2015D30663 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken over de kabinetsreactie op het arrest van de Hoge Raad over de Wet onafhankelijk netbeheer. De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

   

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

II

Antwoord / Reactie van de Minister

III

Volledige agenda

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis genomen van het arrest van de Hoge Raad over de Wet onafhankelijk netbeheer (Won) en van de reactie van de Minister daarop. De leden van de VVD-fractie zijn altijd voorstander geweest van de splitsingswet, omdat die wet naar hun mening vrije concurrentie en een gelijk speelveld waarborgt.

Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad lazen de leden van de VVD-fractie in verschillende media dat de topman van het bedrijf Eneco heeft gesteld dat dit bedrijf in de komende jaren ruim 400 miljoen euro aan investeringen moet terugschroeven. Delta geeft op haar website aan dat het in geval van splitsing niet meer zelfstandig zal kunnen voortbestaan. Wat deze leden betreft bewijst die uitspraak onomstotelijk het gelijk van de gedachte achter de splitsingswet: dat ongesplitste bedrijven direct voordeel hebben van hun netwerkbedrijf. Doordat de bedrijven voor productie en levering een betere credit-rating hebben vanwege hun netwerkbedrijf (doordat het ongesplitste bedrijf altijd een vaste inkomstenstroom heeft uit het netwerkbedrijf en dus daardoor kredietwaardiger is) kunnen zij zich beter financieren en gemakkelijker handelscontracten sluiten dan spelers die geen netwerkbedrijf in hun groep hebben. Eneco en Delta hebben dus een financieel voordeel van het bezit van haar netwerkbedrijf dat zij elders in de onderneming aanwenden. De leden van de VVD-fractie horen graag van de Minister of hij deze uitspraken ook zo interpreteert en er dus momenteel geen sprake is van een gelijk speelveld binnen Nederland.

De markt voor elektriciteit in Nederland kent behoorlijke overcapaciteit. De komende jaren met de komst van een groter aanbod hernieuwbare energie en het groeiende aanbod aan hernieuwbare energie uit Duitsland dat door toenemende interconnectie nog overvloediger naar Nederland kan komen, zal het aanbod er niet direct kleiner op worden. Welk risico levert al deze gesubsidieerde en dus marktverstorende hernieuwbare energie op voor de Nederlandse energiebedrijven? In hoeverre hebben deze bedrijven last van een ongelijk speelveld doordat energiebedrijven in de rest van Europa de splitsing minder ver hebben doorgevoerd? Wat is het verdienmodel van een energiebedrijf op de Nederlandse markt? Welke acties kan de Minister ondernemen om het gelijke speelveld in Europa voor energiebedrijven te versterken?

De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de gevolgen van de splitsing voor Delta en Eneco:

Beide bedrijven maken melding van verlies van werkgelegenheid. Delta meldt op haar website een verlies van 800 banen. In hoeverre heeft de Minister deze cijfers kunnen toetsen? In hoeverre is de Minister van mening dat deze bedrijven sowieso al zouden moeten snijden in hun werkgelegenheid door de veranderende marktomstandigheden in de energiemarkt en hoe schat de Minister dan het extra verlies aan werkgelegenheid in als direct gevolg van de splitsing?

Hoe schat de Minister de gevolgen voor de kerncentrale Borsele in voor het geval Delta moet splitsen? Is de (financiële) continuïteit afdoende geborgd en zo nee, op welke wijze wordt de veiligheid van de centrale in dat geval geborgd?

Wat is de huidige bijdrage van Delta en Eneco aan de realisatie van de doelstellingen op het gebied van duurzame energie en CO2 reductie? In hoeverre komen deze doelstellingen in gevaar door het wegvallen van het zelfstandige bestaansrecht en/of terugschroeven van investeringen door deze bedrijven?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de uitspraak van de Hoge Raad en relevante omstandigheden via een brief bij de toezichthouder op de Won, de Autoriteit Consument en Markt (ACM), onder de aandacht heeft gebracht. Deze leden vertrouwen er op dat de ACM eerlijk doch rechtvaardig zal toezien op naleving van de Won.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief van de regering van 29 juni jl. Deze leden hebben hierover een aantal vragen.

