2022D04846 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over onder meer de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 13 en 14 februari 2022.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Algemeen

2

 

WTO en de 12e Ministeriële Conferentie (MC12)

2

 

EU-Afrika handelsbetrekkingen

4

 

EU-VS Trade & Technology

6

 

Lunch met Bernd Lange

7

 

Voortgangsrapportage handelsakkoorden februari 2022

7

 

Reactie op moties inzake strategische afhankelijkheden

8

 

Herziening afspraken handel en duurzame ontwikkeling handelsakkoorden

9

 

IMVO-wetgeving op Europees niveau

10

 

Overig

10

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

11

III

Volledige agenda

11

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de voormalig Minister voor de toegezonden brieven. Zij hebben daarover een enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 13 en 14 februari met interesse gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

WTO en de 12eMinisteriële Conferentie (MC12)

De leden van de VVD-fractie steunen het kabinet voor wat betreft het voorstel van de EU tot een Werkgroep voor hervormingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), herstel en hervorming van het geschillensysteem van de WTO, en de opnieuw opgestarte trilaterale samenwerking van de Verenigde Staten met Japan om tot nieuwe disciplines voor bijvoorbeeld industriële subsidies en staatsgeleide bedrijven te komen. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Nederland er alle belang bij heeft dat de WTO goed functioneert, waarbij stabiele en transparante spelregels voor internationale handel niet verslechterd mogen worden. Het is ongelukkig, maar ook begrijpelijk, dat de MC12 door COVID-19 is uitgesteld. Zeker omdat besluitvorming binnen de WTO traag verloopt en dat de verwachtingen voor de MC12 bescheiden zijn. Voor de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat er in WTO-verband stappen gezet blijven worden. Kleine stappen in besluitvorming kunnen wel degelijk grote positieve gevolgen hebben en zijn daarmee zéker van belang voor het behoud van de relevantie en het functioneren van de WTO en toekomstige hervormingen. Het aanhouden van de dialoog over handel is juist nu belangrijk.

Rondom de MC12 kan er een mogelijk akkoord over visserijsubsidies komen. De leden van de VVD-fractie steunen het verzoek van het kabinet tot een constructieve opstelling ten opzichte van het streven naar het vinden van een oplossing voor zoveel mogelijk van de openstaande punten. Dit laat niet onverlet dat aangaande het aan banden leggen van de schadelijke visserijsubsidies de VVD-fractie enkele vragen heeft, specifiek over de afspraken omtrent ontwikkelingslanden. Kan de EU in WTO-verband «ontwikkelingsland» China aanspreken en aansprakelijk stellen als ze fossiele brandstofsubsidies aan vissers blijven geven? Wat zijn de mogelijke gevolgen hiervan voor Nederlandse of Europese vissers?

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken wat betreft de WTO en de 12eMinisteriële Conferentie (MC12). Wanneer zal de geannuleerde Ministeriële van de WTO ingehaald worden? Hoe zet deze Minister zich tot die tijd in voor het hervormen en versterken van de WTO? Veranderen de huidige ontwikkelingen tussen Litouwen en China nog iets aan de inzet voor Nederland op het gebied van de hervormingen van de WTO? Is de Minister van mening dat het ontbreken van een functionerend geschillenbeslechtingmechanisme in de WTO ook een katalysator is in het conflict tussen Litouwen en China? Welke andere middelen ziet de Minister, naast een zaak aanspannen bij de WTO, om de ontluikende handelsoorlog tussen de EU en China te beslechten?

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het ontvouwende handelsconflict tussen China en Litouwen. Het is goed om te zien dat de EU dit serieus neemt en gezamenlijk wil optreden tegen China. Hoe beoordeelt de Minister deze situatie? Is de Minister het eens met deze leden, dat China door één lidstaat te boycotten, de hele Europese interne markt aanvalt? Deze leden kijken met belangstelling naar het nieuwe EU-anti-dwanginstrument dat in een dergelijke situatie de EU de bevoegdheid geeft om proportioneel te reageren. Is de Minister het met deze leden eens dat er enige haast gepaard gaat om dit handelsinstrument aan te nemen, aangezien het een zwakte in de Europese Unie kan mitigeren? Kan de Minister een tijdlijn geven wanneer zij verwacht dat dit instrument behandeld gaat worden en wanneer zij verwacht dat dit in gebruik genomen kan worden? Kan zij een voorlopig krachtenveld geven hoe tegen dit instrument wordt aangekeken? Zal de Raad Algemene Zaken Handel ook het handelsconflict tussen Litouwen en China bespreken? Zo ja, wat wordt dan de inzet van Nederland?

