Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D35185 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D35185 |
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september 2020.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie |
5 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie |
7 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie |
10 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie |
13 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie |
16 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie |
22 |
|
II |
Antwoord/ Reactie van de Minister |
23 |
III |
Volledige agenda |
23 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda
De leden van de VVD-fractie willen wederom aangeven ervan te balen dat er geen definitieve agenda beschikbaar is waarover de Kamer vragen kan stellen. Dit komt de controlefunctie van de Kamer niet ten goede. Zeker nu er gewerkt gaat worden aan een verdere invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is het belangrijk dat de Kamer kan beschikken over een agenda en achterliggende documenten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er de komende maanden stappen worden gezet met betrekking tot de inhoudelijke invulling van het GLB. De komende overleggen zullen zich logischerwijs richten op punten waarover binnen de Raad nog geen overeenstemming is. Deze leden vragen een puntsgewijs overzicht waar we op dit moment staan en vervolgens een toelichting op de punten waarover wel reeds overeenstemming is. De Minister noemt een aantal onderwerpen waarover nog geen overeenstemming is bereikt. Kan de Minister ook toelichten wat haar inzet zal zijn bij deze punten rond het GLB en wat het Duitse voorzitterschap voorstelt? Op welke manier blijft de Minister zich inzetten voor een gelijk speelveld in de EU en het behoud van de concurrentiepositie van Nederlandse boeren?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van (een harde) brexit voor de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Deze leden herkennen zich in de inzet van de Minister, maar zijn bang dat de brexitafspraken grote barrières opwerpen voor de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Het Verenigd Koninkrijk is een grote afzetmarkt voor de Nederlandse boer en tuinder. Hoe zet de Minister zich in voor het wegnemen en beperken van mogelijke handelsbarrières die een rem zetten op de handel in agrarische producten tussen beide landen? Agrarische producten zijn kwetsbaar vanwege onder andere de houdbaarheid van het product. Hoe voorkomt de Minister dat agrarische producten vanwege de handelsafspraken in verband met de brexit lang bij de douane blijven staan? Op welke manier zet de Minister zich in voor een gelijk speelveld tussen het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de andere EU-lidstaten, specifiek op het punt van de tarieven, controle bij de douane en kwaliteitsstandaarden? Op welke manier probeert de Minister ook andere EU-lidstaten mee te nemen hierin? Deze leden hopen dat er zo min mogelijk sprake is van handelsbarrières. Zij verwachten wel dat de Nederlandse boer en tuinder financiële schade ondervindt van de brexit. Zij wijzen op het meerjarenbudget van de EU, waarin 5 miljard euro is vrijgemaakt voor het opvangen van de schade als gevolg van de brexit. Welke regels zijn er in Europees verband afgesproken over de uitkering van de schadegelden? Zij vragen de Minister toe te lichten hoe zij zich in de EU inzet zodat ook de Nederlandse boer en tuinder aanspraak kunnen maken op deze schadegelden.
De leden van de VVD-fractie hebben verschillende vragen over het coronaherstelfonds. Deze leden hebben meerdere malen aandacht gevraagd voor specifieke sectoren die hard zijn geraakt door de coronacrisis. Zij erkennen dat het lastig is om een specifiek onderdeel binnen de Nederlandse agro- en foodsector hulp te bieden zonder anderen daarbij te kort te willen doen. Zij vragen van de Minister meer aandacht voor de Nederlandse kalver- en eendenhouderij. Beide sectoren hebben hun afzet zien verdampen als direct gevolg van de coronacrisis. Is de Minister voornemens zich in Europees verband in te zetten voor juist die agrarische sectoren in Nederland die zwaar onder de coronacrisis lijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister zich in de EU sterk maken zodat ook Nederlandse boeren en tuinders aanspraak kunnen maken op het coronaherstelfonds?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Minister een transitieperiode van twee jaar als onvermijdelijk ziet. Kan de Minister de verdeelsleutel toelichten op basis waarvan Nederland waarschijnlijk recht heeft op 0,65% van het totale bedrag van 16,483 miljard euro van verhoging van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)?
Verslag informele Landbouwraad van 1 september 2020
De leden van de VVD-fractie herkennen de rol van de boeren die het Duitse voorzitterschap benoemt. Boeren hebben een cruciale rol gespeeld tijdens de (eerste periode van de) coronacrisis. De flexibiliteit en de weerbaarheid van de boeren hebben er mede voor gezorgd dat er in heel Europa voldoende voedsel beschikbaar was en is. Deze leden benadrukken dat we als Nederland trotser mogen zijn op onze vooruitstrevende agro-foodsector: een innovatieve en creatieve sector, die als voorbeeld kan fungeren voor de rest van Europa en de wereld.
Het stemt de leden van de VVD-fractie tevreden dat de Minister in Europees verband aandacht heeft gevraagd voor het verdienvermogen van de boer. Deze leden maken zich hier al langer sterk voor. Zij constateren dat er de afgelopen jaren steeds meer maatschappelijke opgaven gevraagd zijn terwijl de betaling voor deze diensten is achtergebleven. Op welke manier ziet de Minister kansen om deze trend te keren?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister bedoelt met een «duurzame voedselproductie binnen de ecologische grenzen»? Deze leden vragen naar een verdere onderbouwing van de vier elementen en van de manier waarop de Minister voornemens is het ondernemerschap van de boer te versterken. Hoe is de Minister bijvoorbeeld voornemens meer aandacht te vragen in Europees verband voor technologische innovatie en een betere samenwerking in de keten? Punten waar de afgelopen jaren, zeker in EU-verband, weinig concrete stappen zijn gezet. Hoe gaat de Minister er samen met haar Europese collega’s voor zorgen dat er nu echt meer ruimte komt voor de boer om te experimenteren? Op welke manier krijgt het in de brief met de contouren van het toekomstig mestbeleid aangekondigde actieplan over kunstmestalternatieven hierin een rol?
De leden van de VVD-fractie delen het standpunt van de Minister omtrent het dierenwelzijnslabel en het stapsgewijs opbouwen. De leden willen wel benadrukken dat, als er wordt overgegaan op een dierenwelzijnslabel in EU-verband, deze labels niet op vrijwillige basis kunnen worden ingevoerd. Nederland heeft een vooruitstrevende rol op het gebied van dierenwelzijn. Deze leden vinden het belangrijk dat dit niveau van dierenwelzijn, met het oog op een gelijk speelveld, ook in de rest van de Europa gaat gelden. Zij constateren dat boeren op het punt van dierenwelzijn in een ongelijke positie verkeren ten opzichte van collega’s in andere lidstaten, laat staan in vergelijking met landen buiten Europa. Deelt de Minister de mening dat een dierenwelzijnslabel niet op vrijwillige basis kan worden ingevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan ontvangen deze leden graag een toelichting. Waarom verwacht de Minister dat een hogere prijs naar aanleiding van een beter dierenwelzijnskader bij de boer terechtkomt? Hoe gaat de Minister waarborgen dat dit inderdaad het geval is? En is de Minister bereid om een nulmeting uit te voeren zodat dit ook daadwerkelijk het geval zal zijn? Welke wettelijke instrumenten heeft de Minister tot haar beschikking om in te grijpen als dat nodig is?
De leden van de VVD-fractie hebben al eerder aangegeven voorstander te zijn van Europese regelgeving op het gebied van diertransport, mits deze regelgeving werkbaar is en voor alle lidstaten in gelijke mate zal gelden. De Minister schrijft dat de Europese Commissie voornemens is de transportverordening te herzien. Deze leden vragen op welke punten de Europese Commissie de transportverordening wil herzien en waarom specifiek op deze punten. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de regels die al gelden voor Nederlandse transporteurs in heel de EU gelden inclusief een internationale controle op naleving?
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de Nederlandse inzet bij de gesprekken over de Europese biodiversiteitsstrategie. Allereerst vragen zij of de Minister duidelijk kan maken wat de Nederlandse inzet is ten opzichte van de gehanteerde definitie van «strikt beschermd» in de strategie. Kan de Minister toelichten hoe zij «strikt beschermd» in de strategie terug wenst te zien? Kan zij uitleggen hoe deze inzet zich verhoudt tot de bescherming van natuurgebieden zoals wij die op dit moment al kennen? Kan de Minister toelichten op welke mogelijke «additionele maatregelen» gedoeld wordt op het moment dat de Commissie eventueel zou beoordelen dat de gestelde doelen niet gehaald zouden worden? Wordt vooraf over de invulling van deze maatregelen gesproken? Zo ja, wat is de inzet van de Minister hierbij?
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting dat het belangrijk is dat bij het vertalen van Europese doelstellingen naar een nationale opgave rekening gehouden moet worden met nationale omstandigheden, zoals de bevolkingsdichtheid. Kan de Minister toelichten welke nationale omstandigheden naar haar mening nog meer betrokken zouden moeten worden bij het vertalen van Europese biodiversiteitsdoelstellingen naar nationale, Nederlandse doelstellingen? Kan zij toelichten op welk moment volgens haar beleidsmaatregelen en wetgeving niet langer proportioneel en uitvoerbaar zijn? Deelt de Minister de mening dat een algemene eis van 30% voor bescherming van areaal op land en zee voor iedere lidstaat afzonderlijk niet proportioneel en niet uitvoerbaar is? Deelt zij de mening dat het verder vergroten van beschermd areaal op land (in de vorm van Natura 2000-gebieden) niet proportioneel en niet uitvoerbaar is? Kan zij toezeggen dat wanneer de uitwerking van de biodiversiteitsstrategie zich vertaalt in dergelijke doelstellingen, geen sprake kan zijn van Nederlandse en er dus geen nieuwe Natura 2000-gebieden zullen worden aangewezen? Kan zij aangeven hoe andere lidstaten kijken naar deze 30%-eis en het aanwijzen van nieuwe beschermde arealen op land?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de ambitie om bescherming van biodiversiteit in regelgeving voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) op te nemen, wordt gewaardeerd. Deelt de Minister de mening dat het in het kader van de effectiviteit van dergelijke maatregelen zaak is dat Europese regelgeving op dit punt wordt afgewacht in plaats van dat nationale regelgeving wordt geïntroduceerd?
In het kader van de bescherming van de biodiversiteit en de natuur op zee stellen de leden van de VVD-fractie vast dat vanuit de EU in de afgelopen jaren zowel duurzame vismethoden zoals pulsvisserij verboden zijn en niet-duurzame verplichtingen zoals de aanlandplicht zijn opgelegd. Zo is van pulsvisserij bijvoorbeeld bekend dat het leidt tot minder plastic in zee en dat vissen met pulskor op de meest relevante duurzaamheidsaspecten beter scoort dan «traditionele» visserij. Is de Minister bereid om bij de besprekingen over de wenselijkheid van het beschermen van biodiversiteit en natuurgebieden op zee dit punt ook duidelijk naar voren te brengen en daarbij te benadrukken dat het herzien van achterhaalde en niet-duurzame visserijregels zoals het pulsverbod en de aanlandplicht de eerste stap zouden moeten zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
Toekomst GLB
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat 400 organisaties, waaronder een aantal Nederlandse organisatie, een brief aan de Duitse Landbouwminister hebben gestuurd waarin zij oproepen dat het GLB op de schop moet en verenigbaar moet zijn met de Green Deal en de doelen uit de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie. Deze leden vragen de Minister om een reactie op deze oproep. In hoeverre zal het vernieuwde GLB volgens de Minister verenigbaar zijn met de doelen uit de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie? Op welke wijze zal de Minister deze oproep meenemen in de gesprekken over de toekomst van de GLB? Deze leden vragen tevens hoe het traject van de ontwikkeling van het GLB eruit ziet na oktober. Kan de Minister dit toelichten?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de Nederlandse boeren niet benadeeld mogen worden ten opzichte van boeren in het buitenland. Kan de Minister in dat kader reageren op de voorstellen van het Duitse EU-voorzitterschap voor wat betreft de ecoregelingen en conditionaliteit? Wat zijn de consequenties van deze voorstellen voor de Nederlandse boeren? Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen dat de concurrentiepositie van de Nederlandse boeren ten opzichte van boeren in andere landen verslechtert?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de beantwoording van vragen uit het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Informele Landbouwraad van 1 september 2020, op een specifieke vraag geen antwoord is gegeven. Daarom stellen deze leden deze vraag nogmaals: deelt de Minister de mening dat het niet zo kan zijn dat er een situatie ontstaat waarin voor lagere bedragen aan landbouwsubsidies toch meer maatschappelijke diensten worden verwacht van onze boeren?
Onderhandelingen EU en Verenigd Koninkrijk
De leden van de CDA-fractie zijn bezorgd over het verloop van de brexit in relatie tot de land- en tuinbouw. De Nederlandse agrarische sector hangt op dit moment een verhoogde prijsdruk en daarmee inkomensverlies boven het hoofd. Voor Nederlandse boeren is de Britse markt namelijk de op twee na grootste afzetmarkt. Deze leden zijn van mening dat het daarom belangrijk is dat de Nederlandse boeren, tuinders en vissers in aanmerking komen voor een vergoeding uit het meerjarenbudget van de Europese Unie van 5 miljard euro. In hoeverre is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij in geval van inkomensverlies gebruik kunnen maken van een vergoeding uit het meerjarenbudget? Is de Minister bereid om te pleiten voor een handelsverdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU met gelijke standaarden en zonder douanetarieven?
Biodiversiteitsstrategie
De leden van de CDA-fractie vragen of er inmiddels meer duidelijkheid is over de doorvertaling van de EU-doelstellingen en de mate waarin rekening wordt gehouden met specifieke nationale omstandigheden. Is inmiddels bekend wat voor gevolgen deze ambitieuze doelen zullen hebben voor de Nederlandse boeren. Zo ja, kan de Minister deze toelichten? Zo nee, wanneer verwacht de Minister deze gevolgen wel in beeld te hebben? In hoeverre vindt de Minister dat deze duurzaamheidsdoelen gefinancierd moeten worden met nog meer efficiëntie en het verlagen van de kostprijs? Is de Minister van mening dat boeren dan op een andere manier gecompenseerd moeten worden indien de markt hier niet voor betaalt?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de aanwijzing van de aanvullende beschermde en strikt beschermde gebieden en dat deze aanwijzingen ofwel bij moeten dragen tot de voltooiing van het Natura 2000-netwerk, ofwel onder de nationale beschermingsregelingen vallen. Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat er precies wordt bedoeld met deze nationale beschermingsregelingen. Hoe verhouden bijvoorbeeld de restricties die gelden voor gebieden die vallen onder nationale beschermingsregelingen zich tot de restricties die horen bij gebieden die onderdeel vormen van het Natura 2000-netwerk? Wat zijn daarbij de meest wezenlijke verschillen? Kan de Minister tevens toelichten om welke gebieden het in Nederland gaat als er wordt gesproken over de aanwijzing van de aanvullende beschermde en strikt beschermde gebieden en op welke wijze de Minister invulling zal geven aan deze aanwijzingen. Zal zij daarbij kiezen voor aanwijzingen die bijdragen tot de voltooiing van het Natura 2000-netwerk of voor gebieden die zullen vallen onder de nationale beschermingsregelingen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het de ambitie is om 3 miljard bomen te planten in de EU. Deze leden vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot de Nederlandse bossenstrategie.
Afrikaanse Varkenspest
De leden van de CDA-fractie hebben bezorgd vastgesteld dat er officieel een eerste geval van Afrikaanse Varkenspest is vastgesteld in Duitsland. De leden roepen de Minister op om samen te werken met jagers, boeren en boswachters om verspreiding van het virus in te perken. Welke maatregelen gaat Nederland nu precies treffen? Komt er bijvoorbeeld een waarschuwing richting het Nederlandse publiek om deelstaat Brandenburg te vermijden? Welke waarschuwingscampagne richting arbeidsmigranten wordt er opgestart? Welke maatregelen worden samen met de varkenshouderij getroffen?
Dierenwelzijnslabel
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatief voor een EU-breed dierenwelzijnslabel. Zou de Minister kunnen aangeven wat de kansen en bedreigingen hiervan zijn voor de Nederlandse veehouderij? Maakt de invoering van zo’n label het mogelijk dat voedselproducten van buiten de EU aan dezelfde eisen moeten voldoen als in de EU gelden?
Coronaherstelfonds
De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe de Minister van plan is de 8 miljard euro uit het herstelfonds te besteden. Hoeveel hiervan streeft de Minister te kunnen benutten voor de Nederlandse agrarische sector?
Wolf
De leden van de CDA-fractie zijn nog steeds bezorgd over de aanwezigheid van de wolf in Nederland. In hoeverre heeft de Minister hierover contact met buitenlandse collega’s en in hoeverre ziet zij mogelijkheden om hier afspraken over te maken?
Belastingvrijstelling voor importvis
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het bericht dat de verwerkende industrie bij de EU pleit voor een uitzondering op importheffingen op de «Paficische Schol». Dit zorgt er echter voor dat de Nederlandse vissers worden beconcurreerd en dat de markt voor schol wordt bedreigd. Deze leden zijn hier geen voorstander van en vragen wat de Minister hiervan vindt en of zij van plan is om met het voorstel in te stemmen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september 2020 en het BNC-fiche over de Europese Biodiversiteitsstrategie en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Toekomst van het GLB
Voorstellen Duits EU-voorzitterschap met betrekking tot het GLB
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het Duitse EU-voorzitterschap enkele voorstellen heeft gedaan met betrekking tot het GLB. Zo stelt het Duitse EU-voorzitterschap verplichte ecoregelingen voor en een minimumbudget voor de ecoregelingen. Eerder gaf de Minister al aan dat zij voorstander is van het oormerken van budget voor ecoregelingen en heeft zij gepleit voor het oormerken van 40% van het budget in de tweede pijler van het GLB voor klimaat en leefomgeving. Hoe beoordeelt de Minister het huidige voorstel van het Duits EU-voorzitterschap? Hoe kansrijk acht zij dit? Ten tweede stelt het Duitse EU-voorzitterschap conditionaliteit 9 voor: een EU-breed minimumpercentage van het landbouwareaal voor niet-productieve (landschaps-)elementen. Hoe beoordeelt de Minister dit voorstel?
Coronaherstelfonds en het GLB
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat vanuit het herstelfonds extra middelen beschikbaar komen die via het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (pijler 2 van het GLB) kunnen worden ingezet. Dit zou gaan om 8 miljard euro voor de gehele EU, die op korte termijn ingezet moet worden. Hoe wil de Minister deze extra middelen gaan inzetten met inachtneming van de ambities op het gebied van kringlooplandbouw?
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie
Kabinetspositie
De leden van de D66-fractie zijn blij te vernemen dat het kabinet de brede en ambitieuze aanpak van de Green Deal steunt. Ook zijn deze leden verheugd te vernemen dat het kabinet positief is over de aangekondigde bossenstrategie, de ecologische corridors, de ambities op het herstel van zoetwaterecosystemen en het vergroenen van steden.
Doorvertaling doelstellingen en budgettaire consequenties
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld te lezen dat het kabinet neutraal tegenover de biodiversiteitsstrategie staat. Deze leden lezen dat de Minister meer duidelijkheid wil over de doorvertaling van de EU-doelstellingen, over hoe deze rekening houdt met de specifieke nationale omstandigheden van een dichtbevolkt land en over de potentiële budgettaire consequenties om eventueel tot een positief oordeel te komen. Is inmiddels al meer duidelijkheid over hoe deze doorvertaling eruit zal zien? Zo ja, hoe staat de Minister hiertegenover? Is naar aanleiding van het akkoord van regeringsleiders over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) al meer duidelijkheid ontstaan over de budgettaire consequenties voor de uitvoering van de biodiversiteitsstrategie? Zal de Minister de Kamer tijdig informeren over de totstandkoming van de te hanteren criteria en richtsnoeren voor aanvullende beschermde gebieden?
Streefdoelen in plaats van nieuwe afdwingbare doelen
De leden van de D66-fractie zijn ook teleurgesteld dat het kabinet inzet op streefdoelen in plaats van nieuwe afdwingbare doelen op EU-niveau op biodiversiteit. In hun brief over de inzet voor de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD) van 9 april 2020 (Kamerstuk 26 407, nr. 134) schrijven Ministers Kaag en Schouten: «Nederland treedt in de CBD in EU-verband op. Het kabinet zal zich inzetten voor een ambitieus nieuw strategisch raamwerk voor het Biodiversiteits-verdrag met bindende doelen.» Deze leden constateren dat de ambitie van de Minister in CBD-context verschilt van die in EU-context. Hoe rijmt de Minister de «inzet op streefdoelen» met de eerder genoemde ambitie van bindende doelen in CBD-context? Waarom wordt gekozen om binnen de biodiversiteitsstrategie in te zetten op streefdoelen terwijl het kabinet reeds kenbaar heeft gemaakt zich bij de CBD in te zetten voor een Biodiversiteitsverdrag met bindende doelen? Zal de Minister zich bij de CBD nog steeds inzetten voor een ambitieus nieuw strategisch raamwerk voor het Biodiversiteitsverdrag met bindende doelen zoals de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) vraagt? Zo nee, legt de Minister deze motie dan naast zich neer?
30%-doelstelling
De leden van de D66-fractie lezen verder dat het kabinet het niet noodzakelijk vindt dat de 30% automatisch moet gelden voor iedere Europese lidstaat. Is de Minister van mening dat deze 30% dus niet voor Nederland als lidstaat dient te gelden? Wat voor soort invulling zou de Minister graag zien van deze 30% in Europa en welke lidstaten zouden dan het areaal moeten opvangen als Nederland deze doelstelling niet wil hanteren? Welke rol en verantwoordelijkheid ziet de Minister weggelegd voor Nederland om deze doelstelling te halen op Europees niveau? Deze leden zijn van mening dat het belangrijk is om eendracht uit te stralen en dat iedere lidstaat moet streven naar 30% natuur, waarbij natuurgebieden door heel Europa moeten aansluiten op elkaar. Ook lezen zij dat het kabinet het verder vergroten van Natura 2000-areaal op land in Nederland niet als de gewenste oplossing ziet. Met welke nieuwe natuur wilt het kabinet de slechte staat van instandhouding van de Natura 2000-gebieden beschermen?
Reactie natuurorganisaties en groene bufferzones
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat natuurorganisaties de Minister een gezamenlijke reactie hebben gestuurd op de biodiversiteitsstrategie middels een position paper. Ten aanzien van de biodiversiteitsstrategie pleiten zij er niet alleen voor om voor meer beschermd natuurgebied te zorgen, maar ook om omliggende gebieden in te richten als groene bufferzones met extensieve natuurvriendelijke landbouw en recreatie voor hydrologisch herstel van de zone. Deze leden onderschrijven deze doelstellingen. Wat is de reactie van de Minister op deze position paper? Hoe staat de Minister tegenover het voorstel gebieden rondom natuurgebieden in te richten als groene bufferzones?
Behoud van weidevogels, waaronder de grutto
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het behoud van weidevogels zeer belangrijk is. Zo hebben deze leden hier meermaals aandacht voor gevraagd, onder andere door te wijzen op het belang van het verhogen van het waterpeil in veenweidegebieden. Momenteel gaat het slecht met de grutto in Nederland. Deze soort gaat al jarenlang achteruit in aantal, maar heeft geen gebied aangewezen in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Een doelstelling van 40.000 broedparen in 2030 is noodzakelijk om onze nationale vogel te behouden en aan onze internationale verplichtingen te voldoen. Is de Minister bereid zich hiervoor in te zetten? Zo ja, welke stappen gaat zij zetten om de grutto te beschermen en welke stappen neemt zij al? Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid De Groot c.s. over het mestbeleid weidevogelbestendig maken (Kamerstuk 26 407, nr. 121)? Wanneer kan de Kamer de herbezinning van het mestbeleid verwachten?
World Wide Fund for Nature (WWF) Living Planet Report
Bent u het met de leden van D66-fractie eens dat het WWF Living Planet Report nogmaals bevestigt dat bindende doelstellingen op EU- en wereldwijd niveau noodzakelijk zijn om de achteruitgang van natuur en biodiversiteit te stoppen? Hoe beoordeelt u het WWF Living Planet rapport? Welke acties gaat u ondernemen naar aanleiding van dit rapport? In het rapport valt te lezen dat een belangrijke reden voor het verdwijnen van bossen het verbouwen van soja is. In de contouren van de Nationale Eiwitstrategie (Kamerstuk 31 532, nr. 253) valt te lezen dat de Minister zich wil «inzetten voor verduurzaming van de internationale keten en via onze inzet op adequate EU-maatregelen ten aanzien van de duurzaamheid van de import van agrogrondstoffen» Dit doel onderschrijven deze leden. Echter, de Minister geeft ook aan dat Nederland afhankelijk zal blijven van de import van soja. Hoe past deze mening bij de kringlooplandbouwvisie van de Minister? Op welke manier wil de Minister de afhankelijkheid van soja afbouwen en welke maatregelen worden er genomen? Daarnaast zijn deze leden van mening dat zo snel mogelijk stappen gezet moeten worden voor het terugdringen van soja in veevoer. Hoe is de Minister van plan om het gebruik van restromen in diervoer te bevorderen? Welke belemmeringen ziet zij hier in Europese regelgeving?
Overig
Internationale context stoppersregeling nertsenhouderijen
De leden van de D66-fractie hebben via verschillende nieuwsberichten signalen vernomen dat sommige Nederlandse nertsenhouders overwegen hun bedrijf in Denemarken of elders voort te zetten. Denemarken is volgens onderzoek het grootste nertsenhoudende land van Europa en tweede grootste nertsenhoudende land ter wereld. Bovendien is er in tegenstelling tot veel andere Europese landen geen verbod ingesteld en zijn er ook geen plannen voor een verbod. Kent de Minister deze signalen ook? Is de Minister het met deze leden eens dat het onwenselijk zou zijn als nertsenhouders via de stoppersregeling met belastinggeld geholpen zouden worden hun onderneming naar het buitenland te verplaatsen? Hoe reëel acht de Minister de kans dat nertsenhouders die in Nederland hun onderneming moeten stoppen hun bedrijf in Denemarken of elders zullen voortzetten? Is de Minister bereid op de aanstaande Landbouw- en Visserijraad met Denemarken en andere EU-landen in gesprek te gaan over mogelijke maatregelen om hervestiging van Nederlandse nertsenhouders in andere EU-landen te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding op van de informele Landbouw- en Visserijraad die op 21 en 22 september zal worden gehouden. Deze leden zijn erg blij dat de Minister in het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad toelicht dat zij voorstander is van de invoering van EU-brede dierenwelzijnlabels. Verder hebben zij nog wel wat kritische vragen over de documenten voor de Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september.
