21 501-20 Europese Raad

Nr. 1488 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2019

Uw Kamer heeft mij – op verzoek van het lid de Jong (PVV) – om een brief gevraagd naar aanleiding van het bericht in de pers op 5 november jl. met de titel «Ontslagen Polen kunnen toch Nederlandse WW-uitkering opstrijken» (Handelingen II 2019/20, nr. 19, Regeling van werkzaamheden). Met deze brief, waarin ik inga op de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van Verordening 883/2004 en mijn aanpak daarbij, kom ik aan dit verzoek tegemoet.

Begin dit jaar hebben het toenmalige voorzitterschap, het toenmalige Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie een voorlopig akkoord bereikt. In mijn brief van 2 april jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430) heb ik Uw Kamer gedetailleerd geïnformeerd over de inhoud van het voorlopig akkoord.

Vervolgens zijn dit voorjaar de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte voorlopige akkoord stemde. Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Oost-Europese landen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. Het EP heeft het dossier vervolgens over de EP-verkiezingen heen getild.

Enkele weken geleden zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het huidige Finse Voorzitterschap hervat. In de eerste triloog op 22 oktober jl. is het bereik van de onderhandelingen vastgesteld. Ik heb uw Kamer bij brief van 4 november jl. geïnformeerd over het beperkte bereik van de onderhandelingen en dat dit nadelig is voor Nederland (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1487). Op 6 november heeft het Finse Voorzitterschap een nieuw mandaat verkregen om de verdere trilogen mee in te gaan. Op 11 en 18 november vinden de volgende trilogen plaats.

Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland. Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten op het werkloosheidshoofdstuk optrekken en voorstellen doen die alle relevante onderdelen van het werkloosheidshoofdstuk betreffen. Ik laat me daarbij uitdrukkelijk niet inperken door het gekozen beperkte bereik van de onderhandelingen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende minderheid van landen die dit om heel uiteenlopende redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar probeer ik met een zo ruim mogelijke groep samen te werken, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.

Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening met vertegenwoordigers van Nederland in het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders.

Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven