2020D19721 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dd. 23 april 2020 inzake regie en keuzes in het Nationaal Omgevingsbeleid (NOVI) (Kamerstuk 34 682, nr. 48).

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De griffier van de commissie, Roovers

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de brief over de regie en keuzes in het nationaal omgevingsbeleid. In de brief wordt medegedeeld dat om verschillende redenen (moties, zienswijzen en adviezen) er aanleiding is voor aanscherping van de huidige ontwerp-NOVI. Er wordt een aantal aanvullende nationale richtinggevende keuzes benoemd ten opzichte van de ontwerp-NOVI. Graag willen de leden van de VVD-fractie de Minister een aantal vragen stellen.

Nieuwe richtinggevende keuzes

Tijdens het op 7 november 2019 gehouden algemeen overleg over de stand van zaken met betrekking tot de NOVI is door de Minister voor Milieu en Wonen de toezegging gedaan (specifiek aan het lid Regterschot) dat de Minister bereid was met de Kamer in

gesprek te gaan over de Uitvoeringsagenda. Dat zou gebeuren na ontvangst van een brief. De leden van de VVD-fractie vragen allereerst waarom die brief zo lang op zich heeft laten wachten. Zij lezen in de onderhavige brief, dat in de Uitvoeringsagenda, bij de definitieve NOVI, een aantal zaken nader wordt uitgewerkt. De leden van de VVD-fractie vragen zich af, waarom er afgeweken wordt van de toezegging gedaan in het debat op 7 november 2019 en waarom de Kamer hierover niet eerder is geïnformeerd. Tevens vragen de leden van de VVD-fractie aan de Minister hoe zij het traject rondom de Uitvoeringsagenda nu voor zich ziet en hoe zij de toezegging, gedaan in het genoemde debat, gestand zal doen.

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister aangeeft meer regie en keuzes in het nationaal beleid te willen gaan formuleren. Concreet is de Minister, volgens de leden van de VVD-fractie, nog niet echt. Kan de Minister dit concreter maken? Wat wel duidelijk is, is dat meer regie vanuit het Rijk niet betekent dat er taken en verantwoordelijkheden gecentraliseerd gaan worden; wel betekent het, het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat. Deze richting kan op instemming van de leden van de VVD-fractie rekenen.

Bouwen aan Stedelijk Netwerk Nederland

In de brief wordt gesteld dat het noodzakelijk is om een breed stedelijk netwerk (Stedelijk Netwerk Nederland) door te ontwikkelen, inclusief goede verbindingen hiertussen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dit concreet gestalte gaat krijgen? Waarin worden deze afspraken met de decentrale overheden meegenomen, en hoe worden deze afspraken hieromtrent gecontroleerd en bijgestuurd, als er sprake is van eventuele niet nakoming? De leden van de VVD-fractie lezen dat voor de gebieden met de grootste bouwopgave door het kabinet wordt samengewerkt met de medeoverheden. Hoe gebeurt dat in gebieden die wel een bouwopgave hebben, maar wellicht niet in kwantitatieve, maar vooral in kwalitatieve zin, zoals de krimpregio’s bijvoorbeeld, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Er wordt in de brief ook gesproken over de NOVI-alliantie om Regionale Investeringsagenda’s op te zetten. Hoe zien deze agenda’s eruit, hoe zijn deze in te passen in de Omgevingsagenda’s en hoe verhouden deze zich tot de totale Uitvoeringsagenda? Kan de Minister het geheel aan agenda’s, onderdelen en onderlinge verhoudingen binnen de NOVI verduidelijken, zo vragen de leden van de VVD-fractie. En hoe verhouden de op te stellen RES’en zich tot de NOVI, welke van beide is richtinggevend en welke geeft invulling, zo vragen de leden van de VVD-fractie aanvullend.

Met betrekking tot het Stedelijk Netwerk Nederland en het bouwen van woningen vragen de leden van de VVD-fractie om een verduidelijking. Er wordt enerzijds gesproken over «uitbreiding van onze steden». Anderzijds moet er binnenstedelijk worden gebouwd alsmede aan de randen van de centrumstad, maar binnen het bestaande stedelijk gebied. In hoeverre is er straks sprake van «uitbreiding van steden»? Wat wordt hier bedoeld? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd over het feit dat bij een bouwopgave in een hoog tempo ook de kwalitatieve herstructurering van de bestaande voorraad centraal komt te staan. Hoe worden de criteria rondom deze kwalitatieve sturing in de NOVI opgenomen en in de uitvoering en/of uitwerking ervan in beleid, dat door lagere overheden wordt opgesteld, geborgd? Hoe wordt duidelijk dat er niet te gemakkelijk voor buitenstedelijke uitleglocaties wordt gekozen als de binnenstedelijke opgave moeilijk of onmogelijk lijkt, bijvoorbeeld op financieel gebied? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.

De leden van de VVD zijn content met de sturing van het Rijk op de (nieuwe) vestiging van distributiecentra. Hoe wordt dit in de uitwerking geborgd wanneer lagere overheden hierover tot besluitvorming over gaan? En als dit door het benoemen van geschikte locaties gebeurt, hoe kunnen dan door het Rijk als ongeschikt beschouwde locaties, ook daadwerkelijk beschermd worden tegen de bouw van distributiecentra? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.

Nationale strategie voor landelijk gebied

In de onderhavige brief wordt ook ingegaan op loodsen en distributiecentra. Deze gebouwen, zo stelt de Minister, bieden goede mogelijkheden voor zonnepanelen op het dak. Een wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt voorbereid om gemeenten mogelijkheden te geven het duurzaam gebruik van daken bij nieuwe centra te verplichten. Het stimuleren van zonnepanelen op daken achten de leden van de VVD-fractie een goede zaak. Maar waarom een verplichting opleggen aan eigenaren van loodsen en distributiecentra? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.

Tevens vinden de leden van de fractie van de VVD dat in de NOVI vooral in enge zin gekeken wordt naar methodes om duurzaam energie op te wekken, namelijk alleen zonne- en windenergie. Tegelijkertijd verwijst de Minister naar de brief van 15 april 2020 over klimaatneutrale energiescenario’s in 2050 waarin het kabinet aangeeft de optie van kernenergie voor 2050 open te houden en de netbeheerders heeft verzocht de nucleaire variant mee te nemen in het vervolg van de infrastructuurverkenning. Uit dit kabinetsstandpunt leiden de leden van de VVD-fractie af dat ook in deze eerste NOVI in de zoektocht naar duurzame energiebronnen moet worden gekeken naar de opwekking van kernenergie. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister dan ook hoe in de NOVI de ruimte voor kernenergie wordt geborgd?

In de brief wordt ook aandacht besteed aan de zogenaamde Vrijkomende Agrarische Bebouwing. In regio’s die hier mee te kampen hebben is dit wel degelijk een grote opgave. Hoe wordt bepaald of gebouwen een beeldbepalende erfgoedwaarde hebben, en als dat het geval is, hoe wordt er dan voor gezorgd dat gebouwen wellicht niet gesloopt worden, maar wel een invulling krijgen die past bij het gebouw, de omgeving, het landschap en de economie in die betreffende regio? Kan de Minister schetsen welke afspraken er op dit moment zijn tussen de nationale, provinciale en lokale overheden ten aanzien van de aanpak van erfgoed en of dit ook de lijn voor de toekomst blijft of wordt ten aanzien van de genoemde Vrijkomende Agrarische Bebouwing, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Er is specifiek aandacht voor bodemdaling in veenweidegebieden en zullen er regionale veenweide strategieën worden opgesteld. De aandacht voor bodemdaling in veenweidegebieden is naar de mening van de leden van de VVD-fractie een goede zaak. Ligt hier de regie meer bij de provincies of bij het Rijk, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Kan de Minister aangeven hoe de aandacht voor deze gebieden en het fysieke ruimtebeslag vertaald worden in de NOVI?

Goede inpassing energietransitie

Er is een Programma Energie Hoofdstructuur aangekondigd. Is dit ook een programma onder de NOVI, zoals het Nationale programma voor het landelijk gebied, en zo ja, kan de Minister dit programma meenemen in het door de leden van de VVD-fractie gevraagde overzicht?

Vervolgstappen

Eerder zijn in de Kamer vragen gesteld over de selectie van de zogenaamde NOVI-gebieden, die worden gekozen c.q. aangewezen. De leden van de VVD-fractie hebben toen samen met de CDA-fractie aandacht gevraagd voor het gebied Zuid-Limburg als verstedelijkte regio met een grote sociaaleconomische opgave, waar juist ook aandacht moet zijn voor de kwalitatieve herstructurering van de woningvoorraad en de grensoverschrijdende kansen die er zijn. De leden van de VVD-fractie leiden uit de brief van Minister af dat een gebied om aangewezen te worden tot NOVI-gebied, de meeste kans op succes heeft als er sprake is van agglomeratievoordelen (bereikbaarheid, vestigingsklimaat, versterking van de economie etcetera) in de nabijheid van een verstedelijkte regio. Is dit een juiste constatering, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Zo kent Zuid-Limburg aanpalend aan de verstedelijkte regio Parkstad een chemiecluster dat zich kenmerkt door sterke grensoverschrijdende samenwerkingen, dat een sterke invloed heeft op de economie in Zuid-Limburg en heeft de regio Zuid-Oost-Brabant de Brainportregio (Eindhoven en omgeving, als verstedelijkt gebied) die zich als te kenmerken gebied uitstrekt tot en met de Peel. Kan de Minister een reactie geven op de kansen die bestaande (en tevens de genoemde) economische clusters kunnen bieden om te komen tot de aanwijzing van NOVI-gebied? Specifiek ten aanzien van het chemiecluster vragen de leden van de VVD-fractie aanvullend nog hoever gevorderd de Minister is met de inpassing van tracés voor buisleidingen?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie de Minister om een planningsoverzicht op te stellen van de NOVI, de Uitvoeringsagenda en de besluitvorming binnen het traject van de Omgevingswet. Nu de datum van inwerkingtreding vanwege de Corona-crisis is vertraagd, willen de leden van de VVD-fractie benadrukken dat de vertraging zo kort mogelijk moet zijn en het streven erop gericht is de inwerkingtreding gedurende het jaar 2021 te laten plaatsvinden. Provinciale en gemeentelijke overheden en zo ook de waterschappen die zich al voorbereid hebben op de inwerkingtreding per januari 2021 en er in principe klaar voor zijn (meer dan driekwart van deze bevoegde gezagen) moeten niet te veel op vertraging en daarmee gepaard gaande kosten gejaagd worden. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister dan ook om enerzijds te bevestigen dat zij zich inzet om de vertraging minimaal te laten zijn. Anderzijds vragen zij om de bevestiging van het feit dat het koninklijk besluit in het najaar wordt voorgehangen met daarin de definitieve inwerkingstredingsdatum van de Omgevingswet. Om zo weer een geactualiseerd totaaloverzicht (routekaart voor het nationaal beleid, maar tevens voor het provinciaal en lokaal beleid) met betrekking tot de wetgeving en de besluitvorming in de ruimtelijke ordening te hebben.