Als eerst willen de leden van de GroenLinks-fractie wat zeggen over de ontwikkelingen rondom de totstandkoming van het bijenrichtsnoer. Zij hebben in eerdere schriftelijke overleggen en ook in schriftelijke vragen samen met andere fracties hun bezorgdheid gedeeld over de gang van zaken in combinatie met de ernstige insectensterfte en biodiversiteitscrisis die tegelijkertijd gaande is. Zoals aangegeven in het schriftelijke overleg Landbouw- en Visserijraad van 14 juli 2020 zijn deze leden zeer bezorgd over de brief die binnen is gekomen over de bijeenkomst van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) en wat daarin ten aanzien van het bijenrichtsnoer beschreven wordt. Nederland lijkt hierbij te kiezen voor een afgezwakte versie van het bijenrichtsnoer uit 2013, namelijk optie 2. Deze leden hebben hier vragen over gesteld, maar die zijn volgens hen onvoldoende beantwoord. Kan de Minister ingaan op de overlap die bij optie 2 te zien is met het BEEHAVE-programma, dat gefinancierd is door onder andere Syngenta? Op basis van het BEEHAVE-programma zou de acceptabele sterfte van een bijenkolonie wel 20% of soms zelfs hoger kunnen zijn. Vindt de Minister dit een acceptabele mortaliteit? Deze leden vinden het antwoord van de Minister hierop van groot belang, juist omdat de andere lidstaten ook voor deze optie 2 lijken te kiezen. In haar antwoorden op de vragen van deze leden gaf zij regelmatig aan dat optie 2 de meest wetenschappelijk onderbouwde is van de vier opties. De Minister schrijft in haar antwoorden dat een expert van Syngenta heeft meegeschreven aan optie 2. Kan zij uitgebreid onderbouwen waarom de wetenschappelijke onderbouwing van de 7% veilige sterfte minder wetenschappelijk is terwijl die in 2013 nog wel als wetenschappelijk gezien werd? Kan zij hierbij ook ingaan op waarom het volgens haar wel heel normaal is dat er een expert van Syngenta mee schrijft aan een programma waarin bijen beschermd moeten worden tegen producten die ditzelfde bedrijf produceert? Hoe ziet de Minister dit voor zich? Begrijpt de Minister dat deze leden moeite hebben met deze gang van zaken? Deelt zij de bezorgdheid over de inmenging van de chemische industrie bij het beschermen van onze ernstig bedreigde biodiversiteit, die ook afgelopen week weer bevestigd werd in het Living Planet Report?
Dan willen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht vragen voor de overlap tussen de Green Deal en het nieuwe GLB. In eerste instantie over de ecoregelingen. Het halen van de ambities van de Green Deal is afhankelijk van wat de lidstaten doen en van het verplichtende karakter van bijvoorbeeld deze ecoregelingen. Wat vindt de Minister van het voorstel van het Duits EU-voorzitterschap om de eco-regelingen verplicht te maken met een minimumbudget, maar wel met voldoende ruimte voor flexibiliteit? De leden van de GroenLinks-fractie zijn enthousiast over de grote ambities van de Europese Commissie op het gebied van het terugdringen van het gebruik van pesticiden en de uitspoeling van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater met 30%. Onderschrijft de Minister deze ambities? Zo ja, hoe denkt de Minister hier beleidsmatig invulling aan te geven? Welke rol kan het GLB hierbij spelen? Ziet de Minister ook een verbinding met de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen die in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW) opgesteld worden, en ook met het zevende Actieprogramma Nitraat waar nu aan gewerkt wordt? Kan de Minister beide toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast een open brief van 400 organisaties aan de Duitse landbouwminister gelezen. In deze brief roepen zij op dat het GLB verenigbaar moet zijn met de Green Deal en dus de doelen uit de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie. Deelt de Minister met deze leden en deze organisaties dat er meer focus zou moeten komen op zaken als dierenwelzijn, duurzaam watergebruik, het klimaat en de robuustheid van boerenbedrijven binnen het GLB? Wat vindt de Minister van het idee om hectarevergoedingen te vervangen door «public money for public services»? Hoe ziet zij dit voor zich in de vormgeving van het Nationaal Strategisch Plan? In het schriftelijk overleg van 8 juni 2020 gaf de Minister ook aan de GLB-doelen zoals neergelegd in de Commissievoorstellen voor het toekomstig GLB aansluiten op de doelen in de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie. Deze leden zijn hier erg enthousiast over en houden daarom de onderhandelingen van het GLB nauwlettend in de gaten. Kan de Minister toelichten hoe de doelstelling van de Van boer tot bord-strategie om 25% biologische productie te behalen in het toekomstig GLB en het Nationaal Strategisch Plan wordt gewaarborgd? Kan de Minister toelichten hoe de doelstelling van de biodiversiteitsstrategie om het gebruik van chemische pesticiden en gevaarlijke bestrijdingsmiddelen beide te verminderen met 50% in het toekomstig GLB en het Nationaal Strategisch Plan wordt gewaarborgd? Verder gaf de Minister in het schriftelijk overleg op 8 juni aan dat het GLB niet het enige instrument is om de doelen van deze strategieën te behalen. Kan de Minister de andere instrumenten voor het behalen van de doelen benoemen? En is zij het met deze leden eens dat het GLB hier wel een heel grote rol in speelt?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de kabinetsreactie op de biodiversiteitsstrategie gelezen maar hebben daar nog wel wat vragen over. Deze leden zijn blij dat het kabinet de brede en ambitieuze aanpak van de Green Deal steunt, maar lezen nu dat zij zich vooralsnog neutraal opstelt tegenover de biodiversiteitsstrategie. Kan de Minister uitleggen waarom dat is? Is er inmiddels al meer duidelijkheid over de doorvertaling van de EU-doelstellingen? Kunnen de leden uit de reactie van het kabinet opmaken dat het wacht op meer informatie vanuit de Europese Commissie over de mate waarin rekening wordt gehouden met specifieke nationale omstandigheden van dichtbevolkte landen? Het kabinet geeft aan het belangrijk te vinden dat de doelstelling om minimaal 30% van het landoppervlak van de EU en 30% van het zeegebied van de EU wettelijk te beschermen niet automatisch voor elke lidstaat geldt. Hoeveel procent van het land- en wateroppervlak denkt het kabinet in Nederland te kunnen beschermen? Waarom ziet het kabinet het vergroten van het areaal Natura 2000-gebieden op land in Nederland niet als de gewenste oplossing voor het herstel van de biodiversiteit? Welke alternatieve oplossingen zijn er om de biodiversiteitsdoelstellingen te behalen? Wat vindt de Minister van het voorstel van de Nederlandse organisaties om niet alleen voor beschermd natuurgebied te zorgen, maar ook omliggende gebieden in te richten als groene bufferzones met extensieve natuurinclusieve landbouw of recreatie voor het gebruik voor het gebruik van de zone voor hydrologisch herstel?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder in de EU biodiversiteitsstrategie dat er geen speciale envelop komt voor de financiering die nodig is voor het behalen van de doelstellingen. De financiering komt onder andere voort uit het GLB en InvestEU. Is er al meer inzicht in de verhouding tussen nationale en Europese publieke middelen en private middelen? Deze leden zijn daarnaast ook benieuwd of er naar aanleiding van het akkoord van regeringsleiders over het MFK meer duidelijkheid is ontstaan over de budgettaire consequenties voor de uitvoering van de biodiversiteitsstrategie. Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben afgelopen week met grote zorg het Living Planet Report 2020 van het WWF gelezen. In het rapport staat dat de omvang van populaties gewervelde dieren blijft dalen en dat we op dit moment maar liefst 156% gebruiken van wat de aarde ons aan biocapaciteit kan geven. Dit laat zien dat de maatregelen van de biodiversiteitsstrategie ontzettend urgent zijn. Deelt de Minister de mening dat de maatregelen van de biodiversiteitsstrategie van groot belang zijn? Zo ja, wil de Minister inzetten op afdwingbare doelen op biodiversiteit in plaats van streefdoelen? In de inzet voor de internationale biodiversiteitstop, die volgend jaar in China gepland staat, geeft het kabinet aan een ambitieus verdrag te willen met bindende doelen, terwijl zij in de Europese biodiversiteitsstrategie aangeeft in te zetten op streefdoelen in plaats van nieuwe afdwingbare doelen. Waarom wil de Minister op internationaal niveau wel bindende doelen maar op Europees niveau niet? Kan de Minister hier uitgebreid op in gaan?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden met de verplichting in de biodiversiteitsstrategie dat er een vermindering is van 50% in het aantal soorten van de Rode lijst. Deze leden vinden dat ontzettend belangrijk. Hoe denkt de Minister deze vermindering in Nederland te bewerkstelligen? Deze leden zijn ook heel blij met de ambitieuze doelstelling inzake de landbouw van de Europese Commissie. Onderschrijft de Minister deze ambitie? Hoe denkt de Minister hier in Nederland invulling aan te geven? Hetzelfde geldt voor de aankondiging van de 10% groen-blauwe dooradering die in de biodiversiteitsstrategie wordt aangekondigd. Staat de Minister achter dit beleidsvoornemen en hoe denkt ze hier in Nederland invulling aan te geven? Wat voor rol kunnen de landschapselementen in ons land hierbij spelen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel belangstelling het nieuws gelezen over brexit en de visserij. Wat is de huidige rol van de visserij in de onderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU? Wat betekent dit voor de visserijsector in Nederland? Deze leden vinden verduurzaming van de visserij heel belangrijk. Hoe wordt verduurzaming meegenomen in de onderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU?
De leden van de GroenLinks-fractie willen het daarnaast hebben over het keurmerk voor duurzaam gevangen vis van de Marine Stewardship Council (MSC). De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben hier eerder ook al aandacht voor gevraagd, maar op hun vragen nog geen antwoord gekregen. De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd om het feit dat het MSC-keurmerk is toegekend aan een bedrijf dat op de Atlantische blauwvintonijn vist. Door overbevissing stond de Atlantische blauwvintonijn lang op het punt van uitsterven. Door strenge maatregelen en handhaving tegen illegale bevissing neemt het aantal blauwvintonijn weer toe, maar de soort blijft kwetsbaar. Deelt de Minister de zorgen van deze leden dat het toekennen van het MSC-keurmerk voor de blauwvintonijn ervoor kan zorgen dat de soort weer achteruit gaat? Wat vindt de Minister ervan dat er gevist mag worden op kwetsbare soorten?
Als laatste willen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht vragen voor de keuze van de Commissie om de inwerkingtreding van nieuwe biologische wetgeving met een jaar te vertragen. De Commissie heeft besloten de inwerkingtreding uit te stellen tot 2022 en heeft tegelijkertijd een publieke consultatie op touw gezet. Wat vindt de Minister van deze keuze? Deelt zij de bezorgdheid van de leden van de GroenLinks-fractie dat het opzetten van een publieke consultatie zou kunnen leiden tot nog verdere vertraging? Wat is het doel van de Commissie om de consultatie te heropenen? In hoeverre kunnen de reacties op de consultatie de nieuwe biologische wetgeving tegenhouden of veranderen? Wat gaat de Minister doen om het doel van 25% biologische landbouw in 2030 te behalen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda en de onderliggen stukken voor de Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september 2020. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen
Geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020
De leden van de SP-fractie merken op dat er nog geen definitieve agenda beschikbaar is voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020. Deze leden vragen zich af hoe dat komt en merken op dat het frequent voorkomt dat stukken voor Raden van dit overlegorgaan zeer laat beschikbaar zijn. Zij vragen de Minister om hier in Europees verband aandacht voor te vragen, zodat onze volksvertegenwoordigers in staat kunnen worden gesteld om hun controlerende democratische taak fatsoenlijk uit te oefenen.
Verslag van de informele Landbouwraad van 1 september 2020
Dierenwelzijnslabel
De leden van de SP-fractie juichen de eventuele komst van een EU-breed dierenwelzijnslabel toe en steunen de inzet van de Minister op dit vlak. Deze leden roepen de Minister op om er voor te waken dat de komst van een internationaal geldend label leidt tot verlaging van de dierenwelzijnseisen in de Nederlandse veehouderij, dit gezien de lagere standaarden die in sommige andere lidstaten worden gehanteerd. Deze leden zijn van mening dat de Nederlandse veehouderij in alle opzichten zou moeten streven naar een internationale koploperspositie op het gebied van dierenwelzijn. De komst van een label dient dit alleen maar te bevorderen en niet te belemmeren. Zij hopen op inzet van de Minister op onder meer terreinen als verbetering van de handhaving en het verder verbeteren van de transportcondities voor vee, zowel in lengte als temperatuur. Een dier is meer dan een product en een concurrerende race naar de bodem wensen deze leden per definitie om te zetten in een race naar de top ten bate van de dieren. Verbetering van het dierenwelzijn in EU-brede zin is niet alleen goed voor de dieren, maar voorkomt ook dat dierenhouders met de hoogste welzijnsstandaarden zich geconfronteerd zien met oneerlijke concurrentie door veehouderijen elders.
Dierenwelzijn tijdens transport
De leden van de SP-fractie zijn verheugd om te constateren dat er urgentie wordt gevoeld bij het verbeteren van dierenwelzijn tijdens veetransport, zoals in de paragraaf over het dierenwelzijnslabel reeds is opgemerkt. Een specifieke wens van deze leden vormt het verder reduceren van de maximumtemperatuur waarbij veetransporten plaats mogen vinden. Op dit gebied heeft deze Minister reeds eerste stappen gezet en zij complimenteren de Minister voor haar inzet. Zij zouden op dit vlak echter nog verder willen gaan door de maximale temperatuureis verder terug te schroeven. Hittestress treedt bij dieren in de veehouderij reeds op bij buitentemperaturen vanaf 20 graden Celsius. Dit kan in de ogen van deze leden worden tegengegaan door meer eisen te stellen op het gebied van geklimatiseerde transportwagens, kortere transporttijden, lagere bezettingsnormen bij hogere temperaturen, aanpassing van pauzetijden en schaduw en koelvoorzieningen bij slachthuizen. Zeker met het oog op de steeds hetere en drogere zomers pleiten deze leden voor een ambitieus programma, waarbij het in Nederland altijd mogelijk dient te zijn om aanvullende welzijnseisen te formuleren. Tot slot merken zij op dat de normen in de Europese transportverordening vatbaar zijn voor verschil in interpretatie. Zij pleiten dan ook voor heldere en eenduidige criteria die leiden tot kwantificeerbare en afrekenbare normen.
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie
De leden van de SP-fractie ondersteunen de ambities van de Europese Commissie om te investeren in ecologische corridors. Het belang van een goede staat van de natuur in Nederland en Europa kan niet genoeg op waarde worden geschat voor het welzijn van zowel mens als dier. Deze leden hebben helaas recent nog kunnen vernemen dat tussen 1970 en 2016 wereldwijd de populaties wilde dieren met 68% zijn gekrompen. De voornaamste redenen die in het alarmerende Living Planet Report hiervoor werden aangevoerd zijn landbouw, ontbossing, overexploitatie en illegale dierenhandel. Deze leden zijn van mening dat er voor overheden een cruciale taak ligt om de nog aanwezige natuur en dierenstand te beschermen en weer op te bouwen. Een EU-breed plan voor het herstel van de natuur wordt door hen dan ook toegejuicht. Zij merken daarbij op dat ze weinig vertrouwen hebben in het opstellen van richtlijnen en geven de voorkeur aan bindende regelgeving die met aanvullende «nationale koppen» mogelijkheden biedt voor striktere bescherming. De ambitie om drie miljard extra bomen te planten is hen dan ook uit het hart gegrepen. Zij zijn zeer kritisch over het laten voortbestaan van energiewinning met behulp van biomassa. Dit zou volgens hen nooit mogen leiden tot kap en transport van bossen als doel op zich. Uit het eerder aangehaalde Living Planet Report blijkt onder meer dat de populatie zoetwaterdieren met 84% afnam. Het streven om mariene ecosystemen beter te beschermen is wat deze leden betreft dan ook een dure plicht, die niet mag stranden bij alleen goede intenties.
Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
De leden van de SP-fractie benadrukken dat zij steun uitspreken voor de doelstelling om de ecologische voetafdruk minimaal te halveren. Het is daarbij volgens deze leden onvermijdelijk om de dieraantallen in veedichte regio’s verder te reduceren dan nu het geval is en bindende regelgeving is hiertoe noodzakelijk.
Een samenhangend netwerk van beschermde gebieden
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij nader kan toelichten waarom zij van mening is dat het doel van de Commissie om 30% van het natuurareaal op land en zee te beschermen niet haalbaar is voor Nederland. In de ogen van deze leden is een dergelijke ambitie gebaat bij politieke moed en zij vinden het dan ook teleurstellend dat al bij aanvang wordt gesteld dat de norm van 30% niet haalbaar is. Hetzelfde geldt wat hen betreft voor de mededeling van de Minister dat het vergroten van het areaal Natura 2000-gebieden niet de gewenste oplossing vormt voor het herstellen van de biodiversiteit. Juist de Natura 2000-gebieden verkeren in slechte staat van instandhouding en dienen groter en weerbaarder te worden gemaakt. Zij achten het dan ook tegenstrijdig dat het kabinet tevens aangeeft positief te zijn over het opzetten van biologische corridors en of er voor dit laatste al concrete plannen zijn. Zo ja, om welke gebieden gaat dit? Tevens vragen deze leden of de Minister kan aangeven welk gedeelte van de binnenwateren van de Natura 2000-gebieden wordt gekenmerkt als «op land»?
Voorts hebben de leden van de SP-fractie in een naar de media gelekt advies vernomen dat adviesbureau Arcadis geen ruimte ziet om Natura 2000-gebieden in Nederland te verkleinen of te herverdelen. Hiervoor zouden in Nederland geen natuurgebieden geschikt zijn. Deze leden vragen de Minister of dit correct is en of zij bereid is om de volledige conclusie van Arcadis met spoed naar de Kamer te sturen. Daarnaast vernemen zij graag in hoeverre dit betekent dat de Minister en haar ambtscollega’s hun zoektocht gaan staken?
Een EU-plan voor het herstel van de natuur
De leden van de SP-fractie zijn groot voorstander van het aanleggen van extra landschapselementen en bufferstroken. De Nederlandse natuur is zeer gebaat bij robuuste verbindingszones. Deze leden vragen of de Minister bereid is om snel te onderzoeken waar hiertoe ruimte kan worden gevonden. Voorts merken zij op verheugd te zijn dat het EU-landbouwbudget in de meerjarenbegroting is verlaagd. Tot slot benadrukken zij dat zij veel mooie ambities zien voor verdere vergroening. Zij roepen de Minister en haar ambtscollega’s op om hier snel mee aan de slag te gaan en de Kamer zo spoedig mogelijk concrete plannen voor te leggen om deze waar te maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Bijenrichtsnoer
Naar aanleiding van het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele Landbouwraad van 1 september blijven de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich ernstige zorgen maken over de geheime Brusselse SCoPAFF-overleggen. Tijdens deze bijeenkomsten, waarvan wordt voorgehouden dat ze slechts van technische aard zijn, wordt beslist over het lot van de insecten in Europa. Hoeveel bijen, hommels en wilde bijen mogen er sterven door het gebruik van landbouwgif? Terwijl de burger zo min mogelijk bij deze vraag betrokken wordt, lijkt de chemische industrie een grote vinger in de pap te hebben.
De Minister verdedigt bij hoog en laag een computermodel, mede ontworpen door gifproducent Syngenta, waarmee de acceptabele sterfte van een bijenkolonie door een pesticide bepaald zou kunnen worden. Hoewel de Minister beweert dat dit model wetenschappelijk onderbouwd zou zijn, hebben deze leden grote twijfels over de onderbouwing van het model BEEHAVE, het concept «natuurlijke variabiliteit» en het nog te bepalen beschermingsniveau. Het heeft er alle schijn van dat vooral de pesticidefabrikanten hier beschermd worden, en niet de insecten.
Uit de beperkte informatie die de Minister de Kamer levert, kunnen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie opmaken dat het computermodel BEEHAVE de acceptabele sterfte van een honingbijenkolonie berekent aan de hand van een vooraf vastgesteld beschermingsniveau. Dit zou gebeuren met behulp van simulaties van de «natuurlijke variabiliteit» van een bijenkolonie. Kan de Minister dit bevestigen? Ten eerste hebben deze leden grote vraagtekens bij de «natuurlijkheid» van die variabiliteit, omdat menselijke effecten hierin meegenomen worden.
Om een daadwerkelijk natuurlijke variabiliteit in de grootte van een bijenkolonie vast te stellen, zouden metingen gedaan moeten worden in een zuiver natuurlijke en stressvrije omgeving. Maar de Minister heeft aangegeven dat daarvan geen sprake is: de simulaties zijn gebaseerd op de Europese praktijk, waar een deken van landbouwgif over het land ligt en habitats op grote schaal vernietigd zijn. De Minister wijst erop dat er ook positieve effecten van mensen op bijen zijn, en dat deze ook meegenomen worden, maar studies laten ons keer op keer zien dat de insectenstand in Europa met alarmerende snelheid achteruit gaat: positieve en negatieve effecten heffen elkaar dus niet op. Deze leden vragen de Minister of zij de mening deelt dat de «natuurlijke variabiliteit» in het BEEHAVE-model feitelijk een illusie is – en zeker niet «natuurlijk». Gaat de Minister in het SCoPAFF-overleg pleiten voor een andere aanpak, waarbij reeds bestaande antropogene effecten niet weggemoffeld worden onder de term «natuurlijk»? Zo nee, waarom niet?
De Minister stelt in het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele Landbouwraad van 1 september: «Juist de gekozen werkwijze voor het vaststellen van het beschermdoel zorgt ervoor dat de omvang van een bijenkolonie binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie ook binnen de natuurlijke variabiliteit blijft.» Kan de Minister de wetenschappelijke onderbouwing met de Kamer delen dat de bestuivingsfunctie hiermee binnen de «natuurlijke» variabiliteit blijft? En beweert de Minister dat bijen met deze rekenmethode in de praktijk goed beschermd zijn? Waarmee onderbouwt de Minister deze overtuiging? Kan zij die onderbouwing de Kamer doen toekomen?
Ten tweede maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich zorgen over de relatie tussen het beschermingsniveau, het percentiel en de acceptabele sterfte. Een door de Minister gedeelde studie1, die aangehaald is door de Europese koepelorganisatie van pesticidefabrikanten (de ECPA), laat zien wat dit onderscheid tussen een beschermingsdoel en de acceptabele sterfte kan betekenen. Hoewel de Minister stelt dat deze studie geen verband houdt met het werk dat de European Food Safety Authority (EFSA) nu doet, geeft het wel inzicht in de reden waarom de pesticidefabrikanten zo enthousiast zijn over dit model. Wanneer als beschermingsdoel wordt gesteld dat een bijenkolonie in de winter gedurende drie opeenvolgende jaren niet meer dan 10% kleiner mag worden, werd met het BEEHAVE-model gesteld dat dat nog steeds het geval kon zijn met een werksterssterfte van 20%. Deze leden stellen dat dit laat zien dat een vooraf vastgesteld beschermingsdoel met het BEEHAVE-model dus opgerekt kan worden met een factor twee, waarbij volledig wordt geleund op de zogenaamde «natuurlijke» variabiliteit. Kan de Minister bevestigen dat in simulaties van het BEEHAVE-model honingbijkolonies ook (eventueel na enkele jaren) kunnen sterven, waarbij de «natuurlijke variabiliteit» dus feitelijk 100% is? Kan de Minister bevestigen dat wanneer zulke simulaties meegenomen worden, de acceptabele sterfte veel hoger zal worden, waardoor bijen helemaal niet meer beschermd worden tegen een gif? Op welke manier voorziet de Minister dit te voorkomen?
Daarnaast stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Kamer nog geen wetenschappelijke onderbouwing heeft gezien voor het vaststellen van het beschermingsdoel. De Minister schrijft: «Ook ik pleit voor een vooraf vastgesteld beschermdoel op basis van onafhankelijke wetenschappelijke inzichten.» Maar zijn er wel wetenschappelijke inzichten voor de onderbouwing van het beschermingsdoel, niet zijnde de algoritmes van het BEEHAVE-model? Kan de Minister deze naar de Kamer sturen? Deze leden vrezen dat in het SCoPAFF-overleg niet gekozen zal worden voor een beschermingsniveau, maar voor een percentiel van de «natuurlijke variabiliteit» in het BEEHAVE-model. Wanneer het effect van een gif binnen dat percentiel blijft, zal dat als «acceptabele sterfte» gelden, daarbuiten niet. Kan de Minister bevestigen dat met de keuze voor een percentiel feitelijk het beschermingsniveau voor bijen wordt vastgelegd? Zo nee, hoe zit het dan? Op basis van welke wetenschappelijke inzichten zal de Minister een percentiel kiezen? Hoe verhoudt een gekozen percentiel zich met het niveau van bescherming voor bijen in de praktijk? Kan de Minister deze inzichten en onderbouwingen met de Kamer delen? Kan de Minister daarbij uitleggen in welke zin deze wetenschappelijke onderbouwing afwijkt – en beter zou zijn dan – het vasthouden aan een vooraf bepaald beschermingsdoel zoals dat in het originele bijenrichtsnoer uit 2013 was vastgesteld op een acceptabele sterfte van 7%? Zou de Minister bovendien de wetenschappelijke artikelen de Kamer doen toekomen, waaruit blijkt dat bijen in de praktijk goed beschermd zijn tegen pesticiden, wanneer met het BEEHAVE-model de acceptabele sterfte wordt opgerekt? Uit welke praktijkstudies blijkt dat?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister ook op welke manier zij van plan is wilde, solitaire bijen en hommels te beschermen. De Minister zal ervan op de hoogte zijn dat het BEEHAVE-model is ontwikkeld voor honingbijkolonies, en de EFSA vermeldt dat dit niet toepasbaar is op wilde bijen en hommels. In de Kamerbrief van 13 juli 2020 over het SCoPAFF-overleg van juli (Kamerstuk 27 858, nr. 513) stelt de Minister dat de «EFSA gebruik kan maken van de EFSA (2015) wetenschappelijke opinie over de risicobeoordeling van niet-doelwit arthropoden waar wilde bijen gezien hun biologie beter bij passen dan bij de sociale bijensoorten.» Kan de Minister bevestigen dat dit de facto betekent dat wilde bijen niet beschermd zullen worden tegen landbouwgif? Kan de Minister bevestigen dat het richtsnoer voor niet-doelwit arthropoden namelijk 100% sterfte van de insecten toestaat? Waarom kiest de Minister hiervoor?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de Minister eraan dat een goede bescherming van wilde, solitaire bijen en hommels (tegen acute en chronische toxiciteit) een wens is van de Kamer, gezien de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175). In het originele bijenrichtsnoer uit 2013 was die goede bescherming geborgd: waarom kiest de Minister er opnieuw voor om af te wijken van het originele bijenrichtsnoer en de bescherming te versoepelen (of zelfs teniet te doen)? Waarom blijft de Minister zich in allerlei bochten wringen om de motie van het lid Ouwehand niet uit te voeren?
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister of het klopt dat eind september opnieuw vergaderd wordt over het bijenrichtsnoer en of dan besloten wordt over het vast te stellen percentiel (en daarmee zogenaamd over het beschermingsniveau). Kan de Minister de Kamer vroegtijdig en volledig informeren over de Nederlandse inzet en overwegingen bij het vaststellen van het beschermingsniveau? Wanneer de EFSA bijvoorbeeld nieuwe simulaties draait van het BEEHAVE-model, op basis waarvan mogelijk het beschermingsdoel gekozen wordt, kunnen deze ook met de Kamer gedeeld worden? Wordt er een impactassessment gemaakt van het daadwerkelijke beschermingsniveau van honingbijen, wilde bijen en hommels? Zo ja, kan de Minister deze met de Kamer delen? Zo nee, kan de Minister erop aandringen dat dit gebeurt? Kan de Minister bovendien inzetten op uitstel van de besluitvorming, zodat ecologen, onafhankelijke bijenexperts en bijvoorbeeld het Panel on Plant Protection Products and Residues van de EFSA (het PPR-panel) hier een inbreng over kunnen leveren? Deelt de Minister de mening dat een publieke discussie over dit onderwerp een positieve bijdrage kan leveren aan de besluitvorming en bovendien het democratische gehalte verhoogt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister verklaren waarom deze besluiten dan in geheime overleggen buiten het oog en oor van het publiek worden genomen?
Biodiversiteitscrisis en ons voedselsysteem
Het gaat slecht met biodiversiteit in de wereld en in Nederland. In 2019 worden één miljoen van de ruim acht miljoen soorten dieren en planten in hun voortbestaan bedreigd en is driekwart van de natuurgebieden op land aangetast door mensen. Om biodiversiteit te beschermen, moeten mensen bereid zijn tot fundamentele veranderingen in hun manier van leven, aldus het rapport van IPBES (het wetenschappelijk biodiversiteitspanel van de Verenigde Naties). Afgelopen week kwam een recente update van de staat van biodiversiteit. Uit de vijfde editie van de Global Biodiversity Outlook blijkt dat geen van de twintig biodiversiteitsdoelstellingen2 volledig zijn gehaald, ook niet door Nederland, die zich hieraan had gecommitteerd in 2010. Ook het Wereld Natuur Fonds (WNF) vermeldde afgelopen week dat gemiddeld twee derde van de populatieomvang van zoogdieren, vogels, amfibieën, insecten en vissen in de afgelopen 50 jaar is verdwenen. Belangrijkste oorzaak van de neergang is het verlies van leefgebieden, die worden ontbost en opgeofferd voor landbouwgrond. In Nederland staat de natuur op land er slechter voor dan ooit, aldus het WNF. «Sinds 1990 zijn populaties wilde dieren in zowel open natuurgebieden zoals heide, als in het agrarisch landschap, gemiddeld gehalveerd.»3 Bovendien namen dierpopulaties, die karakteristiek zijn voor het agrarisch gebied en de heide met gemiddeld bijna 50% af. Van de boerenlandvogels behoren de veldleeuwerik, patrijs en kemphaan tot de soorten die de sterkste daling laten zien. De oorzaken van achteruitgang in agrarisch gebied zijn intensivering en schaalvergroting en in open natuurgebieden zijn de oorzaken verdroging en, vooral, een overmaat aan stikstof. Stikstof vermest en verzuurt de bodem; door verzuring raakt de bodem onomkeerbaar uitgeput. In aansluiting hierop vermeldt het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), «Balans van de leefomgeving», dat ongeveer 38% van de Nederlandse soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen, amfibieën, dagvlinders, libellen en hogere planten bedreigd is in 2019 en dat bijna alle habitattypen een matig tot zeer ongunstige staat van instandhouding hebben.4 Volgens het WNF kunnen we het tij alleen nog keren als we nu urgente en zeer ambitieuze natuurbeschermingsmaatregelen nemen en komen tot een transformatie van ons wereldwijde voedselsysteem. Volgens het PBL vormen klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit en landdegradatie een steeds grotere bedreiging voor ons welzijn. De tijd begint te dringen om daar iets tegen te doen en «woorden in daden om te zetten», aldus het PBL.5
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister erkent dat we ons midden in een biodiversiteitscrisis bevinden. Onderschrijft de Minister de noodzaak van biodiversiteit voor ons voortbestaan, zoals het feit dat biodiversiteit nodig is voor vruchtbare bodems en dus voor voedsel6 en het feit dat biodiversiteit de verspreiding van zoönosen, zoals het coronavirus, tegengaat?7 Beaamt de Minister dat we geen tijd te verliezen hebben? Beaamt de Minister tevens dat voor het behoud van biodiversiteit in zowel Nederland als de rest van de wereld een transformatie van ons voedselsysteem noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bekend met het onlangs verschenen onderzoek in Nature waarin een consortium van onder meer het International Institute for Applied Systems Analysis, het PBL en Wageningen Economic Research concludeert dat 50% minder vlees eten én 50% minder voedsel verspillen nodig is om biodiversiteitsverlies op land als gevolg van habitatverlies aan de landbouw de komende 30 jaar tegen te gaan? Zo ja, onderschrijft de Minister de conclusie van dit onderzoek? Beaamt de Minister dat, gezien het feit dat in het rapport klimaatverandering, vervuiling van rivieren, meren en oceanen buiten beschouwing zijn gelaten, het nog belangrijker is om biodiversiteitverlies tegen te gaan? Hoe is de Minister voornemens om Nederlanders te stimuleren 50% minder vlees te eten?
Europese Biodiversiteitsstrategie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op de Europese Biodiversiteitsstrategie. Deze leden zijn teleurgesteld in de lauwe reactie van de Minister, die zich «vooralsnog neutraal opstelt over de Europese Biodiversiteitsstrategie». De Minister meldt dat ze zich niet inzet voor meer natuur. Zo schrijft ze: «Het kabinet vindt het belangrijk dat de 30% niet automatisch voor elke lidstaat geldt en is benieuwd naar de uitwerking op lidstaatniveau van deze doelstelling. Het kabinet ziet het verder vergroten van het areaal Natura 2000-gebieden op land in Nederland niet als de gewenste oplossing voor het herstel van de biodiversiteit.» Bovendien zet Nederland «daarbij ook eerder in op streefdoelen dan op nieuwe afdwingbare doelen op EU-niveau op biodiversiteit». Terwijl paradoxaal genoeg Nederland zich internationaal inzet voor ambitieuze en bindende doelstellingen op het gebied van biodiversiteitsverlies (naar aanleiding van de motie van de leden Jetten en De Groot, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) zal Nederland op Europees niveau een tegenwerkende kracht zijn. Dit verbaast deze leden in hoge mate. Zoals gesteld gaat het heel slecht met de biodiversiteit in zowel Nederland als in de wereld. Deze leden willen daarom weten waarom de Minister geen bindende doelstellingen wil voor biodiversiteit.
Daarbij komt dat de Minister verwacht dat met de te nemen maatregelen in het Programma Natuur Nederland naar 70% doelrealisatie kan komen met specifiek aandacht voor stikstofgevoelige natuur voor 2030. Dit betekent dat voor 70% van de beschermde habitats en soorten de condities voor een gunstige staat van instandhouding geboden zijn. Voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zou het werkelijk streven moeten zijn om 100% van de doelen te realiseren. Zij zien een doelrealisatie van 70% hooguit als een tussenstap op weg naar de 100%. Welke moeilijkheden voorziet de Minister in het behalen van de doelrealisatie van 70% en hoe is ze van plan deze te op te lossen? Deze leden roepen de Minister bij deze op om bindende doelen te stellen.