De leden van de Volt-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat voor het kabinet het bereiken van een akkoord om schadelijke visserijsubsidies tegen te gaan een belangrijk potentieel resultaat voor MC12 is. Nederland zal tijdens de Raad inzetten op een zo constructief mogelijke opstelling van de EU binnen deze onderhandelingen, om zo oplossingen te vinden voor zoveel mogelijk van de openstaande punten. Binnen welke kaders zal de Minister zich constructief opstellen? Klopt het dat de grootste onenigheid momenteel nog bestaat tussen opkomende economieën, zoals China en India, en de gevestigde economieën zoals de EU, omtrent de speciale en differentiële behandeling waar de opkomende economieën om vragen? Om welke speciale en differentiële behandeling vragen zij precies en wat is de houding van het Nederlandse kabinet ten opzichte van dit verzoek?

Er wordt al meer dan 20 jaar onderhandeld over een akkoord om schadelijke visserijsubsidies tegen te gaan. Als er 20 jaar geleden was afgesproken dat opkomende economieën als China en India nog 10 jaar op dezelfde voet door mochten gaan en daarna zich aan dezelfde wet- en regelgeving als de gevestigde economieën moesten houden, dan waren we nu al 10 goede jaren verder. We kunnen de tijd niet terugdraaien, maar de leden van de Volt-fractie vragen de Minister zich hard te maken voor een oplossing waardoor de subsidie op illegale, niet gerapporteerde en ongereguleerde (IUU) visserij zo snel mogelijk stopt.

In het regeerakkoord staat: «Naast een economische gemeenschap is de EU een waardengemeenschap.» Wat vindt de Minister belangrijker: het waarborgen van de visbestanden en de biodiversiteit in de zeeën en oceanen of een relatief economisch voordeel?

Ziet de Minister in dat wanneer de EU op zo’n moment kiest voor geld in plaats van waarden, dit afbreuk doet aan het narratief over de westerse waarden in het EU-buitenland beleid en daarmee de onderhandelingspositie van de EU op andere terreinen ondermijnt? Zo worden gedeelde waarden ook gebruikt als verklaring voor de samenwerking tussen de VS en de EU op het gebied van nieuwe technologieën (zie de Inaugurele gezamenlijke verklaring van de EU-VS Handels- en Technologieraad).

De Minister schrijft dat Nederland zich binnen de Raad ook in zal zetten voor een constructieve, proactieve opstelling van de EU op het gebied van Trade & Health. Naast een mogelijke TRIPS-waiver, wat zijn de te verwachten uitkomsten met betrekking tot gedwongen licenties? Wat is een te verwachten tijdspad? Wat acht de Minister een haalbare doelstelling? Waar streeft de Minister naar?

De trilaterale samenwerking tussen de Verenigde Staten (VS), Japan en de EU poogt om met behulp van nieuwe disciplines voor bijvoorbeeld industriële subsidies en staatsgeleide bedrijven het mondiaal speelveld gelijk(er) te maken. Zo willen de VS, de EU en Japan de verplichting tot samenwerking met een nationaal bedrijf om zo toegang te krijgen tot die markt, internationaal verbieden. Dit is een praktijk die door de Chinese overheid werd toegepast om zo de aantrekkingskracht van haar interne markt te gebruiken om toegang tot de nieuwste technologieën te verkrijgen. Zo’n verbod lijkt echter te laat aangezien de Chinese overheid deze verplichting voor verreweg de meeste industrieën al heeft opgeschort, omdat Chinese bedrijven inmiddels al prima kunnen concurreren met westerse bedrijven. Bovendien zou de EU met een dergelijk internationaal verbod zichzelf in de vingers kunnen snijden omdat er inmiddels IoT-apparaten uit China komen die geavanceerder zijn dan de Europese concurrentie (zie het Clingendaelrapport over Chinese industriële schoonmaakrobots1) die wellicht Europese bedrijven de markt uit kunnen concurreren tenzij er een vergelijkbare regel wordt ingesteld die non-Europese bedrijven met geavanceerdere technologie verplicht een samenwerking met een Europees bedrijf aan te gaan. Graag een reflectie hierop van de Minister.

In het kader van de onderhandelingen over e-commerce vragen de leden van de Volt-fractie zich af of er ook gewerkt wordt aan het doorbreken van de bestaande impasse tussen de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Amerikaanse CLOUD Act. De CLOUD Act vereist namelijk dat gegevens verzameld door Amerikaanse bedrijven, ongeacht of deze zich in de Verenigde Staten of elders bevinden, overgedragen worden aan de Amerikaanse overheid wanneer dit in het belang van de nationale veiligheid is. De AVG verbiedt het delen van persoonsgegevens. Ligt het doorbreken van deze impasse ook op tafel? Wat is de inzet van de Minister?

In het kader van de WTO-hervormingen, hoe verwacht de Minister (en de EU) de deadlock rondom het Appellate Body te breken? Is de VS mogelijk geïnteresseerd in het multi-party interim appeal arrangement?

EU-Afrika handelsbetrekkingen

Wat betreft de EU-Afrika handelsbetrekkingen in het kader van de komende aandacht voor de EU-AU handelsrelatie in de EU-AU top van 17 en 18 februari a.s. willen de leden van de VVD-fractie graag benadrukken dat hoewel de Minister aangeeft dat er pas op langere termijn werk gemaakt kan worden van een handelsakkoord tussen de EU en Afrika, snelheid op de inzet hiervan geboden is. Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen hierover: Waarom kan pas op langere termijn werk gemaakt worden van een handelsakkoord tussen de EU en Afrika? Wat gaat de Minister doen om de realisatie van een handelsakkoord tussen de EU en Afrika te versnellen? Kan de Minister specificeren hoe EU-samenwerking met de African Continental Free Trade Area (AfCFTA) kan helpen tegenwicht aan Chinese invloed in Afrika te bieden, en wat de Nederlandse inzet op dit terrein is? Hoe kan deze samenwerking onder andere nearshoring en dientengevolge Europese strategische autonomie bevorderen? Op welke manier biedt samenwerking tussen de EU en AfCTA kansen voor Nederlandse ondernemers, en hoe is het kabinet van plan die kansen te benutten?

De leden van de D66-fractie kijken met belangstelling naar de EU-AU-top op 17 en 18 februari. Welke uitkomsten verwacht de Minister van deze top? Welke concrete stappen zullen er gezet worden naar aanleiding van deze top? Wat is de inzet van het Franse voorzitterschap met betrekking tot deze top? Hoe kijkt de Minister aan tegen verdere samenwerking van de verschillende Europese export- en ontwikkelingsbanken om een rechtvaardig en sterk alternatief te bieden ten opzichte van de Chinese Asian Infrastructure Investment Bank? Hoe zit de Minister daarin de rol van de Europese Investeringsbank? Op welke manier kan de verder uitrol van het EU Global Gateway-initiatief in Afrika, in combinatie met de Europese Green Deal, een rol spelen in het verbeteren van de Europees-Afrikaanse handelsbetrekkingen? Hoe wordt het ontwikkelingsperspectief en het begrip van inclusiviteit in de Europees-Afrikaanse handelsbetrekkingen meegenomen?

Het kabinet hecht veel belang aan de strategische samenwerking met Afrikaanse partners. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister deze Afrikaanse partners nader te benoemen, aan te geven of daar ook non-statelijke partners onder vallen en zo ja, welke dat zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de regering is geadviseerd door de Afrika Taskforce en wanneer voor de laatste keer contact geweest is tussen het ministerie en de Taskforce. Deze leden vragen de Minister voorts in hoeverre tijdens de EU-AU Top de AU ondersteuning wordt aangeboden in het ontwikkelen van governance van de Afrikaanse interne markt, de AfCFTA. Voorts vragen deze leden in hoeverre het versterken van de Afrikaanse gezondheidssystemen onderdeel zal uitmaken van de Europese inzet in Afrika en onderdeel zal zijn van de Top. Deze leden vragen de Minister de uitkomsten hieromtrent mee te nemen in de beleidsvorming van de Nederlandse Global Health Strategie. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe deze een follow-up gaat geven aan de EU-AU Top. Daarbij vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of het mogelijk is met een aantal gelijk gezinde landen samen op te trekken in een Afrikaanse strategische agenda, en welke landen dat dan zouden zijn volgens de Minister.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Handelsbetrekkingen EU-Afrika op de agenda staan mede ten aanzien van de EU-AU Top van 17 en 18 februari. De leden zien dat de conclusies die zullen worden aangenomen nog met veel vaagheden omringd zijn. De leden zien ook dat de Nederlandse inzet met betrekking tot dit onderwerp is om een gelijkwaardige relatie aan te gaan met Afrika, mede in lijn met de motie-Leijten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1618). Acht de Minister deze insteek voldoende gewaarborgd in de conclusies bij deze top? Ligt de focus niet teveel op investeringen vanuit de EU in Afrika waarin Afrika weer in een afhankelijke positie wordt gedrukt ten opzichte van de EU?

De leden van de Volt-fractie constateren dat de EU er op inzet om met behulp van publiek geld de private sector te mobiliseren om ontwikkelingsrelevante investeringen te doen in Afrika. Wat is hiervan het hoofddoel: de markt voor Europese bedrijven vergroten (mag hier publiek geld voor gebruikt worden?) of ontwikkelingshulp? Klopt het dat Nederlandse bloemenkwekers in Ethiopië subsidie krijgen en dat dit beschreven wordt als agrarische steun aan Ethiopië? Wat is er geleerd van de fouten die er gemaakt zijn bij het verlenen van subsidie aan Heineken voor activiteiten op het Afrikaanse continent?

We moeten naar een echt gelijkwaardig partnerschap en weg van de verkapte versie van (neo-)kolonialisme, zo menen de leden van de Volt-fractie. Zoals in de factsheet Open strategische autonomie in relatie tot Afrika en Latijns-Amerika2 (besproken in de commissie Buitenlande Zaken) beschreven staat, is voor Afrikaanse landen de uitwisseling van technologie, en met name groene technologie, juist belangrijk. Bovendien zijn Afrikaanse landen meer gebaat bij het afschaffen van subsidies op Europese landbouwgoederen zodat zij eerlijk kunnen concurreren en met het actief bestrijden van belastingparadijzen zodat Europese bedrijven eerlijk belasting betalen over hun activiteiten in Afrika dan bij hulp zonder structurele veranderingen in de relatie met Europa. Hoe wordt hier gehoor aan gegeven?

De beschrijving van de Nederlandse inzet op deze top van de Minister van Buitenlandse Zaken, zoals beschreven in de Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 24 januari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2445) is heel anders dan de beschrijving in de geannoteerde agenda van dit schriftelijk overleg. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zet in op investeringen, de Minister van Buitenlandse Zaken op terrorisme & migratie. Streeft de EU een gemeenschappelijke inzet na? Wat zijn de verschillende prioriteiten tussen Nederland en Frankrijk? Wat is nu de Nederlandse inzet voor de EU-Afrika top?

Bovengenoemde factsheet verkent ook welke instrumenten kunnen worden ingezet door Nederland en de EU in de relatie met Afrika om de doelstellingen van de «open strategisch autonomie» te bereiken. De nadruk ligt hier op toegang tot kritieke materialen waarvan zich belangrijke hoeveelheden in met name Guinea (bauxiet, 64%); Democratische Republiek Congo (kobalt, 68%; titanium, 36%); Zuid-Afrika (iridium, 92%; platina, 71%; rodium: 80%; ruthenium: 93%) bevinden. Waarom wordt het Europese «Action Plan on Critical Raw Materials» niet expliciet in het beleid van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking genoemd en ligt de nadruk op ontwikkelingsrelevante investeringen? Zoals ook in de factsheet aangegeven wordt, houdt de huidige Europese PR-strategie rondom de «Action Plan on Critical Raw Materials» enkel rekening met een Europees publiek. In de communicatie naar Afrikaanse partners moet evenwel duidelijk gemaakt worden waarom de versterking van de strategische autonomie van de EU ook belangrijk is voor de landen buiten de EU. Ziet de Minister in dit kader een rol voor de voorgestelde IMVO-wetgeving?