Klopt het dat de winst van de netbeheerder overgemaakt kan worden aan de holding? (Behoudens de restricties vanuit het Besluit Financieel Beheer Netbeheerders). Wordt de winst ook daadwerkelijk overgemaakt? En als dit zo is, waarom wordt dan steeds door de ongesplitste energiebedrijven gezegd dan dat er geen kruissubsidiëring plaats vindt? Of bedoelen ze kruissubsidiëring in strikt formeel-juridische zin in plaats van feitelijke, economische kruissubsidiëring?

Klopt het dat globaal genomen Eneco zonder netbeheerder Stedin nauwelijks winst maakt, en Delta zonder DNWB verlies? Kan de Minister een overzicht geven van de winsten die Eneco, Stedin, Delta en DNWB de afgelopen jaren gemaakt hebben?

Klopt het dat Eneco globaal genomen de winsten uit het netbeheer gebruikt voor investeringen in duurzame energie? Klopt het dat Delta globaal genomen de winsten uit het netbeheer gebruikt om financieel boven water te blijven?

Klopt het dat de beide ongesplitste energiebedrijven de publieke aandeelhouders (gemeenten en de Provincie Zeeland) eigenlijk niet betrekken bij dit soort afwegingen en de gemeenten niet de hoeveelheid dividenden ontvangen, die ze in een gesplitste situatie zouden ontvangen?

Klopt het dat NUON en Essent over een groot (financierings)voordeel beschikken, door het hebben van een moedermaatschappij met een eigen netwerk? Klopt het dat de ongesplitste energiebedrijven door splitsing op achterstand zouden komen? Of zouden deze ongesplitste bedrijven na splitsing in eerste instantie dezelfde publieke aandeelhouders hebben, die er nu ook al zijn, met de bijbehorende hoge kredietwaardigheid en financieringsvoordeel?

Hoe groot is het financieringsvoordeel van NUON en Essent en de andere gesplitste bedrijven? Hoe wordt het voordeel, van goedkope kredieten die Vattenfal en RWE kunnen aantrekken, doorgegeven aan NUON en Essent? Zijn er financieringsvoordelen door middel van garantstellingen van de moedermaatschappijen?

Kan de Minister een overzicht geven van wat alle energieleveranciers investeren in duurzame energie? Kan de Minister een overzicht geven van waar groene stroom wordt ingekocht? Kan de Minister bij zo’n tabel onderscheid maken in levering, inkoop en eigen productie, en investeringen?

Op welke manier wordt bij de ongesplitste energiebedrijven het risico afgedekt dat een tegenvaller op productie en handel wordt afgewenteld op het netwerk? Is het Besluit Financieel Beheer Netbeheerders daar voldoende waarborg voor?

Heeft er al overleg plaatsgevonden tussen de ongesplitste energiebedrijven en de ACM over de naleving van de wet? Wat heeft dit overleg opgeleverd? Hoeveel tijd zal het feitelijke splitsingsproces in beslag gaan nemen?

Vindt Eneco nog steeds dat het Energieakkoord niet uitgevoerd zou moeten worden? Vinden de 55 publieke aandeelhouders, waaronder de gemeente Rotterdam en Den Haag, dit ook?

Kan de Minister bij benadering een tijdpad geven voor de procedure bij het Gerechtshof Amsterdam, over de eigendomsbescherming in het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM)? Klopt het dat deze procedure geen opschortende werking heeft?

Klopt het dat het vermeende werkgelegenheidsverlies gebaseerd is op een zelfbedacht scenario, waarbij na splitsing eerst privatisering van het Productie- en leveringsbedrijf (PLB) zou volgen, en vervolgens de nieuwe eigenaar van het PLB een ontslagbesluit zou nemen? Klopt het dat zowel de eerste als de tweede vervolgstap niet onvermijdelijk is?

Klopt het dat hiermee de effecten van splitsing en andere zaken die hier los van staan, door elkaar gehaald worden? Klopt het dat bij de inmiddels gesplitste energiebedrijven geen banenverlies door de splitsing zelf is ontstaan?

Kan de Minister per bedrijf aangeven hoe het proces van ontvlechting tot nu toe verloopt en een overzicht geven van de door de ACM te nemen (vervolg)stappen? Kan de Minister aangeven binnen welke termijn het proces tot ontvlechting dient te zijn voltooid? Welke stappen heeft de ACM sinds de laatste brief van de Minister aan de Kamer gezet om ervoor te zorgen dat het groepsverbod wordt nageleefd door de twee bedrijven? Welke stappen zijn gezet ten aanzien van het verbod op nevenactiviteiten?

