28 286
Dierenwelzijn

30 300 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006

nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2006

Conform het verzoek in de brief van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (06-LNV-B-49), informeer ik u hierbij over mijn voorgenomen besluiten ten aanzien van de overgangstermijn die voor verschillende ingrepen per 1 september aanstaande afloopt. Over het onderwerp I&R wordt u in een aparte brief geïnformeerd (kamerstuk 30 300 XIV, nr. 88).

Algemeen

Artikel 40 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) verbiedt het verrichten van lichamelijke ingrepen bij dieren. Van een ingreep is sprake wanneer een deel of delen van het lichaam wordt of worden verwijderd of beschadigd.

Aan dit verbod ligt het beginsel van de integriteit van het dier ten grondslag; het dier moet niet via ingrepen worden aangepast aan de wensen van de mens.

In een aantal gevallen is het verrichten van ingrepen noodzakelijk, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om koeien te onthoornen. Daarnaast kan het zijn dat zwaarwegende belangen als diergezondheid en voedselveiligheid nopen tot het verrichten van ingrepen ter identificatie van een dier. Tot slot geldt dat de sector voor enkele ingrepen tijd nodig heeft om de bedrijfsvoering aan te passen teneinde zonder bepaalde ingrepen te kunnen werken.

Voorgaande is vastgelegd in het Ingrepenbesluit, gebaseerd op de GWWD. Zo bepaalt het Ingrepenbesluit welke ingrepen wel zijn toegestaan, zoals het onthoornen van koeien. Daarnaast stelt het Ingrepenbesluit dat ter identificatie van een dier, tenzij wettelijk anders is voorgeschreven, maximaal twee ingrepen mogen worden verricht.

Tot slot is de sector voor verschillende ingrepen een overgangstermijn geboden om maatregelen te nemen teneinde in de bedrijfsvoering zonder deze ingrepen te kunnen.

Voor die ingrepen waarvan de overgangstermijn 1 september aanstaande afloopt, geef ik hieronder mijn voorgenomen besluiten weer. De regelgeving zal hiervoor waar nodig voor 1 september aanstaande worden aangepast.

Koudmerken bij runderen

Het Ingrepenbesluit staat, tenzij wettelijk anders voorgeschreven, maximaal twee ingrepen ter identificatie van een dier toe. De oorspronkelijk geboden overgangstermijn van vijf jaar is in 2001 met vijf jaar verlengd tot 1 september dit jaar.

Zoals ik onlangs al tijdens het AO over de nota «Kiezen voor landbouw» heb aangegeven, ben ik niet voornemens de overgangstermijn voor het koudmerken te verlengen.

Het gaat hier om een in de bedrijfsvoering niet noodzakelijke ingreep. Zo is bijvoorbeeld uit onderzoek, dat ik samen met de sector heb laten uitvoeren, gebleken dat naast I&R als individuele dierherkenning, 72% van de bedrijven gebruik maakt van de halsband en is 85% van de gebruikers hierover tevreden. Naast I&R maken dergelijke systemen voor individuele dierherkenning, in combinatie met eenvoudige toepassingen als een gekleurde pootband om koeien bij het melken te herkennen, het koudmerken tot een niet noodzakelijke ingreep.

De sector heeft met 10 jaar een ruime overgangsperiode gehad om de bedrijfsvoering aan te passen. Vanaf 1 september aanstaande zal het koudmerken van runderen niet meer zijn toegestaan.

Kalveren in groepshuisvesting

Op basis van een vrijstellingsregeling is het op dit moment toegestaan een derde identificatie-ingreep te verrichten bij kalveren die worden gehouden in een systeem van groepshuisvesting waarbij gebruik gemaakt wordt van een automatisch voersysteem.

Ik vind het niet wenselijk dat bij deze kalveren nog langer een derde ingreep wordt verricht. Ik heb steeds opgeroepen tot het zoeken naar alternatieven om ook hier terug te gaan naar de toegestane twee ingrepen ter identificatie.

Naar mijn mening is het mogelijk om voor de individuele dierherkenning bij automatische voersystemen een chip aan te brengen in het bestaande reeds aangebrachte oormerk. Samen met het bedrijfsleven zal deze mogelijkheid op een aantal bedrijven worden onderzocht.

De overgangstermijn in de vrijstellingsregeling zal daartoe met ingang van 1 september met een jaar worden verlengd. In de tussentijd moet onderzoek uitwijzen of hier een oplossing ligt.

Identificatie-ingrepen bij varkens

Bij een deel van de varkenshouderij wordt gewerkt met vier identificatie-ingrepen, daar waar er twee zijn toegestaan. Naast het voorgeschreven gebruiksmerk en het slachtblik wordt in de fokkerij een tatoeage aangebracht en krijgen dieren in groepshuisvesting met automatische voersystemen een extra oormerk met transponder ingebracht.

