2020D28667 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 3 juli 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn op 16 juni 2020 toegezonden brief «Beheer staatsdeelnemingen 2020» (Kamerstuk 28 165, nr. 327).

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Algemeen

2

 

3.

Beleidsdoorlichting Deelnemingenbeleid

4

 

4.

MVO-beleid

5

 

5.

Onderzoek naar de toekomstopties van de Volksbank

6

 

6.

Ontwikkelingen kansspelen

7

       

II

Reactie van de Minister

8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister en de Staatssecretaris en hebben daar een aantal vragen over. In het licht van de gevolgen van de COVID-19-crisis is het extra van belang om de ontwikkelingen van de staatsdeelnemingen in 2020 nauwgezet te volgen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief voor wat betreft het Beheer Staatsdeelnemingen 2020.

Zij brengen enkele punten naar voren.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief Beheer Staatsdeelnemingen 2020. Zij hebben enkele vragen over deze brief.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief Beheer staatsdeelnemingen. Deze leden zijn blij met het overzicht van investeringsvoorstellen dat er, mede door vragen van de D66-fractie is gekomen. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor zijn toelichting op het beheer van Staatsdeelnemingen in 2020. Zij hebben enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief Beheer Staatsdeelnemingen 2020 en kijken uit naar de evaluatie van het in de afgelopen zeven jaar gevoerde beleid.

2. Algemeen

De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat het kabinet aangeeft dat bepaalde staatsdeelnemingen hard geraakt zijn door de COVID-19-crisis. Hierbij worden NS, Schiphol, KLM en Holland Casino genoemd. De leden van de PVV-fractie vragen per staatsdeelneming aan te geven wat de financiële gevolgen zijn van de COVID-19-crisis. Welke staatsdeelnemingen worden tevens door de COVID-19-crisis geraakt?

De leden van de CDA-fractie zien het als een positieve ontwikkeling dat er twee momenten in het jaar zijn om te spreken over het beheer van de staatsdeelnemingen. Zij vragen de bewindspersonen of zij de impact van de coronacrisis in kaart willen brengen ten aanzien van de staatsdeelnemingen (per deelneming) en deze prognoses te delen met de Kamer voorafgaand aan het moment dat er in het najaar over staatsdeelnemingen wordt gesproken. In het bijzonder vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister nog meer steunoperaties verwacht bij staatsdeelnemingen die in zwaar weer zitten, bijvoorbeeld bij Holland Casino en Schiphol. Maken deze twee Staatsdeelnemingen gebruik van de NOW-regeling, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Ook vragen deze leden of zij het goed begrijpen dat de NS de komende vijf jaar genoodzaakt is 2300 banen te schrappen. Hoe beoordeelt de Minister deze plannen?

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie de Minister om in de prognose mee te nemen bij welke staatsdeelneming er reorganisaties gepland zijn. Zo hebben deze leden begrepen dat bij de NS er sprake zal zijn van een forse reorganisatie. Kan de Minister aangeven hoe dit zit en de Kamer hier na de zomer over informeren?

De leden van de D66-fractie maken enkele opmerkingen; allereerst over de goedgekeurde investeringsvoorstellen van staatsdeelnemingen. De leden van de D66-fractie zijn de Minister erkentelijk voor de brief die de directeur Financieringen in zijn naam heeft verstuurd aan alle staatsdeelnemingen om een solide onderbouwing van buitenlandse investeringen te onderstrepen1. Graag vernemen deze leden of er door staatsdeelnemingen op deze brief is gereageerd en zo ja, wat de algemene tendens is van deze reacties. De leden van de D66-fractie merken voorts op dat bijlage 1 – Goedgekeurde investeringsvoorstellen Staatsdeelnemingen in 2020 geen data bevat tot wanneer dit overzicht «up-to-date» was. Is de Minister bereid om in het schema van 2021 ook te vermelden tot welke datum dit schema klopt? Voorts merken de leden van de D66-fractie op dat er geen bedragen genoemd worden bij de investeringsvoorstellen, terwijl de met de (buitenlandse) investeringen gemoeide bedragen wel genoemd worden in het Jaarverslag Staatsdeelnemingen 20182. Is de Minister bereid bij de komende rapportage tevens deze bedragen te vermelden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen op de korte termijn welke effecten de coronacrisis heeft gehad op de Nederlandse staatsdeelnemingen. Wat is er gebeurd met de winst of verlies, maar vooral vragen zij om de arbeidsomstandigheden van de medewerkers van deze deelnemingen. Hoe gaat de Minister er zorg voor dragen dat deze mensen veilig weer naar hun werk kunnen? Welke maatregelen gaat hij nemen hieromtrent?

