2022D02042 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 20 januari 2022 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over de op 14 december 2021 toegezonden brief inzake kaderwetevaluaties van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank over de periode 2016–2020 (Kamerstuk 25 268, nr. 202).

De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kaderwetevaluaties van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank. (DNB). Zij hebben daarbij nog een aantal vragen aan de Minister. In het algemeen vragen zij de Minister om een overzicht hoe de toezichtkosten bij de AFM en DNB zich hebben ontwikkeld in de periode 2015–2020 en wat de oorzaken zijn van de stijging van de toezichtkosten met 15 procent bij de AFM. Ook vragen zij de Minister om een overzicht van de kosten die worden doorberekend aan de sector door DNB en de AFM en welke kosten door de toezichthouders in België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Denemarken worden doorberekend. De leden van de VVD-fractie vragen daarbij om een vergelijkend overzicht waarbij niet alleen naar de totale kosten wordt gekeken, maar ook hoe deze kosten binnen de sector worden verdeeld waarbij specifiek ook aandacht wordt besteed aan startende en fintechbedrijven. Ook vragen de leden van de VVD-fractie zich af welke typen kosten worden doorberekend in binnen- en buitenland. Kan de Minister bijvoorbeeld aangeven of huisvestingslasten ook in het buitenland worden doorberekend? Ziet de Minister mogelijkheden om op dit punt het vestigingsklimaat in Nederland te verbeteren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de onderzoekers geen duidelijke uitspraken kunnen doen over de doelmatigheid van het toezicht bij de AFM. Zij vragen de Minister of zij dit in lijn acht met de eis uit de Kaderwet ZBO’s om de doelmatigheid vijfjaarlijks vast te stellen die sinds 2006 van kracht is? Hoe verklaart de Minister dat 15 jaar na invoering van deze kaderwet niet duidelijk vastgesteld kan worden of het toezicht van de AFM doelmatig is? Welke acties zijn door de AFM en/of het Ministerie van Financiën sinds 2006 in gang gezet om dit te verbeteren en waarom heeft dit niet tot de gewenste verbetering geleid? Welke verbeterstappen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat de doelmatigheid van het toezicht wel kan worden beoordeeld?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de aansprakelijkheidsbeperking naar het lijkt niet tot een gedragsverandering in het toezicht heeft geleid, maar dat de Minister tegelijk schijft dat hiermee het door de wetgever beoogde doel lijkt te zijn behaald. Zij vragen de Minister toe te lichten waarom zij tot deze conclusie komt. Ook vragen zij hoe de conclusie ten aanzien van de in 2012 ingevoerde aansprakelijkheidsbeperking getrokken kan worden op basis van een onderzoek over de periode 2015–2020. Tot slot vragen zij op dit punt te expliciteren hoe de Minister in de aanstaande evaluatie van de Wet transparant toezicht financiële markten de effectiviteit van de aansprakelijkheidsbeperking wil laten onderzoeken.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe zij aankijkt tegen de bevindingen dat DNB en de AFM informatie opvragen die niet verstrekt mag worden van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), of waarbij onduidelijk is of het opvragen van die informatie in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Kan de Minister samen met de Minister voor rechtsbescherming op korte termijn in overleg treden met de AP, DNB en AFM om te bespreken hoe dit probleem wordt opgelost en kan zij de Kamer hier voor het einde van het eerste kwartaal over informeren?

Ook vragen de leden van de VVD-fractie wat de Minister vindt van de bevinding dat de wijze waarop DNB haar toezichtstaken invult strenger is dan toezichthouders in andere Europese landen en dat dit remmend werkt op innovatie in de financiële sector. Acht de Minister het wenselijk dat DNB zelf gaat beoordelen waar op dit vlak ruimte voor verbetering zit? Is de Minister bereid een onafhankelijke expert of derde partij te laten inventariseren welke ruimte voor verbetering hier zit?

De leden van de VVD-fractie vragen of bij de evaluatie van de governance van de AFM en DNB ook is gekeken naar de zittingstermijnen die in de huidige wet gelden. Hoe verhouden de maximale benoemings- en zittingstermijnen in Nederland zich tot die in andere Europese landen zoals België, Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kaderwetevaluaties van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen bij.

De leden van de D66-fractie onderschrijven de aanbeveling om de communicatie over de grootste risico’s in de financiële markten en het (aannemelijke) effect van het toezicht door de AFM meer structureel vorm te geven, om deze risico’s in de financiële markten te verminderen. Deze leden zijn daarbij van mening dat niet alle risico’s helemaal vermeden zouden hoeven worden. Uiteraard moeten risico’s beheersbaar blijven en kan de financiële stabiliteit nimmer in gevaar komen. Wel kunnen innovaties vragen om een specifiek en gewogen risico dat genomen wordt door de toezichthouder. Deze leden vragen daarom of de Minister uiteen kan zetten hoe het gebruik van de sandbox-methodiek meer gestructureerd in het toezicht kan worden geïncorporeerd.

De leden van de fractie van D66 begrijpen uit de antwoorden bij het schriftelijk overleg over financiële markten – consumenten en dienstverlening1 dat de vorderingen zoals die zijn uitgezet in het fintech-actieplan voor pijler 3, op het gebied van regelgeving, veel ontwikkelingen kennen. Deze leden begrijpen voorts dat stappen worden gezet om de eenmalige kosten die toetreding met zich meebrengt draaglijker te maken voor nieuwe partijen. Daarbij zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar de stappen die DNB zet om toetreders te ondersteunen op inhoudelijke gronden, zoals de eisen voor intern toezicht en communicatie over die eisen. Deze leden vragen of DNB daarbij nog kan leren van andere (euro)landen.

De leden van de D66-fractie constateren dat waar de AFM kiest voor het outsourcen van de IT-infrastructuur, DNB kiest voor het in eigen beheer houden van de IT-infrastructuur. Kan de Minister aangeven waarom deze keuzes worden gemaakt en hoe wordt voorkomen dat de IT-mogelijkheden beperkend werken voor mogelijke innovaties in het toezicht, zo vragen deze leden. Deze leden horen graag of dezelfde verbetering in de IT-dienstverlening als bij de AFM mag worden verwacht van de IT in eigen beheer waarvoor DNB kiest.

De leden van de D66-fractie hebben zorgen over mogelijke schendingen van de AVG door AFM en DNB met het datagedreven toezicht. Hoe borgt de Minister dat AFM en DNB zich te allen tijde aan de wet, en dus ook aan de AVG, houden, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat wordt aanbevolen dat AFM en DNB afspraken maken met de AP over de data die zij nodig hebben voor onderzoeken. Daarbij noemen de onderzoekers expliciet de afspraken over de proportionaliteit van de uitvraag. Deze leden vragen of de Minister erop gaat toezien dat deze afspraken inderdaad worden vastgelegd in een convenant, zoals de onderzoekers voorstellen.

De leden van de D66-fractie constateren met de onderzoekers dat de wereld continu verandert, maar DNB in beperkte mate mee verandert. Deze leden lezen dat DNB gaat onderzoeken of er aanpassingen nodig zijn in de interne governance, terwijl de Minister stelt dat de huidige kaders voldoende basis vormen voor de (interne) rolverdeling. De leden van de D66-fractie vragen of er breder onderzoek kan worden gedaan naar toezicht in de financiële sector in de veranderende wereld van nu. Kan de Minister hierover in overleg treden met DNB en de AFM, om een onderzoek naar de vormgeving van financieel toezicht in Nederland te starten, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken met betrekking tot de kaderevaluaties van de AFM en DNB over de periode 2016–2020. Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