Helaas moet ik constateren dat de sector, ondanks toezeggingen in het verleden, de overgangstermijn niet heeft benut om de bedrijfsvoering zo in te richten dat men ook hier terug gaat naar de toegestane twee ingrepen.

Op korte termijn wordt hierover met de sector gesproken en zal ik besluiten hoe met de overgangstermijn die 1 september aanstaande afloopt, om te gaan. Mijn besluit hierover zal ik u tijdens het AO van 1 juni aanstaande bekendmaken.

Couperen van schapenstaarten

In het Ingrepenbesluit was de sector aanvankelijk een overgangstermijn van vijf jaar geboden en was het couperen van schapenstaarten vanaf 2001 een niet meer toegestane ingreep. Nadat ik drie rassen een vrijstelling heb verleend teneinde via fokmaatregelen te fokken op kortere staarten, heb ik begin 2004 na een uitvoerige discussie met de Tweede Kamer besloten de sector een laatste kans te geven de bedrijfsvoering aan te passen.

Het voorgaande in ogenschouw nemende, is de sector ruimschoots de tijd gegeven om de bedrijfsvoering aan te passen. Ik constateer dat een groot deel van de sector niet meer coupeert.

In het kader van het couperen is meermalen de ziekte myasis genoemd.

Door verschillende deskundigen is aangegeven dat de ziekte via goed management te voorkomen is. Daarnaast bestaan er zowel preventieve als curatieve middelen om de ziekte te voorkomen, respectievelijk te behandelen.

Ik zie dan ook geen noodzaak de overgangstermijn na 1  september te verlengen.

De sector is ruimschoots de tijd geboden zich hierop in te stellen. Dit ligt anders voor de drie rassen die ik eerder via een vrijstellingsregeling de mogelijkheid heb geboden via fokmaatregelen kortere staarten te fokken. Deze drie rassen wil ik via een vrijstellingsregeling een overgangstermijn van vijf jaar extra geven om via fokmaatregelen kortere staarten te fokken. De vertegenwoordigers van deze drie rassen zullen op korte termijn worden uitgenodigd om te spreken over de vrijstellingsregeling en hun fokprogramma.

Ingrepen bij pluimvee

Binnen de pluimveehouderij gaat het om een aantal ingrepen. Ik noem hier het snavelbehandelen, verwijderen van de sporen, verwijderen van een deel van de achterste teen, het dubben van kammen en het verwijderen van de neuslellen bij kalkoenen.

Over al deze ingrepen is uitvoerig met de sector gesproken. Uitgezonderd het snavelbehandelen bij eenden en het verwijderen van neuslellen bij kalkoenen is gebleken dat de sector in de bedrijfsvoering niet zonder deze ingrepen kan. Het achterwege laten van de genoemde ingrepen heeft voor de dieren grotere welzijnsproblemen tot gevolg dan het toepassen ervan. Dit is voor mij echter geen statisch gegeven; de sector moet hier op zoek naar alternatieven.

Ik ben voornemens de overgangstermijn voor de ingrepen bij pluimvee met vijf jaar te verlengen. In die tussenliggende periode wil ik samen met de sector en de Dierenbescherming zoeken naar alternatieven. Hiertoe zal nog dit jaar een gezamenlijk plan van aanpak worden opgesteld. Via jaarlijkse gesprekken zal de voortgang worden gevolgd.

Ten aanzien van het behandelen van snavels van eenden, loopt de geboden overgangstermijn van 10 jaar 1 september aanstaande af en zal die niet worden verlengd. Ten aanzien van het verwijderen van neuslellen bij kalkoenen heeft de sector aangeven dat deze ingreep niet meer nodig is. In de eerstvolgende wijziging van het Ingrepenbesluit zal dit worden aangepast.

Honden en katten transponder

Tot slot de gezelschapsdieren. Naast een tatoeage in beide oren, is het tot 1 september aanstaande toegestaan bij honden en katten een transponder ter identificatie in te brengen. De tatoeage was in het verleden het gebruikelijk identificatiemiddel; dit gebeurt nu via een onderhuids aangebrachte transponder. Er zijn situaties denkbaar waarbij het wenselijk is dat naast de tatoeages een transponder wordt ingebracht.

Hiervan is sprake wanneer een tatoeage nauwelijks meer leesbaar is, of wanneer de houder een dierverzekering wil afsluiten waarbij de verzekeraar eist dat een transponder wordt ingebracht.

Vanwege het feit dat er nog veel honden en katten in leven zijn die in het verleden conform het oude systeem zijn getatoeëerd, maar het wel wenselijk kan zijn een transponder in te brengen, wil ik de overgangstermijn voor reeds getatoeëerde honden en katten met vijf jaar verlengen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven