2020D38436 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over haar brieven inzake maatregelen in relatie tot COVID-19 (Kamerstuk 29 398, nr. 828), de toepassing van artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 29 398, nr. 842), informatie over aanpassing van het ontwerpbesluit in verband met het voorkomen van negatieve gevolgen voor rijbewijzen door de beperkende maatregelen ter bestrijding van COVID-19 (Kamerstuk 29 398, nr. 850), de maandrapportage van het CBR mei 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 838), de maandrapportage van het CBR juni 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 846), de maandrapportage van het CBR juli 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 848), de maandrapportage van het CBR augustus 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 856), het eindverslag van Pier Eringa inzake de problematiek bij het CBR (Kamerstuk 29 398, nr. 840), de verlenging van de maatregel in relatie tot COVID-19 (Kamerstuk 29 398, nr. 855), de stand van zaken bij het CBR (Kamerstuk 29 398, nr. 858).

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Inleiding

2

 

VVD-fractie

2

 

PVV-fractie

3

 

CDA-fractie

4

 

D66-fractie

5

 

SP-fractie

7

 

PvdA-fractie

7

     

II

Reactie van de bewindspersoon

10

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken voor het schriftelijk overleg CBR en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de betreffende beleidsbrieven en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Deze leden hebben de hierbij de volgende vragen.

De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat het door de Minister meerdere keren toegezegde onderzoek naar de stelselherziening voor de rijgeschiktheid nog steeds niet is afgerond. Daarom benutten deze leden deze schriftelijkevragenronde om meer informatie te krijgen over de omvang van het aantal personen dat jaarlijks door het CBR gekeurd moet worden en stellen in dat kader de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor het schriftelijk overleg en hebben daarover de volgende inbreng.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief d.d. 25 september 2020 van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de stand van zaken bij het CBR en hebben nog enkele vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de invoering van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) van 1 december 2019 voor de verlenging van het rijbewijs voor 75-jarigen geleid heeft tot een inloop van de achterstanden bij het CBR. Kan de Minister hier een toelichting op geven?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het gaat met de achterstanden met betrekking tot de theorie-examens en de praktijkexamens voor het rijbewijs. Deze leden ontvangen berichten dat mensen soms tot vijftien weken moeten wachten op het theorie-examen. Is de Minister het met deze leden eens dat dit te lang is? Ook duurt het nu gemiddeld vier tot vijf maanden, voordat het praktijkexamen afgenomen wordt. Wat wordt eraan gedaan om deze wachttijden te beperken? Welke garantie is er dat in Q1 2021 de achterstanden zijn ingelopen?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over eventuele vertragingen, nu Nederland te maken krijgt met een tweede golf van het virus. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de achterstanden dit keer niet weer verder oplopen? Welke acties worden hierin genomen? Mocht het oplopen van de wachttijd onvermijdelijk zijn, is de Minister dan bereid ervoor te zorgen dat men daar zo min mogelijk last van heeft door bijvoorbeeld het verlengen van de coulanceregelingen?

De leden van de VVD-fractie willen de Minister bedanken voor de snelle beantwoording van de schriftelijke vragen die deze leden vorige week stelden over de chauffeur in Drenthe die vanwege zijn handicap niet meer mocht rijden (2020D38215). Het is goed dat het gesprek met de desbetreffende chauffeur vanuit het CBR wordt aangegaan om een nadere toelichting te geven over het besluit betreffende zijn aanvraag. Daarbij is het goed dat de communicatie van besluiten met een dergelijke impact onder de aandacht is. Deze leden vragen nog wel hoe in de toekomst voorkomen gaat worden dat dit soort situaties zich voordoen.