EU-VS Trade & Technology

Inzake de EU-VS Trade & Technology Council (TTC), specifiek met betrekking tot de Amerikaanse «Buy American»-wetgeving, hebben de leden van de VVD-fractie enkele aanvullende vragen: Wat zijn de concrete gevolgen voor de EU en Nederland door deze mogelijke nieuwe handelsbelemmerende maatregelen? Welke middelen heeft de EU om een wederzijds gelijk speelveld te borgen, zoals toepassing van het Internationaal Aanbestedingsinstrument? Wat gaat de Minister doen aan deze concrete gevolgen indien dit negatief uitpakt voor Nederland?

Voorts lezen de leden van de SP-fractie dat er weer gesproken zal worden over handel tussen de EU en de Verenigde Staten op het gebied van technologie. Een onderwerp dat ook wordt omringd door vaagheden. In september 2021 zijn er afspraken gemaakt op exportcontrole, screening van buitenlandse investeringen, AI-standaarden, halfgeleiders en wereldhandel. Dat is behoorlijk veel op een belangrijk onderwerp waar ontwikkelingen zich in rap tempo afwisselen en waarin er ongelofelijke bedragen omgaan. Er zijn tien werkgroepen ingesteld met de taak om de gezamenlijke inspanningen op deze gebieden te coördineren waar geen inzicht in is. De leden van de SP-fractie maken zich zorgen om de democratische controle die kan worden uitgeoefend op dit onderwerp. Wat is de invloed die de Minister heeft op de tweede Trade and Technology Council (TTC) die in mei 2022 zal plaatsvinden? Wat zijn de belangrijkste aandachtsgebieden van het kabinet op dit onderwerp? Kan de Minister erkennen dat de standaarden op het gebied van kwaliteit en privacy op het gebied van technologie lager liggen dan die van Europa? Wat is de invloed van de bedrijvenlobby op dit dossier, aangezien zij een ongekend groot belang hebben hierin?

Wat wordt er bedoeld met de zin «We streven naar inclusieve economische groei die al onze mensen ten goede komt en we besteden bijzondere aandacht aan inclusieve groei voor mensen uit de middenklasse en lagere inkomens aan beide zijden van de Atlantische Oceaan», zo vragen de leden van de Volt-fractie? Wat betekent dit voor mensen buiten de EU en de VS? Wat betekent deze samenwerking voor de strategische autonomie van Europa? Wat betekent deze samenwerking voor de Europese strategische afhankelijkheid op het moment dat er een Amerikaanse president is die niet inzet op de verbetering van de relatie? Voor deze samenwerking is het ook belangrijk dat de impasse tussen de AVG en de American CLOUD Act wordt opgelost om te voorkomen dat Europese persoonsgegevens gedeeld kunnen worden. Zal de Minister zich ervoor inzetten dat Europese persoonsgegevens niet gedeeld mogen worden ook als ze door een Amerikaans bedrijf in Europa zijn verzameld? Wil de Minister in dit kader alvast onderzoeken wat er met videobeelden gebeurt die in Nederland door Amerikaanse IoT-apparaten (zoals bijvoorbeeld deurbellen en schoonmaakmachines) worden gemaakt en of het recht op privacy voldoende wordt gewaarborgd? In de verklaring staat: «We willen werknemers en arbeidsrechten beschermen en dwang- en kinderarbeid bestrijden. We zijn van plan relevante handels-, klimaat- en milieukwesties aan te pakken.» Betekent dit dat er ook een IMVO-regelgeving aan deze samenwerking verbonden kan worden? Dit zou namelijk de nadruk op gezamenlijke waarden en daarmee het doel van de samenwerking versterken. Anders kan het overkomen als een anti-China lobby.

Lunch met Bernd Lange

Wat zijn de belangrijkste verschillen in standpunten in het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het International Procurement Instrument en het Anti-Coercion Instrument, zo vragen de leden van de Volt-fractie.