Inbreng CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van brief inzake de Nationale Omgevingsvisie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 april 2020.

De leden van de CDA-fractie herkennen de oplopende druk op de fysieke leefomgeving. De ruimte in Nederland is beperkt, er is veel vraag naar ruimte, maar niet alles kan en niet alles kan overal. Het slim combineren van functies kan een deel van het probleem oplossen, staat daarom centraal in de NOVI. Maar de leden van de CDA-fractie menen dat het niet een panacee is voor dit grote probleem.

De leden van de CDA-fractie wijzen met name op het tekort aan woningen. Grote groepen mensen vinden geen geschikte en betaalbare woning en in 2035 moeten er ruim 1 miljoen nieuwe woningen bijgebouwd zijn, zo menen zij.

De leden van de CDA-fractie zien dat van de zijde van het Rijk men aangeeft dat men stuurt op een Stedelijk Netwerk Nederland (gebied Randstad, Amersfoort, Zwolle, Arnhem-Nijmegen, Brabantse stedenrij), waar nieuwe woon- en werklocaties gekoppeld worden aan goede bereikbaarheid. Die lijn kan de CDA-fractie onderschrijven, maar zij tekenen daar nadrukkelijk bij aan dat gebieden buiten de Randstad of het zogenaamde Stedelijke Netwerk Nederland niet buiten beeld mogen raken. Ook daar zijn veel nieuwe woningen nodig.

De leden van de CDA-fractie zien dat er een forse toename is van het aantal grote distributiecentra. Dat heeft impact op het landschap; maar tegelijkertijd zijn deze centra van essentieel belang voor de groei van onze economie. Dit vraagt om sturing en regie om ervoor te zorgen dat bij nieuwe distributiecentra de impact op het landschap beperkt wordt. Deze leden vragen of een herziening van de behoefteramingen wenselijk is nu het Coronavirus ook daadwerkelijk effect zal hebben op de economische groei en ons gedrag.

De leden van de CDA-fractie kunnen in hoofdlijnen instemmen met de gekozen lijn om provincies en rijk samen geschikte locaties te laten benoemen voor nieuwe distributiecentra. Daarbij zal allereerst gekeken worden naar bestaande terreinen en vervolgens op aangewezen plekken in de bestaande goederencorridors. Ook het uitgangspunt dat er sprake moet zijn van een aantoonbare behoefte, goede inpassing in het landschap en het benutten van de al aanwezige infrastructuur, kunnen deze leden onderschrijven. Zij maken daarbij wel het nadrukkelijke voorbehoud dat dat niet moet leiden tot extra procedures zoals we dat kennen bij de Ladder voor duurzame verstedelijking.

De woorden dat meer regie vanuit het Rijk niet betekent dat taken en verantwoordelijkheden gecentraliseerd worden, kunnen de leden van de CDA-fractie onderschrijven. Wel is een goed samenspel nodig tussen zowel publiek als publiek/privaat. Maar het Rijk moet voortouw nemen in de gezamenlijke opgave.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet zich inzet om een gezonde, veilige en aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving in balans te brengen met gewenste ontwikkelingen en het versterken van ons duurzaam verdienvermogen. Het kabinet beoogt (economische) ontwikkeling van de leefomgeving samen te laten gaan met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Deze leden menen dat dat mooie woorden zijn maar dat de praktijk zal uitwijzen of het haalbaar is. Graag vernemen zij hoe de regering denkt dat dat in de praktijk zal uitpakken.

De leden van de CDA-fractie vragen of naast de vier reeds genoemde prioriteiten van de NOVI (Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie, Duurzaam economisch groeipotentieel, Sterke en gezonde steden en regio’s en Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied) ook voldoende volkshuisvesting expliciet als prioriteit genoemd gaat worden zoals de motie Ronnes vraag (34 682, nr. 18).

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het streven naar de ontwikkeling van het hele Stedelijk Netwerk Nederland, door nieuwe woon- en werklocaties (ook grensoverschrijdend) te koppelen aan (met name OV-)infrastructuur. Zij wijzen erop dat de financiering daarvan gebrekkig gaat. Het MIRT-overleg is niet de meest effectieve werkwijze en de financiering van woningbouwlocaties staat er ten onrechte buiten. Graag vernemen zij of een nieuwe structuur van Bestuurlijke Overleggen en uitbreiding van het MIRT-onderwerpen, wenselijk wordt geacht.

De leden van de CDA-fractie menen dat een van de oorzaken van het tekort aan woningen de decentrale aansturing van woningbouw is. Naast woningbouw claimen meer belangen om ruimte. Welke belangen krijgen voorrang, wie heeft welke rol bij de keuzes en hoe realiseren we het feitelijk, zo vragen zij. Wat de leden van de CDA-fractie betreft is er een nieuw sturingsconcept nodig voor de inrichting van Nederland. Daarbij moet duidelijk worden welke rol de rijksoverheid moet spelen in relatie tot andere overheden, burgers, bedrijven, maatschappelijke groeperingen en andere betrokkenen. Zij zien daarom uit naar vertaling van deze brief in de feitelijke NOVI.

Inbreng D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties horende bij het schriftelijk overleg NOVI van 19 mei 2020. Deze leden willen de Minister een aantal kritische vragen stellen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerp-NOVI en de aanvullende nationale richtinggevende keuzes in de brief van de Minister. Dit geeft helaas geen compleet beeld van de geplande uitvoering van de NOVI. Deze leden vragen daarom de Minister of de uitvoeringsagenda eerder dan de definitieve NOVI met de Kamer gedeeld kan worden.

De leden van de D66-fractie memoreren het doel van de NOVI, waarbij vanuit een duidelijke visie keuzes gemaakt worden. Deze leden vinden het opvallend dat de brief van de Minister (Kamerstuk 34 682, nr. 48) de indruk wekt dat er een verzameling aan maatregelen op diverse deelgebieden onder de NOVI verzameld zijn en zijn van mening dat de integrale visie ontbreekt in dit stuk. Voornoemde leden vragen daarom de Minister hoe gewaarborgd wordt dat de NOVI een duidelijke integrale visie uitstraalt waar vanuit keuzes gemaakt worden.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat in de selectie van NOVI-gebieden rekening is gehouden met de landelijke spreiding en andere samenwerkingsverbanden. Het is deze leden onduidelijk welke andere selectiecriteria zijn meegenomen in het maken van de selectie van NOVI-gebieden. Deze leden vinden dat het meedoen aan andere initiatieven en instrumenten, geen argument zou mogen zijn in het selecteren van gebieden aangezien het juist de bedoeling én aantrekkingskracht van het instrument NOVI-gebied is om zaken integraal, met alle verschillende aspecten bij elkaar aan te pakken. De selectie van NOVI-gebieden roept door het gebrek aan transparante selectiecriteria vragen op. Een voorbeeld hiervan is het niet selecteren van Eindhoven, één van de drie mainports van Nederland, en in het bijzonder Eindhoven Knooppunt XL]. In de andere twee Mainports zijn wel 2 grote transformatiegebieden aangewezen als NOVI-gebied. Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat het centrum van Eindhoven ook een ingrijpende transformatie te wachten staat in relatie tot de Mainport-functie? Zij vragen daarom de Minister toe te lichten hoe de selectie tot stand is gekomen en welke selectiecriteria hierbij gebruikt zijn.

De leden van de D66-fractie zien een mogelijk impact van de coronacrisis op het gebruik van ruimte. Voorbeelden zijn leegstand van winkelcentra nu veel ondernemers in zwaar weer verkeren, maar ook veranderen de mobiliteitsstromen. Op de kantorenmarkt zullen effecten te bemerken zijn van toegenomen thuiswerken. Hoe beïnvloedt het thuiswerken de kantoorbehoefte en wordt deze en andere veranderde ruimtevraag meegenomen in de NOVI? Alhoewel sommige ontwikkelingen van tijdelijke aard zijn, vragen zij de Minister hoe ontwikkelingen naar aanleiding van de corona-crisis impact hebben op de NOVI.

De leden van de D66-fractie betreuren het dat de invoering van de Omgevingswet vertraagd is. Hiermee lopen verschillende wetten die gekoppeld zijn aan de Omgevingswet vertraging op. Voornoemde leden vragen daarom de Minister of er noodzaak is om bepaalde wet- of regelgeving gekoppeld aan de Omgevingswet versneld of onafhankelijk van de omgevingswet in te voeren.

De leden van de D66-fractie memoreren de aangenomen motie van het lid Van Eijs c.s. over de ordening van (X)XL-vastgoed in de NOVI opnemen (Kamerstuk 34 628, nr. 41). Hierin werd de regering verzocht om op te nemen dat (X)XL-vastgoed eerst wordt gebouwd op bestaande bedrijventerreinen, vervolgens binnen zorgvuldig gekozen distributiecentraclusters en als laatste op andere nieuwe buitenstedelijke distributiecentralocaties. Dit zien deze leden nu niet volledig terug in de brief (Kamerstuk 34 682, nr. 48) en daarom vragen zij de Minister toe te lichten hoe deze aangenomen motie verwerkt wordt in de NOVI.

De leden van de D66-fractie missen in de huidige informatie over de NOVI hoe de impact van klimaatverandering meegenomen wordt in de visie van de NOVI. Zo ontbreekt er een duidelijke visie op de impact die klimaatverandering heeft op het waddengebied en welke maatregelen noodzakelijk zijn voor bescherming van dit gebied. Deze leden vragen de Minister toe te lichten hoe de impact van klimaatverandering, ook naast zeespiegelstijging, meegenomen gaat worden in de visie van de NOVI in het algemeen en specifiek voor het waddengebied. Is de Minister bereid een concretere toekomstvisie op te stellen voor het waddengebied die leidend is voor het werk van de Beheers autoriteit Waddenzee?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat binnen de NOVI-keuzes moeten worden gemaakt hoe de schaarse ruimte gebruikt gaat worden. In de huidige informatie over de NOVI is nog onvoldoende duidelijk hoe deze keuzes tot stand gaan komen en welke criteria hieraan ten grondslag liggen. Hierbij vragen deze leden speciaal aandacht voor natuur, waaronder de ecologische en milieucondities van water en bodem. Zij vragen de Minister bijvoorbeeld specifiek toe te lichten hoe natuur, en daarmee ecologie, meeweegt in de balans tussen veiligheid, economie en ecologie in natuurgebieden zoals het Waddengebied? Is de Minister bereid hier de natuur en ecologie leidend te laten zijn? Deze leden vragen daarom de Minister toe te lichten hoe natuur afgewogen wordt tegenover de andere invullingen van het landschap? Kan de Minister bevestigen dat er bij bouwen eerst gekeken wordt naar inpassing in stedelijke gebieden en daarna pas naar landelijke gebieden? Zo ja, kijkt de Minister hierbij ook naar zoveel mogelijk meervoudig ruimtegebruik? Zo nee, waarom niet? Landschap houdt niet op bij gemeentelijke provincies. Kan de Minister uiteenzetten hoe de provincies en het rijk samenwerken om ecologische en milieucondities van water en bodem niet te schaden bij inrichting van de ruimte? Hoe wordt door de Minister gewaarborgd dat er genoeg ruimte is voor de rivieren, zodat natuurlijke klimaatbuffers kunnen ontstaan?

De leden van de D66-fractie zien een groot belang om ruimte te gebruiken voor de energietransitie, tegelijkertijd geeft dit extra druk op de schaarse beschikbare ruimte. In de brief (Kamerstuk 34 628, nr. 41) benadrukt de Minister de impact van de energietransitie op de ruimte. Hierin ontbreekt een duidelijk afwegingskader. Voornoemde leden vragen de Minister hoe gevolgen voor de ruimtelijke ordening vanuit het klimaatbeleid ingepast worden in de NOVI.

De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van duidelijke afstemming tussen de verschillende plannen rondom ruimtelijke ordening. Hiervoor moeten omgevingsagenda’s en gebiedsagenda’s op elkaar afgestemd worden. Deze leden vragen de Minister hoe er zorg voor wordt gedragen dat de gebiedsagenda’s overeenstemmen met de NOVI.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de Minister die in de kamerbrief (Kamerstuk 34 682, nr. 48) aangeeft dat het mobiliteitssysteem moet aansluiten bij de inrichting van de ruimte. Voornoemde leden zien kansen om hiervoor op zoek te gaan naar duurzame mobiliteitsoplossingen. Deze leden vragen de Minister hoe de NOVI verduurzaming van het mobiliteitssysteem gaat stimuleren.

De leden van de D66-fractie hebben zorgen over het selecteren van woonlocaties. Deze leden vragen de Minister toe te lichten hoe deze locaties geselecteerd gaan worden en hoe gewaarborgd wordt dat met name de moeilijkere binnenstedelijke gebieden ook worden ontwikkeld.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het kabinet onderzoek doet naar de mogelijkheden voor het creëren van robuuste natuurnetwerken, verbindingen en kwetsbare bufferzones rond kwetsbare natuurgebieden. Deze leden zijn van mening dat het creëren hiervan essentieel is om de natuur en biodiversiteit te herstellen. Voornoemde leden vragen de Minister of in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid voor robuuste natuurnetwerken en bufferzones rondom Natura 2000 gebieden reeds extra gestuurd kan worden op het daadwerkelijk creëren van deze netwerken en bufferzones? Zo niet, kan de Minister toelichten waarom niet? Deze leden vragen tevens de Minister om toe te lichten wat concreet wordt bedoeld met «ruimte geven voor de functie landbouw» in «daarvoor goed geschikte gebieden» (pagina 10, Kamerstuk 34 682, nr. 48). Kan de Minister toelichten of in het kader van het «in de voor landbouw goed geschikte gebieden [...] ruimte geven voor deze functie» de Minister voornemens is om de verdere ontwikkeling van de landbouwfunctie actief te sturen richting extensieve en natuur inclusieve landbouw.

Om landschap als richtinggevend criterium in te kunnen zetten, moet de vrijblijvendheid hiervan af. Is de Minister bereid om aanvullend op deze insteek een meer sturend instrumentarium van de Omgevingswet in te zetten, zoals opname van een instructieregel in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving? Zo ja, is de Minister bereid om specifieke landschapselementen op te nemen, zoals sloten, bomen, houtwallen en vochtig grasland?

De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister dat zij, samen met de NOVI-alliantie, Regionale Investeringsagenda’s gaat opstellen. Deze leden vragen of hierin ook plaats is voor organisaties die zich bezighouden met CPO of andere vormen van zelfbouw en collectieve bouw. Deze leden vragen de Minister om toe te lichten hoe bij het ontwikkelen van nieuwe woningbouwlocaties ook ruimte wordt gemaakt voor woningbouwinitiatieven van onderaf.

De leden van de D66-fractie onderstrepen de noodzaak die in de ontwerp-NOVI wordt erkend om in te zetten op een klimaatbestendig Nederland. Deze leden zijn verheugd te vernemen dat de Minister expliciet het combineren van functies onderstreept en aangeeft in het NOVI, lessen te trekken uit het programma Ruimte voor de Rivier (RvR). Kan de Minister bevestigen dat in het trekken van lessen, de mogelijkheid voor een dubbele doelstelling zoals waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit of waterveiligheid en natuur, ook wordt meegenomen? Zo ja, kan de Minister toelichten wat hiervan de uitwerking zal zijn in de praktijk en wat hiervan bijvoorbeeld de invloed is op de ontwikkeling van het volgende Hoogwaterbeschermingsprogramma?

De leden van de D66-fractie merken op dat in het meenemen van de conclusies van de Beleidstafel Droogte, ervoor gekozen is om in te zetten op zuinigheid en een afstemming tussen waterbeschikbaarheid en de toedeling van water vragende functies. Gezien de toenemende droogteproblematiek in Nederland, onderstrepen deze leden deze noodzaak. Ook hier zijn deze leden benieuwd wat hiervan de uitwerking zal zijn in de praktijk. Wordt bijvoorbeeld ingezet op een flexibilisering van wateronttrekkingsvergunningen? Betekent een zuinige omgang met water ook dat wordt ingezet op een beleidsvoering die het hergebruik van water van industriële processen stimuleert? Kan de Minister nader uiteenzetten welke stappen zij voorziet in de uitwerking van deze inzet?

Inbreng van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de keuzes in het nationale omgevingsbeleid. Zoals de Minister bekend, zijn de leden van deze fractie van mening dat het ruimtelijke ordeningsbeleid onder heldere regie van de rijksoverheid zou moeten staan omdat in een klein land de ruimte schaars is en voorkomen moet worden dat teveel van de open ruimte die in Nederland is wordt vol gebouwd met bebouwing, industrie en infrastructuur. De aan het woord zijnde leden zijn daarom blij dat de Minister erkent dat de oplopende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om scherpe en fundamentele keuzes en dat meer regie vanuit het Rijk nodig is.

De Minister schrijft dat de voorliggende brief aanvullend is op de ontwerp-NOVI en dat deze niet dient als vervanging. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Minister kan uitleggen hoe de keuzes die in deze brief worden gemaakt zich dan precies verhouden tot tegenstrijdige keuzes uit de ontwerp-NOVI? Welke keuzes uit de ontwerp-NOVI veranderen nu daadwerkelijk door deze brief?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben eerder hun zorgen uitgesproken over het feit dat de NOVI geen juridische binding heeft jegens andere overheden. In deze brief schrijft de Minister dat scherpe en fundamentele keuzes regie vanuit het Rijk vragen. Hoe verhoudt dit zich dan tot het niet bindende karakter van de NOVI? Is het niet logischer dat de keuzes die het Rijk maakt om Nederland leefbaar te houden juridisch bindend zouden moeten zijn voor de planvorming van lagere overheden? Zo nee, waarom niet? En hoe wordt dan concreet wel zorg gedragen voor het bewaken van de uitvoering van scherpe en fundamentele keuzes door het Rijk? Voor de leden van de fractie van GroenLinks is dit een belangrijke vraag en derhalve zouden zij hierop graag een uitgebreide reactie van de Minister ontvangen.

In de brief schrijft de Minister dat het kabinet doelen en normen stelt. Kan de Minister aangeven welke normen en doelen dit zijn en nader ingaan op hoe het Rijk ervoor gaat zorgen dat deze doelen gehaald gaan worden? En hoe worden de normen die worden gesteld gehandhaafd?

De Minister schrijft in de voorliggende brief dat het coronavirus ons op indringende wijze heeft duidelijk gemaakt dat gezondheidsbevordering en preventie ook in onze leefomgeving nadrukkelijk onze zorg moet hebben. De mogelijkheden daarvoor zijn reeds in de ontwerp-NOVI onderkend, dit zal in de definitieve NOVI waar nodig worden aangescherpt. De leden van de fractie van GroenLinks delen deze analyse. Zij zouden evenwel een nadere concretisering van de Minister ontvangen wat dit volgens haar betekent. Hoe denkt de Minister bijvoorbeeld dat in het ruimtelijk beleid omgegaan dient te worden met de 1,5 meter samenleving? Zijn er voor bijvoorbeeld gemeenten voldoende mogelijkheden om de openbare ruimte zo in te richten dat voetgangers en fietsers meer ruimte krijgen om de 1,5 meter zoveel mogelijk te waarborgen? Hoe wordt ervoor gezorgd dat het openbaar vervoer, zeker in de stedelijke gebieden het belangrijkste vervoermiddel voor nu en van de toekomst, voldoende ruimte krijgt om zo nodig te worden uitgebreid? En deelt de Minister de opvatting van de leden van de fractie van GroenLinks dat het niet de bedoeling kan zijn dat als gevolg van de 1,5 meter samenleving weer veel meer openbare ruimte voor autoverkeer wordt ingeruimd? Zo ja, hoe gaat hier in het ruimtelijke ordeningsbeleid concreet voor worden gezorgd? Zo nee, waarom deelt de Minister deze opvatting niet? Deelt de Minister de opvatting dat verplaatsen in de openbare ruimte een gelijkwaardig recht is voor iedereen en dat het dus niet de bedoeling kan zijn dat mensen die geen auto hebben als gevolg van ruimtelijke aanpassingen in de 1,5 meter samenleving minder verplaatsingsmogelijkheden krijgen?

Voorts schrijft de Minister dat de NOVI een cyclisch document is, steeds in ontwikkeling blijft en er een uitvoeringsagenda komt. De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag meer willen weten over deze uitvoeringsagenda. Daarom vragen zij de Minister nader in te gaan op de volgende vragen. Hoe ziet die uitvoeringsagenda eruit? Is dit alleen een opsomming van mogelijke instrumenten die ingezet kunnen worden, of zit er ook een volgordelijkheid in of een tijdsschema of tussentijdse doelen om de ambities te realiseren? Wordt hierin ook duidelijk wat er gebeurd als nationale opgaven of ambities in de uitwerking met elkaar botsen? Daarnaast zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd naar de instrumenten van de uitvoeringsagenda. Graag ontvangen deze leden hier een overzicht van, inclusief de beschikbare en benodigde budgetten.

De Minister schrijft in de brief dat het coronavirus ons op indringende wijze heeft duidelijk gemaakt dat gezondheidsbevordering en preventie ook in onze leefomgeving nadrukkelijk onze zorg moet hebben. De leden van de fractie van GroenLinks delen deze constatering. Deze leden zijn echter wel benieuwd waarom een van de voor de gezondheid meest slechte ruimtelijke activiteit, de luchtvaart, nog steeds geen plek krijgt in de NOVI. Is de Minister bereid om in de NOVI ook scherpe en fundamentele keuzes te maken over de toekomst van de luchtvaart in Nederland? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister duidelijk uitleggen waarom luchtvaart – en daarmee ook de luchthavens – geen onderdeel uitmaakt van de NOVI? En kan de Minister aangeven hoe zij denkt dat de permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zodat in 2030 voldaan kan worden aan de advieswaarden van de WHO, bereikt kan worden zonder dat het vervuilende element van luchtvaart hierbij betrokken wordt?

De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat het kabinet de ambitie heeft om voor veiligheid en gezondheid in de leefomgeving in 2050 tot verwaarloosbare risico’s voor mens en milieu te komen. Dat vinden deze leden een goede ambitie. Kan de Minister aangeven hoe het traject om deze doelstelling te behalen tot 2050 eruit komt te zien? Ambities stellen is immers mooi, maar daarbij hoort naar het oordeel van de aan het woord zijnde leden ook een concrete aanpak met tijdsplanning bij. Begrijpen deze leden het goed dat onder het begrip veiligheid ook waterveiligheid valt? Zo ja, betekent dit dan bijvoorbeeld ook dat het Rijk de ambitie heeft om overstromingsrisico’s verwaarloosbaar te willen maken? Kan de Minister concreet aangeven wat dit betekent? Worden er vanuit het Rijk in het kader van de waterveiligheid en klimaatadaptatie normen gesteld over waar wel en niet gebouwd kan worden? En ziet de Minister, mede in het licht van de «een overheid gedachte» vanuit het stelsel van de Omgevingswet hier een nadrukkelijkere rol voor waterschappen weggelegd omdat zij vaak goede risico-inschattingen kunnen maken over welke klimaatadaptieve maatregelen nodig zijn om op bepaalde plekken te bouwen of om te kunnen beoordelen dat een bepaalde locatie niet geschikt is voor bijvoorbeeld woningbouw? Kan de Minister toezeggen dat zij hierover in overleg treedt met de VNG, IPO en UvW om ervoor te zorgen dat deze integrale benadering vast onderdeel wordt van de planvorming? Kan de Minister in het verlengde hiervan aangeven hoe zij aankijkt tegen het feit dat enerzijds in het kader van goede waterberging rivieren voldoende ruimte moeten hebben om een waterpiek op te kunnen vangen en anderzijds gemeenten nog steeds regelmatig vergunning afgeven om bijvoorbeeld woningen buitendijks te bouwen? Deelt zij het uitgangspunt dat uiterwaarden in beginsel niet bedoeld zijn voor (woning)bouw, maar voor het dynamisch waterbeheer?

Vewin, de vereniging van drinkwaterbedrijven heeft in reactie (position paper) op de ontwerp-NOVI een viertal prioriteiten geformuleerd. Graag ontvangen de leden van de fractie van GroenLinks een reactie van de regering op deze ingebrachte prioriteiten.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben ten aanzien van de in de voorliggende brief opgenomen concretisering van de ontwerp-NOVI een aantal specifieke vragen:

  • Hoe wordt het verbeteren van de algemene omgevingskwaliteit precies gedefinieerd? En wat zijn de concrete doelstellingen?

  • Wat betekent de keuze van het Rijk om meer te sturen op ontwikkeling van het hele Stedelijk Netwerk Nederland concreet? Wat gaat het Rijk precies anders, meer of juist minder doen om deze keuze te concretiseren?

  • Hoe gaat het kabinet de goede ontsluiting van met name het OV en de fiets concreet invullen?

  • Wat bedoelt de Minister precies met woningbouwlocaties in bestaand stedelijk gebied? Wat is de definitie hiervan precies? En welke criteria hanteert het Rijk als het bestaande stedelijk gebied zou moeten worden uitgebreid?

Vestiging logistieke functies

De leden van de fractie van GroenLinks maken zich zorgen over de zogenaamde verdozing van het landschap. Zij zijn blij dat de regering betere regie op deze logistieke locaties wil organiseren. Deze leden vragen zich evenwel af hoe deze aanpak precies vorm zal krijgen en hoe effectief de voorgestelde maatregelen zijn. Daarom de volgende specifieke vragen:

  • Hoe bindend zijn de gezamenlijk benoemde locaties voor logistieke functies? Kan de Minister uitsluiten dat provincies en gemeenten zelf op andere locaties alsnog logistieke dozen bouwen?

  • Hoe ziet het traject om tot samenwerkingsafspraken te komen er concreet uit?

Grote logistieke gebouwen kunnen een bijdrage leveren aan de energietransitie. Door hun grootschalige karakter bieden loodsen en distributiecentra een goede mogelijkheid voor zonnepanelen op dak en kunnen ze een flinke bijdrage leveren aan de opwekking van duurzame energie. De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag zien dat dit wordt verbreed door dit voor alle bedrijfshallen te laten gelden. En het verplicht te laten stellen, tenzij aantoonbaar is dat dat niet kan, i.p.v. de mogelijkheid bij gemeenten neer te leggen. Dat is in lijn met het pleidooi van Natuur & Milieu (https://www.natuurenmilieu.nl/wp-content/uploads/2020/04/Voorstel-van-NatuurMilieu-voor-Investeringsagenda-voor-toekomstbestendig-NL.pdf, p. 9). Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering op dit pleidooi.

Nationale strategie voor het landelijk gebied

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het versterken van de natuur in Nederland een van de belangrijkste ruimtelijke opgaven. De regering beschrijft in de voorliggende brief de omvang van de opgave. Zo moet het Natuurnetwerk Nederland worden uitgebreid, moet de stikstofdepositie worden beperkt, wordt het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn groter en zal het netto areaal bos verder worden uitgebreid. Op welke wijze draagt de NOVI concreet aan het behalen van deze opgaven bij?

De regering schrijft: «Per gebied kijken we welke functies met minimale belasting inpasbaar zijn in zones rond Natura 2000 gebieden. Dit kan natuur zijn maar ook extensieve, emissiearme landbouw, andere passende economische functies of (kleinschalige) woningbouw. Verplaatsing van functies zal in een aantal gevallen aan de orde zijn.» Wordt hierbij, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af, per gebied ook gekeken naar de huidige staat van instandhouding voor de aangewezen soorten en habitats, en de grootste knelpunten die het behalen van een gunstige staat van instandhouding in de weg staan? Zo nee, hoe wordt dan gekeken naar de geschiktheid van (nieuwe) functies?

