2020D40703 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de antwoorden op vragen commissie over Bedrijfslevenbeleid (Beantwoording overige vragen) (Kamerstuk 32 637, nr. 417), de brief Naar meer focus in de Acquisitie van buitenlandse bedrijven (Kamerstuk 32 637, nr. 415), de actuele CBS-cijfers met betrekking tot de handel met het Verenigd Koninkrijk in 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 384), de recente ontwikkelingen bij het bedrijf Unilever (Kamerstuk 32 637, nr. 422), de kabinetsreactie Monitoringsrapportage boekjaar 2018 Monitoring Commissie Corporate Governance Code, de inzet van dwanglicenties bij hoge prijzen van medicijnen (Kamerstuk 29 477, nr. 659), het overzicht wet- en regelgeving ter borging van economie, innovatie en werkgelegenheid bij ongewenste overnames en investeringen (Kamerstuk 30 821, nr. 115), de invulling aan de gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s. over behoud van werkgelegenheid bij Vredestein/Apollo in Enschede (Kamerstuk 29 544, nr. 1022), de nadere reactie op SOMO-rapport «Overpriced: Drugs developed with Dutch Public Funding» (Kamerstuk 29 477, nr. 662) en de stand van zaken voorbereidingen afloop overgangsperiode EU-VK en economische gevolgen (Kamerstuk 35 393, nr. 6).

De voorzitter van de commissie, Renkema

De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord/Reactie van de Minister en Staatssecretaris

12

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief over meer focus in de acquisitie van buitenlandse bedrijven over de grote verschillen tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven op het gebied van onder andere productiviteit, salarissen en research & development (R&D) uitgaven. Deze leden vragen of bekend is waarom deze verschillen zo groot zijn en wat hieraan ten grondslag ligt. Zij lezen dat het aantal grote investeringsprojecten wereldwijd afneemt. Hoe is de afname van grote investeringsprojecten in en van Nederland? Zijn hier concrete cijfers van beschikbaar? Welk effect heeft dit op Nederland en waar is dit voornamelijk merkbaar? Ook lezen deze leden dat de aard van de investeringen verandert. Kan dit nader worden toegelicht? Over welke uitdagingen en kansen spreekt de Minister? Zij vragen of deze strategie tussentijds geëvalueerd zal worden en of er aan de hand van een dergelijke evaluatie wijzigingen kunnen worden aangebracht.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er verschillende focusgebieden zijn waarop de inspanningen worden geïntensiveerd. Deze leden vragen hoeveel tijd de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) voor deze intensivering uittrekt en wanneer de Minister verwacht antwoord te hebben op de gestelde vragen bij de focusgebieden. Zij lezen dat de investeringen een startpunt zijn voor hoogwaardige vervolginvesteringen in R&D. Hoeveel procent van de vervolginvesteringen in R&D komt van buitenlandse bedrijven en hoeveel procent komt vanuit Nederlandse bedrijven? Hoe wordt dit mogelijke verschil verklaard? Waarom investeren buitenlandse bedrijven meer in R&D dan Nederlandse bedrijven?

De leden van de VVD-fractie lezen dat over de periode 2015–2019 het aantal projecten per jaar met hoofdactiviteit R&D bijna is verdubbeld. Wat is hierin de verhouding buitenlandse/ Nederlandse projecten? Hoe verklaart de Minister deze verdeling? Deze leden lezen dat de NFIA sterker gaat focussen op projecten van buitenlandse bedrijven die bijdragen aan innovatie, verduurzaming of digitalisering van de Nederlandse samenleving. Wat houdt zo’n sterkere focus in? Hoe wordt deze focus uitgedragen? Zij lezen dat er van kwantiteit naar kwaliteit zal worden gegaan. Met welk aantal zal de hoeveelheid projecten naar verwachting dalen?

De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat Nederland in de breedte een aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft. Deze leden lezen verder dat de twee belangrijkste aandachtspunten geschikt personeel en het belastingstelsel zijn. Over wat voor personeel gaat dit en welke knelpunten zijn geïdentificeerd in het huidige belastingstelsel?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de stikstofproblematiek een groot punt van zorg is en dat dit een reden kan zijn voor buitenlandse bedrijven om zich niet in Nederland te vestigen. Is het bekend hoeveel bedrijven tot nu toe zich ergens anders hebben gevestigd vanwege deze problematiek? Naar welke instrumenten kijkt de Minister om dit aan te pakken en op welke termijn kan de Kamer de structurele aanpak verwachten?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in bepaalde gevallen buitenlandse controle over economische activiteiten in Nederland belangen kan schaden. Deze leden vragen of deze gevallen bekend zijn en of deze gedeeld kunnen worden. Wat was in deze gevallen de aanpak van de Minister? Hoe vaak vinden dit soort gevallen plaats? Zij lezen in box 1 dat de cijfers van het CBS dateren uit 2017. Worden deze cijfers binnenkort opnieuw geactualiseerd? Hoe zijn deze cijfers verklaarbaar? Waarom geven deze bedrijven relatief veel uit aan R&D in vergelijking met Nederlandse bedrijven? In welke sectoren zijn deze bedrijven het meest actief? Deze leden lezen dat een buitenlandse investering of overname ongewenst kan zijn als deze een niet-marktgedreven karakter heeft. Hoeveel buitenlandse investeringen en overnames hebben een dergelijk karakter? Hoe is dit te achterhalen? Hoe vaak komt het voor dat pas achteraf kan worden bepaald dat de investering of overname een niet-marktgedreven karakter had?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er bedrijven actief zijn in vitale processen waarvan het aandeelhouderschap privaat en vrij verhandelbaar is. Worden er bij deze bedrijven risico-inschattingen gemaakt op het gebied van buitenlandse investeringen? Wat zijn de best practices voor bedrijven die actief zijn in vitale processen qua bescherming van overnames van hun bedrijf? Beschikken bedrijven die actief zijn in vitale processen over de kennis en middelen om te achterhalen wat de precieze aard is van een investering? Komt het vaak voor dat deze bedrijven de hulp inroepen van de overheid? Hoe hebben bedrijven, waarbij het aandeelhouderschap privaat en vrij verhandelbaar is, te maken met een niet-marktgedreven investering? Hoe staat dit in verhouding met aanbieders die onderdeel of eigendom van de overheid zijn?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het SOMO-rapport wordt geconcludeerd dat er bij de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) en het Innovatiekrediet te weinig rekening wordt gehouden met maatschappelijke effecten. Heeft de Staatssecretaris deze signalen vaker ontvangen? Hoeveel ondernemers die moeite hebben met het vinden van voldoende financiering worden uiteindelijk geholpen met het Innovatiekrediet? Wat is de reden dat deze ondernemers niet voldoende financiering kunnen vinden? Hoe groot is het gat gemiddeld wat het Innovatiekrediet in deze gevallen dicht?

De leden van de VVD-fractie zijn nog in afwachting van het antwoord op de Kamervragen gesteld door lid Wiersma, maar hebben aanvullend nog vragen over de ROM’s en de aanvragen van start-ups voor financiering. Deze leden vragen of er bij de beoordeling van de aanvraag van financiering ook wordt gekeken naar de maatschappelijke effecten van desbetreffende aanvrager. Hoe vaak maken start- en scale-ups gebruik van het innovatie-instrumentarium ten opzichte van andere bedrijven? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe groot het aandeel start- en scale-ups is van het totale aantal ontvangers van het Innovatiekrediet? Wat is het gemiddelde bedrag dat deze ondernemingen per toekenning ontvangen? In berichtgeving kwam naar boven dat start-ups massaal zijn afgewezen door ROM’s bij hun aanvragen voor de Corona-OverbruggingsLening (COL), zijn scale-ups ook tegen blokkades aangelopen bij de aanvraag van financiering? Zo nee, wat is hier de verklaring voor? Hoeveel scale-ups hebben financiering toegewezen gekregen via de COL en hoeveel zijn er afgewezen? Wat was hier de motivatie voor?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen naar aanleiding van het verslag van het schriftelijk overleg over Bedrijfslevenbeleid d.d. 2 april 2020. In antwoord op vragen van de leden over Invest-NL schrijft de Minister (antwoord 20): «Invest-NL werkt onverminderd door aan de ontwikkel- en investeringsopgaven maar heeft op dit moment veel oog voor de coronacrisis. Zo is intern een speciale Coördinatiegroep Corona in het leven geroepen waarmee aangesloten wordt op alle mogelijke financieringsvragen die corona-crisis gerelateerd zijn. Die vallen in deze periode in de hoogste prioriteitencategorie en worden met spoed behandeld. Specifiek voor mkb financiering is Invest-NL in gesprek met partijen die financiering nodig hebben om het mkb overbruggingskredieten te kunnen leveren. Daarnaast is Invest-NL goed aangesloten bij de Europese maatregelen en hoe deze met financiers en bedrijven naar Nederland gebracht kunnen worden.» Kan de Minister aangeven wat de resultaten van de Coördinatiegroep Corona van Invest-NL zijn? Hoeveel coronacrisis gerelateerde financieringsaanvragen er zijn gedaan? Hoeveel daarvan zijn opgelost met behulp van Invest-NL? Hoeveel aanvragen zijn doorverwezen en afgewezen? Hoeveel overbruggingskredieten aan het midden- en kleinbedrijf (mkb) zijn er via Invest-NL geleverd, en hoeveel Europese maatregelen/middelen zijn naar Nederland gebracht? Heeft de Minister daarnaast een volledige lijst van initiatieven/projecten die tot dusver via Invest-NL zijn gefinancierd?

De leden van de CDA-fractie lezen de antwoorden van de Minister op vragen over het Nederlandse vestigingsbeleid-en klimaat voor internationale kenniswerkers (antwoord 40, 41, 42, 43 en 44). Deze leden vragen naar aanleiding daarvan in welke mate de coronacrisis van invloed is op de positie van Nederland als vestigingsland voor internationaal talent. In hoeverre zou een regeling als de regeling kenniswerkers, die in de periode 2009–2010 tot doel had om gedurende de economische crisis onderzoekers/kenniswerkers voor Nederlandse bedrijven te behouden, ook in de huidige crisis een goed instrument kunnen zijn om talent voor Nederland te behouden? Is de Minister bereid dit te laten verkennen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief over de langetermijnstrategie van het kabinet voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven. Deze leden zien de uitvoering van de motie-Amhaouch c.s. over de focus leggen op activiteiten die bijdragen aan de specifieke doelstellingen van het kabinet (Kamerstuk 32 637, nr. 346) terug in de nieuwe prestatieafspraken met de NIFA voor 2020–2025. Zij zijn benieuwd in hoeverre externe kennispartners en veldpartijen een rol kunnen spelen bij de gerichte acquisitie van bedrijven en in welke mate dit reeds gebeurt. Hoe wordt aan expertiseopbouw gedaan, bij de NIFA en de verschillende departementen? Is behalve de acquisitie van nieuwe bedrijven ook het uitbouwen van bestaande bedrijven een prioriteit van de Minister? Op welke manieren geeft de Minister dit vorm? Hoe presteert het Nederlandse acquisitiebeleid ten opzichte van het beleid in de ons omringende landen, zowel qua middelen beschikbaar voor acquisitie als qua resultaten? Kan de Minister schetsen wat de gevolgen van de coronacrisis zijn voor (de resultaten van) het Nederlandse acquisitiebeleid, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal buitenlandse bedrijven in Nederland, de omvang van buitenlandse investeringsprojecten en de werkgelegenheid (directe banen)? Ziet de Minister reden om naar aanleiding van de coronacrisis de Invest in Holland strategie 2020–2025 te actualiseren teneinde ook onder de huidige omstandigheden buitenlandse bedrijven te blijven aantrekken? Zo ja, op welke punten/pijlers? Wat gaat binnen de pijler Vestigingsklimaat het Invest in Holland Focus Team Talent precies doen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de NIFA en het Innovatie Attaché Netwerk (IAN) ter versterking van het Nederlandse innovatie-ecosysteem samenwerken in een pilot waarbij één NIFA- en één IAN-medewerker gezamenlijk in de Verenigde Staten zijn gestationeerd. Hoe verloopt deze pilot tot dusver en ziet de Minister aanknopingspunten om dergelijke combinaties ook elders in de wereld op te zetten? In welke landen acht de Minister die het meest kansrijk?

De leden van de CDA-fractie zijn bekend met het initiatief NLinBusiness. Wat kan de Minister melden over de resultaten die NLinBusiness boekt en de doelgerichtheid? Kan de Minister een overzicht geven van buitenlandse handelsmissies in de periode 2019 tot heden en de vertegenwoordiging van het mkb daarin? Op welke wijze zijn handelsmissies toegankelijk voor het mkb? Ziet de Minister aanknopingspunten voor verbetering? Wat zijn de ervaringen met internetportaal Acces2Markets, waarmee mkb-ondernemers worden bijgestaan met zaken doen buiten de Europese Unie (EU)?

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de bevindingen van de commissie-Van der Meer Mohr ten aanzien van de implementatie van de nieuwe Corporate Governance Code door vennootschappen en de stappen die zijn gezet. Deze leden onderschrijven de suggesties ten aanzien van langetermijnwaardecreatie (zoals «een goede geïntegreerde verslaggeving waarbij ook expliciet aandacht is voor transparante duurzaamheidsverslaggeving») en het belang van cultuur en gedrag in een onderneming. Op welke manier(en) zou de gewenste vooruitgang op deze punten kunnen worden gestimuleerd?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister in zijn brief ter uitvoering van de motie-Wiersma/Van den Berg over het verkennen van waarborgen om onze economie, innovatie en werkgelegenheid te beschermen (Kamerstuk 30 821, nr. 106) schrijft dat vanwege de toenemende dynamiek in de marktwaarde van bedrijven die de coronacrisis met zich meebrengt het van belang waakzaam te zijn op ongewenste buitenlandse overnames en investeringen. Is dit voor de Minister reden om uitgestelde wetgeving ten behoeve van het stelsel van investeringstoetsing te versnellen (was beoogd eind 2020, nu 2021)? Hoe past de inzet om SMART Photonics en Apotex in Nederland te houden in het in de brief omschreven beleid? Hoe zal de Minister naar de toekomst toe opereren wanneer zich dergelijke strategische kansen zich voordoen? Met welk gevoel kijkt de Minister in dit verband terug op het «verlies» van de productie van medische isotopen met Lighthouse aan België?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitvoering van de motie-Omtzigt c.s. over behoud van werkgelegenheid bij Apollo Vredestein in Enschede (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1553). Deze leden lezen dat overeenstemming is bereikt over het beperken van het banenverlies tot 528. Is de verwachting dat deze mensen met het sociaal plan allemaal van werk naar werk zullen kunnen worden geholpen? Kan de Minister verder aangeven of een stabiele toekomst van Apollo-Vredestein Enschede nu is veilig gesteld? Wil hij toezeggen dat kabinet en regio met Apollo-Vredestein in gesprek blijven over de voorwaarden voor de duurzame vestiging in Enschede op lange termijn, in het licht van de internationale concurrentie op het gebied van de productie van banden? Zijn er voornemens om de productie slimmer te maken, verdergaand te digitaliseren en/of te vergroenen (meer circulair, minder gasverbruik)? Heeft Apollo Vredestein daartoe zelf plannen en hoe kan de overheid hierbij helpen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van Europese middelen voor digitalisering en/of vergroening van de maakindustrie (zoals het Just Transition Fund), zodat Twente/Nederland een interessante vestigingslocatie blijft voor deze tak van de maakindustrie?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Amhaouch/Wiersma over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 42) en de motie-Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie in de herstelfase na de coronacrisis en het versterken van regionale Smart Industrie Hubs (Kamerstuk 35 438, nr. 9)? Is de Minister bereid regio’s te ondersteunen in hun ambities en concrete inspanningen om een aantrekkelijke vestigingslocatie te zijn voor slimme en schone maakindustrie? Is de Minister van mening dat, indachtig de situatie rondom Apollo Vredestein, de regels voor ruime staatsteun voor armere Oost-Europese regio’s zouden moeten worden aangescherpt om oneigenlijke concurrentie tussen Europese regio’s te voorkomen? Waarom wel of waarom niet?

De leden van de CDA-fractie willen graag van de Minister weten wat de stand van zaken is ten aanzien van Tata Steel IJmuiden omtrent de aangekondigde reorganisatie en gevolgen voor onder andere de werkgelegenheid. Deze leden vernemen graag van de Minister welke ministeries, op welke manier(en), betrokken zijn bij de gebiedsontwikkeling uitbreiding VDL Nedcar in Noord-Limburg. Hoe wordt de motie-Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie in de herstelfase na de coronacrisis (Kamerstuk 35 438, nr. 9) hierbij betrokken? In welke mate is er afstemming met de provincie Limburg om gezamenlijk kansen te benutten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verschillende geagendeerde stukken. Deze leden willen graag aandacht voor en vragen stellen over de hoge prijzen van medicijnen, handel met het Verenigd Koninkrijk in het geval van een no deal en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het ontzettend belangrijk dat de aanpak van de coronacrisis gecombineerd wordt met het voorkomen van een klimaatcrisis. Ondernemen moet juist nu maatschappelijk verantwoord gebeuren. Dat vindt ook een meerderheid van de Kamer (Kamerstuk 35 420, nr. 56), daarom betreuren deze leden dat het kabinet geen ambitie toont en geen eisen stelt voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de derde steunpakketten (Kamerstuk 35 420, nr. 105). Kan de Minister hier nader op in gaan? Wanneer is het onderzoek naar MVO als voorwaarde voor steun, waar de Kamer om gevraagd heeft, afgerond? In Nederland zijn nog maar weinig bedrijven die zeggen zich te houden aan de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wat betreft maatschappelijk verantwoord ondernemen. De Minister streeft naar een onderschrijving van 90 procent van de grote bedrijven in Nederland aan deze richtlijnen in 2023. Nu is dit slechts 22 procent van de grote bedrijven. Deze leden vinden dit zorgelijk. Hoe gaat de Minister dit gat dichten? Is hij zich er van bewust dat hier maar heel weinig tijd voor is? In hoeverre gaat hij ook verplichtingen en voorwaarden stellen bij bijvoorbeeld steunmaatregelen? Deelt de Minister de mening dat het te laat is om alleen nog de focus te leggen op verleiden en voorlichten van bedrijven om maatschappelijk verantwoord te ondernemen zoals ook de Sociaal Economische Raad (SER) adviseert in hun rapport «Samen naar duurzame ketenimpact»?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op het SOMO-rapport «Overpriced: Drugs developed with Dutch Public Funding» (Kamerstuk 29 477, nr. 622). Deze leden zijn van mening dat de met publiek geld gefinancierde ontwikkeling van geneesmiddelen primair ten goede moet komen aan de maatschappij en dat transparantie en toegankelijkheid hierbij cruciaal zijn. Hoewel de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor publieke financieringsinstrumenten van bepaalde sectoren dus zeker bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat thuishoort, vragen deze leden of de beleidsmatige verantwoordelijkheid van de gehele geneesmiddelenindustrie niet beter kan worden ondergebracht bij het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Staatssecretaris in haar brief toelicht dat «sinds 2011, onder het Kaderbesluit EZ-subsidies, duurzaamheidsbepalingen voor het gehele instrumentarium van Economische Zaken Klimaat en is het mogelijk om aanvragen af te wijzen die een inbreuk maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid.» Deze leden zouden dan ook graag willen weten of de Staatssecretaris binnen dit Kaderbesluit de mogelijkheid ziet om transparantie en toegankelijkheidsbepalingen in te voeren. Zo nee, ziet de Staatssecretaris de mogelijkheid om deze bepalingen door te voeren onder de bestaande duurzaamheidsbepalingen. Zij zijn namelijk van mening dat het huidige geneesmiddelen ontwikkelingssysteem ver van duurzaam is.