De Minister schrijft: «Het kabinet steunt het opzetten van een raamwerk om implementatie en monitoring te verbeteren, alsook een heroverweging hiervan in 2023 om te bezien of bindende regelgeving nodig is.» Waarom steunt de Minister pas in 2023 een heroverweging of bindende regelgeving nodig is gezien het feit dat noch Nederland, noch Europa haar biodiversiteitsdoelen (Aichi-doelen) heeft gehaald in de afgelopen tien jaar? Waarom overweegt ze wel bindende regelgeving in 2023, terwijl nu al duidelijk is dat de stand van de natuur in Nederland slecht is? Kan de Minister tevens specificeren welke concrete plannen per jaar en welke doelen en resultaten ze voor ogen heeft met de genoemde maatregelen in de hoofdlijnen van het Programma Natuur, zoals het versnellen van natuurherstel en verbeteren van de kwaliteit van bestaande natuurgebieden met soms de noodzaak van tijdelijk intensief herstelbeheer? Hoeveel bomen zullen onder deze maatregelen gekapt worden en hoe rijmen deze mogelijke maatregelen met de doelstelling om meer bomen te planten, zoals genoemd in de bossenstrategie? Welke concrete plannen per jaar en welke doelen en resultaten worden toegeschreven aan het onderdeel «verbeteren hydrologie»? Welke maatregelen worden getroffen om het kunstmatig verlagen van het waterpeil en het afwateren van water tegen te gaan, zowel rondom natte natuurgebieden als bij hoge en lage zandgronden? Hoe gaat de Minister monitoren welke provincies en waterschappen de doelen halen opdat 70% doelrealisatie gehaald kan worden, zoals opgetekend in het Programma Natuur?
Subsidies vleespromotie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben tevens nog enkele vragen en opmerkingen over de Europese subsidies voor de promotie van vleesconsumptie. Deze zomer werd met subsidie van de Europese Commissie de campagne «Let’s talk about pork from Europe» gelanceerd. Deze is gericht op het stimuleren van de consumptie van varkensvlees onder (Zuid-Europese) jongeren. Jongeren die door berichten over de gevolgen voor het milieu, dierenwelzijn, voedselveiligheid en gezondheid juist minder vlees waren gaan eten. Hiervoor werd 7,5 miljoen euro uitgetrokken. Deze leden vragen de Minister of zij begrijpt dat er in Nederland flinke ophef ontstond over deze campagne en dat mensen zich afvragen waarom hier belastinggeld in wordt gestoken. En dit is niet de enige promotiecampagne voor vlees. Ook de Nederlandse pluimveesector (met de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie als vertegenwoordiger) neemt deel aan een campagne voor de promotie van Europees pluimveevlees, onder de slogan «Onze kip! Kip van hoge kwaliteit met Europese garanties». Gefinancierd uit de Europese subsidieregeling voor «voorlichting en afzetbevordering van agrarische producten». In totaal is er vanuit deze subsidieregeling ongeveer 200 miljoen euro per jaar beschikbaar, waarvan in de afgelopen jaren zeker 60 miljoen euro naar vleesreclames ging. Hoe beoordeelt de Minister dit Nederlandse aandeel, aangezien zij heeft aangegeven zelf ook geen voorstander te zijn van deze subsidies?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het met het oog op het klimaat, de biodiversiteit, het milieu en dierenwelzijn volstrekt onverantwoord om subsidies te verstrekken voor het aanmoedigen van vleesconsumptie. Miljoenensubsidies weggeven terwijl er al te veel vlees wordt gegeten en de noodzaak van de eiwittransitie hoger is dan ooit. Campagnes starten om jongeren over te halen die zijn gestopt met het eten van vlees door bewustzijn over de gevolgen hiervan voor dieren, klimaat en gezondheid, is volgens deze leden bovendien regelrechte sabotage, gelet op de doelen uit het Nederlandse klimaatakkoord en preventieakkoord. Ziet de Minister dit ook zo? Erkent de Minister dat het verstrekken van miljoenensubsidies voor de promotie van vleesconsumptie en tegelijk ook nog onverminderd inzetten op vrijhandelsverdragen betekent dat de Green Deal net zo goed de prullenbak in kan?
Kan de Minister bevestigen dat de Europese Commissie in de komende twee maanden een besluit neemt over de goedkeuring van een nieuwe ronde campagnevoorstellen? Op welke wijze zal de Minister zich actief verzetten tegen het opnieuw verstrekken van promotiesubsidies, zoals de Kamer haar oproept in de aangenomen motie van de leden Wassenberg en Van Raan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1565)?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister tevens wat zij gaat doen om de schadelijke effecten van deze promotiecampagnes te beperken. Erkent de Minister dat, zolang de verantwoordelijkheid voor de eiwittransitie volledig bij de consument wordt neergelegd en de consument vervolgens overspoeld wordt met eenzijdige, op winstbejag gestoelde promotie vanuit de vee- en vleessector, het behalen van de doelen nagenoeg onmogelijk wordt? Zo nee, dan ontvangen deze leden graag een toelichting. Zolang het niet lukt om de Europese subsidies tegen te houden, zal de Minister een tegencampagne moeten opzetten om haar eigen kabinetsdoelen die een verschuiving naar een meer plantaardig dieet beogen, niet verder in gevaar te brengen.
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister of het klopt dat er op het gebied van de eiwittransitie voor circa 200.000 euro per jaar aan consumentenonderzoek wordt uitgevoerd. Kan de Minister uiteenzetten welke consumentenonderzoeken er in dit kader zijn uitgevoerd in de afgelopen tien jaar en wat voor onderzoeken er nog gepland staan in de komende jaren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
GLB
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het Duitse voorzitterschap een voorstel heeft gedaan voor invoering van een EU-breed uniform minimumaandeel van niet-productieve gebieden en (landschaps-)elementen in het totale landbouwareaal. Hoe waardeert de Minister dit voorstel in de context van de hoogproductieve Nederlandse landbouw, zo vragen deze leden.
Biodiversiteitsstrategie
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de potentiële gevolgen van de voorgestelde Europese Biodiversiteitsstrategie. Zo zou op land 4% extra wettelijk beschermd gebied moeten komen, terwijl de uitvoering van de huidige Natura 2000-richtlijnen in Nederland al voor grote problemen zorgt. Deze leden hebben daarom enkele vragen over de biodiversiteitsstrategie en de Nederlandse inzet daarbij. Zij horen graag of de Minister zich in alle gevallen gaat verzetten tegen nieuwe wettelijk afdwingbare Europese doelstellingen voor biodiversiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat de doelstellingen van voorgenomen optreden met betrekking tot biodiversiteitsherstel niet afzonderlijk door de lidstaten bereikt kunnen worden. In welke opzichten is dat het geval, los van het nationale ambitieniveau? Deze leden ontvangen graag een nadere duiding.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister zich gaat verzetten tegen de aanwijzing van nieuwe Natura 2000-gebieden op land en op zee.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Natura 2000-richtlijnen vanwege de strenge hantering van het voorzorgsprincipe in een dichtbevolkt land grote uitvoeringsvraagstukken oplevert, en de ogen van deze leden zelfs onwerkbaar zijn. Gaat de Minister zich inzetten voor versoepeling van de Natura 2000-richtlijnen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie inzet op dan wel uitgaat van 20% vermindering van het gebruik van meststoffen. Wat gaat dit betekenen voor de mogelijkheden voor boeren om hun hoogproductieve gewassen op een goede manier te bemesten, zo vragen deze leden. En wat betekent dit voor de derogatieonderhandelingen? Zij vragen de Minister zich kritisch op te stellen ten aanzien van dit onderdeel van de biodiversiteitsstrategie.
EU-herstelfonds
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van het Europese herstelfonds in verband met de coronacrisis. Zet de Minister in op benutting van dit herstelfonds voor ondersteuning van getroffen landbouwsectoren als de (vrije) kalverhouderij en de eendenhouderij?
Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 21-22 september 2020. Brief regering d.d. 10-09-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Verslag van de informele Landbouwraad van 31 augustus en 1 september 2020. Brief regering d.d. 10-09-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie. Kamerstuk 22 112, nr. 2897 – Brief regering d.d. 10-07-2020, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok.
Thorbek, P, Campbell, PJ, Sweeney, PJ, Thompson, HM (2016) Using BEEHAVE to explore pesticide protection goals for European honey bee (Apis mellifera L.) worker losses at different forage qualities. Environmental Toxicology and Chemistry, Vol. 36, No. 1, pp. 254–264, 2017 (http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/etc.3504/epdf).
https://www.clo.nl/indicatoren/nl161501-beleidsrelevante-indicatoren-voor-provincies-en-rijk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2020D35185.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.