Voortgangsrapportage handelsakkoorden februari 2022

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe het staat met de Europese ratificatie van het handelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) en verzoeken de Minister een overzicht te geven van de lidstaten die dit verdrag inmiddels hebben geratificeerd en aan te geven waarom de Eerste Kamer dat nog niet heeft gedaan.

Tijdens de EU-Marokko Associatieraad in juni 2019 is nog gesproken over hervatting van de onderhandelingen. Deze hervatting is nog niet gepland of verder besproken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister de hervatting van de onderhandelingen tussen de EU en Marokko waar mogelijk te agenderen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister uitingen van de Minister van Buitenlandse Zaken, na een gesprek met zijn counterpart in Marokko, waarin hij aangeeft dat Marokko een essentiële en strategische partner is voor Europa en Nederland voor de verdere ontwikkeling van handel, veiligheid en migratie, nader toe te lichten

In Nederland is de goedkeuring van het investeringsakkoord tussen de EU en Singapore in voorbereiding. De leden van de CDA-fractie vragen een update en wanneer de Minister deze goedkeuring met de Kamer denkt te kunnen delen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een update te geven van de voortgang van de onderhandelingen over het MERCOSUR handelsverdrag, zover daar enige ontwikkelingen zijn, sinds oktober 2021.

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister een voortgang te geven van de discussie over de oprichting van het Multilaterale Geschillenbeslechting Hof dat de EU voornemens is op te richten en verzoeken de Minister tevens een aanjagende rol te gaan spelen in de oprichting van dit Hof.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een update te geven van de laatste status van het Special Purpose Vehicle inzake het ontwijken van secundaire sancties opgelegd door de VS.

Reactie op moties inzake strategische afhankelijkheden

De leden van de VVD-fractie vragen de aandacht van de Minister voor een vraag met betrekking tot strategische afhankelijkheden van China. In de reactie op de motie van de leden Alkaya en Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26), de motie van het lid Sjoerdsma (Kamerstuk 35 663, nr. 15) en de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2383) inzake strategische afhankelijkheden noemt voormalig Minister De Bruijn – en wij citeren – het volgende: «Het is lastig maatregelen en initiatieven te «versnellen» aangezien het monitoren van afhankelijkheden en het mitigeren van risico’s een doorlopend proces is (...) een versnelde vermindering van strategische afhankelijkheden is nog niet aan de orde, zolang de noodzaak daartoe niet is aangetoond.» Ter onderbouwing wordt verwezen naar Kamerstuk 34 952, nr. 126. In dit kamerstuk meldt voormalig Minister Kaag aangaande dit punt het volgende: «China is belangrijk voor met name industriële producten, machines en vervoermaterieel.»

Deze verwijzing wekt de indruk dat het woord «belangrijk» impliceert dat het tegenovergestelde van een noodzaak van vermindering van strategische afhankelijkheden in dit geval aan de orde is en dat het verzoek van lid Brekelmans om te «inventariseren welke opties er zijn om de afname in strategische afhankelijkheden van China te versnellen» in de wind wordt geslagen.

Opmerkelijk is dat de motie van lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2383) zeldzame grondstoffen, essentiële producten en sleuteltechnologieën expliciet als strategische afhankelijkheden duidt. Met uitzondering van de explicitering van grondstoffen via het Critical Raw Materials Action Plan van de Europese Commissie zijn dit productgroepen die in noch de reactie van voormalig Minister De Bruijn, noch in de genoemde verwijzing, in deze context niet terug te vinden zijn.

In Bijlage 1, «Analyse herkomst Nederlandse invoer» staat wel expliciet genoemd dat «het blijkt dat concentraties -goederen- t.o. China vooral een aanzienlijke waarde aannemen in de sectoren computers en elektronica, elektrische apparaten en farmaceutica.»

Dit zijn productgroepen die hun toepassing kunnen vinden in wat Lid Brekelmans aanduidt met «sleuteltechnologieën». Hierdoor is het onduidelijk welke opties er zijn om de afname in strategische afhankelijkheden van China te versnellen aangezien voormalig Minister De Bruijn deze gegevens niet meeneemt in zijn schriftelijke beantwoording (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54). Kan de Minister deze onduidelijkheden wegnemen door aan te duiden welke opties er zijn om de afname in strategische afhankelijkheden van China te versnellen?