De leden van de VVD-fractie ontvangen nog steeds schrijnende berichten over mensen die hoge kosten moeten maken voor de verlenging van hun rijbewijs. Zo moet iemand met ADHD een psychische keuring ondergaan en opnieuw een rijexamen doen voor bij elkaar zo’n € 500. Komen deze bedragen de Minister bekend voor? Is zij het met deze leden eens dat dit erg hoge kosten zijn voor een diagnose die niet aangepast is, maar wel iedere vijf jaar tot een herziening van het rijbewijs leidt?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken betreffende de Gezondheidsraad is. Wanneer is een antwoord van de Gezondheidsraad voorzien?

De leden van de VVD-fractie zijn op de hoogte van het feit dat ook de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) werkt aan een onderzoek over welke structurele veranderingen denkbaar zijn. Deze leden kijken uit naar dit rapport en vragen de Minister wanneer dit te verwachten valt. Welke opties zijn denkbaar om de dienstverlening bij het CBR structureel te verbeteren? Welk tijdpad is daarbij realistisch?

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij ervan op de hoogte is dat het CBR de eisen met betrekking tot voertuiglengte, as-afstanden en gewichten gewijzigd heeft. Alles lijkt erop dat hiermee kleine rijscholen gedwongen worden om te investeren in nieuw materiaal, iets wat in deze coronatijd niet mogelijk is. Is dat de bedoeling? En is zij bereid de rijschoolhouders hier wat ruimte te gunnen, zodat zij niet in de financiële problemen komen?

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij op de hoogte is van de problemen omtrent het BE-rijbewijs en nieuwe voertuigen. Deze leden ontvingen een noodkreet van een chauffeur uit Alkmaar. Die heeft zijn BE-rijbewijs van voor 2013, maar merkt nu dat nieuwe voertuigen veelal een C1-rijbewijs vereisen. De vrees is dat een hele groep lotgenoten straks een probleem heeft, omdat nieuwe voertuigen niet meer gereden mogen worden met hun rijbewijs, omdat een extra keuring voor problemen kan zorgen. Is de Minister daarvan op de hoogte en welke mogelijkheden ziet zij om iets aan dit probleem te doen?

De leden van de PVV-fractie vragen graag aandacht voor trucker Gerrie Pol. Een eenarmige trucker, die al 31 jaar lang werkt als vrachtwagenchauffeur, maar nu, twee jaar voor zijn pensioen, te horen krijgt dat zijn rijbewijs is ingetrokken door het CBR. Het CBR verwees naar een wetswijziging in 2000, twintig jaar geleden dus. Deze leden vragen of de Minister dit ook niet te zot voor woorden vindt. Gaat zij mee in het «wet is wet»-verhaal van het CBR, of gaat zij ervoor zorgen dat deze chauffeur, die zijn leven lang hard heeft gewerkt, weer aan de slag mag? En is zij het met deze leden eens dat deze trucker een voorbeeld is voor al die mensen die hard willen werken en, ondanks alle uitdagingen, iets moois van hun leven willen maken?

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister hoe het CBR kan stellen dat de coronamaatregelen effect hebben en daarmee het werk veilig kan worden uitgevoerd, als het CBR de eigen medewerkers niet test?

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom de taken van het CBR en de RDW van elkaar zijn losgeknipt, als dat leidt tot onhandige situaties. Zo kan het CBR niet melden wanneer een rijbewijs verloopt, terwijl dat voor het proces wel handig zou zijn. Is de Minister bereid naar deze situatie te kijken en opties uit te werken die hier verandering in kunnen brengen?

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of er al zicht is op een terugkeer naar de normale gang van zaken bij het CBR of dat deze nog een tijd onder toezicht blijft staan.

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij ook bredere stappen neemt omtrent de aanpak van de problemen bij het CBR. Belangrijke zaken als malafide artsen of louche rijschoolhouders dragen wel bij aan de problemen van het CBR, maar vallen niet onder deze instantie zelf. Werkt zij ook in deze sectoren aan aanvullende oplossingen?

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie willen beginnen met een compliment voor de medewerkers van het CBR. Deze leden merken dat hun mailbox eerst alleen maar volstroomde met klachten, terwijl nu ook e-mails binnenkomen van mensen die mailen dat ze goed geholpen zijn door het CBR. Deze personen geven aan dat ze zonder al te veel problemen tijdig hun rijbewijs hebben gekregen en zijn daar blij mee. Deze leden beginnen dit ook terug te zien in de cijfers. Wat vindt de Minister het meest opvallend als zij kijkt naar de cijfers?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het probleem nog zeker niet geheel is opgelost. Deze leden hebben zorgen als het gaat om het aantal passieve dossiers dat nog steeds hoger ligt dan voorheen. Als twee meest voorkomende redenen worden in de rapportage van augustus wachttijd bij de specialist en het uitstellen in verband met COVID-19 aangegeven. Juist in de coronatijd vinden deze leden het belangrijk dat mensen zich veilig kunnen bewegen. Bijvoorbeeld naar het winkelcentrum om boodschappen te doen, of om even eropuit te gaan om een frisse neus te halen. De auto is daarin een belangrijk en veilig vervoermiddel, zeker voor 70-plussers of voor mensen die in de risicogroep vallen. Is de Minister/CBR bereid om met de medisch specialisten in gesprek te gaan om te kijken hoe deze achterstand kan worden weggewerkt?

De leden van de CDA-fractie zagen in het nieuws dat de heer Pol, al jarenlang vrachtwagenchauffeur op een melktankwagen, niet meer mag rijden.1 De chauffeur rijdt al jaren in een aangepaste wagen en heeft geen verandering in zijn medische situatie gehad sinds de vorige verlenging van zijn rijbewijs. Deze leden horen graag van de Minister hoe het kan dat er geen verlenging is gegeven. Daarnaast willen deze leden graag weten hoe dit aan de heer Pol is gecommuniceerd. Deze leden vinden het belangrijk dat iedereen mee kan doen in de maatschappij. Deze leden prijzen dan ook de inzet van het CBR in 1989, toen de hoofdexaminator persoonlijk het examen aflegde van de heer Pol. Omdat hij zo zelf kon oordelen of de rijvaardigheid van de heer Pol voldoende was. Verkeersveiligheid stond voorop, maar het CBR leverde maatwerk. Als er twijfel bestaat of de heer Pol voldoende in staat is om goed te reageren in een noodsituatie, is het CBR bereid om de heer Pol dan een test te laten afleggen via een rijsimulator waar het rijden in een tankwagen gesimuleerd wordt? Zou de Minister dit na kunnen gaan? Deze leden hebben begrepen dat deze rijsimulatoren bijvoorbeeld beschikbaar zijn in Wageningen bij GreenDino. Maatwerk, zoals in 1989, met een modern randje noemen deze leden dat.

De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de stukken van juli ook naar voren komt dat er een schaarste is in keuringscapaciteit (bij de keuringsartsen). Is dat nog steeds zo? Deze leden lezen dat de Minister aangeeft dat de schaarste pas in het eerste kwartaal van 2021 zou worden ingelopen. Is deze prognose nog steeds hetzelfde? Is het nog steeds zo dat er minder keuringsverslagen worden ingediend dan men zou verwachten, als men het afzet tegen het aantal keuringen dat zou moeten plaatsvinden?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de coulanceregeling voor (aspirant-)taxichauffeurs met terugwerkende kracht is verlengd tot 1 oktober 2020. De coulanceregeling is nu beëindigd. Kan de staatsecretaris bevestigen dat het probleem voor deze groep is opgelost? Zo nee, overweegt de Staatssecretaris dan een verlenging?

De leden van de CDA-fractie viel op dat er bij een autorijbewijs wel een examen is dat af is voor mensen met faalangst, maar bij een motorrijbewijs niet. Bij een motorrijbewijs moet je eerst vier keer zakken, voordat je extra tijd krijgt. Klopt dit? Zo ja, kan de Minister aangeven waarom hier een verschil in zit? Is het niet efficiënter en voor de persoon die zijn motorrijbewijs wil halen aangenamer als dit, net als bij het autorijbewijs eerder kan worden aangevraagd?

D66-fractie

Aantallen

De leden van de D66-fractie lezen in het jaarverslag van het CBR dat in 2019 bijna 800.000 mensen een gezondheidsverklaring hebben moeten overleggen. Dat betekent dat afgelopen jaar één op de twaalf personen met een rijbewijs, een verklaring over hun gezondheid in verband met hun rijvaardigheid hebben moeten overleggen. Deze leden vinden dit een ontzettend hoog aantal. Zeker wanneer dat wordt afgezet tegen het aantal mensen dat een rijbewijs met een termijnbeperking heeft gekregen (ruim 150.000) en het aantal van slechts circa 9.500 mensen dat op basis van deze verklaring uiteindelijk het oordeel «ongeschikt» heeft gekregen. Deze leden vragen aan de Minister om deze cijfers te specificeren. Wat is het aantal personen geweest dat in 2019 een gezondheidsverklaring ter beoordeling heeft voorgelegd vanwege het bereiken van de leeftijd van 75 jaar? Wat is het aantal personen geweest dat in 2019 een gezondheidsverklaring ter beoordeling heeft voorgelegd voor een andere reden, zoals genoemd in de Regeling eigen geschiktheid 2000? Graag zien deze leden een overzicht tegemoet van het aantal beoordeelde gezondheidsverklaringen uitgesplitst per categorie, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid 2000.

Voorts vragen deze leden om een specificatie van het aantal personen dat op basis van een aangeleverde gezondheidsverklaring uiteindelijk een rijbewijs met een termijnbeperking heeft gekregen. Ook hier graag weer uitgesplitst naar personen van 75 jaar en ouder en de overige personen naar categorie, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid 2000.

Tot slot vragen deze leden om een specificatie van het aantal personen dat op basis van een aangeleverde gezondheidsverklaring uiteindelijk als eindoordeel «ongeschikt» heeft gekregen, wederom uitgesplitst naar personen van 75 jaar en ouder en de overige personen verbijzonderd naar de categorieën, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid 2000.

De leden van de D66-fractie merken op dat uit onderzoek van Radio1 Reporter is gebleken dat het wetenschappelijke bewijs tussen vormen van Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en de rijvaardigheid zeer dun is. Het onderzoek hiernaar is bovendien gedateerd (uit 2013). Deze leden zijn dan ook blij dat de Minister de Gezondheidsraad hierover opnieuw om advies vraagt. Ook onderschrijven deze leden de noodzaak dat categorie 10 uit de Regeling eisen geschiktheid 2000 tegen het licht wordt gehouden. Gaat de Minister over andere stabiele ziektebeelden (zoals ADHD en dwarslaesie) of ziektebeelden waarvan men hersteld is, maar waarvoor wel een beoordelingsverplichting geldt (zoals na een TIA of hartinfarct) nader advies aanvragen van de Gezondheidsraad? Zo ja, wanneer kunnen de resultaten hiervan aan de Kamer worden toegezonden? Zo nee, maakt een herbeoordeling van de stabiele ziektebeelden dan wel deel uit van de voorgenomen stelselherziening? Immers, over de noodzaak voor (en effectiviteit van) periodieke keuringen bij stabiele ziektebeelden zijn eerder al kritische vragen gesteld. Deze leden lezen in een onderzoek uit 2012 dat in opdracht van toenmalig Minister Schultz is uitgevoerd door het bureau Andersson Elffers Felix dat: «De effectiviteit van het afgeven van rijbewijzen met een beperkte geldigheidsduur en de mogelijkheid van het eisen van herkeuringen is beperkt voor mensen met een stabiel ziektebeeld (ADHD) of met ziekten waarvan een chauffeur hersteld is (zoals een TIA). Indien eenmaal is vastgesteld dat een dergelijke aandoening de geschiktheid niet (meer) nadelig beïnvloedt, lijken deze herkeuringen niet effectief.» Deze leden vragen of het bureau Andersson Elffers Felix, dat ook nu weer het onderzoek voor het ministerie uitvoert, deze mening nog steeds is toegedaan.