Ook geeft de Staatssecretaris aan dat het gebruik van het innovatiekrediet kan concurrentie tussen bedrijven stimuleren, waaronder op het terrein van innovatieve geneesmiddelen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris aanwijzingen heeft dat deze concurrentie ook daadwerkelijk bevorderd is. Zij vragen of het gebrek aan transparantie binnen de geneesmiddelenindustrie niet tot hogere winstuitkeringen in plaats van extra transparantie leidt. De Staatssecretaris geeft verder aan geen waarde te zien in de aanbeveling van het SOMO-rapport om concrete voorwaarden in de financieringsdocumentatie inzake de toegankelijkheid voor de patiënt en de prijs van het eventuele product indien ROM’s investeren in Life Sciences en Health bedrijven op te nemen. De Staatssecretaris refereert hierbij aan het idee dat veel medicijn trajecten niet succesvol zijn. Deze leden vragen echter of dit risico niet van tevoren gecalculeerd kan worden. Op het moment dat een medicijn wel succesvol is komen de toegankelijkheid principes van kracht en zo niet dan zal dit medicijn ook niet op de markt worden gebracht en zijn de toegankelijkheidseisen dus ook niet relevant. Daarnaast geeft de Staatssecretaris aan, ten opzichte van het Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren, de principes als handreiking te zien om tot evenwichtige licentieovereenkomsten te komen. Deze leden vragen waarom deze principes nog niet zijn vertaald in bepalingen. Ziet de Staatssecretaris hier op korte termijn mogelijkheid toe?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister inzake dwanglicenties (Kamerstuk 29 477, nr. 659). Deze leden betreuren dat de commissie niet succesvol is geweest in het komen tot een gezamenlijke rapportage en vragen waarom deze commissie niet succesvol is geweest. Kan de Minister toelichten wat de inhoudelijke verschillen van mening binnen de commissie precies waren? Welke procedurele redenen ten grondslag lagen? Daarnaast geeft de Minister aan dat met name in het Europeesrechtelijk kader er ruimte is voor verbetering. Deze leden vragen waar de Minister die ruimte ziet. Ziet de Minister een rol voor zichzelf om eventuele verbeteringen te bewerkstelligen?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden met de actie die de Staatssecretaris neemt om voor te bereiden op een mogelijke no deal met het Verenigd Koninkrijk in het ergste geval het terugvallen op regelgeving van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Deze leden zien dat verschillende scenario’s zijn uitgewerkt. Toch maken zij zich zorgen of de maatregelen op tijd uitgevoerd kunnen worden in het scenario van een no deal. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en hierin ook een laatste stand van zaken meenemen met betrekking tot de onderhandelingen op economisch gebied? Deze leden lezen daarnaast dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verschillende bedrijven heeft voorbereid op de gevolgen van het aflopen van de overgangsperiode. Hoe heeft de NVWA dit gedaan? Zij lezen dat de kosten voor het voldoen aan douaneformaliteiten voor invoer en uitvoer van goederen tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland flink zullen stijgen, vooral voor de snijbloemensector en de vleessector. In hoeverre is bij deze laatste sector ook het dierenwelzijn door langere wachttijden bij de grens meegenomen? Deze leden stelden hier eerder al vragen over en horen graag wat hier mee gedaan is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister en Staatssecretaris op vragen van de commissie over Bedrijfslevenbeleid en hebben hierover verschillende (vervolg) vragen.

