2019D48708 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brieven Geannoteerde Agenda Raad WSBVC 10 december (Kamerstuk 21 501-31, nr. 543), Verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 24 oktober 2019 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 541), Reactie op verzoek van het lid De Jong, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 5 november 2019, over het bericht «Nederland baalt: WW-export lijkt toch onontkoombaar» (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1488) en Verordening coördinatie sociale zekerheidsstelsels 883/2004 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1487).

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Witzke

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

10

     

II

Reactie van de Minister

11

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen

Verordening coördinatie sociale zekerheidsstelsels 883/2004

De leden van de VVD-fractie begrijpen uit diverse berichten dat de trilogen over de Coördinatieverordening sociale zekerheid (Vo 883) in een impasse zijn beland. Deze leden vragen of de Minister dit kan bevestigen. Ook vragen deze leden of de Minister kan bevestigen dat dit dossier zowel ambtelijk als bestuurlijk hoge prioriteit heeft voor Nederland. Kan de Minister ook bevestigen dat de Nederlandse vertegenwoordiging er alles aan doet om dit dossier op een voor Nederland zo goed mogelijke manier te beslechten? Deze leden willen graag weten welke alternatieve stappen verkend zijn, mochten de onderhandelingen ondanks de Nederlandse inzet tot een ongunstige uitkomst leiden. Specifiek vragen de leden van de VVD-fractie om een nadere toelichting in hoeverre het op basis van het woonlandbeginsel mogelijk kan zijn de hoogte van uitkeringen aan te passen aan de standaarden in het woonland. Tot slot vragen deze leden welke stappen gezet zijn in de samenwerking met het Poolse Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en andere publieke arbeidsdiensten -al dan niet via het Network of the European Public Employment Services (PES-netwerk) – om problemen met export-WW onder de huidige regels terug te dringen en welke resultaten op dat vlak zijn geboekt.

Geannoteerde Agenda raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) 10 december 2019

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat gelijkwaardigheid tussen iedereen, mannen en vrouwen onbetwistbaar is. Deze leden vinden het van groot belang dat elk individu, ongeacht sekse, zich maximaal kan ontplooien. Tegelijkertijd zijn deze leden kritisch over de noodzaak om dergelijk beleid op Europees niveau te organiseren en op specifieke EU-voorstellen die daarover in het verleden zijn gedaan. Deze leden vragen om een nadere toelichting op het doel van de raadsessie over gendergelijkheid. Hierbij vragen deze leden hoe dit doel zich verhoudt tot de rolverdeling tussen lidstaten en de Europese organen in artikel 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) en het Nederlandse standpunt over de rolverdeling tussen de lidstaten en de Europese organen. Voorts vragen deze leden welke punten Nederland voornemens is in te brengen ten aanzien van de thematische prioriteiten, acties en maatregelen.

De leden van de VVD-fractie vragen welke prioriteiten de Minister heeft in de zevenjarenstrategie voor gezond en veilig werken. Deze leden vragen de Minister of Nederland nog steeds inzet op doelregelgeving en in hoeverre hiervoor steun van andere lidstaten te verwachten is.

De leden van de VVD-fractie hebben tot slot enkele vragen over de raadsconclusies over mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Deze leden vragen om een toelichting welke elementen vernieuwend zijn ten opzichte van eerdere conclusies en in hoeverre de conclusies gevolgen hebben voor het Nederlandse beleid.

Overige

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over sectorale sociale partnerakkoorden op EU-niveau. Deze leden vragen aan de Minister wat de status is van de eerder voorgestelde kappersrichtlijn en of er momenteel nieuwe initiatieven zijn. Daarnaast vragen deze leden in hoeverre Nederlandse werkgevers- en werknemersverenigingen hierbij betrokken zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Verordening coördinatie sociale zekerheidsstelsels 883/2004

De leden van de PVV-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat wordt gesproken over de situatie rondom de export van WW-uitkeringen. De passage lijkt zeer sterk op de brief, die in reactie op een verzoek van deze leden eerder deze maand naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 21 501-31, nr. 541). Deze leden zijn van mening dat de Minister zich er hiermee wel erg gemakkelijk van af maakt. Zijn er de afgelopen weken geen nieuwe ontwikkelingen geweest? Op 11 en 18 november 2019 is er opnieuw gesproken tussen de Europese Commissie, het Europees parlement en de Europese Raad van Ministers. Wat is er besproken? Welke stappen gaat de Minister de komende weken zetten?