Kostenontwikkeling

De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat Kwink heeft vastgesteld dat er geen duidelijke uitspraken kunnen worden gedaan over de doelmatigheid van de AFM, omdat er geen duidelijke benchmarkinformatie aanwezig is. Daarom pleit Kwink ervoor dat AFM en het Ministerie van Financiën zich inzetten voor het openstellen van een Europese benchmark van de kosten van het gedragstoezicht, aangezien deze nu niet voorhanden is. De leden van de PVV-fractie willen weten wat een Europese benchmark eventueel zou inhouden en of de Minister het eens is met de AFM dat gebleken is dat een Europese benchmark lastig is vanwege de verschillende toezichtmodellen en het gebrek aan informatie over interne kostentoedelingen bij andere toezichthouders. Zo neen, kan de Minister dit nader toelichten? De leden van de PVV-fractie willen tevens weten of de Minister een Nederlandse benchmark kan laten ontwikkelen om de doelmatigheid van de AFM te onderzoeken.

De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat Kwink constateert dat er bij de sector onvrede heerst over de ontwikkeling van de toezichtkosten. Tegelijkertijd is het nog onvoldoende duidelijk waarom de kosten toenemen, wat de effecten van het toezicht zijn en welke maatregelen er worden genomen om de kosten beheersbaar te maken. De leden van de PVV-fractie willen weten welke aanvullende maatregelen de Minister bereid is te treffen om voldoende inzichtelijk te maken waarom de toezichtkosten toegenomen zijn. Met hoeveel procent zijn de toezichtkosten de afgelopen jaren toegenomen en hoeveel bedragen deze? Kan de Minister de toezichtkosten laten uitsplitsen? De leden van de PVV-fractie vragen tevens te onderzoeken in welke mate de toezichtkosten zijn gestegen door toedoen van Brussel.

Aansprakelijkheidsbeperking

De leden van de PVV-fractie merken vervolgens op dat Kwink op basis van hetgeen in de gesprekken naar voren is gekomen tevens geen harde uitspraken kan doen over de effecten van de aansprakelijkheidsbeperking. De leden van de PVV-fractie willen weten of er iets veranderd had kunnen worden aan de onderzoeksmethodiek van Kwink en op welke wijze de effecten van de aansprakelijkheidsbeperking beter zouden kunnen worden onderzocht, zodat er wel harde uitspraken kunnen worden gedaan.

Samenwerking

De leden van de PVV-fractie merken ten slotte op dat voor wat betreft de interne governance van DNB de «Europeanisering» en de digitalisering van samenleving en toezicht volgens het rapport de belangrijke ontwikkelingen in de evaluatieperiode zijn geweest en zullen blijven. De leden van de PVV-fractie lezen in het rapport dat de huidige governance nu de vraag oproept of deze nog optimaal is in het licht van de genoemde ontwikkelingen en gewijzigde (Europese) omstandigheden. Kan de Minister deze vraag beantwoorden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de evaluatierapporten van de AFM en DNB over de uitvoering van hun zbo-taken en de brief van voormalig Minister van Financiën Hoekstra hierover, en hebben daarover enkele vragen aan zijn opvolger.

De eerste aanbeveling van Kwink bij AFM is om beter uit te leggen wanneer en waarom de AFM wel opereert vanuit haar brede maatschappelijke doelstelling, en wanneer en waarom ook niet. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat juist het uitleggen waarom bepaald toezicht wordt gehouden op handelen met potentiële maatschappelijk schade, belangrijk is voor medewerking van de partijen waarop het toezicht wordt gehouden. Zij vragen of de Minister voornemens is hier op verbetering aan te sturen en of hier ook niet een rol voor de Minister van Financiën ligt. Zij lezen ook dat de AFM nu soms te gedetailleerd richting geeft en meer zou toe kunnen werken naar rule based toezicht in de praktijk. Hoe ziet de Minister dit en is de ook Minister van mening dat rule based toezicht mogelijkheden biedt de kwaliteit van toezicht te verbeteren ten opzichte van het voldoen aan compliancelijstjes?