De regering is voornemens normen te stellen en met mede-overheden samen te werken om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Hierover hebben de leden van de fractie van GroenLinks de volgende vraag. De Minister geeft aan normen te stellen en het beleid en uitvoering met decentrale overheden samen in te richten op de kwaliteit van de leefomgeving, ter uitwerking van de motie van het lid Smeulders (35 000 VII, nr. 50). De bewuste motie verzocht om waar nodig te ondersteunen bij het opstellen van ruimtelijk beleid waarin expliciet aandacht wordt besteed aan natuur, landschappelijke waarden, ruimtelijke kwaliteit en aan leefbaarheid. Kan de Minister verduidelijken wat zij bedoelt met het stellen van normen, beleid en uitwerking, in het licht van deze motie? Zijn dat bijvoorbeeld aanvullende normen en beleid?

Goede inpassing energietransitie

De regering schrijft «De gezamenlijke overheden in het Nationaal Programma RES (NP RES) bespreken de ontwikkeling van de RES’en in relatie tot de richtingen die de NOVI aangeeft, en maken daar zo nodig afspraken over. Het Rijk geeft sturing op de ruimtelijke planning en benodigde ruimtelijke reserveringen voor het toekomstige energie-systeem op nationale schaal. Naast het gezamenlijke Nationaal programma RES, gebeurt dat via het Programma Energie Hoofdstructuur.» De leden van de fractie van GroenLinks hebben hierover de volgende specifieke vragen:

  • Hoe stuurt het Rijk concreet op de ruimtelijke planning en benodigde reserveringen? Hoe worden natuur- en landschapsbelangen hierin meegenomen?

  • Is het de bedoeling dat er een landelijk overkoepelend beeld komt over de inpassing van duurzame energie zodra de 30 RESsen gereed zijn? Zo nee waarom niet?

  • Is het Rijk voornemens om een milieueffectrapportage op te stellen zodra de 30 RESsen gereed zijn, zodat ook de milieugevolgen van de gemaakte keuzes vroegtijdig in beeld komen? Zo nee, waarom niet?

Beperken milieuschade

De leden van de fractie van GroenLinks zijn positief te lezen dat de regering meer dan voorheen in wil zetten op het voorkomen van milieu- en natuurschade en dat pas als dat niet of onvoldoende lukt er ingezet gaat worden op compenserende maatregelen. Deze leden hebben hierover de volgende concrete vragen:

  • Hoe wordt er concreet (meer dan voorheen) ingezet op het voorkomen van milieu- en natuurschade? Hoe is of wordt dit vastgelegd?

  • Wie stelt op basis van welke informatie, wanneer vast in welke mate natuur- of milieuschade optreedt?

  • Betekent het voorkomen van natuur- en milieuschade dat bepaalde gebieden, zoals Natura-2000 worden uitgesloten van bepaalde ontwikkelingen? Zo nee, wat betekent het dan?

  • Op blz. 10 staat te lezen dat het kabinet mogelijkheden onderzoekt «voor het creëren van robuuste natuurnetwerken en verbindingen en het realiseren van bufferzones rond kwetsbare natuurgebieden». Betekent dit dat de robuuste verbindingszones die door voormalig Staatssecretaris Bleker zijn geschrapt weer worden onderzocht? Is het de bedoeling dat in de uitvoeringsagenda en definitieve NOVI duidelijk wordt hoe en waar gewerkt gaat worden aan het verbinden van natuur en bufferzones?

Verhouding NOVI en MIRT

Een goede ruimtelijke ordening kan naar het oordeel van de leden van de fractie van GroenLinks alleen bewerkstelligt worden als de er een goede koppeling is tussen enerzijds het ruimtelijke ordeningsbeleid en anderzijds het mobiliteitsbeleid. Het is volgens deze leden daarom van belang dat de ruimtelijke keuzes verbonden zijn met de infrastructurele plannen en middelen. Daarom vragen deze leden in algemene zin hoe de regering de verhouding tussen de NOVI en het MIRT ziet? Kan aangegeven worden hoe ervoor gezorgd wordt dat de keuzes voor het verbeteren van de leefomgeving en de landschappelijke kwaliteit doorwerken in de keuzes die binnen het MIRT worden gemaakt? Kan de Minister hier concrete voorbeelden van geven? En deelt de Minister de mening van de aan het woord zijnde leden dat scherpere keuzes voor het verbeteren van de leefomgeving en het waarborgen van landschappelijke kwaliteit met zich meebrengt dat meer dan nu in het MIRT gebeurt een duidelijkere keuze moet worden gemaakt voor openbaar vervoer en er dus ook meer geïnvesteerd zou moeten in openbaar vervoer dan in nieuw asfalt? Zo nee, waarom niet?

In het verlengde hiervan hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele aanvullende vragen:

  • – Hoe zorgen we er voor dat de noodzakelijke investeringen in het openbaar vervoer en de aangewezen ontwikkelingslocaties, daadwerkelijk met elkaar in verband worden gebracht en die locaties worden ontsloten?

  • – Hoe verhouden de Regionale Investeringsagenda’s (RIA’s) zich tot de recent gesloten Woondeals van het Ministerie van BZK en hoe verhouden die zich weer op hun beurt tot de investeringen in bereikbaarheid?

Regio’s

In de NOVI zal, zo begrijpen de leden van de fractie van GroenLinks, regionaal gewerkt worden aan versterking van het beleid. De criteria voor het aanwijzen van NOVI-gebieden worden in verschillende regio’s nog als vrij abstract gezien. Hierover hebben deze leden een aantal specifieke vragen waar zij graag een reactie op ontvangen.

  • Wat zijn de gehanteerde randvoorwaarden, of criteria waaraan een regio of gebied moet voldoen om als NOVI-gebied te worden aangewezen?

  • Deelt de Minister de mening dat het voor alle regio’s van te voren duidelijk moet zijn wat de kaders zijn om tot NOVI regio’s en bijbehorende opgaven te komen?

  • Deelt de Minister de mening dat de verstedelijkings- en transformatieopgave in Brainport Eindhoven (i.c. centrumstad Eindhoven) een complexe, meervoudige opgave is die vraagt om een samenhangende en integrale aanpak van rijk en regio samen? Zo nee, waarom niet?

  • Deelt de Minister de mening dat enkel stroomlijnen van de bestaande (ambtelijke) overleggen tussen rijk en regio hiervoor onvoldoende is en dat een NOVI-waardering, in de vorm van een NOVI-gebied juist het vergrootglas legt op versterking van de samenhang en integraliteit in de aanpak van opgaven van de centrumstad van mainport Eindhoven? Zo nee, waarom niet?

  • Is de Minister bereid – naar analogie van de havengebieden in de twee andere Mainports – Rotterdam en Amsterdam – om de status van NOVI-gebied te verlenen aan de grote verstedelijkings- en transformatieopgave van de economische mainport Eindhoven welke zich bevinden in het hart van de stad, binnen de Ring en in samenhang met de -voor het verdienvermogen van Nederland- belangrijke economische toplocaties in en aan de rand van de stad? Zo nee, waarom niet?

Burgerinitiatieven

Tot slot begrijpen de leden van de fractie van GroenLinks dat betrokkenen bij burgerinitiatieven voor woningbouw vragen hebben over in de ontwerp-NOVI richtinggevende keuzes over burgerinitiatieven en zelfbouw missen. Kan de Minister op deze zorgen ingaan en is zij van plan om in de definitieve NOVI hier wel aandacht aan te besteden? Zo nee, waarom niet?

Inbreng SP-fractie

Algemeen

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Minister betreffende de regie en keuzes in het nationaal omgevingsbeleid (NOVI). Ter aanvulling hierop hebben zij echter een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie zijn met de Minister van mening dat er een samenhang dient te bestaan tussen de aanpak van de opgaven die we in ons land hebben als het gaat om ruimtelijke ordening. Wat onduidelijk is welke prioriteiten wanneer en waaraan worden gesteld.

  • Kan de Minister aangeven waar in de zin: «Beschermen en ontwikkelen zullen echter niet altijd samen kunnen gaan», de prioriteit ligt?

  • Deelt de Minister met de leden van de SP-fractie de mening dat er in geen enkel geval een keuzemogelijkheid dient te bestaan tussen beschermen of ontwikkelen?

  • Kan de Minister aangeven wat het nemen van regie en het maken van scherpe fundamentele keuzes bij nieuwe vergunningverlening betekent en worden bij het beoordelen van deze aanvragen de plannen bijvoorbeeld getoetst op de bijdragen aan stikstofreductie, een betere luchtkwaliteit en of deze in lijn zijn met ambities voor een circulaire economie? Zo nee, wat betekent het nemen van regie dan?

  • Kan de Minister aangeven hoe het Rijk belangen tegen elkaar gaat afwegen en borgen dat zaken die bescherming nodig hebben, zoals natuur en landschap, het niet in veel gevallen afleggen tegen zaken als woningbouw en de ruimtelijke inpassing van de energietransitie?

De leden van de SP-fractie zijn blij met de ambitie van het kabinet om voor veiligheid en gezondheid in de leefomgeving in 2050 tot verwaarloosbare risico’s voor mens en milieu te komen.

  • Kan de Minister aangeven hoe deze visie wordt vertaald in de Omgevingswet en welke concrete maatregelen hiertoe zullen worden ingezet?

  • Kan de Minister aangeven wat dit zal betekenen voor de uitstoot, lozing en transport van (potentieel) Zeer Zorgwekkende Stoffen en andere stoffen die een risico vormen voor mens en milieu?

Nieuwe richtinggevende keuzes

De leden van de SP-fractie zijn verheugd met de mogelijkheid voor gemeenten om zonnepanelen op (nieuwe) bedrijfsdaken verplicht te stellen, maar twijfelen aan de uitvoerbaarheid hiervan. Vooral omdat mogelijk een ongelijk speelveld ontstaat tussen gemeenten als het gaat om het aantrekken van bedrijven.

  • Kan de Minister aangeven waarom niet gekozen is voor een generieke maatregel, die zonnepanelen op daken bij nieuwbouw altijd verplicht stelt?