De Minister geeft aan dat het niet altijd duidelijk is dat er sprake is van één bronland en dus een afhankelijkheid wanneer Nederland een bepaald product uit diverse andere landen invoert, zo constateren de leden van de Volt-fractie. Zij geeft aan dat dit deels valt te ondervangen door op EU-niveau afhankelijkheden te analyseren, aangezien de voor Nederlandse belangrijkste doorvoerlanden zich in de EU bevinden. Wil de Minister het initiatief nemen voor zo’n afhankelijkheidsanalyse op Europees niveau? De Minister geeft aan dat het moeilijk optreden is tegen eenzijdige strategische afhankelijkheden. Wat doet het kabinet om eenzijdige strategische afhankelijkheden in de toekomst te voorkomen? Heeft de Minister in het vizier bij welke nieuwe technologieën Europese bedrijven achterop dreigen te geraken en Europa dus afhankelijk dreigt te worden van de invoer uit non-Europese landen? Ligt er een plan van aanpak klaar die zodra er een mogelijk toekomstige afhankelijkheid gesignaleerd wordt, ingezet kan worden?

Herziening afspraken handel en duurzame ontwikkeling handelsakkoorden

Tot slot hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over de inzet van het kabinet op het gebied van duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden. Het is de Minister bekend dat wat de leden van de D66-fractie betreft handelsakkoorden een instrument zijn om handelspartners te bewegen betere arbeidsomstandigheden en hogere duurzaamheidseisen aan producten te stellen. Deze leden zijn dan ook blij om dit in de inbreng van Nederland terug te lezen. Kan de Minister het bredere Europese krachtenveld ten aanzien van deze herziening geven? Kan de Minister aangeven binnen welke termijn zij hier vervolgstappen op voorziet? Is het herzien van duurzaamheid in handelsakkoorden een prioriteit voor deze Minister? Zo ja, hoe gaat zij uitvoering geven aan deze prioriteit? Kan zij hierop ingaan in de planningsbrief die de Kamer nog toe moet komen? Hoe verhoudt de inzet van Nederland voor de herziening van afspraken in handel en duurzame ontwikkelingen in handelsakkoorden zich tot de Nederlandse inzet voor wetgeving voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)? Hoe kan volgens de Minister IMVO-wetgeving gebruikt worden om verdere duurzaamheidsafspraken te maken met handelspartners? Verder hebben deze leden nog enkele vragen voor wat betreft de rol van het maatschappelijk middenveld en de zogenaamde Domestic Advisory Groups (DAG’s). Hoe kijkt de Minister bijvoorbeeld aan tegen het vanuit de EU ondersteunen van niet-EU DAG’s met een secretariaat die logistiek en organisatorische problemen actief kan oppakken? Op welke manier denkt de Minister dat samenwerking tussen EU DAGs en niet-EU DAGs versterkt kan worden?

Hebben er ook consultaties plaatsgevonden met decentrale overheden, zo vragen de leden van de Volt-fractie? In de brief van 3 december schreef de toenmalige Minister dat de Europese Commissie consultaties met belanghebbenden zal houden. Hebben deze al plaatsgevonden? Hoe is de Kamer bij dit voorstel betrokken/geconsulteerd? Hoe verhoudt zich deze herziening tot zowel al afgesloten als nog af te sluiten/ronden handelsakkoorden zoals met Mercosur? Kan de Minister uitweiden over het tijdspad van de herziening? Wanneer wordt het voorstel verwacht? Hoe verhoudt de implementatie en handhaving van duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden zich tot de voorgestelde IMVO-wetgeving? Hoe ziet het kabinet het voor zich dat dit daadwerkelijk leidt tot betere handhaving van duurzaamheidsstandaarden in handelsakkoorden? Gaat Nederland uit van zekere minimumstandaarden? Ratificeren ILO/ Parijs-akkoord in nieuwe FTA’s?