Deze leden lezen in hetzelfde onderzoek van Andersson Elffers Felix dat hiervoor werd geciteerd, dat het periodiek keuren van (toen 70-plussers) niet volgt uit een Europese verplichting. Het is een zogenaamde ex-ante-kop, oftewel een eigen keuze van Nederland om deze groep van personen te keuren boven een willekeurige leeftijdsgrens. Kan de Minister inzicht geven in hoe destijds (2012) het besluit tot stand is gekomen om de leeftijdsgrens te stellen op 75 jaar? Wordt de conclusie uit het rapport van 2012 door Andersson Elffers Felix nogmaals door hen bevestigd dat het stellen van een generieke leeftijdsgrens waarboven de rijgeschiktheid van een persoon beoordeeld moet worden, niet volgt uit een Europese verplichting? Is de Minister het met deze leden eens dat het daarom een politieke keuze is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aspecten spelen dan volgens de Minister een rol bij het stellen van die leeftijdsgrens op 75 jaar? Maakt de generieke leeftijdsgrens van 75 jaar deel uit van de door de Minister aangekondigde stelselherziening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister aangeven op welke wijze de hiervoor bedoelde aspecten voor het stellen van een nieuwe leeftijdsgrens zijn betrokken?

SP-fractie

De leden van de SP-fractie constateren dat het nog niet gaat met de wachttijden bij het CBR. Het aantal passieve dossiers van verlopen rijbewijzen neemt nog maar mondjesmaat af, nadat er door de coronacrisis een oplopende wachtlijst is ontstaan. Deze leden vragen de Minister wat de effecten van de nieuwe maatregelen gaan zijn op deze wachttijden. Gaan die dan weer toenemen? Zijn er scenario’s uitgewerkt waarbij de beperkende maatregelen nog strakker worden? Zo ja, wat gaat het effect van dergelijke maatregelen worden op de wachtlijst? Zo nee, gaat dit nog wel op korte termijn gebeuren? Kan de Minister ten slotte op dit punt aangegeven wat de ketenregie, zoals de heer Eringa voorstelt, voor een effect zal hebben op de wachtlijsten in een situatie als deze, ervan uitgaande dat het coronavirus nog wel even onder ons blijft?

De leden van de SP-fractie constateren dat de wachttijden voor theorie-examens de laatste tijd ook fors aan het oplopen zijn, met soms meer dan drie maanden tussen het moment van aanvraag en het daadwerkelijke examen. Kan de Minister toelichten of dit samenhangt met de uiterst rommelige verlopen herstart van het CBR enkele maanden geleden? Zo nee, wat is hier dan wel aan de hand? En wanneer gaat dit op orde zijn?

De leden van de SP-fractie brengen de motie van het lid Laçin (Kamerstuk 29 398, nr. 681) in herinnering. Deze motie is bijna anderhalf jaar geleden ingediend. Wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek tegemoetzien?