  • Kan de Minister aangeven hoe de mogelijkheid van oneerlijke concurrentie tussen gemeenten wordt voorkomen, als de ene gemeente wel de zonnepanelen verplicht en de andere niet?

Uitwerking nieuwe richtinggevende keuzes

1. Bouwen aan Stedelijk Netwerk Nederland

De leden van de SP-fractie delen met de Minister de mening dat er de komende jaren een enorme opgave ligt rond de bouw van voldoende woningen en zijn verheugd dat de beschikbaarheid van betaalbare woningen bij de uitwerking van de nieuwe richtinggevende keuzes op de eerste plaats komt. Deze leden hebben hierover enkele vragen:

  • Kan de Minister aangeven of bij het bepalen van de te bouwen hoeveelheid woningen nadrukkelijk wordt onderzocht aan welk type woningen behoefte bestaat?

  • Deelt de Minister de mening van de leden van de SP-fractie dat aan het bouwen van de woningen waaraan de meeste behoefte is, voorrang verleend dient te worden en zo nee waarom niet?

  • Kan de Minister aangeven wat bedoeld wordt met de toegevoegde beperking bij de betaalbaarheid van woningen: «zowel van de overheidsinvestering als van de te realiseren woningen»?

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen om de noodzakelijke verdichting van de bestaande verstedelijking en de toepassing van de ladder van duurzame verstedelijking als het gaat om woningbouwbehoeften die vanwege aard en omvang niet of zeer moeizaam in het stedelijke gebied kunnen worden gerealiseerd (wonen in het groen of dun duur).

  • Kan de Minister aangeven welke ruimtelijke voorwaarden worden gesteld aan het bouwen van dit type woning, naast de aan te tonen behoefte?

De leden van de SP-fractie missen bij het onderdeel bedrijven en de daarbij behorende verkeers- en vervoerssystemen het belang van watergebonden bedrijvigheid en het vervoer en transport van goederen over water.

  • Deelt de Minister met deze leden het belang van watergebonden bedrijvigheid en het vervoer over water?

  • Is de Minister bereid om er voor te zorgen dat watergebonden bedrijvigheid en het vervoer over water binnen de Nationale Omgevingsvisie nadrukkelijk een plaats krijgt en dat deze vorm van bedrijvigheid wordt beschermd en gestimuleerd?

2. Nationale strategie voor landelijk gebied

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over de voorgenomen uitbreiding van de natuur met 41.000 hectare in 2027 en de aanleg van 37.000 hectare extra bos in 2030.

  • Kan de Minister aangeven of de uitbreiding van de natuur met 41.000 hectare een extra uitbreiding betreft of dat deze valt binnen de lopende afspraak met de Provincies om in 2027 de natuur met 80.000 hectare te hebben uitgebreid?

  • Kan de Minister aangeven of met dit voornemen bedoeld wordt dat er in totaal 78.000 hectare natuur bij komt of dat sprake is van een overlap van deze gebieden?

De leden van de SP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voornemen om rond Natura2000 gebieden bufferzones, van uiteenlopende aard, in te richten. Met de Minister zijn deze leden voorstander van een effectief en slim gebruik van de ruimte, waarbij liefst zo veel als mogelijk uitdagingen tegelijk worden aangepakt.

  • Kan de Minister aangeven of bij het beschermen van N2000 gebieden en het inrichten van bufferzones de problematiek rond bodemdaling nadrukkelijk wordt meegenomen?

3. Goede inpassing energietransitie

De leden van de SP-fractie delen de visie dat Nederland wat de energietransitie betreft een enorme opgave te wachten staat. Een groot deel van onze energievoorziening zal in de toekomst komen van zon op land en op daken en wind op land en op zee. De bandbreedtes hiervoor die in dit voorstel worden genoemd zijn echter wat onduidelijk en erg ruim genomen en afhankelijk van veel andere factoren en keuzes.

  • Is de Minister bereid om, voor een betere vergelijkingsmogelijkheid, de in het voorstel genoemde bandbreedtes, naast het beslag op het oppervlak, ook het opgewekte vermogen in Petajoule (Pj) per jaar aan te geven?

  • Kan de Minister aangeven op welke wijze het Emission Trading System (ETS) naast de beperking van de uitstoot CO2, ook bijdraagt aan het energieverbruik van het betrokken bedrijf?

  • Kan de Minister aangeven op welke wijze de natuurgebieden op en langs de kust beschermd zullen worden als het gaat om de aanleg van zogenaamde energiehubs?

4. Zorgvuldige keuzes maken voor het landschap

De leden van de SP-fractie zijn het met de Minister eens dat er, als het gaat om het landschap, zorgvuldige keuzes gemaakt moeten worden. In de nieuwe Omgevingswet betekent dit niet uitsluitend meer kiezen voor ruimtelijke aspecten, maar spelen ook zaken als gezondheid, een gezonde leefomgeving en de participatie van de omwonende een belangrijke rol.

  • Kan de Minister aangeven hoe de effecten op het landschap concreet worden meegenomen, wat er concreet wordt bedoeld met landschappelijke kwaliteit, wie bepaalt op basis waarvan wat de gewenste kwaliteit van ons landschap op een bepaalde plaats moet zijn en welke criteria het Rijk hanteert bij het monitoren hiervan in hoeverre er in de geest van de NOVI gehandeld wordt?

  • Kan de Minister aangeven op welke wijze zaken als gezondheid en participatie gewaarborgd worden?

  • Kan de Minister aangeven op welke wijze de inwoners van ons land zijn betrokken bij het opstellen van de regionale energie strategie (RES)?

  • Is de Minister bereid de regionale energie strategie via een nationale mediacampagne onder de aandacht te brengen van de Nederlandse bevolking en hen te wijzen op de mogelijkheid hierin te participeren en de noodzakelijkheid daarvan?

  • Kan de Minister aangeven op welke wijze de huidige coronacrisis van invloed is op het participatieproces rond de RES en hoe zich dit verhoudt met de agenda en de planning van de RES?

5. Voorkeursvolgorde voor (regionaal) waterbeheer

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorkeursvolgorde voor (regionaal) waterbeheer. Wat deze leden missen is een strategie die, naast de voorgestelde volgorde, ook het soms enorme gebruik van water in de bedrijfsvoering aanpakt.

  • Is de Minister bereid om te onderzoeken op welke wijze het beperken van het intensief watergebruik door industrie en landbouw, een voorwaarde kan zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen?

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief aangaande de Nationale Omgevingsvisie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.

Deze leden merken op dat in uw brief de coronacrisis kort wordt aangestipt. De leden van de PvdA-fractie hebben zorgen over de effecten op de structuur, de kwaliteit en de samenhang van de stads- en dorpscentra. Deelt de Minister deze zorgen? Verandering van koopgedrag, de effecten van minder gasten per vierkante meter in de horeca en de druk op culturele voorzieningen waarvan de gebruiksmogelijkheden mogelijk langdurig worden beperkt, zet de verdienmodellen en zelfs het bestaansrecht van veel bedrijven en organisaties op de helling. Deelt de Minister, in dit licht gezien, de mening van de leden van de PvdA-fractie, dat leegstand, verlies aan samenhang en ruimtelijke kwaliteit van deze voor de inwoners van Nederland zeer belangrijke gebieden zoveel mogelijk moet worden voorkomen? Is de Minister het eens met de opvatting dat herstructurering en herinrichting een opgave is die de spankracht van de lokale overheden te boven gaat en dat dit een opgave is die ook inzet van Rijkszijde rechtvaardigt? Welke stappen is de Minister van plan op te zetten om dit proces te ondersteunen? Is de Minister bereid om met de medeoverheden de potentiële langduriger impact van de coronacrisis op het voorzieningenniveau, de verblijfskwaliteit en de vastgoedbestanden in de centra van dorpen en steden te onderzoeken en de Kamer daarover te informeren?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief op pagina 4 dat de Minister gemeenten de bevoegdheid wilt geven plaatsing van zonnepanelen op nieuwe gebouwen verplicht te stellen. Is de Minister bereid deze bevoegdheid te verruimen door gemeenten, onder voorwaarden, ook de bevoegdheid te geven om op meer plaatsen het zo veel mogelijk plaatsen van zonnepanelen verplicht te stellen, zoals overruimtes op bedrijfsgronden? Deze leden vragen of de Minister bereid is medeoverheden verplicht te stellen om geschikte gronden en gebouwen beschikbaar te stellen voor de plaatsing van zonnepanelen of andere installaties voor duurzame energieopwekking.

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in het urgentiebesef dat doorklinkt in de brief over de noodzaak om het woningtekort te bestrijden. Deelt de Minister de opvatting van de PvdA-fractie dat er een aanvullend instrumentarium nodig is om de woningbouw echt aan te jagen? Is het niet tijd om een instrument als het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing te gaan herintroduceren, omdat met dit instrument in het verleden gelukt is zowel de woningbouw in stedelijke gebieden als de transformatie van de woningvoorraad in de krimpgebieden te faciliteren en te versnellen? Deze leden constateren dat met de concept Nationale Omgevingsvisie (NOVI), de nieuwe Omgevingswet en het opstellen van omgevingsagenda’s de verschillende bestuurslagen meer als één overheid gaan werken, waarbij integraliteit en gebiedsgericht werken het uitgangpunt is. Voor de woningbouw geldt evenwel dat een concrete meerjarige investeringsagenda ontbreekt, zoals die er wel is voor mobiliteit en infrastructuur (MIRT). Is de Minister het met de PvdA-fractie eens dat het onhelder is of de noodzakelijke bouwbehoefte gerealiseerd gaat worden, waar deze bouwopgave plaatsvindt, wie verantwoordelijk is voor de implementatie en hoe de agenda samenhangt met andere ruimtelijke opgaves? Waar voor infrastructuur (mobiliteit) en energie infrastructuur duidelijk is wat, waar, wanneer gerealiseerd gaat worden en wie hiervoor verantwoordelijk is, ontbreekt een dergelijke concrete agenda voor de woningbouw. Hoe denkt de Minister hieraan tegemoet te komen?