De leden van de SP-fractie merken op dat het project «Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) maatregelen in perspectief» als doel heeft de effectiviteit van het huidige beleid te evalueren en aan de hand van de uitkomsten en andere aanbevelingen en lessen, bepalen of vernieuwing van /aanvulling op het huidige IMVO-beleid nodig is. In de reactie op het advies van de SER over IMVO en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen erkent de Minister dat er wat betreft beleidscoherentie nog belangrijke stappen gezet kunnen worden. Deelt de Minister de mening dat het aandeel bedrijven dat in de Transparantiebenchmark aangeeft de OESO-richtlijnen te onderschrijven zeer laag is en dat er een versnelling moet plaatsvinden om de doelstelling van 90 procent in 2023 te behalen? Kan de Minister aangeven welke aanvullende maatregelen zij gaat nemen om deze 90-procentsdoelstelling te behalen? Volgt hij daarbij het advies van de SER om ook dwingende beleidsmaatregelen te gebruiken? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de voortgang van het onderzoek van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland naar hoe een IMVO-kader kan worden toegepast op het EZK-instrumentarium? Kan de Minister aangeven wanneer, in het licht van de 90-procent doelstelling in 2023, hierover een besluit wordt genomen en op welk moment kan worden begonnen met de invoering van deze IMVO-voorwaarden?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de ambitie om duurzame economische groei te creëren. Deze leden delen de mening delen dat het aantrekken van buitenlandse bedrijven die een bijdrage leveren aan de verduurzaming en digitalisering van onze economie, de voorkeur geniet. Dit betekent echter niet dat ook bedrijven die deze kwaliteit niet of in mindere mate bezitten, zich niet vestigen in ons land. Kan de Minister aangeven in welke verhouding, met betrekking tot het wel of niet voldoen aan criteria rond verduurzaming en digitalisering, bedrijven zich de afgelopen vier jaar in ons land hebben gevestigd? Met andere woorden, hoe effectief is de gekozen beleidsrichting? Kan de Minister aangeven hoe voorkomen wordt dat de vestiging in ons land van datacenters en andere bedrijven met een grote energievraag leidt tot een vertraging in het behalen van onze duurzame energiedoelen?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat belastingontwijking een speerpunt is en dat de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en het Invest in Holland netwerk geen ondersteuning geven aan brievenbusmaatschappijen of andere papieren constructies. Kan de Minister aangeven op welke wijze dit wordt getoetst? Worden ook bedrijven, waarbij wel sprake is van reële economische activiteiten in ons land, getoetst op zaken als belastingontwijking? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister de mening dat een voorspelbare en betrouwbare overheid ook transparant dient te zijn als het gaat om afspraken tussen (buitenlandse) bedrijven en de belastingdienst over de zekerheden die vooraf geboden worden over de fiscale impact van reële investeringen in Nederland? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van Unilever. Kan de Minister aangeven of de versimpeling van de organisatiestructuur van Unilever de enige reden van het bedrijf voor deze wijziging is? Zo nee, welke andere redenen liggen aan dit voornemen ten grondslag? Met dit voornemen wordt gekozen voor het Verenigd Koningrijk als hoofdvestiging. Welke gevolgen zou dit hebben op de korte en lange termijn en welke gevolgen of invloed heeft de Brexit (met of zonder akkoord) hierop? Kan de Minister aangeven of er bij deze versimpeling sprake is van financiële en/of belastingvoordelen voor Unilever? Zo ja, welke? Kan de Minister aangeven hoe hard de toezeggingen van Unilever zijn als het gaat om de activiteiten in Nederland en de eventuele vestiging in Nederland mocht F&R een zelfstandig beursgenoteerd bedrijf worden?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie Monitoringsrapportage boekjaar 2018 Monitoring Commissie Corporate Governance Code.