De leden van de SP-fractie hechten veel waarde aan zekerheid voor de NS en haar werknemers. De NS is in de Coronacrisis op verzoek van de overheid blijven rijden om mensen met een vitaal beroep naar het werk te kunnen vervoeren. Om die reden is er een beschikbaarheidsvergoeding afgesproken voor 2020. Maar dat is onvoldoende. Er dreigen forse bezuinigingen bij de NS met banenverlies tot gevolg. Veel werknemers maken zich zorgen over hun baan en toekomst. Met alle ambities op duurzaam vervoer en meer nationale en internationale spoorverbindingen is een grotere en sterkere NS nodig in de toekomst. Het kan niet zo zijn dat werknemers die tijdens de crisis hebben doorgewerkt bij de NS, nu de rekening van de crisis moeten gaan betalen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij het daarmee eens is. Klopt het dat de Minister in gesprek is met de NS over een steunpakket en stelt hij daarbij de eis dat gedwongen ontslagen niet mogelijk zijn bij een eventueel steunpakket vanuit de overheid? Sluit de Minister ook uit dat hij zelf reductie van de kosten gaat opleggen bij de NS, waardoor banenverlies onvermijdelijk kan worden? Worden de vakbonden en de ondernemingsraad betrokken bij alle gesprekken waar het gaat over zaken die voor werknemers van belang zijn? Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat de NS, met een stijgend aantal reizigers voor de coronacrisis, zo snel als mogelijk weer terug op het oude niveau komt qua reizigersaantallen en daarna kan doorgroeien en investeringen die daarvoor nodig zijn niet moeten worden uitgesteld of geannuleerd?

3. Beleidsdoorlichting Deelnemingenbeleid

De leden van de VVD-fractie zien met belangstelling de beleidsdoorlichting van het deelnemingenbeleid 2013 tegemoet. Het is belangrijk steeds nut en noodzaak van het overheidsaandeelhouderschap kritisch te blijven beschouwen. Deze leden vragen de Minister in het bijzonder oog te hebben voor de deelnemingen die als permanent worden aangemerkt. Juist bij deze deelnemingen zou de vraag moeten worden of de vennootschappelijke vorm de meest aangewezen vorm is.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich goed vinden in de keuze voor de twee onafhankelijke onderzoekers, maar vragen zich af of hiermee alle kennisgebieden zijn afgedekt. Zou, zo vragen zij, toevoegen van bedrijfseconomische kennis, in het bijzonder van ondernemingsfinanciering, niet logisch zijn?

De leden van de D66-fractie constateren dat «de Kamer naar verwachting eind 2020 over de uitkomsten van de beleidsdoorlichting en de reactie van het kabinet daarop geïnformeerd wordt». Maken deze leden hieruit correct op dat voor het eind van 2020, de Kamer zowel over de beleidsdoorlichting als de reactie van het kabinet hierop zal beschikken?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat niet enkel het deelnemingenbeleid van het recente verleden, maar ook de huidige veranderende maatschappelijke context een aanleiding moet vormen om kritisch te reflecteren op het te voeren deelnemingenbeleid. Zij vragen daarbij de Minister in het bijzonder aandacht te besteden aan twee maatschappelijke ontwikkelingen. Ten eerste de COVID-19-crisis, die naar verwachting ook de komende jaren voor een andere economische context zal zorgen dan voorzien en leidt tot debat over en beleidsvoornemens voor het vanuit de staat versterken van bedrijven middels eigen vermogen. Ten tweede de ontwikkelingen op het internationale speelveld, met name de assertieve economische strategie van landen als China in de Europese interne markt en de langzame maar zekere volwassenwording van de EU op het gebied van industriële geopolitiek, met als ijkpunt de door de Europese Commissie in maart 2020 gepubliceerde industriële strategie. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij mogelijkheden ziet een reflectie op de invloed van deze ontwikkelingen op de doelstellingen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het te voeren deelnemingenbeleid te betrekken in de beleidsdoorlichting. Deze leden vragen daarnaast of de Minister in zijn kabinetsreactie wil reflecteren op de invloed van deze twee ontwikkelingen op de doelstellingen, doeltreffendheid en doelmatigheid van het te voeren deelnemingenbeleid. Deze leden zien deze reflectie als een belangrijke pijler in het gesprek met de Minister over het toekomstige deelnemingenbeleid. Is de Minister bereid aan deze oproep gehoor te geven?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of de COVID-19-crisis naar verwachting enige invloed zal gaan hebben op de planning van de beleidsdoorlichting, die in principe afgerond zal worden in december 2020. Deze leden vragen de Minister of hij de Kamer wil informeren, mocht in de komende maanden blijken dat afronding per december 2020 niet haalbaar is.

4. MVO-beleid

De leden van de VVD-fractie herkennen zich in de analyse dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) het laatste decennium steeds hoger op de agenda is komen te staan. Deze leden vinden het wenselijk dat bedrijven oog hebben voor de impact die ze op de maatschappij hebben en zij zien dan ook graag dat de staatsdeelnemingen zich met toewijding inzetten voor een breed scala aan maatschappelijke thema’s, het gesprek aangaan met verschillende stakeholders en goed scoren op transparantie.

Deze leden vragen wel aandacht voor een wezenlijk element van MVO: het gaat per definitie om beleid dat uitstijgt boven de wettelijke vereisten. Bedrijven moeten dan ook ruimte hebben om zelf invulling te geven aan de extra maatschappelijke inspanning die zij willen leveren. Wat, zo vragen de leden van de VVD-fractie vervolgens, zijn de gevolgen voor de staatsdeelnemingen als er niet wordt voldaan aan deze doelstellingen? In hoeverre is het behalen van deze doelstellingen van belang voor de continuïteit van het aandeelhouderschap van de Nederlandse staat?

De leden van de CDA-fractie zien het als modern aandeelhouderschap dat de aandeelhouder maatschappelijk verantwoord ondernemen stimuleert bij de onderneming. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waar zij de inventarisatie van het MVO-beleid van de verschillende staatsdeelnemingen kunnen raadplegen. Ook vragen deze leden hoe er getoetst gaat worden of de verschillende staatsdeelnemingen zich houden aan het uitgestippelde MVO-beleid. Ook vragen de leden van de CDA-fractie waarom bijvoorbeeld het terugdringen van kansspelverslaving niet een onderdeel is van het MVO-beleid van Holland Casino.

De leden van de D66-fractie hebben ten aanzien van het MVO-beleid van staatsdeelnemingen ook nog enkele vragen. Zij lezen in de brief dat de Minister zijn rol als aandeelhouder in eerste instantie ziet als een stimulerende rol voor MVO-beleid van staatsdeelnemingen maar hen «nodig tot verantwoording» zal roepen. Graag vernemen deze leden wanneer de Minister sinds 2013 een staatsdeelneming ter verantwoording heeft geroepen omwille van (het gebrek aan) MVO-beleid.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister in te gaan op de vraag op welke punten de manier waarop Noorwegen en Zweden invulling geven aan het MVO-beleid van publieke deelnemingen overeenkomt en op welke punten deze verschilt met de Nederlandse aanpak op dit punt. Zij vragen daarbij ook in te gaan op de wijze waarop Noorwegen en Zweden MVO-doelen hebben vastgesteld en de naleving hiervan bij deelnemingen monitoren.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier de Minister in het beoordelen van investeringsvoorstellen MVO-beleid precies wil betrekken. Langs welke criteria worden investeringsvoorstellen gelegd? Welke keuzes worden er gemaakt als het voorstel niet aan alle vastgestelde criteria voldoet? Op welke manier wordt opvolging gegeven aan deze keuzes?

De leden van de GroenLinks-fractie staan positief tegenover de aanscherping van de implementatie van het MVO-beleid, onder andere via inzet op meetbaarheid en traceerbaarheid, en zes concrete doelstellingen. Tegelijkertijd hebben zij hier enkele vragen over. Hoe wordt het ambitieniveau van de zes doelstellingen vastgelegd? Op welke manier gaat de Minister borgen dat de doelstellingen op effectieve wijze het onderliggende thema beslaan? Hoe wordt geverifieerd of de ambities van deelnemingen hieraan voldoen? En hoe gaat de Minister vervolgens borgen dat de doelstellingen van deelnemingen aan het gewenste ambitieniveau voldoen?

De leden van de SP-fractie juichen verdere aandacht voor doorgrondend maatschappelijk verantwoord ondernemingsbeleid toe. Zij roepen op dit verder te verdiepen en verbreden daar dit zal moeten dienen als goed voorbeeld voor de rest van het bedrijfsleven.

5. Onderzoek naar de toekomstopties van de Volksbank

De leden van de VVD-fractie zijn teleurgesteld over het uitstel van de rapportage over de Volksbank. Zij hebben zich eerder bezorgd getoond over de kwetsbaarheid van het bedrijfsmodel van deze bank, die op zichzelf een waardevolle toevoeging is aan de financiële sector. Klopt het dat de Volksbank werkt aan een strategische heroriëntatie en, zo ja, wat behelst die wijziging? Wat betekent dit voor de verkoopbaarheid de komende jaren en de toezeggingen die daarover zijn gedaan aan de Europese Commissie? Het komt deze leden voor dat de implementatie van een nieuwe strategie enkele jaren zal vergen. Leidt dit tot uitstel van de verkoopplannen, dan zien zij dat liever onder ogen dan het herhaalde uitstel van de toekomstopties dat zij nu zien.

De leden van de PVV-fractie vragen wanneer het kabinet verwacht het onderzoek naar de toekomstopties voor de Volksbank te hebben afgerond. Het onderzoek zou namelijk voor de zomer naar de Kamer worden gestuurd.

Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of hierbij alsnog de optie is meegenomen om de Volksbank om te vormen tot een staatsbank. Zo nee, waarom niet?

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie om een nieuwe schatting te maken van de actuele waarde van de Volksbank, mede gelet op de huidige omstandigheden omtrent de COVID-19-crisis. Kan de Minister tevens aangeven wat de actuele waarde is van ABN-AMRO?

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat naar aanleiding van de coronacrisis het tijdpad uitgebreid moet worden wat betreft het onderzoek naar de toekomstopties van de Volksbank. Kan de Minister aangeven, naast de effecten die dit heeft voor het onderzoek, of de coronacrisis ook gevolgen heeft voor de daadwerkelijke toekomstopties, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zo ja, zijn er gevolgen die in ieder geval te verwachten zijn en is de Minister bereid deze te delen met de Kamer?

De leden van de D66-fractie achten het verstandig dat goed gekeken wordt naar de toekomstopties van de Volksbank en hoe het maatschappelijk karakter geborgd wordt. Gezien de omstandigheden en de aandacht die dit vergt van de Volksbank, toezichthouders en het ministerie hebben deze leden ook begrip voor enige vertraging. Graag ontvangen deze leden wel een tijdlijn over wat er wanneer is gebeurd in het kader van het onderzoek naar de toekomstopties van de Volksbank, sinds het algemeen overleg over de toekomst van de Volksbank3. Wanneer is gesproken met de Volksbank over het «borgen van het maatschappelijke karakter» en welke opdracht is er aan hen meegegeven in het kader van de verkenning? Ook vernemen deze leden graag wanneer de verkenning naar verwachting wel wordt opgeleverd nu de Minister in de brief spreekt over «zo spoedig mogelijk».

6. Ontwikkelingen kansspelen

De leden van de VVD-fractie hebben in het Jaarverslag Staatsdeelnemingen 2019 (bijlage bij Kamerstuk 28 165, nr. 326) gelezen dat de Nederlandse Loterij en Holland Casino door het kabinet worden gezien als een «niet-permanente deelneming». De leden vragen naar een toelichting. Wat houdt «niet permanent» in en wanneer komt er meer duidelijkheid over het proces tot een privatiseringstraject?