De leden van de PvdA-fractie lezen de volgende passage in de brief:

«Menging van functies aan de stadsranden (bijvoorbeeld met «groen wonen») dient te worden verkend. In alle gevallen is het belangrijk dat dit gebeurt met oog voor bestaande functies, ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit en waterbelangen. Tegelijkertijd is er behoefte om natuur en biodiversiteit dichter bij mensen te brengen»

Deelt de Minister de opvatting dat een randvoorwaarde hierbij dient te zijn dat natuur en open landschap bescherming verdient? Is de Minister bereid om dit als harde randvoorwaarde te formuleren? Hoe worden natuurgebieden en natuurwaarden beschermd en hoe worden weidevogelgebieden behoed voor aantasting?

De leden van de PvdA-fractie wijzen op de 5 punten die genoemd worden op pagina 7 en 8 die in acht moeten worden genomen naast de sturing op bouwaantallen. De leden van de PvdA-fractie onderschrijft dit, maar vragen zich af hoe de Minister hierop krachtiger gaat sturen, welke type acties zij gaat ondernemen en hoe zij dit gaat monitoren? Deze leden vragen de Minister of zij bereid is om in de NOVI krachtiger te formuleren dat bij de bouw van nieuwe woonwijken de tijdige aansluiting op het OV-netwerk een vereiste is, opdat ook mensen die geen auto (willen) bezitten of gebruiken in staat zijn hun werk en voorzieningen te bereiken, alsmede om het gebruik van de auto te reduceren? Deze leden nemen kennis van de op pagina 8 vermelde benodigde schaalsprong in het OV. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven dit en pleiten voor veel betere aansluiting op het Europese HSL-netwerk. Met welk ruimtelijk instrumentarium wordt dit versneld, ook gelet op de urgentie om sneller goede alternatieven voor het zeer belastende vliegverkeer te creëren? In welke mate worden ruimtelijke reserveringen gepleegd om ruimte te creëren voor onder andere de Lelylijn? Op welke wijze en met welke instrumenten wordt de aansluiting van de IC(E)-netwerken van Duitsland en België op het IC-netwerk van Nederland verbeterd? Deze leden vragen of het, gelet op de breed gedragen wens van de Kamer om verdozing langs de snelwegen tegen te gaan, het reduceren van verkeersbewegingen en emissies, gewenst is om in de NOVI op te nemen dat logistieke centra primair moeten worden ontwikkeld op plaatsen waar spoor- en/of waterverbindingen aanwezig zijn?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat op pagina 9 de verwachting wordt uitgesproken dat met de uitvoering van het reeds voorgenomen natuurbeleid het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn zal toenemen tot circa 65%. Welke investeringen zijn nodig om 100% doelbereik te realiseren en welk tijdpad wordt hiervoor opgenomen in de NOVI?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de inpassing van duurzame energie, de realisatie van natuur, waaronder de bossenstrategie, de aanpak van het veenweidegebied en de herstructurering van de landbouw vraagt om een nieuwe, grootschalige herverkaveling van het landelijk gebied. De leden van de PvdA-fractie hebben gepleit voor veel actiever grondbeleid op nationaal niveau. Deelt de Minister de opvatting dat door het innemen van grondposities bijgedragen kan worden aan het realiseren van natuurinclusieve kringlooplandbouw, door grootschalig beschikbaar komende agrarische gronden op te kopen, via pachtconstructies aan agrarisch ondernemers uit te geven in combinatie met pachtvoorwaarden waarin natuurinclusieve kringlooplandbouw als voorwaarde is opgenomen? Is in het licht van het monetaire beleid, gericht op aanhoudend lage rente (de rente voor staatsleningen met een looptijd van 30 jaar schommelt rond nul procent), het verwerven van grondposities in combinatie met andere instrumenten (zoals verpachting) naar uw oordeel ook niet een doelmatig instrument? Is de Minister bereid businesscases hiervoor te laten onderzoeken? Is grondverwerving in combinatie van peilverhoging in het veenweidegebied een doelmatige vorm om de veenoxydatie te verminderen om zo tot reductie van uitstoot van CO2 te komen? Deze leden vragen of het niet tijd is voor een aanpak Ruimte voor Energietransitie en Klimaatadaptie om, naar analogie van het programma Ruimte voor de Rivier waarin actief en robuust grondbeleid is versterkt met instrumenten als landinrichting, de noodzakelijke herschikking van functies en de urgente transities te versnellen.

De leden van de PvdA-fractie nemen kennis van het onderzoek van het kabinet aangaande het creëren van robuuste natuurnetwerken en verbindingen. Veel landen kennen het fenomeen nationale parken die gekoesterd worden en waar de bevolking trots op is en waar overheden veel waarde en betekenis aan hechten. De Nationale Parken zijn in Nederland bij uitstek geschikt om natuurwaarden te beschermen in combinatie met het verbeteren van de mogelijkheden tot recreatie en natuurbeleving. Welke kansen ziet de Minister om de Nationale Parken in Nederland verder te versterken en te ondersteunen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat op pagina 12 van de brief de te verwachten bandbreedtes aan oppervlakte van zonnepanelen op daken en op land worden beschreven, waarbij opvalt dat veel meer zon op land wordt verwacht dan zon op daken. Kan de Minister aangeven hoe zich dit verhoudt met de meermalen in de Kamer uitgesproken wens dat zonnepanelen met voorrang op daken moeten worden geplaatst? Hoeveel dakareaal is beschikbaar in Nederland? Is de Minister bereid met een samenhangende aanpak (naast ruimtelijk beleid ook het subsidie instrumentarium) recht te doen aan het voorrangsprincipe voor zon op daken? Deze leden vragen of de Minister bereid is om in de informatie- en rapportage-cyclus die in de Klimaatwet is opgenomen periodiek te rapporteren over het te verwachten ruimtebeslag van de opwekking, transport en opslag van duurzame energie, de te verwachten knelpunten het beleid en de acties om deze ruimtelijke knelpunten op te lossen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister op welke wijze de drinkwatervoorziening als nationaal belang kan doorwerken in provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies? Hoe borgt de NOVI de beschikbaarheid van water als leidend principe bij de ruimtelijke inrichting? Hoe borgt de NOVI dat vasthouden van water, zuinig omgaan met water en verdeling van water regionaal gelijkwaardig en evenwichtig worden afgewogen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Kamer, onder meer door het aannemen van de motie Moorlag cs (kamerstuk 27 878, nr. 470), de regering verzocht heeft spuitvrije zones in te stellen ter bescherming van de woonfunctie. Op basis van de motie Moorlag (Kamerstuk 27 858, nr. 498) is een paper opgesteld (Kamerstuk 27 858, nr. 498) waarin de mogelijkheden daartoe zijn geïnventariseerd. De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister bereid is werk te maken van het (doen) instellen van spuitvrije zones. Is de Minister bereid hiertoe instructieregels te gaan stellen?

De leden van de PvdA-fractie zien dat binnen het huidige IBP voor Vitaal Platteland door ministeries en decentrale overheden in een groot aantal regio’s inzet gepleegd wordt om te komen tot een integrale aanpak van meerdere ruimtelijke uitdagingen, met een nadruk op landbouw, natuurontwikkeling en klimaatadaptatie. Deze leden zijn van mening dat het zaak is dat dit tot handvatten voor actie leidt voor regio’s die nog niet mee doen aan deze aanpak. Staat de Minister ervoor open om in de voortzetting van haar inzet ten behoeve van een sterk landelijk gebied met regio’s te komen tot experimenten die naast ruimtelijke uitdagingen ook mobiliteits- en meer sociaal en welzijnsgeoriënteerde leefbaarheidsvraagstukken mee te nemen? Is de Minister bereid te komen tot een systeem van kennisdeling en kennisborging dat bijdraagt aan het beter kunnen delen van de lessen met regio’s en gemeenten die geen onderdeel zijn van lopende of nog op te zetten experimenten, dan wel gebiedsgerichte samenwerking tussen rijk en decentrale overheden?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat er in de brief geen duidelijkheid wordt gegeven over de aanwijzing van de NOVI-gebieden. Onderwijl zijn er zeer zorgelijke signalen dat meer perifeer gelegen landsdelen (Groningen, Zuid-Limburg, Zeeuws Vlaanderen) buiten beeld zouden geraken voor de aanwijzing als NOVI-gebied. Kan de Minister aangeven hoe zich dat verhoudt tot de stelling in de brief dat Nederland te klein is voor een periferie? Deelt de Minister de opvatting dat juist in die gebieden waar de opgaven groot, meervoudig en complex zijn en de overheden beperkter zijn in hun slagkracht inzet vanuit het Rijk rechtvaardigt? Temeer om voor alle inwoners van Nederland een goed voorzieningenniveau, levenskwaliteit en uitzicht op werk en welvaart realiseren? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de verstedelijkings- en transformatieopgave in Brainport Eindhoven (i.c. centrumstad Eindhoven) een complexe, meervoudige opgave is die vraagt om een samenhangende en integrale inzet en aanpak van rijk en regio samen. Deelt de Minister deze mening? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen of de Minister bereid is – naar analogie van de havengebieden in de twee andere Mainports -Rotterdam en Amsterdam – om de status van NOVI-gebied te verlenen aan de grote verstedelijkings- en transformatieopgave van de economische mainport Eindhoven welke zich bevinden in het hart van de stad, binnen de Ring en in samenhang met de – voor het verdienvermogen van Nederland – belangrijke economische toplocaties in en aan de rand van de stad? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen of het niet extra van belang is dat we focussen op sterke en gezonden steden binnen de NOVI. Waarom wordt er niet nadrukkelijker gekozen voor steden, waar toekomstig verdienvermogen kan worden ontwikkeld en waar kansen liggen voor verduurzaming? Is de Minister bereid om meer in te zetten op verstedelijkingsopgaven waarmee, gepaard met de ontwikkeling van OV-verbindingen, het duurzaam verdienvermogen van Nederland kan worden vergroot?

