35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk

Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2020

Op verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat informeren wij u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen op een situatie waarin de Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) niet tijdig tot een akkoord over het toekomstig partnerschap komen (een no deal-scenario) en de negatieve economische gevolgen daarvan.

Voor een recent overzicht van de voorbereidingen op het aflopen van de overgangsperiode verwijzen wij u naar de recente brief over dit onderwerp van de Minister van Buitenlandse Zaken namens het kabinet.1 Hierin wordt ook ingegaan op de voorbereidingen die raken aan of doorwerken in de economische gevolgen, zoals bijvoorbeeld de voorbereidingen op het gebied van markttoegang en handel. Zoals ook in die brief aangegeven, zal er ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen na het aflopen van de overgangsperiode veel veranderen, ook als het wel lukt om afspraken over het toekomstig partnerschap te maken. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op de readiness-voorbereidingen die nodig zijn in alle scenario’s.

Naast de inzet op een positieve afronding van de onderhandelingen, zet Nederland zich op EU-niveau in voor tijdig overleg over de voorbereidingen op een no deal-scenario. Deze contingency-voorbereidingen zijn bedoeld om de meest nadelige effecten op te vangen indien de EU en het VK niet tijdig tot een akkoord over het toekomstig partnerschap komen. Zulke maatregelen kunnen van vergelijkbare aard zijn als in de vorige fase, toen de EU en haar lidstaten zich op een mogelijke no deal voorbereidden tijdens de onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord. Ook de voorbereidingen die hier nationaal voor nodig zijn, gaan onverminderd door. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de situatie niet geheel te vergelijken is met die van de voorbereidingen op de no deal tijdens het tot stand komen van het terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord biedt namelijk op een aantal beleidsterreinen reeds juridische zekerheid en de in dat akkoord overeengekomen overgangsperiode heeft alle actoren extra tijd gegeven om zich op de veranderende situatie voor te bereiden.

De economische gevolgen van het uittreden van het VK zijn afhankelijk van de voorwaarden waaronder het VK en de EU het toekomstig partnerschap vormgeven. De kosten om handel te drijven met het VK zullen na 1 januari 2021 hoe dan ook toenemen, nu het VK in alle gevallen na afloop van de overgangsperiode niet meer deelneemt aan de interne markt en de douane-unie.

Om de economische gevolgen van het uittreden van het VK en het aflopen van de overgangsperiode per 1 januari 2021 te beperken, is het niet alleen van belang dat de publieke sector zich op deze nieuwe situatie voorbereidt. Alle actoren die met het VK te maken hebben, zowel bedrijven als instellingen en burgers, dienen zich voor te bereiden op de nieuwe situatie per 1 januari 2021 na afloop van de overgangsperiode, die in alle gevallen afwijkt van de bestaande situatie.

De voorlichting aan het bedrijfsleven, waaronder het mkb, heeft daarom in het bijzonder de aandacht van het kabinet. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben samen met andere overheidsdiensten en private partners dit jaar en ook afgelopen jaren veel acties ondernomen om ondernemers te stimuleren (informeren, activeren en alerteren) zich tijdig voor te bereiden. Denk bijvoorbeeld aan de in 2018 gelanceerde Brexit mediacampagne «Zorg dat Brexit jouw bedrijf niet in de weg zit», die in januari en februari weer heeft gedraaid en afhankelijk van de actualiteit ook dit najaar weer zal draaien, de activiteiten van het Brexitloket zoals de Brexit Impact Scan (tot nu toe meer dan 108.000 keren geraadpleegd) en een serie webinars. Ook hebben Douane, Belastingdienst en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), naast diverse andere activiteiten, in juli een brief gestuurd naar circa 76.000 ondernemers die zaken doen met het VK om hen te informeren over de gevolgen van het aflopen van de overgangsperiode.

Het Centraal Planbureau (CPB) berekende in 2016 dat in een scenario waarbij een akkoord uitblijft en er sprake is van terugvallen op WTO-handelsafspraken de kosten van Brexit kunnen oplopen tot 1,2% van het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) in 2030. Wanneer ook de innovatie afneemt door verminderde handel vanwege Brexit kunnen de kosten oplopen tot 2% van het bbp in 2030. In een scenario waarbij er wel een akkoord tussen het VK en de EU tot stand komt, worden de kosten van Brexit geschat op 0,9% van het Nederlandse bbp in 2030. Wanneer in dat scenario ook de innovatie afneemt door verminderde handel vanwege Brexit bedragen de kosten 1,5% van het Nederlandse bbp in 2030. Deze cijfers blijven onverminderd relevant voor een schatting van de economische effecten op de langere termijn.

Het CPB heeft ook becijferd welke sectoren het zwaarst worden getroffen in een scenario waarbij sprake is van een terugval op WTO-handelsafspraken. Dit zijn de voedselverwerkende industrie, de sector voor elektrische apparatuur, de sector motorvoertuigen en -onderdelen en de chemiesector. Volgens het CPB zou Brexit in deze sectoren tot tussen de 4,8% en 5,5% aan productieverliezen kunnen leiden als er wordt teruggevallen op de WTO-handelsafspraken. Dit productieverlies kan met 40% omlaag worden gebracht door een vrijhandelsakkoord met het VK. Het effect van de coronacrisis op deze cijfers is niet bekend.

In de Macro Economische Verkenning van 20212 becijfert het CPB dat Nederland een daling van de goederenexport naar het VK ter grootte van 2% kan ervaren in een scenario waarbij het VK en de EU geen overeenkomst sluiten. Nederland kan een aanzienlijk deel van dit exportverlies, 43%, ongedaan maken door verlegging van de handel naar andere EU-landen. Daarnaast exporteert Nederland ook meer naar landen buiten de EU. Doordat exporten van het VK relatief duurder worden door de hogere handelskosten, wordt Nederland zeer waarschijnlijk concurrerender ten opzichte van het VK.

KPMG onderzocht in 2018 de kosten als gevolg van non-tarifaire handelsbelemmeringen in een scenario waarbij de EU en het VK geen handelsovereenkomst sluiten en er wordt teruggevallen op WTO-handelsafspraken. Uit dit onderzoek blijkt dat de jaarlijkse totale kosten voor het Nederlandse bedrijfsleven om te voldoen aan douaneformaliteiten voor invoer en uitvoer van goederen tussen het VK en Nederland zullen stijgen met 387 tot 627 miljoen euro.3 Deze kostenstijging geldt in het bijzonder voor de vleessector en snijbloemensector. In de vleessector wordt een kostenstijging verwacht van ongeveer 0,7% tot 1,9% en in de snijbloemensector van ongeveer 0,8% tot 1,3%.

Het kabinet blijft zich, mede gezien bovenstaande gevolgen, onverminderd inzetten voor het bereiken van een akkoord met het VK maar ook voor een zo goed mogelijke voorbereiding op het einde van de overgangsperiode, in EU- en nationaal verband en met alle partners.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Kamerstuk 23 987, nr. 385

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 35 300, nr. 2

X Noot
3

Zie Kamerbrief over het rapport van KPMG over de «Impact van non-tarifaire handelsbelemmeringen als gevolg van Brexit» en de Nederlandse economie na de Brexit, Kamerstuk 23 987, nr. 217

Naar boven