21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2020

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, informatie over de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) voor wat betreft de onderdelen onderwijs en cultuur/AV.

Vanwege de beperkende maatregelen in verband met COVID-19 vindt er geen fysieke OJCS-Raad plaats in Brussel. De Aanbeveling en Raadsconclusies die voorzien waren voor de OJCS-Raad zullen schriftelijk worden afgedaan in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper). U wordt hierover geïnformeerd door middel van deze brief in de vorm van een geannoteerde agenda.

Er zullen informele videoconferenties worden georganiseerd ter vervanging van de fysieke OJCS-Raad. De videoconferentie over het onderwijsdeel zal plaatsvinden op 30 november en de videoconferentie over het cultuur/AV-deel zal plaatsvinden op 1 december. Tijdens de videoconferenties zal het gaan over respectievelijk de Europese onderwijsruimte en de gevolgen van COVID-19 op de culturele en creatieve sector. Na afloop ontvangt u een verslag van deze informele videoconferenties.

Daarnaast sturen we u ook informatie over de onderhandelingen over het nieuwe Erasmus+ en Creative Europe programma en de stand van zaken van de implementatie van de herziene Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn.

Tot slot wil ik via deze weg reageren op de brief van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 november 2020. U heeft mij verzocht een kabinetsreactie aan u te zenden over twee mededelingen van de Europese Commissie. Het gaat om de mededeling over de Europese onderwijsruimte1 en het Digitaal Onderwijs Actieplan2. Maandag 9 november jl. zijn de BNC-fiches met daarin de kabinetsappreciatie van de voorstellen door de Minister van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer gestuurd.3

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

INFORMATIE T.A.V. OJCS-RAAD 30 NOVEMBER–1 DECEMBER 2020

Onderwijs

Voor het onderwijsdeel worden de volgende stukken afgedaan door Coreper:

  • Raadsaanbeveling beroepsonderwijs

  • Raadsconclusies digitaal onderwijs

Tijdens de informele videoconferentie zal het gaan over:

  • Beleidsdebat Europese onderwijsruimte

En marge van de informele videoconferentie zal de Osnabrück verklaring onderschreven worden.

Raadsaanbeveling beroepsonderwijs

Inhoud

Het voorstel van een Raadsaanbeveling over beroepsonderwijs is eerder toegelicht in het bijbehorende BNC-fiche.4

De voorgestelde Raadsaanbeveling beoogt bij te dragen aan vier doelen. Het eerste doel is de modernisering van EU-beleid gericht op beroepsonderwijs. Hier is in het bijzonder aandacht voor de grote transities zoals een groene en digitale economie en demografische verandering. Het tweede doel is het bevestigen van de rol van het beroepsonderwijs in het leven lang ontwikkelen en de verbindingen met de andere onderwijs- en opleidingssectoren, die vragen om transparantie en doorstroommogelijkheden. Het derde doel is het stroomlijnen van het Europese samenwerkingsproces in het beroepsonderwijs door het integreren en aanpassen van bestaande instrumenten gericht op kwaliteitsborging (EQAVET5) en flexibiliteit (ECVET6). Het vierde doel is het vereenvoudigen van het bestuur van het beroepsonderwijs in relatie tot deze instrumenten, waaronder ook het definiëren van nieuwe werkmethoden, ondersteuningsvormen op EU-niveau en een nieuw monitoringkader. Ook worden in de Raadsaanbeveling streefcijfers genoemd over het aandeel werkende afgestudeerden, het aandeel afgestudeerden dat een kans heeft gekregen om te leren op een werkplek en het aandeel studenten dat een buitenlandse leerervaring opdoet.

Inzet Nederland

De voorstellen sluiten aan bij het Nederlandse mbo-beleid. Het kabinet verwelkomt de nadruk op het belang van de groene en digitale transities voor het mbo, evenals impulsen om een leven lang ontwikkelen mogelijk te maken. Onderwijsinstellingen moeten digitale vaardigheden en initiatieven na de COVID-19-crisis verder ontwikkelen. De regionale publiek-private samenwerkingsverbanden die in Nederland zijn opgezet zoals centra voor innovatief vakmanschap en RIF-projecten7 kunnen zichzelf juist door Europese samenwerking versterken om als bakens te fungeren op weg naar een goed werkende arbeidsmarkt voor vakmensen.