IMVO-wetgeving op Europees niveau

De leden van de SP-fractie hebben ten aanzien van deze agenda ook nog vragen over de planning omtrent een Europese wet voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). De genoemde leden lezen dat er 23 februari 2022 dan eindelijk een IMVO-voorstel onze kant op zal komen na een uitstel van vele maanden. Het is de leden niet duidelijk waarom er zo lang is uitgesteld. De leden denken hierbij aan financieel belanghebbenden op dit dossier, namelijk met name de grote bedrijven. Kan de Minister ingaan op de rol van de bedrijvenlobby op dit dossier? Op welke manier gaat de Kamer hierover worden geïnformeerd? Kan er ten aanzien van dit voorstel ook worden ingegaan op de parallellen met de nationale wetgeving die hierover in de maak is? Hoe kijkt de Minister naar de discussie over het vormgeven van een instrument voor een verbod op de Europese markt van producten die door dwangarbeid zijn gemaakt? Wat is de Nederlandse positie?

Kan de Minister aangeven waarom het mandaat van de due diligence legislation verschoven is van Commissaris Reynders naar Commissaris Jourova, zo vragen de leden van de Volt-fractie. Welke implicaties heeft dat voor de inhoud van het voorstel? Op welk termijn zal de Minister een appreciatie geven van het voorstel zodra het op Europees niveau komt? De Minister heeft aangegeven ook als Nederland IMVO-wetgeving te zullen ontwikkelen terwijl ze in Europa druk blijft zetten. Wat is daarvoor het tijdspad? Kan de Minister al de eerste kaders schetsen van een mogelijk voorstel?

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister zo spoedig mogelijk een appreciatie van de op 8 februari gepresenteerde European Chips Act met de Kamer te delen. Deze leden vragen de Minister daarbij in te gaan op wat deze European Chips Act specifiek betekent voor de Nederlandse economie en Nederlandse bedrijven. Deze leden vragen voorts wat voor de European Chips Act het traject is naar nationale wetgeving en hoe deze zo spoedig mogelijk kan worden omgezet in nationale wetgeving. De mondiale chip markt had in 2021 een waarde van 550 miljard en is volgens de Europese Commissie in 2030 goed voor 1.000 miljard. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat het aandeel is van Nederland en hoe deze uitgebreid kan worden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister met welke landen Nederland samen werkt, of welke samenwerking er opgezet gaat worden of zal worden doorontwikkeld. Voorts vragen deze leden de Minister wat de European Chips Act betekend voor de samenwerking met niet Europese chip landen als Japan, Zuid-Korea, Taiwan en de VS. De leden van de CDA-fractie vragen hierover ten slotte hoe de Minister ook het Nederlandse MKB kan betrekken bij de innovatieve opgave waartoe de Europese Commissie de lidstaten aanzet. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke rol Nederland krijgt in de governance structuur van de European Chips Act. Zo vragen deze leden of daar iemand inkomt vanuit het Nederlandse bedrijfsleven of de Nederlandse overheid. Deze leden vragen dat aan deze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, omdat een toenemend aandeel in de mondiale chip markt bijdraagt aan het Nederlandse concurrentievermogen, en verzoeken de Minister daarom interdepartementaal, inclusief de handelscomponent, strategisch te acteren op de voorstellen van de Europese Commissie. Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie hoe de Minister de Kamer gaat informeren over de ontwikkelingen omtrent de European Chips Act.

II. Antwoord / Reactie van de Minister

III. Volledige agenda

Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 13 en 14 februari 2022. 2022Z02073 – Brief regering d.d. 04-02-2022, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher

Reactie op de motie van de leden Alkaya en Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26), de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 15) en de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2383) inzake strategische afhankelijkheden. 35 925 XVII, nr. 54 – Brief regering d.d. 22-11-2021, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn

Kabinetsinbreng voor de herziening afspraken handel en duurzame ontwikkeling handelsakkoorden. 21 501-02, nr. 2437 – Brief regering d.d. 03-12-2021, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn

Uitgestelde WTO Ministeriële Conferentie. 25 074, nr. 196 – Brief regering d.d. 06-12-2021, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn

Toezegging over gesprekken over IMVO-wetgeving op Europees niveau. 26 485, nr. 382 – Brief regering d.d. 16-12-2021, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn

Naar boven