Kan de Minister aangeven op welke termijn de Europese Commissie zal bezien of er aanpassingen in de onderzoeksmethodiek en de rapportage van haar bevindingen nodig zijn om haar monitoringstaak beter uit te kunnen oefenen? Deze leden vragen om welk type bedrijven het gaat, naar aard en omvang, als de 5,4 procent van de bedrijven die de verantwoording van het beloningsbeleid niet naleeft.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe hij de infiltratie van de lobbyisten van de farmaceutische industrie, die faliekant tegenstander zijn van dwanglicenties, in een adviescommissie duidt. Op welke wijze is de samenstelling van deze commissie tot stand gekomen? Daarnaast vragen deze leden of het gebruikelijk is dat lobbyisten deel uit maken van een adviescommissie. Zij zijn blij dat er toch een advies ligt en dat de eerste conclusie is dat het juridisch kader ruim genoeg is voor zowel de overheid als de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om zo nodig dwanglicenties in te zetten, mocht men daar vanuit hun eigen wettelijke kaders aanleiding toe zien. Ook de Europese Unie lijkt hierbij niet in de weg te staan. Kan de Minister aangeven of hij, met in achtneming van de zorgvuldigheid, ook voornemens is waar nodig dwanglicenties in te zetten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de mogelijkheden die de wet biedt als het gaat om de borging van economie, innovatie en werkgelegenheid bij ongewenste overnames en investeringen en hebben hierover een aantal vragen. Kan de Minister aangeven hoe het kan dat 1,2 procent van de bedrijven in Nederland, die onder buitenlands zeggenschap vallen, verantwoordelijk zijn voor maar liefst 18 procent van de werkgelegenheid, 39 procent van de totale bedrijfsomzet in ons land, 30 procent van alle investeringen, een derde van alle R&D inspanningen en ook nog eens 7 procent beter betalen? Welke oorzaken liggen hieraan ten grondslag? Wat zegt dit over de (slechte) staat en kwaliteit van de 98,8 procent van de bedrijven met binnenlandse zeggenschap, die slechts verantwoordelijk zijn voor 61 procent van de totale omzet? Is de Minister bereid een overzicht te geven over hoe vaak het breed instrumentarium ter waarborging van publieke belangen, de afgelopen vier jaar is ingezet tegen welke bedreiging en met welk resultaat? Deze leden vragen of het klopt dat Nederland in Europa terughoudend was als het gaat om te komen tot een Europees gelijkspeelveld-instrument. Zo ja, wat was daarvan de reden en welk effect heeft dit gehad op het beleidsvoorstel van de Europese Commissie? Kan de Minister aangeven wanneer het publieke belang dusdanig geschaad wordt dat overheidsinterventie gerechtvaardigd is als dit geen barrières mag opwerpen voor Nederlandse bedrijven in het buitenland en ook geen afschrikkende werking voor buitenlandse partijen mag hebben om in Nederland te investeren?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd met de 250 dagen bedenktijd die een bedrijf heeft om zich te bezinnen, al menen deze leden dat het een gemiste kans is hier ook de ondernemingsraad op een of andere manier bij te betrekken. Zij vragen of de mogelijkheden die een onderneming heeft zich te beschermen tegen (vijandige) overname hiermee voldoende is.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven welke concrete steun door dit kabinet is geboden aan Apollo Vredestein en de gemeente Enschede. Op welke wijze dit heeft bijgedragen aan het resultaat dat de ondernemingsraad op 10 juli 2020 heeft bereikt met de directie van Apollo Vredestein?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op SOMO-rapport «Overpriced: Drugs developed with Dutch Public Funding». Kan de Staatssecretaris aangeven welke bijdrage en/of garantie het aangaan van het gesprek over transparantie en de uiteindelijke prijsstelling concreet levert aan de effectieve beschikbaarheid van de producten of diensten die ontwikkeld worden op grond van de gelicentiëerde kennis? Deelt de Staatssecretaris de zorg over de mate van vrijblijvendheid bij het uitsluitend het voeren van het gesprek? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben verschillende vragen en opmerkingen naar aanleiding van de geagendeerd stukken.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording op de vragen bij het vorige schriftelijke schriftelijk overleg Bedrijfslevenbeleid en vragen wat de status is van het onderzoek van de RVO over het hanteren van een IMVO-kader bij de EZK-instrumenten, waar in het antwoord van de Minister op vraag 153 op wordt gewezen. Wanneer verwacht de Minister dat dit onderzoek is afgerond en kan de Minister dat de Kamer doen toekomen? Deze leden vragen tevens of de Minister al antwoord kan geven op de vraag (nummer 153) waarom niet bij ieder EZK-instrument als voorwaarde wordt gesteld dat een onderneming daarvan alleen gebruik mag maken als die onderneming de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen onderschrijft, in de praktijk hanteert en daar verifieerbaar rekenschap van aflegt. Indien de Minister hier nog geen antwoord op kan geven, is hij dan bereid het antwoord in samenhang met het onderzoek met de Kamer te delen?