In het voortraject zijn van Nederlandse zijde een aantal kanttekeningen gemaakt waarmee in het voorliggende voorstel voldoende rekening is gehouden. Het betreft in het bijzonder de volgende punten:

  • Het kabinet verwelkomt het stroomlijnen van instrumenten voor de validering van buitenlandervaringen en kwaliteitsborging met onderwijskwaliteit als leidend beginsel.

  • Wat betreft de voorgestelde collegiale toetsingen van de onderwijskwaliteit ondersteunt het kabinet een inzet die er primair op gericht is dat lidstaten leren van elkaar. Kwaliteit(sborging) van het onderwijs moet echter een nationale aangelegenheid blijven.

  • Wat betreft de aanbevolen modularisering van het onderwijs, ligt het voor de hand eerst te kijken naar onderwijs aan volwassenen, waarvoor in Nederland al mbo-certificaten en de praktijkverklaring zijn geïntroduceerd. De nationale bevoegdheid op dit onderwerp is een aandachtspunt bij verdere uitwerking van deze plannen.

  • Europese kernprofielen kunnen dienen als referentie voor kwalificatiedossiers van de lidstaten maar deze natuurlijk niet vervangen. De aanbeveling komt hier tegemoet aan de Nederlandse inzet.

  • Het kabinet heeft aandacht gevraagd voor een goede verbinding met de voorstellen voor de Europese onderwijsruimte en een volgend samenwerkingskader voor onderwijs en opleiding. Dit is overgenomen in de Raadsaanbeveling.

Indicatie krachtenveld

Het gewijzigde voorstel van de Raadsaanbeveling kan op brede steun rekenen. Een aantal van de Nederlandse zorgpunten zoals beschreven in het BNC-fiche werden door meerdere lidstaten ook benoemd. Als de Commissie toezegt (zoals verwacht) nog goed te zullen kijken naar breed gedeelde aarzelingen aangaande de monitoring in overleg met de lidstaten, lijkt niets de aanvaarding van het voorstel nog in de weg te staan. Mogelijk zullen enkele lidstaten nog wel zorgen uiten over de streefcijfers, omdat ze deze als niet realistisch beoordelen, maar uiteindelijk met de Raadsaanbeveling instemmen. Voor Nederland zijn de streefcijfers realistisch of reeds behaald. Tot slot willen enkele lidstaten geen verwijzing opnemen naar de Genderstrategie. Omdat een ruime meerderheid, waaronder Nederland, voor het vasthouden aan de verwijzing is en er geen unanimiteit vereist is voor het aannemen van een Raadsaanbeveling zal de verwijzing zeer waarschijnlijk blijven staan.

Raadsconclusies digitaal onderwijs

Inhoud

Het voorzitterschap heeft Raadsconclusies voorgesteld om het belang van kwalitatief hoogwaardig digitaal onderwijs te onderstrepen voor de Europese kennissamenleving. Dit belang is groter geworden door zowel de digitale transformatie van de samenleving en arbeidsmarkt, de noodzaak van een grotere inzet op leven lang ontwikkelen, als door de recente ontwikkelingen in de COVID-19-crisis. De noodzaak van afstandsonderwijs heeft binnen de hele Europese Unie de noodzaak en potentie van digitaal onderwijs, goede digitale competenties bij docenten, lerenden en ouders, moderne digitale leermiddelen en connectiviteit duidelijk gemaakt. Ook wordt gewezen op het belang van de bescherming van persoonlijke gegevens en digitale soevereiniteit van de lidstaten.

In de Raadsconclusies wordt ook gereageerd op het actieplan digitaal onderwijs 2021–2027 dat de Europese Commissie op 30 september jl. heeft gepubliceerd. Zoals gebruikelijk bent u over het voorstel en de kabinetsappreciatie via het BNC-fiche geïnformeerd. Hierin worden vooral voorstellen gedaan om het presteren van de digitale onderwijs-ecosystemen te verbeteren, en het niveau van digitale vaardigheden te verhogen. Daartoe moeten lidstaten ook hun strategische dialoog en samenwerking op dit terrein versterken.

In de Raadsconclusies worden zowel lidstaten, als de Europese Commissie, en de lidstaten en Commissie gezamenlijk, opgeroepen aan verschillende prioriteiten m.b.t. digitaal onderwijs te werken. Daarbij worden de competentieverdeling en nationale omstandigheden benadrukt. Ook wordt opgeroepen gebruik te maken van de nieuwe EU-programma’s, waaronder Erasmus+, en de nieuwe Recovery and Resiliency Facility.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt de aandacht die het voorzitterschap aan dit thema schenkt, in het licht van zowel de geschetste meer structurele veranderingen in de samenleving en arbeidsmarkt, en de noodzaak van aanpassing in nationale onderwijsstelsels, als de actualiteit op dit terrein in de COVID-19-crisis. De Raadsconclusies ondersteunen het Nederlandse beleid op dit gebied, zoals onder meer verwoord in de digitaliseringsagenda primair en voortgezet onderwijs en het recente BNC-fiche. In de onderhandelingen heeft Nederland vooral aangedrongen meer aandacht te schenken aan de relatie tussen onderwijs en de markt van digitale leermiddelen. Het stimuleren van een dialoog en een Europese strategie op dit gebied gericht op een markt met voldoende aanbieders van digitale leermiddelen en het gebruik van open standaarden, kan ten goede komen aan de onderhandelingspositie van onderwijsinstellingen bij de inkoop van digitale leermiddelen, aan lagere prijzen, minder afhankelijkheid van aanbieders en leiden tot meer innovatie en hogere kwaliteit van de aangeboden diensten. Hoewel deze inzet uiteindelijk betrekkelijk summier is verwoord, maar de Raadsconclusies wel een goed kader bieden voor verdere dialoog en ontwikkeling van een strategie over deze aspecten, zal Nederland daarmee wel instemmen en hiervoor bij het aannemen nog expliciet de aandacht vragen.

Indicatie krachtenveld

Er is brede steun voor de Raadsconclusies. Bij de onderhandelingen is door verschillende lidstaten, waaronder Nederland, onder meer extra aandacht gevraagd voor de ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie en de verbinding met het recent gepubliceerde EU-actieplan digitaal onderwijs. Voor de genoemde inzet van Nederland m.b.t. de relatie tussen digitaal onderwijs en de markt bleek weinig steun.

Beleidsdebat Europese onderwijsruimte

Inhoud

Het voorzitterschap heeft een discussie over de Europese onderwijsruimte 2025 geagendeerd tijdens de informele videoconferentie. Daarbij vraagt het voorzitterschap wat de lidstaten zien als de meest relevante en strategische doelen en prioriteiten voor de samenwerking op het gebied van onderwijs en training in de komende vijf tot tien jaar. Daarnaast wordt gevraagd hoe de lidstaten aankijken tegen de voorgestelde EU-targets die in 2030 bereikt moeten zijn.

Inzet Nederland

Op 30 september jl. heeft de Europese Commissie haar voorstel voor de Europese Onderwijsruimte 2025 gepubliceerd. Zoals gebruikelijk bent u over het voorstel en de kabinetsappreciatie via het BNC-fiche geïnformeerd. De inbreng van het kabinet in reactie op de vragen zal in lijn zijn met het BNC-fiche.

Als eerste zal ik aangeven dat Nederland de zes dimensies die worden voorgesteld steunt. Het behandelt de belangrijkste onderwerpen die de komende jaren spelen in onderwijs en opleiding zoals de inzet op kwaliteit, docenten, inclusie en kansengelijkheid, verduurzaming en digitalisering. Wel zal het kabinet bij de verdere uitwerking ervoor blijven waken dat de voorstellen in lijn zijn met de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten en proportioneel blijven in het licht van onder meer de autonomie van onderwijsinstellingen. Daartoe zou een routekaart voor de verschillende maatregelen behulpzaam zijn.

Daarnaast zal ik aangeven dat de voorgestelde streefdoelen en onderliggende indicatoren niet rechtstreeks samenhangen met de zes nieuwe dimensies van de Europese onderwijsruimte en niet goed aansluiten op onderwijsindicatoren uit andere agenda’s zoals de Vaardighedenagenda en de Sustainable Development Goals (SDG’s). Voor Nederland geldt daarbij dat zoals aangegeven in het BNC-fiche niet voor alle voorgestelde streefdoelen data beschikbaar zijn, en dat het verzamelen hiervan veel extra kosten met zich meebrengt. Ik zal daarbij aandringen op het in goed overleg met de lidstaten ontwikkelen van een meer samenhangend kader van indicatoren, dat aansluit op de 6 dimensies en waarvoor voldoende bestaande data beschikbaar zijn. Tevens zal ik aandacht vragen voor de relatie met het Europees Semester en de SDG’s.

Osnabrück Verklaring

Het is de bedoeling en marge van de informele videoconferentie de Verklaring van Osnabrück aan te nemen. Na een zorgvuldig voorbereidingstraject is hierover inhoudelijk gesproken tijdens de informele Raad in Osnabrück op 16 en 17 september. Tijdens de digitale Directors General for Vocational Education and Training (DGV(E)T)-meeting onder Duits voorzitterschap van 10 en 11 november wordt de tekst nogmaals ter controle voorgelegd. Nederland kan met de verklaring instemmen.

De Osnabrück Verklaring 2020 betreft het middelbaar beroepsonderwijs, zowel initieel als post-initieel. In de komende jaren tot 2025 moet het mbo bijdragen aan een goed herstel van de COVID-19-crisis door de overgang naar meer digitale en groenere economieën mede mogelijk te maken. De verklaring zal worden onderschreven door Ministers verantwoordelijk voor het mbo van de EU-lidstaten, kandidaat EU-lidstaten en andere landen binnen de Europese Economische Ruimte (EER), vertegenwoordigers van Europese sociale partners en de Europese Commissie. De verklaring bouwt voort op de recente Raadsaanbeveling over het beroepsonderwijs alsmede de vernieuwde Europese Vaardighedenagenda. De verklaring bevat vier strategische doelen en de operationalisering daarvan in «short term deliverables».

De vier strategische doelen zijn:

  • 1. Veerkracht realiseren door innovatief en flexibel beroepsonderwijs;

  • 2. Een cultuur van Leven Lang Ontwikkelen vestigen – met aandacht voor het belang van post-initieel beroepsonderwijs en digitalisering;

  • 3. Duurzaamheid – verbinding met «groene» doelstellingen in het beroepsonderwijs tot stand brengen;

  • 4. Het concept van de Europese onderwijsruimte en internationalisering verder ontwikkelen.

Bij de operationalisering vallen enkele zaken op. Er is veel nadruk op kennisdeling en samenwerking tussen excellente mbo-instellingen in Centres of Vocational Excellence in VET (CoVEs), waarbij de Nederlandse centra voor innovatief vakmanschap (CIV’s) als voorbeeld hebben gediend. Daarnaast worden sociale partners nadrukkelijk betrokken in de gezamenlijke aanpak («Pact for Skills»). Tot slot wordt in instrumentele zin het vernieuwde Europass Platform de spil van de aanpak. Bestaande instrumenten om transparantie, vergelijkbaarheid en mobiliteit in het beroepsonderwijs op Europees niveau te bevorderen, worden hierin geleidelijk geïntegreerd waarbij in één beweging deze aanpak ook verder wordt gedigitaliseerd.

Cultuur/AV

Voor het cultuur/AV-deel worden de volgende stukken afgedaan door Coreper:

  • Raadsconclusies over gendergelijkheid op het gebied van cultuur

  • Raadsconclusies over het waarborgen van een vrij en pluralistisch mediasysteem

Tijdens de informele videoconferentie zal het gaan over:

  • Beleidsdebat over de gevolgen van COVID-19 op de cultuur- en mediasector

  • Any Other Business (AOB)-punten:

    • o Nederland: Omgang met koloniale collecties

Raadsconclusies over gendergelijkheid op het gebied van cultuur

Inhoud

De Raadsconclusies onderstrepen dat gendergelijkheid een fundamenteel principe is van de EU en dat mannen en vrouwen gelijke kansen, salaris en zichtbaarheid zouden moeten krijgen in de culturele en creatieve sector. In de Raadsconclusies wordt ook aandacht besteed aan de impact van de COVID-19-pandemie en de invloed van stereotypering, seksuele intimidatie en seksueel misbruik. Er wordt ingezet op het verzamelen van data over de positie van vrouwen in de cultuursector, het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap en rolmodellen, het stimuleren van gelijke lonen en het uitwisselen van goede voorbeelden, bijvoorbeeld via het Creative Europe programma.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt de Raadsconclusies over gendergelijkheid op het gebied van cultuur. Deze sluiten goed aan bij het Nederlandse beleid om gendergelijkheid op de arbeidsmarkt in den brede te bevorderen en de uitvoering van het SER-advies «Diversiteit in de Top», dat het kabinet eind vorig jaar heeft omarmt.

Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland gepleit voor een aantal aanpassingen, waaronder het benadrukken van positieve vrouwelijke rolmodellen in plaats van het tegengaan van negatieve stereotypering. Dit is opgenomen in de definitieve tekst. Verder heeft Nederland ook benadrukt dat wij ons niet direct zullen mengen in de inhoudelijke keuzes van de culturele en creatieve sector.

Indicatie krachtenveld

Een klein aantal landen maakt bezwaar tegen het opnemen van een verwijzing naar de Genderstrategie van de Europese Commissie. Bij het schrijven van deze brief is nog onduidelijk of overeenstemming over de tekst kan worden bereikt. Indien dat niet lukt zullen de Raadsconclusies worden omgezet naar Voorzitterschapsconclusies.

Raadsconclusies over het waarborgen van een vrij en pluralistisch mediasysteem

Inhoud

De Raadsconclusies onderstrepen het belang van mediapluriformiteit. Met name in tijden van crisis is een duurzaam, pluralistisch en betrouwbaar mediasysteem van het grootste belang. De Raadsconclusies zijn opgedeeld naar deze drie onderwerpen.

In het belang van een duurzaam mediasysteem wordt lidstaten gevraagd een adequaat en onafhankelijk kader te bieden voor een economisch solide nationaal medialandschap. De Europese Commissie wordt uitgenodigd effectieve synergiën te creëren tussen diverse EU-fondsen en actief hierover te informeren, de regelgeving voor staatsteun te bezien voor de perssector en de verantwoordelijkheden van online platforms te verfijnen in de Digital Services Act.

Met betrekking tot mediapluralisme wordt benadrukt dat vrijheid van meningsuiting, vrijheid van de media en mediapluralisme behoren tot de kernwaarden van de Europese Unie. Dit onderdeel gaat over de maatregelen die de toegang tot een verscheidenheid aan informatiebronnen garanderen. Tevens wordt benoemd waar toekomstig mediabeleid rekening mee moet houden. Lidstaten worden opgeroepen tot evaluatie en ontwikkeling van nationale maatregelen om mediapluralisme te beoordelen en te zorgen dat gebruikers een divers aanbod krijgen en vrijheid van meningsuiting en recht op informatie wordt gewaarborgd. De Europese Commissie wordt gevraagd expliciet en structureel rekening te houden met mediapluralisme in het wetgevingsproces bij de effectbeoordeling van regelgevingsinitiatieven.

In het kader van betrouwbaarheid wordt aandacht gevraagd voor de gevolgen van desinformatie en wordt het belang van mediawijsheid benadrukt. De Europese Commissie wordt opgeroepen passende maatregelen te nemen op basis van beoordeling van de uitvoering van de praktijkcode inzake desinformatie en om samen te werken met de lidstaten om onderzoekers en fact checkers te ondersteunen met de ontwikkeling van instrumenten om desinformatie op te sporen.

Inzet Nederland

Het Rechtsstaatrapport 2020 van de Europese Commissie benoemt de lange traditie van mediapluriformiteit in Nederland en het feit dat deze sterk juridisch en institutioneel is ingebed. De monitor voor de pluriformiteit van de media heeft de onafhankelijkheid van de media voor 2018 en 2019 als grotendeels onbedreigd beoordeeld. Dit wil niet zeggen dat we stil kunnen gaan zitten. Het kabinet acht een duurzaam, pluralistisch en betrouwbaar mediasysteem van het grootste belang, zeker in tijden van crisis. De inzet van Nederland was onder andere gericht op een verwijzing in de Raadsconclusies naar dit actuele Rechtsstaatrapport 2020.

De voorgestelde Raadsconclusies passen in het Nederlandse beleid. Nederland heeft een open en pluriform mediasysteem waarin verschillende geluiden een plaats hebben. De Raadsconclusies zijn dan ook ondersteunend voor het beleid dat Nederland reeds voert.

Indicatie krachtenveld

Een aantal lidstaten heeft problemen met een verwijzing naar dit Rechtsstaatrapport waardoor mogelijk geen unanimiteit kan worden bereikt over de tekst. Bij schrijven van deze brief is dan ook nog onduidelijk of de Raadsconclusies kunnen worden aangenomen of dat sprake wordt van Voorzitterschapsconclusies.

Beleidsdebat over de gevolgen van COVID-19 op de cultuur- en mediasector

Het voorzitterschap kondigde aan dat tijdens de informele videoconferentie van Cultuurministers een uitwisseling van ervaringen en ideeën plaats zal vinden over de gevolgen van COVID-19 voor de cultuur- en mediasector en hoe hiermee wordt omgegaan. Op het moment van schrijven van deze brief is nog geen discussiedocument met richtinggevende vragen bekend gemaakt. De interventie van Nederland in reactie op de discussienotitie zal in lijn zijn met vorige interventies over ditzelfde thema.

Nederland zal in de videoconferentie delen hoe wij de COVID-19-crisis in de cultuur- en mediasector aanpakken en dat illustreren aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden. Ook in Nederland lijdt de cultuursector ernstig onder de COVID-19-pandemie worden maatregelen getroffen om deze te mitigeren.

Any Other Business (AOB)-punten:

  • Omgang met koloniale collecties: Nederland zal het onlangs uitgebrachte rapport van de Raad voor Cultuur «Koloniale collecties en erkenning van onrecht» presenteren en lidstaten uitnodigen hierover in gesprek te gaan.

Stand van zaken onderhandelingen Erasmus+ en Creative Europe programma

De onderhandelingen omtrent de verordeningen over het toekomstige Erasmus+ programma (2021–2027) en het Creative Europe programma (2021–2027) hebben lang stilgelegen vanwege onder andere de Europese verkiezingen in 2019 en de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Inmiddels zijn de onderhandelingen weer opgepakt en in een afrondende fase beland. Het Duitse voorzitterschap onderhandelt namens de Raad op basis van de Raadsposities8 met het Europees Parlement (EP). Afgelopen weken zijn meerdere «technische gesprekken» met het EP gevoerd met als doel via één brede triloog een definitief akkoord te bereiken. Volgens planning vindt deze eind november voor beide programma’s plaats. Dit is echter onzeker omdat het EP ook heeft aangegeven dat de triloog pas kan plaatsvinden als er een definitief compromis is bereikt tussen de Raad en het EP over het toekomstige MFK.

Parallel aan de onderhandelingen in Brussel zijn de voorbereidingen voor de start van het nieuwe programma Erasmus+ in volle gang.

Implementatie Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn

De richtlijn is geïmplementeerd in Nederlands recht.9


X Noot
1

COM (2020) 625.

X Noot
2

COM (2020) 624.

X Noot
3

BNC-fiche Europese Onderwijsruimte, Kamerstuk 22 112, nr. 2965 & BNC-fiche Digitaal Onderwijs Actieplan, Kamerstuk 22 112, nr. 2966.

X Noot
4

BNC-Fiche Raadsaanbeveling beroepsonderwijs, Kamerstuk 22 112, nr. 2907.

X Noot
5

European Quality Assurance in Vocational Education and Training.

X Noot
6

European Credit system for Vocational Education and Training.

X Noot
7

Zie voor een totaaloverzicht van de Nederlandse PPS-verbanden in het beroepsonderwijs www.wijzijnkatapult.nl.

X Noot
8

De Raadsposities zijn via de Gedeeltelijke Algemene Oriëntatie in de OJCS-Raad van 26 november 2018 aangenomen. Zie Kamerstuk 21 501-34, nr. 307.

Naar boven