van de herstel- en inrichtingsmaatregelen ten opzichte van de percelen beheer met een rustperiode.

      • in geval van droge dooradering: amfibieën; de mate van versterking van het netwerk, hetgeen blijkt uit locatie van de inrichtingsmaatregelen ten opzichte van bestaande elementen.

      • in geval droge dooradering: landschap; de mate van versterking van het netwerk, hetgeen blijkt uit locatie van de inrichtingsmaatregelen ten op zichte van bestaande elementen.

      • in geval van maatregelen ter voorkoming van predatie; de mate waarin predatie wordt voorkomen.

      • in geval van open akkerland; de mate waarin de inrichting van het beheer in het gebied de samenhang van het beheer versterkt.

    • b.

      De kosteneffectiviteit van de herstel- en inrichtingsmaatregel als bedoeld in artikel 3.7.2, hetgeen blijkt uit de verhouding tussen de na beoordeling van de aanvraag totale subsidiabele kosten en de mate waarin de maatregelen bijdragen aan de thema’s zoals beschreven in artikel 3.7.9 sub a.

    • c.

      De haalbaarheid van de herstel- en inrichtingsmaatregel als bedoeld in artikel 3.7.2, hetgeen blijkt uit de kwaliteit van het projectplan, de situatie in het veld/ het (aantoonbare) draagvlak en de omstandigheden waaronder het project zal plaatsvinden.

    • d.

      De urgentie van het project: de mate waarin de herstel- en inrichtingsmaatregel als bedoeld in artikel 3.7.2 geïdentificeerd is als opgave die noodzakelijk aangepakt dient te worden voor het verwezenlijken van de doelen en de prioritering in het Natuurbeheerplan.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    Bij gelijke score worden de scores van de betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde criterium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de op één na hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.

De inhoud van Artikel 3.7.10 puntenmethodiek wordt vervangen door onderstaande tekst:

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 3.7.9 lid 1 en conform artikel 3.7.9 lid 2 op een prioriteitenlijst gerangschikt. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

  • a.

    Het aantal te behalen punten voor het criterium uit:

    artikel 3.7.9 lid 1 sub a onder 1 en 2 bedraagt 1 tot en met 4 punten met een wegingsfactor van 3;

    artikel 3.7.9 lid 1 sub a onder 3 tot en met 5 bedraagt 1 tot en met 4 punten met een wegingsfactor van 2;

    artikel 3.7.9 lid 1 sub b. bedraagt 1 tot en met 4 punten met een wegingsfactor van 2;

    artikel 3.7.9 lid 1 sub c. bedraagt 1 tot en met 4 punten met een wegingsfactor van 1;

    artikel 3.7.9 lid 1 sub d. bedraagt 1 tot en met 4 punten met een wegingsfactor van 2.

  • b.

    Indien bij de aanvraag tot subsidie sprake is van een samenloop van thema’s als bedoeld in artikel 3.7.9 lid 1 sub a. dan is voor de keuze van de wegingsfactor 2 of 3 in het vorige lid bepalend aan welk thema het grootste deel van de totale subsidiabele projectkosten, na beoordeling van de subsidieaanvraag, wordt besteed.

  • c.

    Projecten dienen op basis van de in sub a en b toegekende aantal punten een minimumscore van 20 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

De inhoud van Artikel 3.7.11 weigeringsgrond wordt vervangen door onderstaande tekst:

  • a.

    Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien na de inhoudelijke beoordeling blijkt dat de te verlenen subsidie lager is € 35.000,–.

  • b.

    In het geval het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, weigeren Gedeputeerde Staten de gehele subsidie.

Toelichting

Artikelgewijze toelichting

 

Subsidiabele activiteit (artikel 3.7.2) onderdeel e. komt als volgt te luiden:

  • e.

    Maatregelen ter voorkoming predatie (vraat legsels en kuikens weidevogels): veel weidevogelgebieden hebben te kampen met een hoge predatiedruk (vooral van de vos) waardoor de reproductie (percentage kuikens dat vliegvlug wordt) hier te laag is. Maatregelen (binnen de wettelijke kaders) die de predatiedruk terugbrengen, kunnen in aanmerking komen voor subsidie. Specifiek voor de maatregel uitrasteren van lokaal rijke weidevogelpercelen zijn de arbeidsuren voor de aanleg van het raster niet subsidiabel.

Aanvrager (artikel 3.7.3)

De eerste en tweede zin worden gewijzigd als volgt:

De Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 (SRNL2016) regelt de subsidie voor de provinciale invulling van de het Agrarisch Natuur- en Landschapbeheer. Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer gaat uit van een collectieve aanpak en de inzet van agrarisch natuur- en landschapsbeheer op de meest kansrijke gebieden.

 

De tekst ‘Agrarische collectieven (samenwerkingsverbanden) wordt gewijzigd in

‘Samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld Agrarische collectieven,’

Subsidiabele kosten (artikel 3.7.5)

De tekst vanaf ‘– als richtlijn hanteert ..... beoordeling van de projecten’ wordt verwijderd.

 

De toelichting op artikel 3.7.7 wordt verwijderd

Tendersystematiek (artikel 3.7.9 en 3.7.10)

In de tekst wordt tussen ‘worden alle aanvragen’en ‘en in een bepaalde rangorde’ de volgende tekst toegevoegd: op basis van de selectiecriteria

Selectiecriteria (artikel 3.7.9 lid 1)

 

a. De bijdrage aan de versterking van het betreffende leefgebied wordt als volgt gewijzigd:

1. De bijdrage aan de versterking van het betreffende leefgebied (effectiviteit van de activiteit)

  • Open grasland

    De adviescommissie beoordeelt de mate waarin het project bijdraagt aan de thema’s als bedoeld in artikel 3.7.2, hetgeen in geval van open grasland blijkt uit de mate van versterking van het mozaiek voor weidevogels, hetgeen blijkt uit locatie van de inrichtingsmaatregelen ten op zichte van de percelen beheer met een rustperiode. Het uitgangspunt is dat de aanvrager streeft naar een toename van weidevogels (vooral grutto en tureluur) en een hogere reproductie (meer overlevende weidevogelkuikens). Zo hebben plas-dras-plekken en vernatting van percelen een sterk aantrekkende werking op weidevogels (voedsel, slaapplaats), en bieden in combinatie met een late maaidatum, later in het seizoen vaak ook een goede plek voor kuikens om op te groeien.

