2019D37355

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2019

Uw commissie vraagt een reactie op een brief van het Indisch Platform 2.0 van 5 juni 2019. Er wordt een aantal vragen gesteld door dit Platform. Graag wil ik daarop reageren.

  • 1. Aangegeven wordt dat na 8 november 2018 niets meer is gebeurd.

Ik ga er vanuit dat de briefschrijver verwijst naar het Algemeen Overleg (AO) Voortgang beleid Oorlogsgetroffenen van 8 november 2018 (Kamerstuk 20 454, nr. 140). Voorafgaand aan het aanstaande AO Voortgang beleid Oorlogsgetroffenen op 3 oktober 2019, ontvangt uw Kamer een voortgangsrapportage over dit beleid. Daarin ga ik in op recente ontwikkelingen en de stand van zaken.

  • 2. Aangekaart wordt dat de vragen die uw Kamer heeft gesteld nog niet beantwoord zijn.

Inmiddels zijn de vragen van uw Kamer over de brief van 6 september 2018 inzake «beantwoording vragen commissie over de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en subsidieregeling collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland» beantwoord (Kamerstuk 20 454, nr. 146). Naar aanleiding van deze beantwoording heeft de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd. De beantwoording hiervan ontvangt u voor het genoemde AO van 3 oktober 2019 (Kamerstuk 20 454, nr. 148).

  • 3. Aangegeven wordt dat geen aandacht wordt geschonken aan bijgesloten brief en dat geen overleg heeft plaatsgevonden met het Indisch Platform 2.0.

Voor het beleid Oorlogsgetroffenen voer ik overleg met verschillende organisaties binnen de Indische gemeenschap, dus ook met het Indisch Platform 2.0. Het laatste overleg was op 11 juni jongstleden. In dit overleg zijn verschillende onderwerpen aan de orde geweest, waaronder de communicatie in het kader van 75 jaar vrijheid in relatie tot de Indische en Molukse gemeenschap, de subsidieregeling collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland en de Sophiahof.

  • 4. In deze vraag wordt verwezen naar de inzet van mijn broer inzake het programma «Achter de Dijken».

Televisieprogramma’s en andere media-uitingen die bijdragen aan de kennis over de geschiedenis van ons Koninkrijk en haar inwoners en daarover het gesprek bevorderen, acht ik zeer waardevol. Voor programmamakers geldt natuurlijk de persvrijheid. Redacties gaan zelf over de inhoud, daar heeft het kabinet geen invloed op. En zo lang ik me kan herinneren, heb ik al helemaal geen invloed op mijn broer Leo.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven