2019D11202 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media inzake:

  • reactie op verzoek commissie inzake NRC artikel van 22 februari 2019 «Asielzoekersscholen leveren komende jaren fors in» d.d. 7 maart 2019 (Kamerstuk 27 020, nr. 94);

  • reactie op verzoek commissie inzake de brief van Katholieke Scholenstichting Utrecht over herverdeling onderwijsachterstandsmiddelen d.d. 20 februari 2019;

  • onderwijsachterstandenbeleid: rapport CBS1 en online kaarten met meer informatie voor gemeenten d.d. 11 februari 2019 (Kamerstuk 27 020, nr. 92);

  • verbetering verdeling onderwijsachterstandsmiddelen d.d. 20 december 2018 (Kamerstuk 27 020, nr. 91).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

4

II

Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven en zien daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven over de verbetering verdeling onderwijsachterstandsmiddelen en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen. Scholen met asielzoekersleerlingen doen fantastisch werk om deze kinderen zo snel mogelijk zich veilig te laten voelen en de taal te leren. Het geld voor onderwijsachterstanden moet juist bij deze kwetsbare groep terecht komen.

Verdelingssystematiek

De leden van de D66-fractie hebben ingestemd met de nieuwe verdelingssystematiek van het CBS2, maar daarmee niet voorzien dat het ten nadele zou zijn voor scholen met asielzoekersleerlingen. Deze leden willen er alles aan doen om de schattingsmethode te verbeteren zodat het geld bij deze kwetsbare groep terecht komt. De leden zijn dan ook blij dat de Minister alle asielzoekersleerlingen die bekend zijn via het bestand van het COA3 en de IND4 een onderwijsscore geeft. Worden hier daadwerkelijk alle asielzoekersleerlingen mee bereikt, zo vragen deze leden.

Kan de Minister nader toelichten hoe de herverdeeleffecten precies uitwerken voor scholen met asielzoekerskinderen? Kan de Minister daarnaast uitleggen waarom de herverdeeleffecten bij gemeenten beperkt zijn; geldt dit bijvoorbeeld ook voor gemeenten met een asielzoekerscentrum, zo vragen deze leden. De leden verwachten dat de herverdeling voor sommige scholen een flinke uitdaging is. Is de Minister bereid om de Kamer jaarlijks op de hoogte te houden van de ontwikkelingen rond de effecten van de nieuwe verdeling in onderwijsachterstandsmiddelen, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen en de reactie op het NRC-artikel over de middelen voor de asielzoekerskinderen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden constateren dat de Minister verschillende bedragen noemt die scholen voor nieuwkomerskinderen ontvangen. Deze leden merken op dat dit alleen voor de eerste twee jaar is dat het kind naar school gaat. Deelt de Minister de observatie dat kinderen vaak langer de tijd nodig hebben om de achterstand in te halen? Ziet hij ook, zoals wetenschappelijk is aangetoond, dat het doorgaans vijf jaar duurt voordat nieuwkomers op hetzelfde niveau zitten als reguliere leerlingen? Moet de bekostiging hier niet meer op worden aangepast, zo vragen deze leden.

De leden lezen in de brief dat gewaarborgd is dat er voldoende middelen zijn om onderwijs te bieden aan leerlingen die nog niet lang in Nederland verblijven. De PO-Raad geeft echter aan dat de middelen voor asielzoekersscholen of scholen met veel nieuwkomers vaak bij lange na niet voldoende zijn om rond te komen. Veel besturen moeten daardoor noodgedwongen geld dat bestemd is voor andere scholen gebruiken om deze voornoemde scholen in de stand te houden. Herkent de Minister dit beeld? Is hij bereid te onderzoeken hoeveel het kost om nieuwkomers en asielzoekersleerlingen op het niveau van reguliere leerlingen te krijgen? Is hij bereid te onderzoeken wat het kost om achterstanden in het algemeen in te lopen, zo vragen deze leden.

Klopt het dat slechts een kwart van alle kinderen, die als nieuwkomer kunnen worden bestempeld, terug zijn te vinden in de datasystemen van IND5 en COA? Klopt het dus dat aan driekwart van de kinderen niet automatisch een score wordt toegekend? Wat heeft dit voor gevolgen voor scholen?

Voorts vragen deze leden waarom de Minister slechts drie van de vier aanpassingen die zijn voorgesteld door het CBS heeft overgenomen. Wat is de inhoudelijke motivering van deze keuze? Wat zijn de gevolgen voor de bekostiging van scholen?