De leden van de VVD-fractie lezen over doelstellingen van het kansspelbeleid en de betrokken staatsdeelnemingen Holland Casino en de Nederlandse Loterij. De leden ondersteunen deze doelstellingen en vragen zich af op welke manier de doelstellingen ook bij andere aanbieders van kansspelen onder de aandacht worden gebracht. Op welke wijze wordt erop toegezien dat ook deze aanbieders zich committeren aan de doelstellingen van veilig en verantwoord kansspel en daarmee de regels rond het kansspelbeleid? Op welke manier wordt een gelijk speelveld gewaarborgd voor de staatsdeelnemingen Holland Casino en de Nederlandse Loterij en andere aanbieders van kansspelen? Zijn er producten waarbij het toezicht op promotie door beide staatsdeelnemingen zwaarder is dan bij andere kansspelaanbieders? Zo ja, welke, waarom en hoe ziet het toezichtsproces eruit? Zo nee, waarom niet? De leden vragen naar het behoud van het bestaand onderscheid tussen de marktsegmenten «prijzenloterijen» en «goededoelenloterijen». Is het kabinet voornemens dit bestaande onderscheid ook in de toekomst te waarborgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?

De leden van de SP-fractie kunnen zich vinden in de kern van het kansspelbeleid, te weten het reguleren van kansspelen met bijzondere aandacht voor het tegengaan van kansspelverslaving, het beschermen van consumenten en het tegengaan van criminaliteit en fraude. Zij zien in dat licht echter geen ruimte voor reclamecampagnes die het deelnemen aan kansspelen aanmoedigen. Zij vragen de Staatssecretaris waarom hij kansspeldeelname tracht te vergroten of waarom toegelaten wordt dat middels reclamecampagnes dit wordt vergroot. Welke rol speelt het maken van winst in het kansspelbeleid? De leden vragen ook wat het betekent om het thema veilig en verantwoord aanbieden «nog nadrukkelijker en meer expliciet onder de aandacht te brengen»? Welke resultaten heeft zulk een aanpak in het verleden gehad? Waarom wordt er niet meer ingezet op duidelijk beleid en regels?

Overig

De leden van de PVV-fractie vragen verder waarom TenneT wettelijk verplicht is het project Twistetal-Vieselbach te realiseren. Welke kosten brengt dit project met zich mee? Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten waarom TenneT ook verplicht is om het project Ostbayernring te realiseren en vragen naar de kosten hiervan.

De leden van de SP-fractie vragen naar het nut van de «strategische grondaankoop» door Schiphol. Wat is die «grote strategische waarde»? Waarom zou Schiphol verder moeten uitbreiden wanneer dit op gespannen voet staat met de klimaatdoelen? Hoeveel uitbreidingen en grondaankopen heeft Schiphol uitgevoerd in de afgelopen 30 jaar? Hoeveel van zulke uitbreidingen liggen er nog in het verschiet? Waarom is het nodig voor de ontwikkeling van commercie dat Schiphol land opkoopt? Welke commerciële activiteiten betreft dit? Waarom zou dit niet in samenspraak met de gemeenten kunnen? Voorts vragen de leden welke bedreigingen er zijn voor «de bereikbaarheid» van Schiphol die de aankoop van meer grond vereisen. Ook horen zij graag wat deze grond überhaupt waard is en hoe dit is berekend. Van wie wordt deze grond gekocht? Is er onderzoek gedaan naar bodemvervuiling in het aan te kopen gebied? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit gedaan worden? Zo ja, wat kwam hier uit? Welke plannen zijn er om bodemvervuiling hier aan te pakken en wat zullen hiervan de kosten worden?

II Reactie van de Minister


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstuk 28 165, nr. 321

X Noot
2

«In 2018 heeft het Havenbedrijf Rotterdam één investering aan aandeelhouders voorgelegd, de participatie ad € 75.3 miljoen in de haven van Pecém in Brazilië.» Uit Jaarverslag Staatsdeelnemingen 2018 (p. 65) bijlage bij Kamerstuk 28 165, nr. 304

X Noot
3

Handelingen II 2019/20, nr. 38, item 15.

Naar boven