De leden van de PVV-fractie vinden het vreemd dat in de voortgangsrapportage niet wordt ingegaan op fraudebestrijding. Kan de Minister uitleggen waarom niet?

Geannoteerde Agenda raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) 10 december 2019

De leden van de PVV-fractie constateren dat de nieuwe Europese Commissie in de eerste plaats met nieuwe ideeën komt op het gebied van gendergelijkheid: een aparte Commissaris voor gelijkheid en het ontwikkelen van een gendergelijkheidsstrategie. In de tweede plaats het EU-raamwerk voor gezond en veilig werken, omdat lidstaten moeten worden «geholpen» en dat zogenaamd niet zelf zouden kunnen. Ten derde eist de EU het promoten van de inclusieve arbeidsmarkt, iets wat de Minister ook van harte zegt te ondersteunen.

In alle drie de gevallen is het voor de leden van de PVV-fractie zo klaar als een klontje: de EU moet zich hier niet mee bemoeien. De Minister schrijft ergens in een bijzin nog wel dat het kabinet moeten opletten dat de EU niet buiten haar bevoegdheden zal treden. Terecht, maar wie neemt dat serieus? Wat deze leden betreft is er maar één garantie om te voorkomen dat de EU buiten haar bevoegdheden zal treden, en dat is helemaal niet het invoeren van nóg meer Brusselse regels. Ook het argument dat lidstaten zogenaamd «geholpen» zouden moeten worden met het opstellen van beleid raakt volgens deze leden kant nog wal.

De leden van de PVV-fractie vinden dat we heel goed zelf kunnen bepalen wat goed voor ons is, daar hebben we Brusselse bemoeiallen echt niet voor nodig. Lidstaten moeten zelf verantwoordelijk zijn en blijven voor hun sociaal beleid. Zowel direct, als indirect. Ook het arbeidsmarktbeleid kunnen we in Nederland heel goed zelf vormgeven. Sterker nog, de steeds sterker wordende Europese greep op het sociaal beleid zit ons de laatste tijd meer en meer in de weg. Een goed voorbeeld is uiteraard de export van WW-uitkeringen en daarbij de aanpak van fraude. Stop met het uitleveren van het sociaal beleid aan Brussel, en laat het waar het thuishoort: in Nederland.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Geannoteerde Agenda Raad WSBVC 10 december

De leden van de CDA-fractie hebben de voortgangsrapportage over de herziening van de coördinatieverordening sociale zekerheid gelezen. Deze leden steunen de inzet van de Minister om op het gebied van werkloosheid een zo kort mogelijke exportduur te bereiken, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving.

De leden van de CDA-fractie zijn wat betreft het beleidsdebat over gendergelijkheid benieuwd wat de prioriteiten van andere lidstaten zijn en hoezeer die afwijken van de Nederlandse prioriteiten. Hoe zouden de contouren van een EU-genderbeleid er volgens de Minister moeten uitzien? Met welke thematische prioriteiten, acties en maatregelen moet de EU, als het aan de Minister ligt, aan de slag gaan?

De leden van de CDA-fractie zien dat over de raadsconclusies over een nieuw strategisch EU-raamwerk voor gezond en veilig werken nog wordt onderhandeld. Deze leden lezen dat Nederland «naar verwachting» kan instemmen met de raadsconclusies. Welke punten zijn nog onderwerp van onderhandeling?

De leden van de CDA-fractie onderschrijven aangaande de raadsconclusies inclusieve arbeidsmarkt het belang van extra aandacht voor groepen met een grote afstand tot, of een kwetsbare positie op, de arbeidsmarkt. Is bekend om circa hoeveel mensen dit EU-breed gaat? Deze leden lezen dat de mogelijkheid tot «leven lang leren» wordt benadrukt. In Nederland wordt onder de noemer «leven lang ontwikkelen» al hard nagedacht over hoe hier invulling aan te geven. Hoe zijn andere lidstaten hier zoal mee aan de slag? Welke interessante voorbeelden zijn er om van te leren? Hoe wil het Kroatisch voorzitterschap invulling geven aan een «leven lang leren»?

De leden van de CDA-fractie staan achter de Nederlandse inzet ten aanzien van het beleidsdebat over de toekomst van het EU sociaal acquis in relatie tot werkgelegenheid en industriële relaties. Deze leden vragen of de Minister hierbij ook aansluit bij, op dit moment, de tussenrapportage van de commissie Regulering van werk en, straks, haar eindrapportage. Brengt hij het werk van deze commissie ook expliciet in bij zijn collega’s?

Verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 24 oktober 2019

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland het nationale actieprogramma tegen discriminatie heeft toegelicht en steun heeft uitgesproken voor het doel van de conceptrichtlijn gelijke behandeling. Moeten deze leden dit zo interpreteren dat de vorm ter discussie kan staan? Wat zou die vorm moeten zijn om het doel van de conceptrichtlijn te bereiken?

De leden van de CDA-fractie staan achter het Nederlandse standpunt ten aanzien van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid. Deze leden lezen dat de meeste lidstaten dit standpunt delen. Hoe gaat de discussie hierover de komende tijd verder?

De leden van de CDA-fractie zijn blij met de uitvoering van de motie-Asscher en de separate verklaring voor flexibele toepassing van de reeds bestaande uitzonderingsbepaling voor Europees Globaliseringsfonds (EGF)-aanvragen onder de drempelwaarde van 500 ontslagen werknemers in het geval van een no deal Brexit. En dat dit artikel dus kan worden gebruikt voor aanvragen vanuit het midden- en kleinbedrijf (mkb). Op welke wijze(n) gaat de voorlichting en ondersteuning bij EGF-vragen richting het mkb plaatsvinden? Zijn er nog meer Europese fondsen of regelingen waar de drempelwaarde dusdanig hoog is, dat het mkb er zonder uitzonderingsbepaling niet voor in aanmerking kan komen? Kan de Minister eens op een rijtje laten zetten welke huidige Europese regelingen en fondsen er specifiek voor het mkb zijn?

Reactie op verzoek van het lid De Jong, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 5 november 2019, over het bericht «Nederland baalt: WW-export lijkt toch onontkoombaar» & Verordening coördinatie socialezekerheidsstelsels 883/2004

De leden van de CDA-fractie lezen dat het dossier weer is geopend en het bereik over verdere onderhandelingen vastgesteld. Relevant voor Nederland is onder andere het hoofdstuk over werkloosheid: de regels voor werklozen die in een andere lidstaat wonen dan het werkland. Het beperkte bereik is voor Nederland nadelig, want niet alle relevante onderwerpen uit het werkloosheidshoofdstuk worden meegenomen. Het basisartikel over export en het artikel over de wachttermijn voorafgaand aan samentelling vallen niet onder het bereik van de onderhandelingen. Deze leden betreuren dat, maar kunnen zich vinden in de inzet van de Minister. Deze leden vragen hem op de ingeslagen weg door te gaan en tegelijkertijd flankerend beleid te blijven verkennen dat het oneigenlijk gebruik van de mogelijkheden die de Europese regels bieden om werkloosheidsuitkeringen te exporteren moet tegengaan. Op 14 oktober 2019 ontving de Kamer een brief met in gang gezette maatregelen. Heeft de Minister sindsdien nog stappen gezet of maatregelen verkend? Kan hij een stand van zaken geven van de trilogen tussen de Raad, het Europees parlement en de Commissie eerder deze maand hebben plaatsgehad? Hoe duidt hij op dit moment de Nederlandse positie aan de onderhandelingstafel?

De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat de European Exchange of Social Security Information (EESSI), het IT-systeem dat sociale zekerheidsorganen uit de hele EU helpt om sneller en veilig informatie uit te wisselen, niet goed werkt. Klopt dat?

Overige

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd, aangaande de sectorale sociale partnerakkoorden die in EU-wetgeving zijn omgezet, benieuwd naar de stand van zaken van de zogeheten «kappersrichtlijn».

De leden van de CDA-fractie lezen dat de lidstaten tot een algemene oriëntatie willen komen over voortzetting van het zogeheten PES-netwerk van publieke arbeidsdiensten in EU-lidstaten. Kan de Minister een beoordeling geven van hoe dit netwerk in zijn ogen functioneert?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen.

Gendergelijkheid

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister nader kan ingaan op de prioriteiten die hij voor zich ziet op EU-beleid voor gendergelijkheid voor de komende vijf jaar. Deze leden vragen hoe de Minister kijkt naar het streven van de nieuwe Eurocommissaris Dalli om binnen honderd dagen met een wetgevend instrument gericht op loontransparantie te komen, om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen. Is de Minister bereid om ook bij de andere lidstaten te vragen naar recent beleid op dat gebied en ervaringen met verschillende vormen van transparantiemaatregelen? Is de Minister bereid een overzicht te maken van de verschillende maatregelen die worden toegepast in andere landen en de sancties die daarbij worden gehanteerd?

Mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt

De leden van de D66-fractie vragen tot slot hoe de Minister kijkt naar de conclusies over mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Wat ziet de Minister als nieuwe elementen in deze tekst?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 10 december 2019 en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

De leden van de SP-fractie hebben zich eerder al uitgelaten over de export-WW en dat deze aanpassing van de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid koste wat het kost van tafel moet. Nu de trilogen tussen de Commissie, het huidige Europees parlement en het huidige Finse Voorzitterschap hervat zijn, willen deze leden van de Minister weten welke mogelijkheden er nu en in het vervolgtraject zijn om dit te bewerkstelligen, bijvoorbeeld via een noodremprocedure. Deze leden vragen de Minister te reageren op het voorbeeld in de brief van de FNV aan de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 26 november 2019 waaruit blijkt dat een EU-burger die tien jaar in het eigen land heeft gewerkt en premies heeft afgedragen en daarna in een andere lidstaat na bijvoorbeeld twee maanden werken werkloos wordt, in die andere lidstaat recht op een werkloosheidsuitkering alsof hij tien jaar en twee maanden in die laatste lidstaat gewerkt heeft. Klopt dit voorbeeld? Is de Minister het met deze leden eens dat dit volstrekt onacceptabel is en een stevige ruk aan de noodrem rechtvaardigt?

Beleidsdebat over toekomstig gendergelijkheid beleid en gendermainstreaming in de EU

De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister merkt dat de weerstand tegen het versterken van de rechten en de positie van vrouwen internationaal en binnen de EU groeit. Deze leden zouden graag van de Minister vernemen van welke lidstaten die weerstand specifiek komt en wat de achterliggende redenen hiervan zijn. Is de weerstand inhoudelijk of mogelijk ook omdat lidstaten geen bemoeienis vanuit Europa wensen op dit gebied?

Beleidsdebat over de toekomst van het EU sociaal acquis in relatie tot werkgelegenheid en industriële relaties

De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister ermee instemt dat daar waar Europees optreden evident toegevoegde waarde heeft en waar dit binnen de in de EU-verdragen opgenomen bevoegdheidsverdeling past, men met voorstellen moet komen. Wanneer vindt de Minister Europese bemoeienis wel en wanneer niet wenselijk? Deze leden lezen vervolgens dat de Minister de Commissie zal oproepen toe te zien op de implementatie van recent tot stand gekomen regelgeving en waar nodig te komen met vervolgstappen voor het verder tegengaan van oneerlijke concurrentie en voor de adequate bescherming van werknemers. Op welke regelgeving en welke lidstaten doelt de Minister hierbij?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Verordening coördinatie van sociale zekerheid

De leden van de PvdA-fractie constateren dat bij de herziening van de Verordening over de coördinatie van sociale zekerheid er – terecht – veel aandacht is voor georganiseerde fraude met WW-uitkeringen, maar deze leden zien dat fraude met sociale verzekeringsverklaringen hierdoor onderbelicht blijft. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij het ermee eens is dat mensen niet tussen wal en schip mogen vallen als het gaat om sociale zekerheid wanneer zij naar een andere Europese lidstaat gedetacheerd worden. Vindt de Minister dat fraude met A1-verklaringen, waardoor gedetacheerde werknemers niet zeker zijn van sociale zekerheidsrechtelijke bescherming, makkelijker tegengegaan kan worden met een notificatieplicht voorafgaand aan een detachering?

De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de Minister fraude en schijnconstructies met A1-formulieren wil aanpakken en of de Minister bereid is bij zijn Europese vakcollega’s te pleiten voor de notificatieplicht voorafgaand aan een detachering. Is de Minister bekend hoe eenvoudig en snel het is voor een werkgever om een A1-verklaring online in te vullen? Deelt de Minister de mening van de leden van de PvdA-fractie dat notificatie voorafgaand aan een detachering niet tot substantiële administratieve lasten voor het bedrijfsleven zorgt? Is de Minister verder bereid om te pleiten voor de introductie van een Europees Sociale Zekerheidsnummer om fraude met afdrachten van sociale zekerheidspremies in de toekomst tegen te gaan?

Implementatie herziene detacheringsrichtlijn

De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de Nederlandse implementatie van de herziene detacheringsrichtlijn. Klopt het dat de Minister nalaat Europese mogelijkheden te benutten om oneerlijke concurrentie, bijvoorbeeld in de bouw, tegen te gaan? Is de Minister bereid om de belofte die in het Regeerakkoord gedaan is, om van het principe van gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek werkelijkheid te maken en zo oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt tegen te gaan, met de implementatie van de herziene detacheringsrichtlijn gestand te doen? Gaat de Minister daarom ook (nog) niet algemeen verbindende cao’s toe passen op gedetacheerde bouwvakkers uit het buitenland? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Verordening coördinatie sociale zekerheidsstelsels 883/2004

De leden van de 50PLUS-fractie is het nog steeds een doorn in het oog dat het mogelijk blijft dat WW-uitkeringen geëxporteerd worden. Dat het mogelijk is dat mensen met een uitkering, onder meer in Polen, royaal vakantie kunnen vieren, en dat het niet te controleren is of men daar ook echt aan de sollicitatieplicht voldoet. Dat is de wereld op zijn kop en niet uit te leggen aan uitkeringsgerechtigden in Nederland die netjes voldoen aan hun verplichtingen. Het is ook zeer slecht voor het draagvlak voor onze sociale regelingen. Om dit te illustreren noemen deze leden een schrijnend voorbeeld, genoemd in de brief van de FNV aan de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 26-11-2019: «Een EU-burger die tien jaar in het eigen land heeft gewerkt en premies heeft afgedragen en daarna in een andere lidstaat (bijvoorbeeld Polen) na bijvoorbeeld twee maanden werken werkloos wordt, heeft in die andere lidstaat (bijvoorbeeld Nederland) recht op een werkloosheidsuitkering ALSOF hij tien jaar en twee maanden in die laatste lidstaat gewerkt heeft. Als de uitkering dan ook nog eens gebaseerd wordt op het veel hogere salaris van die laatste twee maanden, dan is dit buitenproportioneel te noemen en een bedreiging voor het nationale stelsel van sociale zekerheid». Is de Minister het eens met deze constatering?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen de Minister of hij het eens is met de stelling dat, gegeven het feit dat UWV bij het vaststellen van de hoogte van de uitkering als regel kijkt naar het salaris van de laatste 12 maanden, dit bij de werknemers uit andere EU-landen eigenlijk niet anders zou moeten zijn.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de Minister bereid is zich meer in te zetten voor een billijke, gelijke berekening van de uitkering tussen Nederlanders en EU-burgers. Hoe gaat de Minister onrechtvaardigheden in de berekening van het recht op uitkering tegen? Is de Minister bereid het werklandprincipe (pas) na een jaar toe te passen zoals de FNV in de brief d.d. 26-11-2019 voorstelt: «De Pool die na twee maanden werken in Nederland werkloos wordt, heeft dan recht op een WW-uitkering in Polen waarbij de laatste twee maanden op de geschetste wijze uiteraard ook meetellen voor de vaststelling van hoogte en duur van de uitkering in Polen. Werkt hij minimaal één jaar in Nederland, dan pas ontstaat recht op de Nederlandse WW.»? Kan de Minister ook aangeven hoe hij zogenaamde «draaideurconstructies» tegengaat? Deze leden zijn van mening dat feitelijk de Inspectie SZW hier bovenop moet zitten. Geen ontslag en uitkeringscarrousel dus, als het werk gewoon nog aanwezig is.

De leden van de 50PLUS-fractie blijven benadrukken dat de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid onder geen beding mag dwingen tot harmonisatie van sociale stelsels van lidstaten. Daarvoor zijn de gemiddelde inkomens- en uitkeringsniveaus van de lidstaten te verschillend. Kan die garantie gegeven worden door de Minister? Ook betreuren deze leden het dat het unanimiteitsvereiste voor dit dossier in 2008 is losgelaten. Deze leden zijn in dit verband bezorgd over de richting waarin de hervatte onderhandelingen over de herziening van Verordening 883/2004 zich lijken te ontwikkelen. Ook zijn de leden benieuwd wanneer de Minister het moment gekomen acht om de noodremprocedure toe te passen waarmee de coördinatieverordening tegengehouden kan worden. Of is dat voor de Minister geheel ondenkbaar in dit dossier?

De leden van de 50PLUS-fractie zijn benieuwd naar de uitkomst van de recente trilogen tussen Europese Commissie, het huidige Europees parlement en het huidige Finse Voorzitterschap van 11 en 18 november 2019. Zeker omdat hierbij sprake is van het optreden van (ten dele) nieuwe onderhandelaars. Blijkt dit gunstig of ongunstig vanuit Nederlands standpunt bezien? Wat heeft dit betekend voor de gezichtspunten op de voor Nederland belangrijke onderwerpen? Graag krijgen deze leden een uitvoerig verslag van deze vergaderingen, of in ieder geval een duiding van het verloop van deze overleggen.

De leden van de 50PLUS-fractie steunen het voornemen van de Minister om zich bij de onderhandelingen niet te beperken door het gekozen beperkte bereik van de (nieuwe) onderhandelingen. Maar hoe wil de Minister dit voornemen concretiseren? Hoe kan bereikt worden dat er überhaupt nog invloed uitgeoefend kan worden op het basisartikel over export en het artikel over de wachttermijn voorafgaand aan samentelling? Alle inzet moet volgens deze leden gericht blijven op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur van uitkeringen, forse verbetering van handhaving en vergroting van daadwerkelijke arbeidsparticipatie.

De leden van de 50PLUS-fractie zijn ook van mening dat binnen Nederland en in de Europese gremia sterke inzet van de Minister nodig blijft voor het tegengaan van slechte arbeidsomstandigheden en uitbuiting van arbeidsmigranten binnen Nederland en daarbuiten. Zij ontvangen graag een toelichting van deze inzet van de Minister.

Verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 24 oktober 2019

De leden van de 50PLUS-fractie willen naar aanleiding van het verslag van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 24 oktober 2019 graag weten welke inzet de Minister in EU-verband pleegt en gaat plegen om het antidiscriminatiebeleid, en in het bijzonder het beleid om leeftijdsdiscriminatie tegen te gaan, kracht bij te zetten.

De leden van de 50PLUS-fractie stemmen in met de inzet van Nederland om niet over te stappen naar meer gekwalificeerde meerderheid, waar het sociaal EU-beleid betreft.

De leden van de 50PLUS-fractie zijn verheugd te vernemen dat komend EU-voorzitter Kroatië «leven lang leren» een van de prioriteiten zal maken tijdens het Kroatisch voorzitterschap. Hoe gaat de Minister zich hier de komende tijd sterk voor maken? Gaat hij extra inzet plegen? Is de Minister het eens met deze leden dat «leven lang leren» ook een plaats zal moeten krijgen in de Europese fondsen? Nederland heeft in het Europees overleg als voorbeeld het STAP-budget genoemd. Welke extra inspanningen en investeringen gaat de Minister leveren om maatschappelijke ontwikkelingsbudgetten en leerrekeningen (fiscaal) te stimuleren?

Geannoteerde Agenda raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) 10 december 2019

De leden van de 50PLUS-fractie zijn voorstander van een nieuw EU strategisch raamwerk voor gezond- en veiligheid op het werk voor de periode 2021–2027. Het ontwikkelen van beter en effectiever beleid voor gezond en veilig werken kan alleen maar ondersteund worden, maar deze leden benadrukken daarbij wel dat de nationale autonomie van lidstaten hierbij gewaarborgd moet blijven. Het raamwerk mag geen blauwdruk worden. Deelt de Minister deze visie?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen tot slot aandacht voor het belang van aanscherping van de toepasselijke wetgeving rondom detachering. Kan de Minister aangeven, hoe hij zich wil gaan inzetten om schijnconstructies en schijndetacheringen te voorkomen? Gaat de Minister zich inzetten voor strikte handhaving en controle? Zo ja, hoe?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van de Minister op de diverse thema’s. Zij hebben enkele vragen.

Onderhandelingen sociale zekerheid

De leden van de SGP-fractie steunen de koers van de Minister om de onderhandelingen te verbreden en ook de export van uitkeringen weer ter discussie te stellen. Deze leden constateren dat ten aanzien van het onderwerp grensarbeiders wezenlijke verschillen bestaan tussen diverse groepen, zoals werknemers uit buurlanden en uit Oost-Europa, en dat generieke regelingen daaraan vaak geen recht doen. Deze leden wijzen op de beschrijving van praktische problemen door onder anderen Essers en Pennings1. Deze leden vragen de Minister hoe rekening wordt gehouden met deze verschillen. Is de Minister bereid om gelijktijdig aan de stringente lijn in de onderhandelingen waar nodig ook gebruik te maken van de suggestie in artikel 8 van verordening 883/2004 om bilaterale verdragen te sluiten met buurlanden?

Beleidsdebat gendergelijkheid

De leden van de SGP-fractie constateren dat de voorlichting over alternatieven voor abortus regelmatig gebrekkig blijkt te zijn en dat zwangere vrouwen daardoor nogal eens worden belemmerd in het maken van een goed geïnformeerde keuze. Deze leden kunnen zich voorstellen dat de Minister onder meer hierop doelt wanneer hij spreekt over weerstand tegen het versterken van de positie van vrouwen. Deze leden vragen of de Minister ook de evenwichtige voorlichting bij abortus in het Europese beleidsdebat wil agenderen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister zich wil inzetten voor de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Deze leden merken op dat Nederland een buitenbeentje vormt als het gaat om de termijn waarbinnen tot een abortus mag worden overgegaan. Deze leden vragen of de Minister in het beleidsdebat ook de openheid en bereidheid heeft om te leren van andere lidstaten en dat het uitgaande van de Europese context dan eerder voor de hand zou liggen dat Nederland zich meer naar het Europese gemiddelde zou bewegen. Voorts vragen deze leden waarom de Minister meent dat abortus een exportartikel is waarvoor de EU zich zou moeten inspannen en waarom hier gelet op het Verdrag niet veel meer de autonomie van de lidstaten gerespecteerd zou moeten worden.

II Reactie van de Minister


X Noot
1

Bijvoorbeeld G. Essers, «Lang leve de 60-jarige coördinatieverordening sociale zekerheid: hoe verder», in: Grensoverschrijdend werken (2019) nr. 25.

Naar boven