2020D47102 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over:

  • de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 december 2020 inzake Geannoteerde agenda van de OJCS-Raad van 30/11–1/12, Informatie t.a.v. de OJCS-Raad (onderwijs en cultuur/AV) van 30 november (Kamerstuk 21 501-34, nr. 348);

  • de brief van de Europese Commissie d.d. 26 mei 2020 inzake EU-voorstel: EU Gendergelijkheidsstrategie 2020;

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 september 2020 inzake Fiche: Raadsaanbeveling beroepsonderwijs (Kamerstuk 22 112, nr. 2907);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 september 2020 inzake Fiche: Europese Vaardighedenagenda (Kamerstuk 22 112, nr. 2906);

  • de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 september inzake Nederlandse reactie op EU-consultatie Digital Education Action Plan (DEAP) (Kamerstuk 22 112, nr. 2912).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

2

       

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over verschillende Europese thema’s en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in de rondvraag van de OJCS-Raad het rapport van de Raad voor Cultuur, met de titel «koloniale collecties en erkenning van onrecht», onder de aandacht wil brengen bij andere lidstaten en deze uit te nodigen om met een reactie te komen. Wat is precies de inzet van Nederland hierin? Waarom is de Kamer nog niet op de hoogte gesteld van een reactie van de Minister op dit rapport, maar wil ze nu al wel in gesprek gaan over dit rapport met andere EU-lidstaten? Wat is precies de reactie van de Minister op dit rapport? Is de Minister bereid om pas na een beleidsreactie op het rapport van de Raad voor Cultuur, en nadat de Kamer zich ook over heeft uitgesproken, in gesprek te gaan met haar collega’s in Europees verband hierover, zo vragen de leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij de raadsaanbeveling beroepsonderwijs enkel twee punten zijn aangepast, van de vijf punten die Nederland heeft ingebracht, als het gaat om de tekst van de Raadsaanbeveling. Hoe zit het met de andere drie punten, zo vragen de leden.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie naar de stand van zaken als het gaat om de richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/Commissarissen. De leden lezen dat in de laatste stand van zaken hiervoor nog een blokkerende minderheid is in de Raad. Hoe staat dit er nu voor? Wat is nu precies de positie van Nederland hierin? Blijft Nederland, zoals deze leden wensen, vasthouden aan het blokkeren binnen de Raad? Zo ja, hoe en op welke manier trekt Nederland hierin op met andere landen? Zeker nu de Eurocommissaris heeft aangegeven stappen te willen zetten binnen dit dossier, terwijl dit soort discussies niet op EU-niveau plaats horen te vinden, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de OJCS-Raad van 30 november 2020 en 1 december 2020 en de bij het schriftelijk overleg gevoegde fiches en documenten. Zij wensen de Minister enkele vragen te stellen.

Geannoteerde agenda OJCS-Raad

Raadsaanbeveling beroepsonderwijs

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van goed beroepsonderwijs. Zij lezen dat uit de evaluatie blijkt dat de instrumenten om samenwerking en flexibiliteit tussen de lidstaten te verbeteren niet worden gebruikt. Kan de Minister toelichten waarom het Nederlands middelbaar beroepsonderwijs geen creditsysteem gebruikt? Wat zijn de voor- en nadelen van dat systeem? Hoe zou het gebruik van een Europese creditsysteem in de toekomst kunnen worden bevorderd?

Deze leden hebben kennisgenomen van de gestelde doelen in het fiche over raadsaanbevelingen voor het beroepsonderwijs. Nederland geeft aan dat de voortgang van deze doelen in beeld worden gebracht. Deze leden vragen of de meetinstrumenten voor deze doelen reeds bestaan of dat deze nog moeten worden ontwikkeld. Als deze nog ontwikkeld moeten worden, wanneer kan de voortgang dan in beeld worden gebracht?

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de ontwikkelingen van de kwaliteitsborging in internationale context. Sommige lidstaten, waaronder Nederland, pleiten ervoor dat kwaliteitsborging een nationale aangelegenheid blijft maar daardoor lijkt hechtere samenwerking niet van de grond te komen. Deze leden vragen de Minister welke bezwaren Nederland heeft op meer internationale samenwerking op het gebied van kwaliteitsborging. Tevens vragen deze leden op welke kansen de Minister ziet om de kwaliteitsborging van het beroepsonderwijs van landen meer internationaal te harmoniseren.

Raadsconclusies digitaal onderwijs

De leden van de D66-fractie merken op dat Nederland niet deelneemt aan de online consultatie maar een position paper naar de Europese Commissie heeft gestuurd. Kan de Minister toelichten waarom het Nederlandse kabinet voor een position paper in plaats van deelname aan de online consultatie heeft gekozen? Kan de Minister tevens toelichten op welke wijze de position paper tot stand is gekomen en op welke wijze de in de brief genoemde relevante organisaties betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de position paper?

Deze leden lezen in het position paper dat het kabinet de politieke aandacht, op EU-niveau en op nationaal niveau, voor digitale educatie als aandachtspunt benoemd. Het kabinet roept onder meer op tot een Europese EdTech strategie. Zij vragen de Minister op welke wijze zij de politieke aandacht voor digitale educatie tracht te vergroten.