PvdA-fractie

COVID-19 gevolgen wachttijden

De leden van de PvdA-fractie constateren dat als gevolg van COVID-19 en het stilleggen van examens de wachttijden zijn opgelopen. In de brief worden de wachttijden voor theorie- en praktijkexamens door de Minister gemeld. Deze leden horen graag van de Minister hoelang de wachttijden momenteel zijn voor de tussentijdse toets en BNOR-examens. Kan de Minister aangeven of de verschillen in reserveringstermijn voor het theorie-examen tussen verschillende examenlocaties voor COVID-19 ook al zo groot waren? Is de Minister het eens met deze leden dat grote verschillen in reserveringstermijn voor het theorie-examen snel structureel moeten worden opgelost?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat vanaf 1 oktober alle 21 locaties voor theorie-examens zes dagen in de week geopend zullen zijn om de achterstanden weg te werken. Deze leden vragen de Minister waarom niet veel eerder is besloten om de 21 locaties voor theorie-examens zes dagen per week te openen. Deze leden horen graag op welke manier er afgelopen voorjaar al door het CBR is geanticipeerd op een hoog aantal aanvragen voor theorie- en praktijkexamens. Deze leden vragen de Minister of leerlingen actief geïnformeerd worden over de wachttijden en de mogelijkheid om op een andere locatie theorie-examen af te leggen. Zo ja, hoe?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de CBR-maandrapportage over augustus 2020. Deze leden constateren dat de instroom van gezondheidsverklaringen in augustus afnam. Deze leden vragen welke gevolgen COVID-19 heeft op de prognoses van het CBR, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal examenaanvragen. Deze leden vragen of de Minister bijvoorbeeld een stijging van het aantal examenaanvragen verwacht, omdat het besmettingsrisico in de auto lager is dan in het openbaar vervoer. Of verwacht zij juist een daling van het aantal examenaanvragen vanwege de economische gevolgen van COVID-19 en een stijgende werkloosheid?

Inwerkingtreding van de AMvB verlenging EU-verordening

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de inwerkingtreding van de AMvB verlenging EU-verordening en meer coulance voor 75-plussers die een herkeuring moeten doorlopen. Tegelijkertijd vrezen deze leden dat hiermee ook knelpunten vooruit worden geschoven. Deze leden vragen hoeveel herkeuringen van 75-plussers door de AMvB precies zijn uitgesteld. Deze leden vragen of de werking van de AMvB nogmaals kan worden verlengd als de COVID-19-crisis in 2021 nog niet is opgelost. Is de Minister het met deze leden eens dat het CBR moet anticiperen op het hoge aantal herkeuringen dat uitgevoerd moet worden, zodra de verordening voorbij is? Deze leden vragen hoe het CBR anticipeert op het moment dat de verlenging eindigt en veel ouderen alsnog herkeurd moeten worden.

Rapport-Eringa

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het CBR Visiedocument Rijgeschiktheid en het rapport-Eringa. Deze leden kijken met belangstelling uit naar de eindrapportage van de SWOV en AEF-onderzoek dat medio oktober wordt gepubliceerd. Deze leden vragen de Minister wat zij vindt van de aanbevelingen uit het rapport-Eringa. Deze leden vragen de Minister of zij verrast is door de inhoud van het rapport-Eringa. Deze leden vragen of de Minister het beeld herkent dat de interne cultuur bij het CBR een probleem is voor het functioneren van de organisatie. Deze leden vragen wat de Minister vindt van het CBR-visiedocument. Deze leden horen graag of de Minister vindt dat het CBR momenteel voldoende concrete actie onderneemt om het stelsel rijgeschiktheid te verbeteren.

Verder horen deze leden graag welke aanvullende maatregelen de Minister neemt naar aanleiding van de aanbevelingen van het rapport-Eringa.