De leden van de PvdA-fractie achten het van groot belang voor de Nederlandse economie en het slagen van de energietransitie dat er voldoende technisch personeel beschikbaar is, zoals de Minister ook omschrijft in de brief over het acquisitiebeleid. Deze leden vragen of er voldoende zicht is op toekomstige tekorten aan technisch personeel, indachtig de groeiende vraag naar duurzame energiebronnen, de nodige verzwaring van het elektriciteitsnet en vergrijzing van het huidige personeelbestand. Verwacht de Minister dat de huidige inspanningen gericht op meer technisch personeel voldoende zijn om te voldoen aan de groeiende vraag naar technisch personeel? Zo ja, kan de Minister dit onderbouwen en daarbij het verwachte effect per maatregel toelichten? Zo nee, of indien de Minister hier geen zicht op heeft, is hij van mening dat het vanuit het voorzorgbeginsel verstandig is om veel meer te investeren in scholing en werk-naar-werktrajecten, gezien de zeer negatieve maatschappelijke gevolgen van onvoldoende technisch personeel? In de brief over het acquisitiebeleid haalt de Minister tevens de druk op de elektriciteit-infrastructuur aan als actueel aandachtspunt, waarbij hij aangeeft dat dit ook speelt voor datacenters. Deelt de Minister de mening dat de acquisitie van datacenters mede de oorzaak is van overbelasting van de elektriciteit-infrastructuur? Wat is het beleid ten aanzien van de acquisitie van datacenters? Deelt de Minister de mening dat er centrale sturing nodig is bij de acquisitie van datacenters en dat de kosten en baten van additionele datacenters beter in kaart gebracht moeten worden? Zo nee, waarom niet? Deze leden vagen hoe er uitvoering wordt gegeven aan de motie-Moorlag/Mulder over het beheersen en reguleren van de impact van datacenters (Kamerstuk 32 813, nr. 552). Graag een toelichting hierop.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over Unilever waarin de Minister onder andere aangeeft dat er intensieve gesprekken zijn geweest met Unilever en dat Unilever heeft toegezegd dat de divisie food and refreshments in Nederland gevestigd wordt indien deze divisie op enig moment een zelfstandig beursgenoteerd bedrijf wordt. Deze leden vragen wat het algehele resultaat is van de gesprekken met Unilever en specifiek of de Minister ook een toezegging heeft gedaan aan Unilever. Zo ja, wat heeft het kabinet Unilever geboden? Zo nee, waarom heeft het bestuur van Unilever zich dan gecommitteerd aan een toezegging? Waarom heeft Unilever toegezegd dat extra functies van de Europese supply chain naar Rotterdam worden verplaatst en dat het intellectueel eigendom over de drie divisies anders georganiseerd wordt? Kan de Minister een toelichting geven op de andere organisatie over de drie divisies? Deze leden zijn benieuwd wat een toezegging van een door aandeelhouders gestuurd bedrijf als Unilever waard is. Hoe groot acht de Minister de kans dat de toezegging van Unilever wordt gehonoreerd, gegeven de structuur van het bedrijf en de onzekerheid van de toekomstige (economische) ontwikkelingen?

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot de brief over de voorbereidingen op afloop van de overgangsperiode Europese Unie-Verenigd Koninkrijk. Deze leden vragen of er voldoende zicht is op de voorbereidingen in het Verenigd Koninkrijk in het geval van een no deal-scenario. Is het Verenigd Koninkrijk voldoende voorbereid om lange wachtrijen bij de grens te voorkomen? Is de Staatssecretaris bereid een impact assessment te maken voor zowel burgers als bedrijven voor de verschillende scenario’s en deze met de Kamer te delen. Zo nee, waarom niet? Hoe en in welke mate worden burgers en bedrijven de komende maanden geïnformeerd over alle gevolgen van de Brexit? Deze leden vragen naar de gevolgen van Brexit op steunmaatregelen die bedoeld zijn voor de coronacrisis. Verwacht de Staatssecretaris dat er meer steunaanvragen, bijvoorbeeld wat betreft de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), zullen komen wegens Brexit? Wat is het oordeel van de Staatssecretaris daarover? Kan de Staatssecretaris een reflectie geven op de houdbaarheid van de coronasteunmaatregelen? Blijft er steun voor bedrijven als het virus meer dan anderhalf jaar actief blijft? Heeft de Staatssecretaris een verkenning uitgewerkt voor een dergelijk scenario of is de Staatssecretaris voornemens deze te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid deze te delen met de Kamer?

II Antwoord/Reactie van de Minister en Staatssecretaris

Naar boven