De Minister stelt in zijn brief van 29 juni jl. aan de bestuursvoorzitter van de ACM dat hij erop vertrouwt dat deze »bij de uitoefening van zijn bevoegdheden zorgvuldig om zal gaan met alle relevante omstandigheden die voortvloeien uit de uitspraak van de Hoge Raad. Kan de Minister aangeven op welke relevante omstandigheden hij doelt?

Tijdens de parlementaire behandeling van de Won in 2006 heeft de toenmalige Minister van Economische Zaken (EZ) aangegeven dat een vrije, non-discriminatoire toegang tot de netten voor alle energieproducenten en leveranciers een belangrijke reden was voor het doorvoeren van het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten. Welke invloed hebben de digitalisering van de economie, de ontwikkeling naar slimme netwerken en nieuwe diensten en de komst van de slimme meter op de noodzaak van de onafhankelijkheid van het netbeheer? Wordt deze noodzaak hiermee groter, kleiner of ongeveer gelijk?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben al eerder, bij de inbreng over het voorstel van de Elektrictiteits- en gaswet (Kamerstuk 34 199) aangegeven met wisselende gevoelens kennis te hebben genomen van dat betreffend wetsvoorstel. Bij genoemd wetsvoorstel wordt vastgehouden aan de «splitsingswet» en wordt dit zelfs nog sterker verankerd. De door de regering gemaakte keuze vast te houden aan splitsing is en politieke keuze. Een keuze die naar mening van de leden niet of onvoldoende onderbouwd wordt.

Naar mening van de SP-fractieleden ademt de brief, die is geschreven naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad, botweg «het grote gelijk» uit. Daarbij voorbij gaand aan het feit dat de Wet Onafhankelijk Netbeheer (hierna: Won) uit 2006 stamt en er in die tien jaar nogal wat zaken zijn veranderd in energie-land.

De splitsing van bedrijven met netbeheer en productie en levering is destijds «verkocht» met het argument, dat de Europese Unie dit op zou leggen. Nu, bijna 10 jaar later, is niet alleen duidelijk dat buiten Nederland geen enkel land deze stap vrijwillig heeft genomen, maar is inmiddels de vraag gerechtvaardigd of Nederland zich met de gemaakte keuze van verplicht Ownership Unbundling (OU) of eigendomsontvlechting niet volkomen alleen heeft gezet.

In 2006 is door de Minister van EZ herhaaldelijk gesteld dat de Won niet splitsing tot doel had, maar onafhankelijk netbeheer met gelijke toetreding van marktpartijen tot dit net. Een net dat in publieke handen beschermd is tegen buitenlandse overnames en tegen (financiële) problemen bij commerciële partijen. Volgens de leden van de SP-fractie kunnen er andere keuzes gemaakt worden, om datzelfde doel te bereiken. Moet de Won niet met een welwillende blik en met de kennis van 2015 opnieuw worden bekeken, vragen de leden?

Sinds 2006 is de visie op, de wereld verandert, heeft Europa te maken gekregen met een banken- en economische crisis. Aan de verheerlijking van de marktwerking lijkt een eind te komen. Kritische rapporten als «Verbinding Verbroken»1 en de studie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) «Dertig jaar privatisering, verzelfstandiging en marktwerking» hebben gemeen dat zij constateren dat er in de praktijk veel onduidelijk is als het gaat om de vraag hoeveel beslisruimte de Staat heeft bij de uitvoering van Europese richtlijnen, en dat het parlement zich op dit punt meer en beter kan (laten) informeren om zelfstandig te kunnen inschatten wat de implicaties van EU-regelgeving precies zijn.

Daarnaast zal de transitie naar nieuwe energie ten opzichte van het letterlijk «fossiele systeem» naar mening van de SP-fractieleden om een andere benadering gaan vragen.

Het doel van onafhankelijk netbeheer is behaald, ook bij de netten van niet gesplitste bedrijven als Eneco en Delta. Er is geen belemmering voor andere bedrijven in de regio’s van deze decentrale netten; niet voor switchende klanten en ook niet voor andere producenten. Indien de Minister enige belemmering bij de decentrale netten van Stedin en Delta heeft geconstateerd, horen de leden dat dan ook graag.

Deze leden lezen in de beantwoording op de vragen uit de Kamer, onder vraag 2, over economische effecten van splitsing dat de Minister zich baseert op gegevens van het Centraal Planbureau (CPB) uit 2006. Dit is als onderbouwing onvoldoende. Zijn er geen latere CPB beschouwingen over dit onderwerp?

Het kan de Minister toch niet zijn ontgaan dat er een onderzoek ligt van Price Waterhouse Coopers (PWC) naar de splitsing van energiebedrijven2? Immers heeft voormalig SP-Tweede Kamerlid Paulus Jansen daar in oktober 2013 schriftelijke vragen3 over gesteld die ook nog eens zijn beantwoord. De Minister achtte het destijds niet zorgvuldig, om op dat moment verdere uitspraken te doen over de Won vanwege de te verwachten uitspraak van de Hoge Raad. Wellicht is dat moment dan nu wel aangebroken om nu wel op de gestelde vragen te reageren?

Bij de aanvaarding van de Won in 2006 is in de Eerste Kamer de motie Doek/Sylvester c.s.4. met algemene stemmen aangenomen. De motie stelt dat «...nog niet vast staat dat de Europese Unie zal overgaan tot het vaststellen van een Richtlijn, die gedwongen splitsing, zoals voorzien in dit wetsvoorstel, zal opdragen aan de lidstaten». De motie «roept de regering op om een besluit tot effectuering van een splitsing niet te nemen dan nadat duidelijk is dat de Europese Unie zal overgaan tot het vaststellen van een dergelijke Richtlijn». De plenaire reactie op deze motie van de toenmalige Minister van Economische Zaken op 14 november 2006 was: «Ik kan deze motie omarmen, omdat wij van mening zijn dat het prima is als het zonder gedwongen splitsing kan. Er hoeft geen reden voor gedwongen splitsing te zijn, als dat publieke en onafhankelijke netbeheer niet in gevaar komt.»

Met deze toezegging heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanvaard. Zoals we nu weten is deze Europese Richtlijn tot gedwongen splitsing er nooit gekomen, maar in strijd met deze motie en de appreciatie van de motie door de Minister, is gedwongen splitsing wel doorgevoerd.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de motie Doek/Sylvester is nagekomen. Is publiek en onafhankelijk netbeheer ooit in gevaar geweest bij ongesplitste bedrijven? Is de mening van de huidige Minister een andere? Wat is de reden om ondanks de uitspraak dat «het prima is als het zonder gedwongen splitsing kan» toch tot splitsen te dwingen?

Tot de uitspraak van de Hoge Raad op 26 juni jl. was het groepsverbod niet-verbindend. Netwerkbeheerders in één holding met productie en levering zijn een feit in de Delta-Stedin gebieden van midden en zuidwest Nederland. Er bestaat dus – naar mening van de SP-fractieleden – een goed beeld van een situatie zonder splitsing. In deze situatie met geïntegreerde bedrijven was er een ontwikkeling met veel nieuwe toetreders op de markt en een goed beheer van de netten, zonder de in 2006 gevreesde erosie van de netten ten gunste van commerciële activiteiten en zonder enig risico dat deze netten in buitenlandse handen komen. Is het naar mening van de Minister een feit dat, de werking van de energiemarkt zonder groepsverbod, uitstekend geduid kunnen worden omdat immers een groepsverbod tot 26 juni jl. niet bindend was? Zo nee, kan toegelicht worden waarom niet? Kan vanuit de beantwoording van Kamervraag 3 uit de bijlage gelezen worden, dat er geen misbruik van de monopolypositie is geconstateerd?

Destijds leek de keuze voor het splitsen van netwerken en productie met levering helder. De leden van de SP-fractie vragen zich af of vanwege de energietransitie het splitsingsbesluit niet moet worden heroverwogen. Vandaag de dag lijkt een scheidslijn tussen net enerzijds en productie en levering anderzijds niet altijd even logisch en soms zelfs willekeurig. Denk daarbij de discussie over het beheer van laadpalen en of er daarbij sprake is van een «net. Mogen decentrale systeembeheerders gebruik malen van goedkopere opties van netbeheer zoals opslag en demand respons? Waarom is er een experimenteer algemene maatregel van bestuur (AMvB) waarbij in wijken een los eigen net met eigen productie en levering mag komen? Het lijkt daarbij dat een harde scheiding tussen net enerzijds en productie en levering anderzijds in de toekomst een belemmering gaat vormen. Is systeembeheer nog een heldere afgebakende taak? Mogen netbeheerders nu in afspraak met huishoudens en bedrijven pieken in zonnestroom afvlakken via extra thuisgebruik, extra thuis-opslag of door het uitzetten van panelen? Horen laadpalen wel of niet bij het gereguleerd domein van systeembeheerders? Moet – wanneer splitsing een feit is – Alliander zich gaan beperken in activiteiten (Allego)? Waarom vormen dit soort commerciële activiteiten in een holding geen risico en waarom zou dit niet marktverstorend werken, maar productie en levering in één holding met een net wel?

De leden van de SP-fractie constateren dat met het splitsen van de laatste twee Nederlandse geïntegreerde bedrijven het speelveld in Nederland niet eerlijker worden. Ook buitenlandse bedrijven met netwerken hebben in Nederland een leveringsvergunning gekregen en opereren op de Nederlandse markt. De leveringsmarkt wordt gedomineerd door bedrijven met netwerken, zoals Vattenfall (merknaam: Nuon), RWE (merknaam Essent), GDF-SUEZ en EON. Gaat deze wet voorkomen dat na splitsing van Delta en Eneco, onderdelen worden overgenomen door deze buitenlandse bedrijven?

Is het niet zo dat er pas sprake is van een eerlijker speelveld, wanneer ook bij buitenlandse bedrijven sprake is van splitsing? Kan de Minister toelichten waaruit dat gelijke speelveld bestaat, wanneer buitenlandse ongesplitste bedrijven de Nederlandse productie en leveringsmarkt bedienen? Hebben bedrijven met een netwerk (binnen of buitenland) voordelen bij investeringen ten opzichte van bedrijven zonder netwerk gezien de credit rating? Waarom mogen ongesplitste buitenlandse bedrijven, leveren en produceren, terwijl Delta en Eneco blijkbaar eerst gedwongen moeten gaan splitsen om vervolgens te mogen (blijven) doen wat ze doen?

Klopt het, vragen de leden van de fractie van de SP, dat bijna alle bedrijven die interesse hebben in grootschalige investeringen in energie ongesplitste bedrijven zijn?

De SP-fractieleden vragen wat de voordelen voor een Nederlands groepsverbod zijn ten opzichte van het buitenland. Ook hierin lijkt Europa Nederland niet te volgen. Een groepsverbod «mag» van Europa. Maar legt dit niet dwingend op. Is dit nu niet typisch zo’n maatregel waarover het parlement zich meer en beter moet (laten) informeren om zelfstandig te kunnen inschatten wat de implicaties van EU-regelgeving precies zijn?

De hele Europese energie-branche heeft zich via Eurelectric in februari 2015 nog uitgesproken tegen het nut van «Ownership Unbundling» (groepsverbod): «Existing unbundling requirements – if well implemented and enforced – are sufficient to ensure the development of new market services to customers. [...] We do not believe that ownership unbundling is a better solution».5 Kan de Minister hierop reageren?

Wat is de reactie van de Minister op het feit dat in Duitsland juist een omgekeerde beweging – namelijk integratie van netten, productie en levering door bijvoorbeeld EON en RWE – van start gaat? Kan de Minister reageren op de introductie van een nieuwe Duitse wet die moet gaan voorkomen dat energiebedrijven zich gaan splitsen om daarmee kosten te gaan ontduiken die samenhangen met de ontmanteling van de kerncentrales6?

De leden van de SP-fractie, hebben bij de inbreng voor de Gas- en elektriciteitswet (Kamerstuk 34 199) al enkele opmerkingen gemaakt over de splitsingswet. In de memorie van toelichting (MvT) van dit voorstel stelt de Minister «In Nederland is de variant «ontvlechting» (artikel 9, eerste lid, van richtlijnen 2009/72 en 2009/73) geïmplementeerd. In deze variant mag in de onderneming waar de systeembeheerder onderdeel van uitmaakt, geen productie, levering en handel plaatshebben. Uit de richtlijnen volgt dat als een lidstaat eenmaal de variant «ontvlechting» heeft geïmplementeerd het kiezen voor een andere optie niet meer mogelijk is.»