De leden constateren dat 140 nieuwkomersscholen met een negatief herverdeeleffect te maken hebben van in totaal bijna € 11 miljoen. Dit kost honderden leerkrachten en ondersteuners hun baan, terwijl de kinderen nog dezelfde ondersteuning nodig hebben. Is de Minister het met deze leden eens dat het juist bij deze groep van belang is om tijdig goed onderwijs te geven, omdat anders de achterstand alleen maar oploopt en de kansen in het latere leven afnemen met alle negatieve gevolgen van dien voor het individu en de maatschappij. Is het in dat kader niet van belang dat juist deze scholen worden ontzien bij de herverdeling? Ziet de Minister een mogelijkheid deze scholen te compenseren? In dit kader constateren de leden dat er vele miljoenen euro’s uit de gewichtenregeling zijn weggelekt, omdat de schoolgewichten daalden. Vindt de Minister dit terecht, zo vragen deze leden.

Tot slot vragen de leden of de Minister de mening deelt dat de ontwikkeling in de eerste jaren van een kind essentieel zijn en daardoor kwalitatief goede voorschoolse educatie bijdraagt aan het inlopen van achterstanden. Is het daarom van belang dat juist vluchtelingenkinderen toegang hebben tot voorschoolse educatie, zodat zij met minder (of in uitzonderlijke gevallen zelfs geen) achterstanden beginnen aan de basisschool? Kan de Minister aangeven of alle kinderen in de centrale asielopvang toegang hebben tot voorschoolse educatie? Als dit niet het geval, is hij dan bereid actie te ondernemen om dit te bevorderen, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister voor Basis- en Voortgezet onderwijs en Media over de aanpak onderwijsachterstanden/verbetering verdeling onderwijsachterstandsmiddelen. Zij hebben daar nog enkele vragen over.

De leden hebben met instemming de informatie van de Minister gelezen over zijn inspanningen om samen met het CBS aan de hand van een nieuwe onderwijsachterstandenindicator, te zorgen voor een betere inschatting van de achterstandsproblematiek op scholen. Ook de beslissing om bij het CBS bekende asielzoekerskinderen automatisch mee te laten tellen, kan op waardering van de leden rekenen. Wel vragen de leden hoe groot de Minister het percentage asielzoekerskinderen schat dat niet bij het CBS bekend is.

De leden vinden het zeer belangrijk dat scholen en gemeenten niet onterecht de dupe worden van tekortkomingen in de meet- en schatmethode wat betreft het aantal achterstandsleerlingen en vooral asielzoekersleerlingen en waarderen de intentie van de Minister om tot verbeteringen te komen. De leden vragen de Minister echter wel waarop hij zijn vertrouwen baseert dat de aanpassingen van het CBS daadwerkelijk zullen leiden tot betere en realistischere schattingen en hoe en wanneer hij dit denkt te gaan evalueren.

De leden vragen de Minister ook of de verhoogde ondergrens aan achterstandsleerlingen voor extra bekostiging niet voor te veel problemen zorgt bij scholen die hierdoor buiten de boot vallen. De leden willen graag van de Minister weten of bij de verhoging van deze ondergrens de enige reden en overweging voor de Minister er één van budgettaire aard is (kortom: wordt het anders te duur?). Zo nee, welke overwegingen waren er dan voor de Minister?

Tot slot vragen de leden de Minister naar aanleiding van zijn reactie op het NRC-artikel «Asielzoekersscholen leveren de komende jaren fors in»6 of hij de overgangsfase van drie jaar, waarin scholen die nieuwkomers onderwijs geven naar een nieuwe situatie met mogelijk negatieve herverdeeleffecten kunnen toegroeien, voldoende acht en waarop hij dat baseert.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brieven. De Minister bestrijdt in zijn reactie op het NRC-artikel van 22 februari 2019 dat asielzoekersscholen / nieuwkomersscholen extra zwaar worden getroffen door de nieuwe verdeling. Dit gebeurt echter wel degelijk: 140 asielzoekersscholen en scholen met veel nieuwkomers gaan er samen bijna € 11 miljoen op achteruit. Dit staat gelijk aan 163 voltijds leraren of 249 onderwijsondersteuners. Scholen moeten personeel ontslaan, klassen vergroten of speciale voorzieningen (weekendscholen, taalklassen, vve7) versoberen of stoppen.

Op de 140 scholen die er gezamenlijk € 10,9 miljoen op achteruitgaan zijn de gevolgen aanzienlijk. Bij ongeveer 90 scholen moet men meer dan 0,5 fte aan leerkrachten bezuinigen, bij ongeveer 30 scholen moeten twee fte of meer aan leerkrachten bezuinigen bij ongeveer 15 scholen moeten ongeveer drie fte of meer aan leerkrachten bezuinigen en twee scholen moeten zelfs zes à zeven fte aan leerkrachten bezuinigen. Baart het de Minister geen zorgen dat scholen met veel nieuwkomers basisvoorzieningen voor deze nieuwkomers niet meer met voldoende kwaliteit in stand kunnen houden? Hoe beziet hij de signalen vanuit de betreffende scholen dat men de deuren moet sluiten?8

De Minister stelt dat de nieuwe jaarlijkse werkwijze bij de verdeling van de onderwijsachterstandenmiddelen kan rekenen op een breed draagvlak en noemt deze «een verbetering ten opzichte van de oude regelingen». De vraag is echter welk moment in het verleden hij uitkiest voor de vergelijking, want sinds 2011 leidde de oude definitie van onderwijsachterstanden ertoe dat het totaalbudget hiervoor terugliep met € 163 miljoen. Voor het PvdA-Kamerlid Yücel vormde dit in 2015 reden om een motie in te dienen die vroeg om een dynamischere maatstaf voor kinderen met een taal- en leerachterstand9 en die heeft geleid tot de ontwikkeling van de nieuwe CBS-indicator. Wat doet de Minister alles welbeschouwd met de wens van de PO-Raad dat eerst het weggelekte geld terug moet worden gebracht in de te verdelen pot, omdat de uitwerking van de nieuwe verdeling anders slechts neerkomt op het verdelen van de armoede?

De berekeningen die er nu liggen zijn volgens de Minister voldoende betrouwbaar om onderwijsscores toe te kennen, ook aan kinderen van wie veel achtergrondgegevens onbekend zijn. Het CBS heeft in de laatste wijziging een viertal aanpassingen getoetst en aanbevolen maar de Minister heeft slechts drie van de vier aanpassingen overgenomen. De leden willen dan ook graag van de Minister vernemen welk inzicht tot deze afwijkende keuze heeft geleid en wat dit concreet betekent voor scholen. Wil de Minister, zo vragen de leden, voor het einde van deze overgangsperiode evalueren hoe groot de ervaren problematiek is en indien nodig passende maatregelen nemen om deze problemen op te lossen, zoals ook de AOb10 vraagt.

De Minister benoemt dat in het basisonderwijs verschillende regelingen bestaan waarmee aanvullende bekostiging voor nieuwkomerskinderen wordt verstrekt. Het valt de leden echter op dat deze aanvullende bekostiging niet is opgehoogd na invoering van de nieuwe regeling voor onderwijsachterstandenbeleid zodat dit de negatieve herverdeeleffecten niet compenseert. Bovendien valt het hen op dat het eenmalige bekostigingsbedragen per kind betreft en uitsluitend voor de eerste twee jaar. Hoe beoordeelt de Minister de inperking tot twee jaar mede in het licht van de bevinding van het Lectoreninitiatief Professionalisering Taalonderwijs Nieuwkomers dat asielzoekersleerlingen of nieuwkomers pas na vijf jaar op het niveau zitten gelijkend aan het niveau van een reguliere leerling in het Nederlands onderwijssysteem.11

De leden signaleren dat asielzoekersscholen / interscholen / schakelklassen/ glo-scholen veelal geen eigen schoolvestiging en geen BRIN12-nummer hebben, maar zijn geregistreerd als dependance, dislocatie of nevenvestiging. Ze functioneren echter wel alsof ze een eigenstandige schoolvestiging zijn. Daarbij lopen deze scholen fors financiële middelen mis, namelijk de vaste voeten en toeslagen die een school uitsluitend krijgt indien het een eigenstandige vestiging is met een eigen BRIN-nummer. De (zeer) kleine scholentoeslag, bekostiging nevenvestiging en bekostiging schoolleiding zijn dus niet van toepassing op deze scholen. Hoe beoordeelt de Minister dat besturen daarom in de praktijk vaak noodgedwongen, geld dat bestemd is voor andere scholen gebruiken om nieuwkomersvoorzieningen in de lucht te kunnen houden? Deelt de Minister de mening van de leden dat dit een oneigenlijk effect van de bekostigingssystematiek is en wat wil de Minister hieraan doen, zo vragen de leden.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media


X Noot
1

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

X Noot
2

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

X Noot
3

COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers

X Noot
4

IND: Immigratie- en Naturalisatiedienst

X Noot
5

IND: Immigratie- en Naturalisatiedienst

X Noot
7

vve: voor- en vroegschoolse educatie

X Noot
9

Kamerstuk 34 242, nr. 7

X Noot
10

AOb: Algemene Onderwijsbond

X Noot
12

BRIN: Basisregistratie Instellingen

Naar boven