  • Droge dooradering (amfibieën en landschap)

    De adviescommissie beoordeelt de mate waarin het project bijdraagt aan de thema’s als bedoeld in artikel 3.7.2, hetgeen in geval van droge dooradering blijkt uit de mate van versterking van het netwerk, hetgeen blijkt uit locatie van de inrichtingsmaatregelen ten op zichte van bestaande elementen (voor nieuwe poelen: afstand tot bestaande poelen).

    Door aanleg van nieuwe poelen, niet te ver van bestaande poelen, kan uitwisseling tussen populaties (van b.v. de kamsalamander) plaatsvinden. Ook kunnen door aanleg van nieuwe poelen bestaande deelpopulaties met elkaar worden verbonden.

    Door aanleg van nieuwe houtwallen kan het bestaande netwerk van houtwallen worden versterkt, of verbindingen worden gelegd tussen bestaande houtwalgebieden.

    Door bijvoorbeeld het aanleggen van flauwe taluds langs sloten in natte graslanden, kan de verscheidenheid aan soorten flink toenemen. Vernattingsmaatregelen of het plaatselijk verwijderen van de teelaardelaag kunnen ook bijdragen aan versterking van het botanisch beheer. Deze maatregelen vragen maatwerk.

    Het uitgangspunt is dat de aanvrager streeft naar een toename van soorten, en specifiek de doelsoorten zoals deze zijn opgenomen in het Natuurbeheerplan.

  • Open akkerland

    De wijze waarop het beheer van het akkerland is vormgegeven, moet leiden tot een beter behoud en toename van de doelsoorten voor open akker (conform Natuurbeheerplan). De wijze waarop het beheer van het akkerland is vormgegeven, moet leiden tot een beter behoud en toename van de doelsoorten voor open akker (conform Natuurbeheerplan). De belangrijkste ecologische eisen van akkersoorten zijn voldoende voedsel en rust- en broedgebieden in de zomer en voldoende voedsel en rustgebieden in de winter. De adviescommissie toetst of een aanvraag (in ecologische zin) voldoende bijdraagt aan het behoud en toename.

  • Maatregelen ter voorkoming predatie

    De adviescommissie beoordeelt de mate waarin het project bijdraagt aan de thema’s als bedoeld in artikel 3.7.2, hetgeen in geval van maatregelen ter voorkoming van predatie, blijkt uit:

    De tellingen van de afgelopen jaren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen nesten die zijn verstoord vanwege predatie en nesten die niet zijn verstoord; en

    De te verwachten verandering cq toename van het aantal niet verstoorde nesten als gevolg van de voorgenomen maatregelen.

De wegingsfactor voor thema’s Open grasland en Droge dooradering: amfibieën;

(3.7.9 lid 1 onder a1 en 2) is 3. Van de overige drie themas (artikel 3.7.9 lid 1 onder a 3, 4 en 5) is de wegingsfactor 2. Hiermee wordt onderscheid gemaakt tussen de projecten en aangegeven welke projecten beter aansluiten bij de prioriteringsvolgorde voor inzet van beheer zoals aangegeven in het Natuurbeheerplan.

 

2. De kosteneffectiviteit van de maatregel

De kosteneffectiviteit van de activiteit blijkt uit de verhouding tussen de totale aangevraagde subsidiabele kosten en de mate waarin de maatregelen bijdragen aan de te realiseren doelstellingen zoals beschreven in het Natuurbeheerplan.

De adviescommissie zal aan de hand van onder meer de volgende vragen de kosteneffectiviteit beoordelen. In welke verhouding staat de gevraagde subsidie tot de totale investering en de projectdoelen? Hoe hoog zijn de totale kosten per hectare per thema als bedoeld in artikel 3.7.2? Hoe is de kostenverhouding tussen de ingediende projecten? Hoe hoog is het percentage personeelskosten per project?

 

Dit criterum heeft de wegingsfactor 2, omdat de provincie het belangrijk acht dat de herstel- of inrichtingsmaatregel in verhouding staat tot de bij te dragen subsidie.

 

3. De haalbaarheid van de maatregel

De adviescommissie beoordeelt de mate van haalbaarheid van de herstel- en inrichtingsmaatregelen als bedoeld in artikel 3.7.2, hetgeen blijkt uit de kwaliteit van het projectplan, de situatie in het veld/ het (aantoonbare) draagvlak en de omstandigheden waaronder het project zal plaatsvinden. Er wordt gekeken naar de volgende aspecten:

  • Een realistische start van het plan (mate waarin het project al is voorbereid/snel in uitvoering kan worden genomen);

  • De betrokkenheid en meewerkbereidheid van relevante partijen en rechthebbenden bij het plan;

  • Een realistische planning, opzet en begroting.

  • Dit criterium heeft de wegingsfactor 1.

4. Urgentie

De urgentie van de activiteit blijkt uit de mate waarin de herstel- en inrichtingsmaatregel als bedoeld in artikel 3.7.2 geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden voor het verwezenlijken van de doelen en de prioritering in het Natuurbeheerplan. De hoogte van de punten wordt bepaald aan de hand van de prioriteringsvolgorde voor inzet van beheer zoals aangegeven in het Natuurbeheerplan.

 

Dit criterium heeft de wegingsfactor van 2.

 

Puntenmethodiek (artikel 3.7.10) wordt als volgt gewijzigd:

Sub a De adviescommissie beoordeelt in hoeverre het project bijdraagt aan de doelstellingen uit artikel 3.7.2. Hier is sprake van een maximum aantal toe te kennen punten. Een project scoort meer punten naar mate de herstel- of inrichtingsmaatregel beter bijdraagt aan de realisatie van de doelen voor het agrarisch natuurbeheer zoals beschreven in het Natuurbeheerplan.

Ook zal de mate van kosteneffectiviteit worden beoordeeld (3.7.9. sub b). De commissie zal een hoger aantal punten toekennen naar mate meer wordt bijgedragen aan de versterking van het betreffende leefgebied en de kosten meer redelijk zijn ten opzichte van het effect op de doelen zoals beschreven in het Natuurbeheerplan.

Daarnaast worden punten toegekend aan de haalbaarheid van de maatregel en de urgentie van de herstel- en inrichtingsmaatregelen (3.7.9. sub c en d). Indien sprake is van een grotere haalbaarheid van het project zal de commissie meer punten toekennen. Dit beoordeelt zij aan de hand van de in de toelichting bij artikel 3.7.9 lid 1 sub c genoemde aspecten. De toekenning van de punten ten aanzien van de urgentie van een herstel- of inrichtingsmaatregel zal vooral afhangen van het soort herstel- of inrichtingsmaatregel. Hoe beter het aansluit bij de priorteringsvolgorde voor inzet van beheer zoals aangegeven in het Natuurbeheerplan hoe meer punten worden toegekend.

 

In hoofdstuk 3, paragraaf 8 ‘Regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven’ wordt als volgt gewijzigd (volledige tekst inclusief toelichting wordt vervangen):

Toelichting

Met de ‘Regeling investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven’ wordt ingezet op de verbetering van de landbouwstructuur in Overijssel.

 

Om de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te handhaven en te versterken is een blijvende investering in de landbouwstructuur noodzakelijk. Door deze investeringen kan de efficiëntie van de sector worden verhoogd. Dit kan worden bereikt door uitruil en de juiste aanpassingen van percelen. Naast verbetering van de bedrijfsefficiëntie kan de herstructurering van landbouwbedrijven ook bij dragen aan de realisatie van internationale doelen rondom water, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), biodiversiteit en Natura-2000 en in stand houden van het landschap.

 

Alle projecten moeten voldoen aan de (inter)nationale wet- en regelgeving, zoals onder meer de voorwaarde dat project moet passen binnen vigerende bestemmingsplannen, waardoor negatieve effecten beperkt blijven. Een efficiëntere bedrijfsvoering kan leiden tot vermindering van de emissies. Dit heeft een direct positief effect op de kwaliteit van bodem, water en lucht. Het schoner worden van het leefmilieu, betere luchtkwaliteit, meer groen, minder geuremissies en minder verkeersbewegingen, heeft op zijn beurt weer indirecte positieve effecten op het woon- en leefklimaat.

 

De provincie zet met de regeling ‘Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven’ in op de ontwikkeling van een duurzame en concurrerende landbouw en daarmee op werkgelegenheid en het regionaal inkomen. Voor de grondgebonden landbouw is een goede ruimtelijke structuur van de landbouwbedrijven een belangrijke voorwaarde. De provincie richt zich met de regeling op verbetering van de verkaveling (de omvang, ligging en de vorm van de kavels) waarbij ook bijgedragen kan worden aan overige (internationale) doelen.

 

De ‘Regeling investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven’ is een nadere invulling van de algemene bepalingen (hoofdstuk 1) uit de provinciale Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel. Aanvragen dienen ook te voldoen aan de criteria uit hoofdstuk 1.

Artikel 3.8.1 begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

1. Projectgebied:

het door aanvrager op kaart begrensde gebied waarbinnen eigenaren en gebruikers kunnen deelnemen aan een herverkaveling.

 

2. Herverkaveling:

samenvoeging, verkaveling en verdeling van onroerende zaken met toepassing van hoofdstuk 9 van de Wilg (http://wetten.overheid.nl/BWBR0020748/2014-01-01#Hoofdstuk8_Titeldeel3);

Artikel 3.8.2 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor herverkaveling van landbouwbedrijven in de provincie Overijssel.

Toelichting

Ontwikkelingen in de landbouw raken in een stroomversnelling. Als gevolg van regelgeving door de overheid en het vervallen van de melkquotering wordt verwacht dat meer bedrijven hun activiteiten zullen beëindigen. Daardoor kan er meer beweging op de grondmarkt komen waardoor enerzijds kansen ontstaan voor bedrijven die zich verder ontwikkelen en anderzijds kan dat leiden tot verdere versnippering van de verkaveling.

Daarom wordt in deze openstelling niet alleen ruimte geboden voor planmatige kavelruil in afgeronde gebieden maar ook voor plannen om kleinschaliger kavelruilen op te zetten rond agrarische bedrijven die stoppen en hun grond op de markt brengen. Dergelijke initiatieven kunnen in principe in heel de provincie voorkomen.

Artikel 3.8.3 aanvrager

Subsidie als bedoeld in artikel 3.8.2 kan ten behoeve van alle deelnemende partijen aan het project worden aangevraagd door:

  • 1.

    Landbouwers;

  • 2.

    Grondeigenaren die geen landbouwer zijn;

  • 3.

    Pachters;

  • 4.

    Stichtingen voor kavelruil;

  • 5.

    Landbouworganisaties;

  • 6.

    Provincie;

  • 7.

    Waterschappen;

  • 8.

    Gemeenten;

  • 9.

    Natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 3.8.4 aanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 bevat de aanvraag om subsidie een duidelijke begrenzing en oppervlakte van het projectgebied op kaart.

Artikel 3.8.5 subsidiabele kosten

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.12 zijn de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      Proceskosten herverkaveling;

    • b.

      Procedurekosten herverkaveling;

    • c.

      Investeringen ten behoeve van inpassingmaatregelen;

    • d.

      Investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde kosten kunnen bestaan uit:

    • a.

      De kosten van verbetering van onroerende goederen;

    • b.

      Algemene kosten met betrekking tot de investeringen;

    • c.

      Plan- en advieskosten;

    • d.

      Leges voor vergunningen en procedures;

    • e.

      Haalbaarheidsstudies;

    • f.

      Personeelskosten;

    • g.

      Niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Toelichting

Kavelruilprojecten zijn gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid en waterhuishouding. Ook kan een goed verkaveling het mogelijk maken dat er weer meer gebruik gemaakt wordt van beweiding (‘Koeien in de wei’) in plaats van zomerstalvoedering. Het gaat daarbij om de volgende concrete kosten:

  • Proces en procedurekosten voor de uitvoering van een projectplan;

  • uitgaven gericht op verdere draagvlakontwikkeling, inhuur van kavelruilcoördinatoren en andere experts, faciliteren aankoop ruilgronden, opstellen en uitvoeren van verkavelingsplannen en verkavelingsprocedures, vacatiegelden voor gebiedscommissies, projectmanagement;

  • investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken, zoals: graven en dempen van sloten, met elkaar verbinden van percelen, aanpassen van drainage, aanleg of verbetering van dammen en kavelpaden, aanpassen van het wegenstelsel, aanpassen van de waterhuishouding;

  • investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen om negatieve gevolgen van het verkavelingsplan op de omgeving te voorkomen, zoals: aanbrengen van (compensatie) beplantingen, aanpassen van de wegen- en padenstructuur ten behoeve van het algemeen belang, aanpassen van de waterhuishouding ten behoeve van het algemeen belang.

Het is niet mogelijk uitsluitend subsidie aan te vragen voor Proceskosten verkaveling. Proceskosten zijn subsidiabel mits deze onderdeel zijn van een project waarvan ook de procedurekosten onderdeel zijn (dus niet alleen voorbereiding, maar ook de uitvoering van het project).

Artikel 3.8.6 niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.13 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • 1.

    Kadasterkosten, zijnde het uitwerken en voorbereiden van inmetingen en het uitzetten en inmeten van grenzen; en

  • 2.

    Notariskosten.

Toelichting

Kadasterkosten kunnen uit meerdere soorten kosten bestaan. De kosten voor het uitwerken/voorbereiden van inmetingen en het uitzetten en inmeten van grenzen zijn niet subsidiabel. Andere kadasterkosten, waaronder kosten voor de inzet van kadastermedewerkers voor het maken van een ruilplan en proceskosten kadaster zijn daarmee wel subsidiabel.

 

Notariskosten, waaronder tevens kavelruilovereenkomsten en inschrijvingen, zijn niet subsidiabel.

Artikel 3.8.7 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten indien sprake is van kosten als bedoeld in artikel 3.8.5 lid 1 sub a., b. en c..

  • 2.

    De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten van investeringen ten behoeve van een betere bereikbaarheid en bewerkbaarheid van de binnen het project geruilde kavels, met een maximale subsidie van € 800,– per hectare, indien sprake is van kosten als bedoeld onder artikel 3.8.5 lid 1 sub d..

Artikel 3.8.8 selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

    • a.

      De kosteneffectiviteit van de activiteit, hetgeen blijkt uit de totale kosten per geruilde hectare. Meegewogen worden de totale subsidiabele kosten als genoemd in artikel 3.8.5;

    • b.

      De haalbaarheid van het project, hetgeen blijkt uit de kennis en ervaring van de aanvrager, de inhoudelijke kwaliteit van het plan en het draagvlak voor het plan;

    • c.

      De mate van effectiviteit van de activiteit in samenhang met:

      • de omvang van het gebied;

      • het aantal deelnemers;

      • de verbetering van de verkavelingstructuur, hetgeen blijkt uit de vergroting van de (huis)kavels, de kavelconcentratie, de vormverbetering van kavels en het verkorten van de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de kavels.

      • de mate waarin het mogelijk wordt om meer te gaan beweiden in plaats van zomerstalvoedering.

    • d.

      De urgentie van het project, hetgeen blijkt uit de mate van integraliteit waarin herstructurering van landbouwbedrijven bij draagt aan tijdige realisatie van (inter)nationale doelen rondom water, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), biodiversiteit, landschap of Natura-2000;

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    Bij gelijke score worden de scores van betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde citerium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de op één na hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.

Toelichting

a. De kosteneffectiviteit van de activiteit

Het maximale aantal te behalen punten voor Kosteneffectiviteit uit artikel 3.8.8 lid 1. bedraagt 4 punten met een wegingsfactor 3:

 

Hierbij zijn de kosten, omgeslagen per geruilde hectare, het uitgangspunt. Meegewogen worden de proces- en procedurekosten, de kosten voor kavelinpassingsmaatregelen en de kavelverbeteringskosten (de subsidiabele kosten zoals genoemd in artikel 3.8.3). De adviescommissie zal de ingediende aanvragen per tender tegen elkaar afwegen, waarbij gelet wordt op de hoogte van de kosten per hectare verkaveling. Het project waarbij de kosten per hectare het laagst liggen zal de hoogste score behalen binnen dit criterium. Deze bedragen zijn gebaseerd op ervaringscijfers. Op deze wijze worden de aanvragen binnen dit criterium gerangschikt.

 

b. Haalbaarheid / kans op succes

Het maximale aantal punten voor Kans op succes uit artikel 3.8.8 lid 2. bedraagt 4 punten met een wegingsfactor 2.

De haalbaarheid van het projectplan tot opstellen van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te beoordelen:

  • 1.

    De kwaliteit van het projectplan te beoordelen aan de hand van de volgende criteria:

    • De eisen die worden gesteld aan de ervaring van de projectleider / het bureau dat het plan tot opstellen van een verkavelingplan heeft ingediend;

    • Hoe realistisch is het plan

    • Zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van het plan betrokken,

    • Kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

  • 2.

    De mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt. Daarbij wordt gekeken naar:

    • Zekerheid van beschikbaarheid noodzakelijke eigen middelen van alle betrokken partijen;

    • Zekerheid beschikbaar komen noodzakelijke vergunningen;

    • Zekerheid van deelname meest relevante partijen aan volledige traject.

Score

1 punt: project scoort onvoldoende tot matig op één of beide van genoemde aspecten

2 punten: project scoort ten minste voldoende op beide genoemde aspecten

3 punten: project scoort goed op ten minste één van genoemde aspecten, andere aspect is ten minste voldoende

4 punten: project scoort zeer goed op beide genoemde aspecten.

 

De haalbaarheid van uitvoering van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door te bezien welke ervaring de projectleider / het bureau heeft dat het verkavelingsplan heeft ingediend. Ook is daarbij van belang de ervaring en de capaciteiten van de beoogde kavelruilcoordinator.

Het resultaat van de verkaveling is vooral afhankelijke van het draagvlak voor het plan. Dat kan worden aangetoond door bijvoorbeeld de resultaten van een draagvlakonderzoek of de resultaten van een enquête gehouden bij de agrarische ondernemers in het gebied. Bij projecten met een meer integrale doelstelling is het zeker ook van belang dat de belangrijkste partijen in het gebied aantoonbaar de samenwerking hebben gezocht.

Naast een goede opzet van het project en een goede, onderbouwde, begroting is ook een goede risicobeoordeling relevant om de slagingskans van het project te kunnen beoordelen.

 

c. Mate van effectiviteit van de activiteit

Het maximale aantal punten voor de Mate van effectiviteit uit artikel 3.8.8 lid 3. bedraagt 4 punten met een wegingsfactor 2.

 

Bezien wordt in welke mate verwacht kan worden dat na uitvoering van het project een verbetering is bereikt in de verkavelingstructuur en/of de overige provinciale doelstellingen.

 

Score

1 punt: Resultaten van het project dragen matig bij aan de verbetering van de verkavelingstructuur.

2 punten: Resultaten van het project dragen voldoende bij aan de verbetering van de verkavelingstructuur.

3 punten: Resultaten van het project dragen goed bij aan de verbetering van de verkavelingstructuur.

4 punten: Resultaten van het project dragen zeer goed bij aan de verbetering van de verkavelingstructuur.

 

De effectiviteit van herverkaveling blijkt uit de vergroting van de (huis)kavels, de kavelconcentratie, de vormverbetering van de kavels en het verkorten van de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de kavels.

Verkaveling draagt bij aan landbouwstructuurverbetering en aan realisatie van andere (inter)nationale doelen.

Om die reden is zowel voor de mate van effectiviteit als voor urgentie gekozen om een wegingsfactor 2 toe te passen.

 

Een goede verkaveling is een belangrijke randvoorwaarde voor de ontwikkeling van concurrerende, duurzame landbouwbedrijven. De verkaveling is voortdurend in beweging. Het instrument herverkaveling wordt ingezet voor verbetering landbouwstructuur, die met autonome ontwikkelingen niet tot stand komt, of vaak zelfs verslechtert. Herverkavelingsprojecten zijn hiervoor goede instrumenten. Het doel is bij te dragen aan de ontwikkeling van een toekomstbestendige landbouw in Overijssel. De regeling richt zich zowel op gebieden met een sectorale doelstelling voor landbouwstructuurverbetering, als ook op gebieden met een integrale doelstelling (kavelruilprojecten in het kader van de realisatie van waterdoelen, de herijkte EHS, biodiversiteit, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), landschapdoelen en de Natura 2000-opgave).

 

Voor de berekening van de bijdrage aan het beleidsdoel landbouwstructuurverbetering dienen de volgende onderdelen ogenomen te worden in het projectplan:

  • een beschrijving van de 0-situatie;

  • de uit te voeren maatregelen met betrekking tot de vergroting van de (huis)kavels, de kavelconcentratie, de vormverbetering van de kavels en het verkorten van de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de kavels;

  • en de te verwachten bijdrage aan de vergroting van de (huis)kavels, de kavelconcentratie, de vormverbetering van de kavels en het verkorten van de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de kavels benodigd.

d. Urgentie

Het maximale aantal punten voor Urgentie uit artikel 3.8.8 lid 4. bedraagt 4 punten met een wegingsfactor 2.

 

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden door de herverkaveling geïdentificeerd zijn als opgaven die op grond van het provinciale (sectorale of integrale) beleid noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar de verbetering van de verkavelingstructuur aan bijdraagt of noodzakelijk voor is.

 

Score

1 punt indien er sprake is van een op grond van in provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft

2 punten indien er sprake is van een op grond van in provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden

3 punten indien er sprake is van een op grond van in provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen op korte termijn aangepakt moet worden

4 punten indien er sprake is van een op grond van in provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

 

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden door de herverkaveling geïdentificeerd zijn als opgaven die (integraal dan wel sectoraal) noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar de verbetering van de verkavelingstructuur aan bijdraagt.

 

Naast landbouwstructuurverbetering lever verkaveling een bijdrage aan: behoud van de weidegang, de realisatie van milieudoelen, verbetering van de waterhuishouding of verbetering van de natuur en landschap. Omdat grote delen van Overijssel al eens zijn verkaveld komt het accent meer te liggen op verkaveling van de landbouw in samenhang met realitatie van andere doelen.

Vandaar dat urgentie met betrekking tot nevendoelen, net als sec bij landbouwstructuurverbetering ook wegingsfactor 2 krijgt.

 

De mate waarin de activiteit bijdraagt aan behoud van weidegang, verbetering van het milieu, de waterhuishouding of natuur en landschap, hetgeen blijkt uit de uit te voeren maatregelen die in het verkavelingsproject ten aanzien van deze doelen worden genomen. Beschrijf per maatregel welke positieve effecten er voor weidegang, milieu, waterhuishouding en landschap of natuur ontstaan door het herverkavelingsinstrument in te zetten. Relateer deze maatregelen aan de relevante provinciale beleidsnota’s met betrekking tot de termijn waarop die maatregelen gerialiseerd dienen te worden.

 

Hiervoor is een beschrijving nodig van:

  • de 0-situatie;

  • de uit te voeren maatregelen met betrekking tot het milieu, de waterhuishouding landschap of natuur;

  • de te verwachten bijdrage aan het milieu, de waterhuishouding of de natuur en

  • de termijn waarop die maatregelen gerealiseerd dienen te zijn.

Artikel 3.8.9 puntenmethodiek

  • 1.

    Na sluiting van de indieningtermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 3.8.8 en conform artikel 3.8.8 lid 2. op een prioriteitenlijst gerangschikt. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de wegingsfactor per criterium en de te behalen punten op dat criterium.

  • 2.

    Het aantal te behalen punten voor het criterium uit:

    • a.

      artikel 3.8.8 lid 1 sub a. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3;

      1 punt indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare hoger is dan € 2.300,–;

      2 punten indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare gelijk aan of maximaal 5% lager is dan € 2.300,– (€ 2.185,– tot en met € 2.300,–);

      3 punten indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare 5 – 15% lager is dan € 2.300,– (€ 1.955,– tot € 2.185,–);

      4 punten indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare 15% of meer lager zijn dan € 2.300,– (€ 1.955,–).

    • b.

      artikel 3.8.8 lid 1 sub b. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2;

    • c.

      artikel 3.8.8 lid 1 sub c. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2;

    • d.

      artikel 3.8.8 lid 1 sub d. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2.

  • 3.

    Projecten dienen een minimumscore van 22 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Toelichting

In de openstelling is precies aangegeven welke termijn voor de indiening van aanvragen wordt gehanteerd. De start- en einddatum worden hierbij strikt in acht genomen. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat door de adviescommissie aan het project is toegekend.

 

Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren. Als consequentie hiervan bestaat de mogelijkheid dat, indien binnen een tender het subsidieplafond wordt bereikt, de projecten met de lagere scores geen subsidie zullen ontvangen. Mocht het plafond niet worden bereikt dan worden alle projecten, die de minimumscore hebben behaald, gesubsidieerd.

 

De systematiek staat niet toe dat na sluiting van de indieningstermijn de aanvragen alsnog worden gewijzigd.

 

De systematiek van toekenning van punten aan selectiecriteria en de weging daarvan staat hieronder in tabelvorm weergegeven.

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

1

Kosteneffectiviteit

3

1 – 4

55% van het maximaal te behalen punten = 22

2

Kans op succes

2

1 – 4

3

Mate van effectiviteit van de activiteit

2

1 – 4

4.

Urgentie

2

1 – 4

Artikel 3.8.10 aanvullend stuk bij bevoorschotting

In aanvulling op artikel 1.23 dienen aanvragers bij een aanvraag tot bevoorschotting de voor het project benodigde vergunningen te overleggen. Voorgaande is van toepassing op de eerste aanvraag tot bevoorschotting die investeringskosten bevat waarbij sprake is van vergunningplichtige investeringen.

Toelichting

De benodigde vergunningen zijn bij een kavelruilproject over het algemeen niet bij aanvraag van het project beschikbaar. In dit artikel is daarom opgenomen dat vergunningen, voorzover investeringen vergunningsplichtig zijn, bij het eerste voorschotverzoek waarin investeringskosten zijn opgenomen moeten worden overlegd. Dit zal in de meeste gevallen een omgevingsvergunning betreffen. Binnen POP3 is er sprake van bevoorschotting op basis van realisatie.

Artikel 3.8.11 subsidievaststelling

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.27 bevat de aanvraag om subsidievaststelling een duidelijke begrenzing en oppervlakte van het projectgebied op een kaart. De omvang van het projectgebied wijkt bij subsidievaststelling maximaal 10% af van hetgeen bij de aanvraag is opgenomen.

Artikel 3.8.12 bevoorschotting op basis van realisatie

In aanvulling op artikel 1.23 kan de aanvrager maximaal één keer per kalenderjaar, bij het overeenkomstig artikel 1.17 lid 1 sub i. jaarlijks in te dienen voortgangsverslag, een aanvraag om een voorschot op basis van realisatie indienen.

Artikel 3.8.13 weigeringsgrond

Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie:

  • 1.

    Indien op basis van de subsidieaanvraag minder dan € 100.000,– aan subsidie zal worden verleend.

  • 2.

    Indien uitsluitend subsidie wordt aangevraagd voor proceskosten herverkaveling als bedoeld in artikel 3.8.5 lid 1 sub a.

  • 3.

    In het geval het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, wijzen Gedeputeerde Staten de gehele aanvraag af.

Aan hoofdstuk 3 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:

3.9 Regeling Fysieke investeringen voor innovaties in de landbouw

Artikel 3.9.1 subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor fysieke investeringen:

    • a.

      die nodig zijn voor het ontwikkelen, beproeven of demonstreren van innovaties in agrarische ondernemingen;

    • b.

      voor de bredere uitrol van innovaties binnen de agrarische sector.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit betrekking heeft op tenminste één van de volgende thema’s, die in lijn liggen met Statenbrief PS/2014/1092:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie;

    • b.

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

    • d.

      klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie);

    • e.

      klimaat adaptatie (door het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting);

    • f.

      verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • g.

      behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

Toelichting

Zowel de koplopers die de innovatie ontwikkelen als het peloton waar de uitrol plaats vindt moeten gebruik kunnen maken van de regeling. Verder moeten de subsidiabele activiteiten passen binnen het beleid dat is geformuleerd voor agro & food in de Statenbrief van de provincie Overijssel (PS/2014/1092). Dit beleid is gericht op verduurzamen van de sector, en tevens van belang zijn voor innovatie binnen de sector. Het beleid is vanuit een brede samenspraak met de gehele agro & food sector in Overijssel tot stand gekomen en de provincie zet met het uitvoeringsbesluit agro & food sterk in op innovatie, waarin vooral de koplopers met echt nieuwe producten en diensten worden ondersteund. Het uitvoeringsbesluit agro & food van de provincie is geen investeringssubsidieregeling maar jaagt echte innovatie aan. De onderhavige maatregel maakt het mogelijk innovaties meer body te geven en nodigt het peloton uit tot de transitie. Dit beleid is deels met andere woorden ook in lid 2 verwoord. Innovatie wordt in het investeringsvoorstel Uitvoeringsprogramma agro & food 2016 – 2019 (PS/2016/508) sterk gestimuleerd. Dit kan met deze regeling verder worden aangevuld door de uitrol van innovaties te stimuleren.

Artikel 3.9.2 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door landbouwers.

Artikel 3.9.3 subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.12 zijn de volgende kosten subsidiabel:

  • 1.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen en

  • 2.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • 3.

    kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • 4.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • 5.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • 6.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • 7.

    de van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • 8.

    personeelskosten;

  • 9.

    bijdragen in natura, voor zover dit inbreng eigen arbeid betreft.

Toelichting

De kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten, om te voorkomen dat deze kosten te zwaar wegen in de totale subsidiabele kosten ten kost van de innovativiteit.

Artikel 3.9.4 niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.13 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • 1.

    tweedehands goederen;

  • 2.

    kosten haalbaarheidsstudies;

  • 3.

    afschrijvingskosten;

  • 4.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Toelichting

De kosten voor haalbaarheidsstudies vallen onder de voorbereidingskosten. Er wordt van uit gegaan dat dit voorafgaand aan het indienen van de aanvraag plaatsvindt.

Artikel 3.9.5 hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 3.9.6 criteria

De subsidiabele activiteiten dienen een bijdrage te leveren aan de realisatie van de doelen uit het uitvoeringsprogramma agro & food 2016 – 2019 van de provincie Overijssel (PS/2016/508).

Artikel 3.9.7 selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

    • a.

      De kosteneffectiviteit van de activiteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in artikel 3.9.1 worden behaald;

    • b.

      De haalbaarheid van het project. Als het gaat om een innovatie gericht op de voorlopers is de kwaliteit van het projectplan primair van belang. Als het gaat om brede uitrol, wordt de kans op succes bepaald door de mate waarin de innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is, er behoefte is aan de innovatie in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt en de wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd.

    • c.

      De mate van effectiviteit van de activiteit wordt bepaald door te bezien in welke mate de activiteit bijdraagt aan het doel / de doelstellingen van de openstelling in artikel 3.9.1.

    • d.

      Mate van innovativiteit. Hierbij wordt gekeken naar de aard en het vernieuwende karakter van de innovatie.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    Bij gelijke score worden de scores van betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde criterium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.

Artikel 3.9.8 puntenmethodiek

  • 1.

    Na sluiting van de indieningtermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 3.9.7 en conform artikel 3.9.7 lid 2 op een prioriteitenlijst gerangschikt. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

  • 2.

    Het aantal punten voor het criterium uit:

    Artikel 3.9.7 lid 1. sub a. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2;

    Artikel 3.9.7 lid 1. sub b. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 2;

    Artikel 3.9.7 lid 1. sub c. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 3;

    Artikel 3.9.7 lid 1. sub d. bedraagt 1 tot en met 4 punten; wegingsfactor 1.

  • 3.

    Projecten dienen een minimumscore van 18 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Toelichting

 

Selectiecriterium

Weging

 

Te behalen punten

 

 

Te behalen minimumscore

a

Kosteneffectiviteit

2

 

1 – 4

 

18 punten van het maximaal te behalen punten (32)

b

Haalbaarheid/Kans op succes

2

 

1 – 4

 

c

Mate van effectiviteit van de activiteit

3

 

1 – 4

 

d

Mate van innovativiteit

1

 

1 – 4

 

 

a. Kosteneffectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 4.

Kosteneffectiviteit is van belang, maar belangrijker is de mate van effectiviteit waarin de activiteit (wegingsfactor 3) de verwezenlijking thema’s in artikel 3.9.1 lid 2 bevordert. Daarom is voor kosteneffectiviteit de factor 2 gekozen.

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

 

Score

1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

 

b. Haalbaarheid/kans op succes

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 4. Het is belangrijk dat het plan haalbaar is op basis van onderstaande beoordelingsaspecten voor de koplopers en het peloton.