Is het niet zo dat het in dit Europese artikel 9, eerste lid, richtlijnen 2009/72 en 2009/73 enkel over transmissiesysteembeheerders zoals TenneT gaat en niet over distributiesysteembeheerders zoals Eneco en Delta? Moet de gebruikte term «systeembeheerder» in de MvT gelezen worden als transmissie systeembeheerder?

Waarom veroorzaakt de Minister verwarring door termen als Distribution SystemOperators (DSO’s) en Ttransmission System Operators (TSO’s) naar behoefte door elkaar te gebruiken? Door in de brief te verwijzen naar eerdere beantwoording (Kamerstuk 34 000 XIII nr. 8, vraag 63 en 64), dat vervolgens verwijst naar een foutieve bijlage (Kamerstuk 28 165 nr. 1767) wordt een lijst van de Europese Commissie met gecertificeerde TSO’s oneigenlijk in de discussie betrokken.

In Europa moeten de TSO’s (transmission system operators; landelijke hoogspanningsnet) zoals TenneT in Nederland gesplitst zijn van productie/levering. In Europa geldt dit echter niet voor DSO’s (Distribution system operators) zoals Stedin. In antwoord 1 in de brief van de Minister geeft hij antwoord door te beginnen over TSO’s (De EU stelt eigendomsontvlechting van transmissienetten verplicht in de derde energierichtlijnen (2009/72/EG en 2009/73/EG) die als doel hebben verbeteringen aan te brengen in de werking van de Europese interne energiemarkt.) Dit antwoord is correct, maar de vraag ging niet over TenneT en leidt daarmee tot verwarring. Idem voor de MvT van het wetsvoorstel STROOM waarin staat: «In Nederland is de variant «ontvlechting» (artikel 9, eerste lid, van richtlijnen 2009/72 en 2009/73) geïmplementeerd. In deze variant mag in de onderneming waar de systeembeheerder onderdeel van uitmaakt, geen productie, levering en handel plaatshebben. Uit de richtlijnen volgt dat als een lidstaat eenmaal de variant «ontvlechting» heeft geïmplementeerd het kiezen voor een andere optie niet meer mogelijk is.»

Ook dat gaat via deze richtlijnen enkel over TSO’s / TenneT; maar de suggestie is dat het over de casus Eneco – Stedin of Delta zou gaan. Zeker de term systeembeheerder (zonder het voorzetsel «transmissie») voedt deze verwarring.

De hele Won en de hele Hoge Raad uitspraak gaat dus over DSO’s en niet over TSO’s / TenneT. Toch kiest de Minister er steeds voor om over de TSO’s te beginnen. Dit geeft verwarring en geeft continu de suggestie dat het hier dus over EU regels omtrent DSO’s als Stedin gaat. Kan de Minister hier dan nu eindelijk via deze beantwoording duidelijkheid verschaffen?

De rechter kijkt uiteraard specifiek naar de vraag of splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven kan en mag. Maar het is naar mening van de leden van SP-fractie daarnaast aan de politiek om een besluit te nemen of het ook maatschappelijk wenselijk is.

De markt is en blijft gedomineerd door (internationaal) ongesplitste bedrijven. Splitsing van Eneco en Delta doet daar niets aan af. Het raakt wel de laatste grote Nederlandse energiebedrijven met mogelijk verkoop aan een buitenlandse partij na splitsing.

Los daarvan moet overwogen worden of de keuze van splitsen wel de juiste was. Dit kabinet stelt bij alle wetten «geen kop te willen op EU-wetgeving». Waarom dan vast wordt gehouden aan een keuze die door geen enkele lidstaat is gevolgd, is deze leden dan ook nog steeds een raadsel. Daarnaast vragen deze leden zich af, of de uitkomst van de hele exercitie heeft gebracht wat beoogd is.

De leden van de SP-fractie betwisten dat Europese regelgeving vereist dat een transmissiesysteembeheerder onafhankelijk is van bedrijven die energie produceren, leveren of verhandelen. Nederland heeft er destijds onverstandig aan gedaan de keuze voor ontvlechting te maken, menen de leden. Zij vernemen graag hoe hard de richtlijnen kunnen stellen, dat daarna een andere optie niet meer mogelijk is. Wordt hier nu werkelijk beweerd dat een voor een land verkeerd uitwerkende keuze, tegen beter weten in gevolgd moet worden tot in de eeuwigheid?