Tot slot merken de leden van de PvdA-fractie op dat in de ontwerp-NOVI en in de brief van 23 april 2020 wordt verwezen naar een nieuw instrumentarium waarvan de Omgevingswet een deel beslaat. Voor de stelselwijziging voortkomend uit de Omgevingswet is door decentrale overheden en private partijen een uitgebreid kennisprogramma opgezet om voorbereid te zijn op de uiteindelijke invoering van deze wet. Kan de Minister aangeven op welke wijze bij wordt gedragen aan kennisontwikkeling en kennisdeling om het effectief gebruik van het nieuwe instrumentarium door decentrale overheden en private partijen te bevorderen?

Inbreng ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de regering voor de toegezonden brieven ten aanzien van het Nationaal Omgevingsbeleid en de Omgevingswet.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af of de NOVI voldoende keuzes maakt en voldoende richtinggevend is. De uitspraak van de rechter over het Programma Aanpak Stikstof heeft ons met de neus op de feiten gedrukt: we zorgen niet goed voor de natuur in ons land. De ruimtelijke inrichting van ons land en onze manier van leven gaan ten koste van de natuur en uiteindelijk ook ten koste van onszelf. De coronacrisis – waarvan deze leden hopen dat deze snel achter ons ligt en er niet nóg meer mensen ziek worden of overlijden – heeft veel mensen laten zien wat de waarde is van meer rust, minder reizen, van schonere lucht en water. Het is vanuit dat perspectief dat deze leden behoefte hebben om enkele vragen aan het kabinet te stellen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het kabinet beoogt economische ontwikkeling van de leefomgeving samen te laten gaan met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Het kabinet stelt dat dit vraagt om een zorgvuldige afweging, waarbij ons goede vestigingsklimaat én het voorkomen van schade aan genoemde aspecten altijd zwaar moet wegen. Beschermen en ontwikkelen zullen echter niet altijd – vaak niet – samen kunnen gaan. Waar mogelijk kiest het kabinet voor koppeling van doelen en middelen, zonder de kosten en de voortgang te belemmeren. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd hoe de afweging wordt gemaakt wanneer beschermen en ontwikkelen níet samengaan. Hoe wordt voorkomen dat zachte waarden als gezondheid, waterveiligheid en leefomgevingskwaliteit het afleggen tegen harde, economische waarde?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat ook bij de energietransitie rekening moet worden gehouden met de gezondheidseffecten van alternatieve energiebronnen. Genoemde leden onderschrijven dit. Tegelijkertijd hechten zij eraan te benoemen dat ook bestaande energiebronnen een groot, in veel gevallen zelfs groter, effect hebben op mens en dier. Zij vragen of ook deze notie wordt betrokken.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen met tevredenheid vast dat de zonneladder een plek heeft gekregen in de NOVI. Voor de zomer worden de RES-en beschikbaar gesteld en is het mogelijk om te beoordelen of de zonneladder zijn werk heeft gedaan, of dat dit nog steviger in ruimtelijk beleid verankerd moet worden. Is het kabinet voornemens om het totaal van de RES-en te toetsen op impact op natuur, landschap en landbouwgrond, in het bijzonder als het gaat om zonneparken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven dat binnen het Stedelijk Netwerk Nederland een langetermijnstrategie nodig is om groei op een kwalitatieve manier te realiseren, zowel waar het gaat om woningen als om mobiliteit en leefomgeving. Tegelijkertijd willen genoemde leden er écht voor waken dat investeringen enkel binnen dit gebied plaatsvinden. Een euro voor spoor in de Randstad zal zich weliswaar eerder terugbetalen dan een euro in de noordelijke provincies, maar kan voor de leefbaarheid en het ontwikkelpotentieel van krimp- en anticipeerregio’s wel ontzettend belangrijk zijn. Genoemde leden maken zich dan ook enigszins zorgen wanneer zij de kaart op pagina 6 zien, waar bijvoorbeeld geen ruimte lijkt te zijn ingebed voor verbindingen tussen niet-stedelijke landsdelen onderling. Hoe is ook in deze afweging ruimte voor de zachte waarden, en niet enkel voor de harde economische waarden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bekend met het voornemen om te werken met NOVI-gebieden. Uit inbreng vanuit decentrale overheden begrijpen zij dat al een shortlist hiertoe is opgesteld, klopt dit? Op welke wijze vindt besluitvorming definitief plaats? Staan ook de regio Eindhoven en de Kanaalzone (Zeeland) op deze lijst? Hoe wordt in de toekenning uitvoering gegeven aan de motie Dik-Faber, die oproept om ook in de toekenning van NOVI-gebieden te kijken naar de rol die stedelijke gebieden buiten de Randstad, zoals Zwolle, kunnen spelen bij de verstedelijkingsopgave?

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen waar zij lezen dat een deur lijkt te worden opengezet voor bouwen in het groen. Wat bedoelt het kabinet wanneer zij schrijft dat nieuwe locaties goed afgewogen moeten worden tegen andere belangen ter plaatse? Zegt het kabinet hiermee eigenlijk ruimte te willen bieden voor bouw in natuur of landbouwgebied? Hoe kan worden voorkomen, dat ondanks goede intenties tóch altijd zal worden gekozen voor de «makkelijke» buitenstedelijke woningen, in plaats van de binnenstedelijke transformatie? Hoe wil het kabinet met de NOVI sturen op meervoudig ruimtegebruik in stedelijke gebieden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of in de NOVI naast top-downsturing op woningbouw, ook afdoende ruimte is voor – al dan niet collectief – particulier opdrachtgeverschap en burgerinitiatieven. Hoe wordt voorkomen dat voor deze initiatieven, niet of te weinig plek wordt geboden? En hoe kan ondersteuning van deze groepen vanuit de NOVI juist worden bevorderd?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat gemeenten de bevoegdheid krijgen zonnepanelen op het dak bij nieuwe distributiecentra te verplichten. Zij vragen wanneer deze verplichting in wet- en/of regelgeving kan worden verankerd. Tevens vragen zij of het kabinet voornemens is in het Bouwbesluit te verankeren dat platte daken van enige omvang altijd voldoende draagkracht hebben voor het plaatsen van zonnepanelen of zelfs het plaatsen van zonnepanelen verplicht te stellen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie willen graag een reflectie van het kabinet op de gedachte dat in een deltaland zoals Nederland water veel meer een ordenend principe zou moeten zijn. Voorts stellen zij vast dat de beschikbaarheid van voldoende zoetwater van groot belang is, o.a. vanwege de drinkwatervoorziening, en dat dit met het oog op klimaatverandering (het lijkt wederom een droge zomer te worden) en de toenemende druk op de bovengrondse en ondergrondse ruimte zeker niet vanzelfsprekend is. Deze leden vragen het kabinet op welke wijze het vasthouden van water i.p.v. het zo snel mogelijk afvoeren van water in de NOVI verankerd is? Deelt het kabinet het standpunt van deze leze leden dat waterbeschikbaarheid een leidend principe moet zijn voor ruimtelijke inrichting en landgebruik? De rijksoverheid heeft in de Structuurvisie Ondergrond (STRONG) aan provincies en drinkwaterbedrijven gevraagd om Aanvullende Strategische Voorraden (ASV’s) aan te wijzen en daarvoor het beschermingsbeleid i.r.t. mijnbouw te formuleren. Het Rijk zal daarin volgend zal zijn. Waarom heeft het kabinet in de NOVI niet het uitgangspunt van functiescheiding opgenomen: niet boren in of onder de ASV’s?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vrezen een verrommeling en verloedering van het platteland als boeren stoppen met hun agrarische bedrijfsvoering, panden leeg komen te staan etc. Deze leden hechten eraan dat de gronden van stoppende boeren via een instrument zoals een grondbank worden ingezet voor de blijvers, zodat die meer grondgebonden en extensiever worden. Behoud of zelfs verbetering van de kwaliteit van het platteland kan niet zonder regie en instrumentarium van de overheid, ook in financiële zin. Op welke wijze wordt hier in de NOVI richting aan gegeven?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat het kabinet aangeeft dat ook verbetering van de Nederlandse natuur als geheel noodzakelijk is. Tegelijkertijd lezen zij wel een erg technocratische benadering ten aanzien van natuur: die zou enkel noodzakelijk zijn voor het behalen van internationale doelen en het realiseren van economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Maar, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, heeft natuur niet ook in zichzelf waarde? Ook wanneer het niet direct een economisch belang dient, of nodig is om te voldoen aan internationale normen? Hoe wordt ook hier weer de zachte waarde van natuur in de NOVI verankerd? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet of en zo ja, op welke wijze het Deltaplan biodiversiteit in de NOVI verankerd zal worden. Tevens vragen zij of de NOVI voldoende stuurt op natuurinclusief ruimtelijk ontwerpen en bouwen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie stellen vast dat het Waddengebied, UNESCO werelderfgoed, door economische activiteiten (bodemdaling) en klimaatverandering haar natuurlijke kwaliteiten dreigt te verliezen. Deze leden hechten eraan dat de natuurlijke kwaliteiten richtinggevend zijn voor de keuzes die worden gemaakt, ook in de afweging met andere belangen die meer economisch van aard zijn. Deze leden zijn van mening dat het Waddengebied nu onvoldoende beschermd is en beter verdient. Op welke wijze wil het kabinet de natuurlijke kwaliteiten van het Waddengebied beschermen in de NOVI?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tot slot hoe behoud van het landschap als richtinggevend criterium geborgd wordt. Ook vragen deze leden hoe de waarden stilte en donkerte, en stiltegebieden terug zullen komen in de uiteindelijke NOVI.

Naar boven