 

Ontwikkeling innovatie (koplopers) :Investeringen in materiële activa, gericht op het verspreiden van innovaties binnen een beperkte groep voorlopers, waaronder begrepen investeringen door of ten behoeve van samenwerkingsverbanden

 

Als het gaat om een innovatie gericht op de voorlopers, waarbij het risico van mislukken reëel is, is de kwaliteit van het projectplan primair van belang. In dit geval wordt de kans op succes bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:

  • de kwaliteit (ervaring, opleiding) die gesteld wordt aan de projectleider;

  • hoe realistisch is het projectplan;

  • zijn relevante partijen bij de ontwikkeling betrokken;

  • kent het project een realistische planning, opzet en begroting;

  • zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

Score

1 punt: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig;

2 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende;

3 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed;

4 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

Brede uitrol (peloton): Investering in materiële activa, gericht op innovatie of modernisering, met als doel de verspreiding van de investeringen verder krijgen binnen een grotere groep

Als het gaat om een investering in materiële activa, gericht op verdere verspreiding in ‘het peloton’, wordt de kans op succes bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:

  • De mate waarin de innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager. Hierbij wordt gelet op

    • *

      de aansluiting op de bedrijfsvoering

    • *

      het te verwachten rendement van de investering

  • De behoefte aan de innovatie in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt. Hierbij wordt gelet op

    • *

      noodzaak,

    • *

      kansen

    • *

      risico’s van de innovatie.

  • De wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd waardoor andere landbouwers kennis nemen van de innovatie. Daarbij wordt met name gelet op

    • *

      de voorbeeldfunctie die de aanvrager kan vervullen

    • *

      de rol van erfbetreders (afnemers, leveranciers).

Score

1 punt: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

 

c. Mate van effectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 4. Zoals onder ad 1. Is vermeld is de effectiviteit van de investering van relatief groot belang. Daarom is gekozen voor de hoogste wegingsfactor.

 

De mate van effectiviteit van investeringen is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. De bijdrage die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden bepaald door te bezien in welke mate de activiteit bijdraagt aan het doel / de doelstellingen van de openstelling.

 

Score

1 punt: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is matig;

2 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is voldoende;

3 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is goed;

4 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is zeer goed.

 

d. Mate van innovativiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 1. Er zijn maximaal 4 punten te behalen. Innovatie is ondergeschikt aan effectiviteit en kans op succes. Via het spoor van het uitvoeringsprogramma agro&food wordt sterk ingezet op innovatie. Innovatie wordt hier niet uitgesloten maar weegt om deze reden minder zwaar dan kans op succes en effectiviteit. Nieuwe technieken en activa die via een ander spoor zijn ontwikkeld kunnen met deze regeling worden uitgerold.

 

De mate van innovativiteit zal minder van belang zijn bij investeringen in materiële activa gericht op het verder brengen van een bepaalde investering ‘binnen het peloton’ (dan gaat het meer om modernisering van de sector), maar is des te belangrijker bij het steunen van investeringen bij voorlopers. In het kader van deze maatregel wordt het begrip ‘innovativiteit’ daarom relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de investering toegepast gaat worden.

 

Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar:

  • de aard van de innovatie;

  • het vernieuwende karakter van de innovatie.

Score

1 punt: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten matig;

2 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten voldoende;

3 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten goed;

4 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

Artikel 3.9.9 verplichting

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.23 dienen aanvragers bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.23 dient de aanvrager één keer per kalenderjaar bij het overeenkomstig artikel 1.17 lid 1 sub i jaarlijks in te dienen voortgangsverslag een aanvraag om een voorschot op basis van realisatie in.

Toelichting

De benodigde vergunningen zijn bij de investeringen over het algemeen niet bij de aanvraag van het project beschikbaar. In dit artikel is daarom opgenomen dat vergunningen, voor zover investeringen vergunningplichtig zijn, bij het eerste voorschotverzoek waarin investeringskosten zijn opgenomen, moeten worden overlegd.

Binnen POP3 is er sprake van bevoorschotting op basis van de realisatie.

 

In Hoofdstuk 1, artikel 1.17 lid 1. sub i. staat dat u jaarlijks een voortgangsrapportage moet indienen. In artikel 3.9.9 lid 2. is bepaald dat het enige jaarlijkse voorschotverzoek aan deze rapportage dient te worden gekoppeld.

Artikel 3.9.10 weigeringgrond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien na de inhoudelijke beoordeling blijkt dat de te verlenen subsidie lager is dan € 50.000,– en hoger dan € 300.000,–.

  • 2.

    In het geval het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, wijzen Gedeputeerde Staten de gehele aanvraag af.

In hoofdstuk 4 worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

 

In Artikel 4.1 Toezicht vervalt lid 2.

Aan Artikel 4.1 Toezicht worden onderstaande leden 2. en 3. toegevoegd:

  • 2.

    Met het toezicht op deze regeling zijn daarnaast belast andere aangewezen ambtenaren van Rijk, provincie, Europese Commissie of Europese Rekenkamer.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen naast de toezichthouders als bedoeld in het eerste en tweede lid, andere toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de besteding van de verstrekte subsidies en de naleving van aan subsidieontvangers opgelegde verplichtingen.

De toelichting bij dit artikel wordt vervangen door onderstaande tekst:

In artikel 4.1 wordt bepaald dat als toezichthouders op deze regeling zijn aangewezen de aangewezen ambtenaren van RVO.nl en de NVWA. Deze ambtenaren zijn daartoe aangewezen op grond van de Betaalorgaanstatus van RVO.nl resp. het verrichten van controles ten behoeve van RVO.nl. Op grond van lid 2 zijn bijvoorbeeld ook auditoren van Rijk, provincies, Europese Commissie en Europese Rekenkamer toezichthouders. Dit omdat auditoren, steekproefsgewijs, onderzoek kunnen doen naar verleende subsidies. Daarnaast kunnen GS besluiten nog andere toezichthouders te benoemen. Subsidieverkrijgers zijn verplicht altijd alle medewerking te verlenen aan aangewezen toezichthouders.

 

Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website http://www.europaloket.nl/pop3

 

Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie van dit provinciaal blad.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd.

Naar boven