Op welke wijze kan een aandelenruil economische prikkels versterken? In de tekst staat dat het niet de bedoeling is dat het doel wordt te voorzien in een (eventuele) kapitaalbehoefte van de Nederlandse infrastructuurbedrijven. Wat is dan de reden om een aandelenruil in de toekomst mogelijk te maken, vragen deze leden zich af?

Mogen de inkomsten uit het netbeheer (gereguleerd domein) bij de geïntegreerde bedrijven Eneco of Delta dan nu wel ingezet worden voor het productie- en leveringsbedrijf (kruisfinanciering)? Heeft de Minister concrete aanwijzingen dat de inkomsten uit netbeheer tegen de regels wel voor de productie- en leveringsbedrijven worden ingezet? Zo nee, waarom is splitsing dan nodig?

De Minister stelt in de brief van 29 juni jl. als reden voor het groepsverbod: «Hiermee wordt voorkomen dat, in geval van verlieslatende commerciële productie- en leveringsactiviteiten of riskante investeringsplannen, verliezen worden afgewenteld op het netbedrijf. « Dit afwentelen kan en mag helemaal niet. Als hier al vrees voor is, is het toch merkwaardig dat de Minister zelf ervoor kiest met STROOM dat het netwerkbedrijf (in de holding van de netbeheerder) wel commerciële activiteiten mag ontplooien. In de Wet STROOM staat de Minister juist netbeheerders («Systeembeheerders») toe een uitgebreide rij commerciële activiteiten binnen hun groep uit te voeren («Infrastructuurgroep»: zie het voorstel van wet van 4 mei 2015, Artikel 4.14).

In antwoord op Kamervragen 4 en 5 (Bijlage 1 – 30 212 nr. 81 d.d. 29 juni 2015) lijkt de Minister tekstueel te suggereren dat geïntegreerde bedrijven zich verweren tegen het groepsverbod omwille van inkomsten uit het netwerkbedrijf. Echter, verderop (pagina 7) geeft de Minister aan dat het hen om de credit rating en dus om het eigendom gaat.

De leden van de fractie van de SP vragen of de Minister hiermee bedoelt dat geïntegreerde bedrijven in Nederlands eigendom «risico’s afwentelen» en «inkomsten» uit distributienetten in zekere zin onjuist inzetten. Bestaat er een feitelijke aanleiding om te stellen dat de distributienetten van Stedin en DNWG van mindere kwaliteit zijn dan de distributienetten van andere netbeheerders?

De Minister stelt in de brief dat risico’s voor productie een moverende reden zijn om het groepsverbod in te vullen. Is het bekend dat de bedrijfsresultaten van Duitse energieproducenten zeer onder druk staan, met name door het Duitse streven om af te stappen van het stoken van kolen («Kohle Ausstieg»)? Kan de Minister verklaren waarom er desondanks in Duitsland geen roep is om een groepsverbod? Met welke redenen besluit de Minister dat wat in Duitsland zo goed werkt in Nederland juist ongunstig zou zijn zodat we het moeten verbieden?

Delta heeft eerder aangegeven dat bij gedwongen splitsing het commerciële deel niet zelfstandig kan voort bestaan, maar verkocht moet worden. Eerder is aangegeven dat de kerncentrale in nationale handen moet blijven. Hoe ziet de Minister de toekomst van de kerncentrale na splitsing? Wie neemt de verplichtingen van amovering van de kerncentrale voor zijn rekening? Indien Delta niet meer kan bestaan, en er geen andere nationale of Europese partij interesse heeft in de centrale, wat wordt dan de toekomst van de centrale?

De leden van de SP-fractie constateren dat er een wereld van verschil bestaat tussen de opvattingen van Rijk en bij Delta/Eneco over het verlies aan werkgelegenheid. Is de Minister bereid hier onderzoek naar (te) laten doen en de Kamer hierover te informeren?

