2022D49870 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over zijn brief van 4 november 2022 inzake Ontwerpbesluit tot voorhang van het Besluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen in verband met de uitfasering van vriesbranden bij runderen als toegestane lichamelijke ingreep (Kamerstuk 28 286, nr. 1264).

De voorzitter van de commissie, Geurts

De adjunct-griffier van de commissie, Holtjer

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

2

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

3

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot voorhang van het Besluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen in verband met de uitfasering van vriesbranden bij runderen als toegestane lichamelijke ingreep. Zij hebben hierbij op dit moment geen aanvullende vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het Besluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen in verband met de uitfasering van vriesbranden bij runderen als toegestane lichamelijke ingreep. De leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat met de wijziging van dit besluit de einddatum van de vrijstelling wordt geformaliseerd en dat deze uitfaseringsperiode nu 25 jaar is, omdat dit de termijn is waarop een bedrijf meestal van eigenaar wisselt. Deze leden zijn benieuwd waarom is gekozen voor het wisselen van bedrijfseigenaar en niet een andere uitfaseringsperiode. De motie waarnaar wordt verwezen, de motie van het lid Heerema (Kamerstuk 28 286, nr. 940), vroeg immers slechts om een uitfasering, niet om een periode van 25 jaar. Dit lijkt deze leden een erg lange uitfaseringsperiode, zeker gezien het feit dat vriesbranden eigenlijk al sinds 1996 zijn verboden en er sindsdien al elke vijf jaar een ontheffing is verleend. Gezien het feit dat een koe gemiddeld zes jaar oud wordt, vragen deze leden waarom niet is gekozen om koeien die nieuw worden geboren niet meer te vriesbranden. Zeker omdat er al werkbare alternatieven bestaan, zoals halsbanden en pootbanden, die geen ingreep vergen bij het dier. Ook zijn deze leden benieuwd of deze termijn opnieuw ter discussie zal komen te staan in de gesprekken met betrekking tot het convenant Dierwaardige Veehouderij. Gezien vriesbranden een lichamelijke ingreep betreft, vinden deze leden het belangrijk dat niet de bedrijfsvoering maar de wetenschappelijk aangetoonde welzijnseisen van het dier vooropstaan in bepalen wat een redelijke termijn is voor de uitfasering van de ingreep.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben met grote verbazing en diepe teleurstelling van het ontwerpbesluit van de Minister kennisgenomen om het vriesbranden als ingreep bij koeien nog tot 2044 toe te staan. Met de invoering van het Ingrepenbesluit in 1996 werd al bepaald dat vriesbranden na een overgangstermijn van vijf jaar zou worden verboden per 1 september 2001. Het eindjaar 2001 werd, na vele besluiten tot uitstel, uiteindelijk 2018. Maar toen dit verbod dan eindelijk werd ingevoerd, werd, door een motie van het lid Heerema (Kamerstuk 28 286, nr. 940), besloten dat er een uitzondering kwam voor veehouders die deze ingreep op dat moment nog toepasten. Deze groep melkveehouders kreeg een vrijstelling van dit verbod tot 1 januari 2023. Met het voorliggende besluit zou deze situatie nog tot 2044 voortduren.

De leden van de PvdD-fractie vinden het werkelijk onbestaanbaar dat 26 jaar na 1996 niet alleen deze ingreep nog altijd wordt gedaan, maar dat deze uitzondering nu ook nog eens met nog eens 22 jaar zou worden verlengd. Hiermee krijgt de sector een overgangstermijn van niet vijf, maar 48 jaar!

De leden van de PvdD-fractie constateren dat bij het vriesbranden van koeien met vloeibaar stikstof of met droog ijs een cijfercombinatie wordt bevroren in de huid van de bil van een dier. Dit veroorzaakt niet alleen pijn door de handeling zelf, maar wordt ook nog gevolgd door een ontstekingsreactie die vier dagen aanhoudt. Opeenvolgende bewindspersonen erkenden vrijwel allemaal dat het hier gaat om een niet-noodzakelijke ingreep die bovendien onwenselijk is en beloofden om hier een einde aan te maken. Bijvoorbeeld oud-Minister Veerman, die in 2006 stelde: «De sector heeft met 10 jaar een ruime overgangsperiode gehad om de bedrijfsvoering aan te passen. Vanaf 1 september aanstaande zal het koudmerken van runderen niet meer zijn toegestaan.»1 en oud-Staatssecretaris Van Dam, die nog eens tien jaar later in 2016 schreef «Deze ingreep is niet noodzakelijk om in de behoeften van het dier te voorzien en niet noodzakelijk om mensgerichte doelstellingen te bereiken. Op basis van deze criteria wordt de ingreep als niet toelaatbaar gekwalificeerd.»2

De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister of hij ook erkent, net als zijn voorgangers, dat het hier gaat om een niet-noodzakelijke ingreep. Er zijn immers alternatieve identificatiemethoden beschikbaar en ook verplicht gesteld. Erkent deze Minister ook dat de sector inmiddels meer dan genoeg tijd heeft gehad om te stoppen met vriesbranden? Erkent deze Minister ook dat vriesbranden als ingreep als niet toelaatbaar moet worden gekwalificeerd? Erkent deze Minister ook dat het blijven toestaan van een niet-noodzakelijke ingreep, omdat dit door een bepaalde groep veehouders nou eenmaal als handig wordt beschouwd, in strijd is met de uitgangspunten van de Wet dieren?

De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister tevens of hij kan uitleggen hoe hij in hemelsnaam bij een nieuwe overgangstermijn van nog eens 22 jaar is gekomen.

Kan de Minister uitleggen waarom hij van mening is dat dit past binnen een «dierwaardige veehouderij»? Wat denkt de Minister dat dit besluit doet met het vertrouwen dat andere ingrepen wél op korte termijn worden uitgefaseerd?

De leden van de PvdD-fractie roepen de Minister dan ook op om dit onzalige besluit in te trekken en daarmee de huidige vrijstelling zoals gepland te laten vervallen per 1 januari 2023.

II Antwoord / Reactie van de Minister


X Noot
1

Kamerstuk 28 286 30 300 XIV, nr. 30.

X Noot
2

Kamerstuk 28 286, nr. 878.

Naar boven