Keten rijvaardigheid en kwaliteitsimpuls rijschoolbranche

De leden van de PvdA-fractie lezen in het eindrapport van Eringa dat een regierol voor het CBR wordt aanbevolen binnen de keten rijvaardigheid en bij het verbeteren van de kwaliteit van rijscholen. Een vorm van regulering/certificering zou een mogelijkheid kunnen zijn, zo merkt het CBR op. Deze leden hebben ook kennisgenomen van de brief d.d. 4 september 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 851) waarin de Minister aan de Kamer liet weten dat zij voornemens is om onder leiding van een externe voorzitter een commissie te vormen met de Alliantie Samen Sterk, het CBR en IBKI. Deze leden begrijpen dat het doel van deze commissie is om een heldere probleemanalyse te schetsen aan de hand waarvan varianten worden onderzocht die het meest kansrijk zijn om de sector een stevige kwaliteitsimpuls te geven. Hierbij staat de vergroting van de verkeersveiligheid en het verder borgen daarvan voorop. Deze leden begrijpen dat de aanbevelingen van de Alliantie Samen Sterk zullen worden betrokken.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of zij het wenselijk vindt dat het CBR een regierol gaat spelen in de keten rijvaardigheid, gezien de grote achterstanden en veranderopgave die het CBR komende tijd heeft. Deze leden vragen of de Minister dit nader kan motiveren. Deze leden vragen wanneer de Kamer nader over de vervolgstappen van deze commissie geïnformeerd zal worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of zij lessen heeft getrokken uit het faillissement van de Zoetermeerse Verkeersschool Aalbregt? Zo ja, welke? Waarom voert de Minister de aangenomen motie-Kuiken (Kamerstuk 29 398, nr. 403) niet gewoonweg uit, die vraagt om een keurmerk en onafhankelijk klachtenmeldpunt in de rijscholenbranche? Is de Minister het met deze leden eens dat het zeer noodzakelijk is om de cowboys onder de rijscholen daadkrachtig aan te pakken? Is de Minister bereid om nog dit jaar te komen met een keurmerk, een klachtenmeldpunt en strengere eisen voor rijscholen?

Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat marktwerking een grote rol speelt binnen de keten rijvaardigheid als het gaat om de kwaliteit van de rijschoolbranche en het slagingspercentage bij rijexamens? Deze leden vragen welke rol de Minister ziet voor het Ministerie van IenW als het gaat om de keten rijvaardigheid en het verbeteren van de kwaliteit van de rijschoolbranche. Deze leden vragen of de rol van het Ministerie van IenW ook onderdeel van de probleemanalyse wordt die deze commissie zal schetsen.

Advies Gezondheidsraad en gevolgen transportbranche

De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van 25 september over de stand van zaken CBR: «het advies van de Gezondheidsraad over het gebruik van categorie II geneesmiddelen door beroepschauffeurs wordt op dit moment om uitvoerbaarheidsredenen niet overgenomen. Dit advies vraagt beroepschauffeurs om bij gebruik van categorie II medicatie een verklaring van een arts te kunnen overleggen, waaruit blijkt dat de chauffeur geen rijgevaarlijke bijwerkingen ervaart van het medicijn. Het CBR heeft echter aangeven maar een deel van de groep beroepschauffeurs tijdens de verlenging van het rijbewijs te treffen. Dit advies heeft tevens gevolgen voor de transportbranche. Daarom zal ik de mogelijkheden en implicaties van dit advies samen met de transportbranche en het CBR nader verkennen.»

De leden van de PvdA-fractie vragen om een nadere toelichting over de uitvoerbaarheidsredenen waarom het advies van de Gezondheidsraad over categorie II-geneesmiddelen door beroepschauffeurs niet wordt overgenomen. Deze leden vragen de Minister op welke termijn de implicaties van dit advies van de Gezondheidsraad samen met de transportbranche verkend zijn. Deze leden vragen de Minister of dit op korte termijn met de transportbranche besproken kan worden.

Impactanalyse keuringsartsen

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het toezicht op de kwaliteit en kosten van keuringsartsen en medisch specialisten is voorbehouden aan de IGJ (kwaliteit van de zorgverlenging) en de NZa (maximumtarieven die artsen hanteren). Deze leden constateren dat het CBR aangeeft wél een rol te willen spelen in het beter functioneren van de keten (conform eindrapport-Eringa).

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de Minister het advies van het CBR verwacht over hoe de keten met medische keuringen beter kan gaan functioneren. Deze leden vragen wanneer de Minister de Kamer hierover kan infomeren. Deze leden vernemen graag van de Minister of de andere ketenpartners, IGJ en NZa, ook zijn gevraagd om een advies over de rol en samenwerking met het CBR. Deze leden vragen of de NZa, IGJ en CBR ook een gezamenlijk advies kunnen uitbrengen over het versterken van deze keten medische keuringen.

II Reactie van de bewindspersoon

Naar boven