De leden van de D66-fractie merken op dat de Mededeling van de Europese Commissie betreffende het actieplan1 geen vermelding maakt van de door Nederland gewenste aandacht voor de ontwikkeling en de marktaspecten van digitale onderwijsmiddelen. Deze leden benadrukken dat vanwege de snelle ontwikkelingen in het digitale domein, het borgen van publieke belangen bij de ontwikkeling, aanbesteding en het gebruik van digitale middelen continue aandacht verdient. De grote macht van techreuzen kan zonder adequate aandacht van publieke instanties net zoals in de digitale economie in het onderwijs tot perverse effecten leiden. Zo moet bijvoorbeeld afhankelijkheid of een lock in van enkele spelers op de markt voorkomen worden. Herkent de Minister dat de aandacht voor de publieke belangen bij de ontwikkeling en de marktaspecten van digitale middelen niet aanbod komen in het actieplan? Op welke wijze zijn deze aspecten in de Raadsconclusies verwoord? Is de Minister bereid om dit aspect in de onderhandelingen in de Raad over het digitaal actieplan en bij de uitwerking van de Europese onderwijsruimte onder de aandacht te brengen, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister te reflecteren op het gebruik van online proctoring door hoger onderwijsinstellingen. Hoger onderwijsinstellingen moesten in een korte tijd op de markt licenties voor online proctoring software aanschaffen. Studenten vreesden dat data op servers buiten de EU zouden belanden en achteraf bleek in enkele gevallen zodanige problematische tekortkomingen in de opslag van gegevens te zijn dat tentamens ongeldig zijn verklaard. Deze leden vragen de Minister of zij meerwaarde ziet van publiekontwikkelde alternatieven. Is het universiteiten en hogescholen onder Europese regels toegestaan om met publieke middelen alternatieven te ontwikkelen, zo vragen de leden.

Beleidsdebat Europese onderwijsruimte

De leden van de D66-fractie verwelkomen de vernieuwde Europese inzet voor de ontwikkeling van de Europese onderwijsruimte. Zij vragen of er op Europees niveau een evaluatie is geweest van inspanningen die tot nu toe genomen zijn en waarin de belangrijkste aandachtspunten voor de ontwikkeling van de onderwijsruimte voor in de toekomst worden geïdentificeerd. Voorts vragen zij wat de Minister concreet beoogt met de suggestie voor een routekaart voor de verschillende maatregelen.

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland niet voor alle voorgestelde streefdoelen data beschikbaar heeft en dat het verzamelen daarvan veel extra kosten met zich meebrengt. Deze leden vragen de Minister uiteen te zetten voor welke streefdoelen en onderwijsindicatoren Nederland op dit moment onvoldoende data heeft.

De leden van de D66-fractie merken op dat het Nederlandse kabinet veel vragen heeft over Europese graadverlening als onderdeel van de Europese onderwijsruimte. Nederlandse universiteiten die deelnemen aan het Europese Universiteiteninitiatief geven bij deze leden echter aan tegen juridische obstakels ten aanzien van inschrijving, financiële ondersteuning en de graadverlening aan studenten te lopen. Zijn deze signalen bij de Minister bekend en zo ja, op welke wijze nemen de voorgestelde maatregelen deze knelpunten weg? Maken voorstellen tot coördinatie in de kwaliteitsborging van het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs onderdeel uit van het Commissievoorstel en welk standpunt heeft de Minister daarover? Tot slot vragen de voorgenoemde leden om toelichting voor welke landen Nederland op dit moment automatisch diploma’s erkent.

EU Gendergelijkheidsstrategie

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de ambitieuze doelstellingen van de EU op het gebied van gendergelijkheid. Tegelijkertijd zien zij dat er nog veel werk verzet moet worden. Op het gebied van discriminatie op de arbeidsmarkt, geweld en intimidatie en gelijke kansen is er nog een lange weg te gaan. Met de recente ontwikkelingen in Polen en Hongarije worden stappen terug gezet op dit pad. De leden maken zich ernstig zorgen over deze ontwikkelingen. Zij roepen de Minister dan ook op om zich binnen de Europese Unie sterk uit te spreken voor de rechten van vrouwen en de LHBTI2-gemeenschap en alle landen te houden aan de afspraken die in deze gendergelijkheidsstrategie zijn gemaakt.

De leden van de D66-fractie roepen de Minister op om zich ook bij haar Europese collega’s sterk te maken voor een snelle implementatie van de doelstellingen. De effectiviteit van deze strategie is voor een groot deel afhankelijk van de inzet van de nationale regeringen. Als landen zich niet aan de afspraken houden, zal de Europese Commissie hierin juridische stappen moeten ondernemen, zo vinden deze leden.

De leden van de D66-fractie maken zich in het bijzonder zorgen over de toegankelijkheid van abortus voor vrouwen in Polen. De Poolse Minister van Justitie heeft zelfs aangegeven dat hij vrouwen die zwanger zijn van een kind dat een ongeneeslijke ziekte heeft of zonder levenskans ter wereld komt, wil opsluiten in detentiecentra om te voorkomen dat zij abortus plegen. Kan de Minister aangeven op welke manier Nederland een rol speelt bij het opvangen van vrouwen uit Polen om in Nederland een abortus te ondergaan? Ziet de Minister mogelijkheden om deze rol uit te breiden, zo vragen de leden.

De leden van de D66 constateren dat de thema’s die in de strategie benoemd worden ook voor Nederland relevant zijn. Ook in Nederland krijgen vrouwen te maken met (huiselijk) geweld, verdienen zijn nog altijd minder en zijn ze ondervertegenwoordigd in de top van het bedrijfsleven en de overheid. Nederland is een voorloper in LHBTI-rechten, maar ook deze zijn nog altijd geen vanzelfsprekendheid. Welke conclusies trekt de Minister uit deze strategie voor Nederland? Waar ziet zij ruimte voor aanscherping en verbetering van het Nederlandse beleid, zo vragen de leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
2

LHBTI: lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender en intersekse

Naar boven