Ook valt het deze leden op dat het volgens het rapport niet goed mogelijk is geweest uitspraken te doen over de doelmatigheid en efficiëntie van de werkzaamheden van de AFM, omdat er geen duidelijke benchmarkinformatie is. Onderzoekers stellen voor in te zetten op een Europese benchmark, maar daar voelt de AFM weinig voor. Hoe beoordeelt de AFM op dit moment of zij doelmatig werkt? Kan de Minister aangeven wat voor alternatieven zij ziet om de doelmatigheid van de AFM beter te meten, of welke alternatieven de AFM zelf het meest kansrijk acht? De Minister geeft aan de Kamer op korte termijn te informeren over gesprekken met de AFM over een benchmark. Wanneer staat dit op de planning en kan de Minister de Kamer hier spoedig over informeren?

Hoe kijkt de Minister aan tegen het risico dat de Kwink Groep beschrijft voor de kwaliteit en expertise bij de AFM, omdat de AFM moeite heeft financieel-economische kennis aan zich te binden en er weinig zijinstroom is van ervaren professionals?

Ook lezen de leden van de CDA-fractie dat het rapport de AFM aanbeveelt in haar risicogebaseerde toezicht ook laagdrempelige en open contacten met de sector te onderhouden, met name bij de accountancy, om vroegtijdig signalen en meldingen van incidenten te kunnen verkrijgen. De eerste conclusie bij het onderzoek naar DNB is voorts dat het draagvlak voor concrete invulling van risicogebaseerd onderzoek kan worden versterkt, waarbij de aanbeveling is dat er meer aandacht moet zijn voor draagvlak en invulling van het risicogebaseerde toezicht, bijvoorbeeld door meer transparantie of actieve consultatie van stakeholders. Blijkbaar is het toezicht van DNB onvoldoende transparant en gaat DNB te weinig in gesprek met de financiële instellingen waar hij toezicht op houdt, wat ten koste gaat van het draagvlak in de financiële sector. Kwink vindt dat het toezicht wat menselijker kan, waarbij het niet alleen maar gaat om de kwaliteit van toezicht en beheersing van risico’s. Hoe beziet de Minister dit en wat vindt de Minister dat DNB moet veranderen om het draagvlak te versterken? Nu zijn deze leden heel benieuwd hoe de AFM en DNB dan op dit moment optreden. Het lijkt deze leden immers logisch dat de toezichthouders voor goed toezicht niet alleen op afstand staan, maar zich ook binnen de sector bewegen om goed en vroegtijdig inzicht te krijgen in de risico’s die daar spelen, maar ook om van de sector feedback te krijgen en zorgen te horen. Kan de Minister met de AFM en DNB bespreken hoe zij beter contact met de sector willen gaan onderhouden, maar ook in contact treden met de sector over wat zij nodig hebben, en over acties op dit vlak aan de Kamer rapporteren?

Ten aanzien van het verzamelen van data vragen de leden van de CDA-fractie zich af om wat voor soort data het in dit geval gaat, die mogelijk strijdig is met wat zij van de AP mogen vragen. Kan de Minister daar toelichting op geven? En hoe wordt in dit kader gekeken naar alle informatie die banken moeten verzamelen en de sector moet verstrekken in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), wat voor hen een zware last vormt? Wat doen de AFM en DNB met deze data? En is wat gevraagd wordt en om serieuze inspanning van de financiële sector vraagt, in evenwichtige verhouding met wat ermee gedaan wordt?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen de conclusie uit het rapport dat DNB zich te weinig zou inspannen om innovatie bij onder toezicht staande instellingen mogelijk te maken, dat DNB strenger is dan andere Europese toezichthouders, en te weinig aandacht van de wetgever vraagt voor ruimte voor innovatie, wat nadelig kan zijn voor vernieuwing en concurrentiekracht van de Nederlandse financiële sector. Welke ruimte bij de regels is hier wel voor nodig? Wil de Minister hierover ook het gesprek aangaan met DNB, maar ook met de financiële sector zelf, en aan de Kamer rapporteren wat er nodig is om juist die vernieuwing en concurrentiekracht in de financiële sector te bevorderen, zonder dat dit leidt tot risico’s?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de onderzoekers zich afvragen of de huidige governance van DNB nog optimaal is, met name de positie van de Raad van Commissarissen, in het bijzonder de overheidscommissaris en de Bankraad. Kan de Minister nader toelichten wat de onderzoekers hiermee bedoelen en hoe zij hiernaar kijkt?

Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie in reactie op de conclusies uit het rapport hoe de Minister wil toezien op betere samenwerking tussen de toezichthouders in Nederland. Niet alleen de samenwerking tussen de AFM en DNB, maar ook de samenwerking met de Autoriteit Persoonsgegevens en de ACM. Ziet de Minister tussen deze instanties ook niet een mogelijkheid tot betere afstemming, en hoe zou die afstemming er het best uit kunnen zien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kaderwetevaluaties van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank. De leden vragen de Minister waarom de effectmeting nog niet op orde is. De leden vragen de Minister of zij kan duidelijk maken wat er nu eigenlijk mis is met de effectmeting. De leden vragen de Minister of zij na deze evaluatie gerust is op eventuele risico’s van financiële markten.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom digitalisering niet veel hoger op de agenda staat bij de AFM en DNB. De leden vragen de Minister hoeveel aansporingen nog nodig zijn. De leden denken dat daarmee ook eventuele overlap tegengegaan kan worden. De leden vragen de Minister wat zij gaat doen om te voorkomen dat er meer overlap is.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over het opstellen van een Europese benchmark. De leden vragen wat hier de bedoeling van is. De leden vragen de Minister of het opstellen van een benchmark normaal is in deze kwestie. Voorts vragen deze leden aan de Minister of er niet een eigen toetsingskader is voor toezicht in Nederland.

Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt

Het lid Omtzigt heeft met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Het lid Omtzigt onderschrijft het belang van frequente evaluatie van het functioneren van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) op basis van doelmatigheid en doeltreffendheid. De AFM en DNB zijn belast met het (complementaire) financieel toezicht op de financiële markten, waarbij de AFM verantwoordelijk is voor het gedragstoezicht en DNB voor het prudentieel toezicht (het zogenaamde twin peaks-model). Het is van belang dat de AFM en DNB in het maatschappelijk belang bijdragen aan het goed functioneren van de financiële markten. Het lid Omtzigt heeft enkele opmerkingen en vragen.

Datagedreven toezicht

Het lid Omtzigt leest dat de AFM en DNB een datagedreven toezichtaanpak als ambitie hebben. Het lid Omtzigt vraagt hier of de Minister oog blijft houden voor de AVG, om zo ethisch en verantwoord met data van financiële instellingen om te blijven gaan. De evaluatie geeft weer dat de AFM een samenwerking heeft met de AP, maar dat het gebruik van datagedreven toezicht pal tegenover het streven naar dataminimalisatie van de AP staat. Het lid Omtzigt benadrukt het blijvende belang van de fysieke aanwezigheid van een inspecteur in het veld om daar risico’s te signaleren en informatie op te halen. Datagedreven toezicht is dan een aanvulling en het lid Omtzigt vraagt de Minister om verduidelijking hoe zowel de AFM als DNB concreet zicht houden op het legaal, ethisch en verantwoord omgaan met gegevens van burgers en bedrijven tijdens dit datagedreven toezicht en het gebruik van (zelflerende) algoritmes. Risico’s moeten worden voorkomen om grootse en extreem nadelige consequenties voor individuele financiële instellingen tegen te gaan. Daarnaast vraagt het lid Omtzigt welke interne checks en balances aanwezig zijn binnen de toezichthouders, om te voorkomen dat instellingen wordt gevraagd data te verstrekken, waarvan onduidelijk is of deze wel verstrekt mogen worden op grond van de AVG.

Het lid Omtzigt onderschrijft volledig het belang van intensievere samenwerkingen tussen de DNB en AFM, om zo krachten te bundelen en het publieke belang sterker te dienen. Het lid Omtzigt vraagt in het kader van de afstemming in werken tussen de AFM en DNB, of de IT-systemen van beide toezichthouders goed en veilig op elkaar zijn afgestemd om zo ook dubbele uitvraag bij financiële instellingen te voorkomen. Het lid Omtzigt vraagt zich af of, en zo ja welke afspraken er tussen de toezichthouders en de AP liggen als het gaat om proportionaliteit van data-uitvragen.

Accountancysector en rentederivaten

In de evaluatie van de AFM leest het lid Omtzigt dat de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA) eerder concludeerde dat het stelsel van toezicht op accountantsorganisaties ondoorzichtig en complex is en dat de verhouding tussen onafhankelijk toezicht en kwaliteitstoetsing aangepast diende te worden. Vanaf 2022 verricht de AFM het toezicht op Organisaties van Openbaar Belang. Het lid Omtzigt is benieuwd naar verdere concrete plannen om het toezicht op de accountantsorganisaties te verbeteren en transparanter te maken. Verder wenst het lid Omtzigt een toelichting hoe wordt voorkomen dat het gedragstoezicht het onderspit delft als jaarrekeningen van systeemrelevante financiële ondernemingen ernstige fouten of zelfs malversaties bevatten.

Ook in beide evaluatierapporten van Kwink wordt met geen woord gerept over het jarenlange inadequate toezicht op deze handel in OTC-derivaten en onderpandbeheer, die (mede) hebben geleid tot de liquiditeitscrisis in 2007. Het is het lid Omtzigt bekend dat er diverse (klacht)brieven naar zowel het bestuur als de raad van toezicht van de AFM zijn gestuurd alsmede naar de Minister met betrekking tot het heimelijk verwijderen van margin(bewaking) en marginrekeningen, balanscorrecties (waar het lid Omtzigt zelf ook in 2018 Kamervragen over heeft gesteld aan de Minister) met betrekking tot liquiditeit en aanpassingen in contracten waardoor klanten werden gedupeerd. In 2018 zijn Kamervragen gesteld aan de Minister over de marktwaarde van rentederivaten en het liquiditeitsrisico. In 2015 en 2020 zijn Kamervragen gesteld over de niet-transparante liquiditeitsopslag. Dit reikt verder dan de «buitenwettelijke toezichttaken» en betreft het prudentieel- en gedagstoezicht, alsook het toezicht op accountants. Tot op de dag van vandaag tast lid Omtzigt echter in het duister waarom deze balanscorrecties zijn gemaakt en of deze (mede) van invloed zijn geweest op de invoering van de liquiditeitsopslag in 2009 en meer in het algemeen, de bescherming van de klanten. Het lid Omtzigt vraagt wat het bestuur en de raad van toezicht van de AFM alsmede de Minister met deze talloze (klacht)brieven over de wantoestanden bij beleggingsdiensten met rentederivaten heeft gedaan. Kunnen zij een overzicht geven van hoeveel brieven zij elk ontvangen hebben, wat de signalen waren en hoe daarop gehandeld is?

Verder vraagt het lid Omtzigt of het wegtrekken van het proces van de (initiële) herbeoordelingen rentederivaten in 2015, het advies van de AFM voor het aanstellen van onafhankelijke leden, het «instellen» van de zogenaamde derivatencommissie door de Minister en het overleg met zowel de AFM als de derivatencommissie «noodzakelijke voorzieningen» zijn in de zin van artikel 23 Kaderwet zbo. Zo niet, hoe kwalificeren die maatregelen bestuursrechtelijk en op basis van welke publiekrechtelijke bevoegdheid heeft de Minister die maatregelen/besluiten genomen?

De Kwink-evaluatie AFM biedt geen antwoord op de vraag wat betreft het toezicht op financiële verslaggeving of de AFM haar wettelijk instrumentarium voldoende benut. Het lid Omtzigt wenst graag een toelichting waarom de evaluatie van zowel AFM als DNB geen antwoord biedt. Meer in het bijzonder wenst het lid Omtzigt een toelichting op de vraag of Kwink onderzoek heeft gedaan naar (het toezicht op) de majeure balanscorrecties bij de systeemrelevante banken in 2017 in de jaarverslagen van 2016. Hier zijn niet alleen Kamervragen over gesteld door het lid Omtzigt in 2018 aan de Minister, maar ook enkele artikelen over gepubliceerd door het journalistieke onderzoeksplatform Follow The Money.

Legaliteitsbeginsel

Het legaliteitsbeginsel is een belangrijk, zo niet het belangrijkste, fundament van de democratische rechtsstaat. Uit de Kwink-evaluatie van de AFM blijkt echter dat de AFM vaker gebruik is gaan maken van informele toezichtinstrumenten. Het lid Omtzigt ontvangt graag informatie over de verschillende toegepaste informele toezichtinstrumenten die door de AFM gedurende de evaluatieperiode zijn gebruikt. Hoe verhouden deze niet-wettelijke handhavingsmaatregelen zich tot het legaliteitsbeginsel? Nu deze informele toezichtinstrumenten vaker worden toegepast en duidelijk ook de voorkeur van de toezichthouders genieten is lid Omtzigt van oordeel dat deze een wettelijke grondslag behoeven. Bovendien vraagt het lid Omtzigt of informele toezichtinstrumenten invloed hebben op de (reikwijdte van de) aansprakelijkheidsbeperking van de AFM en DNB.

Onafhankelijkheid

Het lid Omtzigt zet vraagtekens bij de onafhankelijkheid van de AFM en DNB, die volgens Kwink Groep goed geborgd zou zijn in wet- en regelgeving. Echter, de rol van de Kamer is op dit moment beperkt als het gaat om het controleren van de taakoefening van de zbo’s. Via deze vijfjaarlijkse evaluatie probeert de Minister het primaat van de politiek toch nog te waarborgen. Het lid Omtzigt onderschrijft het belang van direct en frequenter contact tussen de Kamer met zowel DNB en AFM. Het lid Omtzigt leest dat er vanuit de sector kritiek is dat de AFM erg dichtbij het Ministerie van Financiën staat en invloed zou proberen uit te oefenen op het door de Minister gevoerde beleid. Afspraken over het contact tussen de AFM, DNB en het ministerie over informatie-uitwisseling zijn vastgelegd in het Memorandum of Understanding (MoU) uit 20192. In deze MoU is vastgelegd dat DNB en de AFM desgevraagd of uit eigener beweging vertrouwelijke informatie kunnen verstrekken aan de Minister, met oog op de stabiliteit van het financiële stelsel en/of met oog op de inzet van het crisisinstrumentarium. Deze informatie-uitwisseling is uitgezonderd van de Wet openbaar bestuur. Echter, er is ook vastgelegd dat DNB, de AFM en de Minister ook in normale omstandigheden, met inachtneming van wettelijke geheimhoudingsplichten, overleg voeren en informatie uitwisselen. Het lid Omtzigt vraagt hoe frequent deze reguliere overleggen plaatsvinden. Daarnaast vraagt het lid Omtzigt of er tijdens dit soort gesprekken en overleggen ook besluiten worden genomen over het in te zetten instrumentarium bij een onder toezicht staande. Het lid Omtzigt is benieuwd of, en zo ja, in welke frequentie dit soort reguliere gesprekken ook met andere (internationale) toezichthouders, de Europese Centrale Bank (ECB) en de drie Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s, te weten de Europese Bankenautoriteit EBA, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen EIOPA en de Europese Autoriteit voor effecten en markten ESMA), plaatsvinden. Tot slot op dit punt, vraagt het lid Omtzigt wat de juridische basis is van deze vastgelegde afspraken tussen de toezichthouders in het Memorandum of Understanding (MoU).

Benoeming bestuurders

Bovendien ziet het lid Omtzigt een risico dat indirect het prudentieel en systeemtoezicht kan prevaleren door benoeming van specifieke bestuurders. Het valt het lid Omtzigt op dat het gedragstoezicht sinds de kredietcrisis steeds meer wordt uitgevoerd door bestuurders die afkomstig zijn van het Ministerie van Financiën, DNB en het bankwezen. Zo was de voormalig voorzitter van de AFM directielid bij ING/NN toen de kredietcrisis uitbrak, is de jaarrekening van ING/NN in 2007 met aanzienlijke posities repotransacties (met terugwerkende kracht en zonder toelichting) aangepast over 2006 en werd zij benoemd terwijl ING/NN nog niet alle staatssteun had terugbetaald aan de Minister. Bovendien bleek in 2018 dat ING/NN majeure balanscorrecties (186 miljard euro over 2014 en 166 miljard euro over 2015) heeft uitgevoerd die tot op de dag vandaag niet deugdelijk zijn toegelicht. Veel van deze informatie is via Kamervragen of de media openbaar geworden.

Het lid Omtzigt vraagt of de Minister het toezicht van de toezichthouders kan beïnvloeden door benoeming van bestuurders en in hoeverre de Minister en toezichthouders daar bij de evaluatie volledig transparant over zijn (geweest). Daar gaan de evaluaties van Kwink niet op in.

Het lid Omtzigt vraagt de Minister dus om aan te geven in hoeverre persoonlijke transfers tussen toezichthouder, onder toezicht gestelden, ambtelijke apparaat, politiek en accountancy en advies wenselijk zijn en wettelijk toegestaan zouden moeten zijn. Kan de Minister aangeven welke beperkingen in dit kader wenselijk zouden zijn en hoe die vorm zouden moeten krijgen?

Lancune in prudentieel toezicht

Op EU-niveau constateerde de Rekenkamer eerder al een lancune in het prudentieel toezicht3. De Algemene Rekenkamer kan sinds november 2014 geen onafhankelijke externe controle meer uitvoeren op het prudentieel toezicht op Nederlandse grootbanken en dit leidt tot een controle-gat in het toezicht op grootbanken. Daarnaast kan de ECB het toezicht op middelgrote en kleine banken in Nederland, indien zij daar aanleiding toe ziet, meer naar zich toe trekken. Het lid Omtzigt vraagt hoe de Minister van Financiën adequate toegang tot relevante ECB-documentatie en informatie voor de interne en externe toezichthouders, DNB, de AFM, de Algemene Rekenkamer en de Europese Rekenkamer garandeert. Het lid Omtzigt vindt deze toegang tot informatie essentieel met oog op de verantwoordelijkheid van de Minister voor het functioneren van het financiële bestel. Graag ontvangt het lid Omtzigt de gemaakte afspraken (eventuele MoU) over deze toegang tot relevante ECB-documentatie en informatie.

Het lid Omtzigt wil graag weten hoe het nationale toezicht ge(waar)borgd blijft en op welke wijze wordt voorkomen dat bij mogelijke toekomstige financiële (systeem)crises het Nederlandse (gedrags)toezicht het onderspit gaat delven. Meer concreet wil het lid Omtzigt weten hoe de democratische controle op het Nederlandse aandeel in het mondiale financiële stelsel ge(waar)borgd blijft/wordt.

Effectiviteit twin peaks-model

Het lid Omtzigt maakt zich zorgen over de werking en effectiviteit van het twin peaks-model in het geval dat het gedragstoezicht en prudentieel toezicht met elkaar botsen. Welk toezicht en welke belangen prevaleren in dat geval en zijn toezichthouders en de Minister voldoende transparant in het geval dat er een keuze wordt gemaakt?

Afname binnengekomen signalen

Het lid Omtzigt constateert dat het aantal binnengekomen signalen bij de AFM met grote mate afneemt tussen de jaren 2016–2020 (Tabel 5, Evaluatie AFM, p. 21). Het lid Omtzigt vraagt de Minister deze afname van binnengekomen signalen nader te duiden.


X Noot
1

Kamerstuk 32 545, nr. 157.

X Noot
2

Afspraken tussen De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten en de Minister van Financiën over informatie-uitwisseling en overleg inzake financiële stabiliteit en crisismanagement (2019).

X Noot
3

Kamerstuk 32 013, nr. 147.

Naar boven