Alles overziende zijn de leden van de SP-fractie van mening dat alleen al vanwege de energietransitie in de toekomst, een weloverwogen besluit op zijn plaats is. Kan onderzocht worden wat de voor- en nadelen van de Won bij de energietransitie zijn? Kunnen een aantal specialisten in Europees recht de opdracht krijgen te onderzoeken of afzien van splitsing op problemen met Europa stuit? Is Europa überhaupt wel geïnteresseerd in de wijze waarop richtlijnen door afzonderlijke landen worden geïmplementeerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen wat de economische gevolgen zijn voor het verder doorvoeren van de wet onafhankelijk netbeheer. In hoeverre heeft verdere doorvoering van het groepsverbod gevolgen voor de werkgelegenheid, zo vragen deze leden? Kan de Minister met recent onderzoek aantonen welke gevolgen de wet onafhankelijk netbeheer ten aanzien van de splitsing van regionale netbeheerders en levering- en productiebedrijven ten algemene heeft gehad, zo vragen deze leden.

In hoeverre komt de splitsing van distributienetten zoals neergelegd in de Wet onafhankelijk netbeheer voort uit een Europese verplichting zo vragen de leden van de CDA-fractie? Beaamt de Minister dat artikel 9, lid 1 richtlijn 2009/72 enkel transmissiesysteembeheerders betreft en niet distributiesysteembeheerders? Gezien er geen Europese verplichting is om de Nederlandse distributienetten te splitsen, zou het dan de voorkeur hebben om deze werking van de wet onafhankelijk netbeheer op te schorten? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat het verstandig zou zijn om de Europese regelgeving voor de energiemarkt exact over te nemen? Zo nee, waarom niet? Verwacht de Minister dat andere Europese lidstaten een groepsverbod tussen netwerkbedrijven en productie- en leveringsbedrijven zullen invoeren, zo vragen deze leden?

Zou het ten goede komen aan het Europees speelveld als de splitsing tussen bedrijven van distributienetten en productie- en leveringsbedrijven in Nederland pas wordt geëffectueerd op het moment dat in andere lidstaten energiebedrijven worden verplicht netwerkbedrijven van distributienetten en productie- en leveringsbedrijven te splitsen? Kan de Minister aangeven hoe de motie Doek cs. (Kamerstuk 30 212, H) is uitgevoerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De leden van de CDA-fractie vragen of andere Europese lidstaten hun netbeheerders van distributienetwerken van productie- en leveringsbedrijven hebben gesplitst. Hoe schat de Minister de creditrating voordelen in van bedrijven die in het buitenland netwerken bezitten bij grote investeringen ten opzichte van bedrijven die geen netwerk bezitten, zo vragen deze leden.

Is het groepsverbod proportioneel ten opzichte van het doel van de wet onafhankelijk netbeheer namelijk de leveringszekerheid, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Acht de Minister het mogelijk om de leveringszekerheid te garanderen zonder splitsing, zoals in andere Europese lidstaten, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Kan de Minister aantonen dat publiek en onafhankelijk beheer van distributienetten ooit in gevaar was bij ongesplitste bedrijven in Nederland, zo vragen deze leden? Zijn er volgens de Minister belemmeringen voor andere bedrijven, voor klanten die switchen of voor andere producenten, bij de netten van Stedin en Delta, bedrijven die tot nog toe niet gesplitst zijn? Heeft de Minister aanwijzingen dat de inkomsten uit netbeheer bij Eneco en Delta tegen de regels in voor de productie- en leveringsbedrijven worden ingezet? Zo nee, acht de Minister splitsing dan toch nodig?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen het voortbestaan van de commerciële activiteiten van Delta? Mogen deze in buitenlandse handen komen, zo vragen deze leden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben gemengde gevoelens over de splitsingswet. Het maakt deze leden daarbij verder niet uit wat de Hoge Raad of het Gerechtshof in Amsterdam daarover zeggen, aangezien zij de wet onafhankelijk netbeheer toetsen aan het Europees recht en Europese verdragen, waar deze leden zoals bekend een broertje dood aan hebben. Deze leden gaat het om de vraag wat de gevolgen zijn van het doorvoeren van splitsing voor de energievoorziening in Nederland en voor de werknemers van de betreffende bedrijven.

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie daarover op dat de bedrijven die destijds wel gesplitst zijn allemaal zijn overgenomen door buitenlandse bedrijven. Buitenlandse bedrijven die veelal in eigen land ook nog een netwerk beheren en dus nog een geïntegreerd bedrijf vormen. Vooral op de productiemarkt domineren de ongesplitste bedrijven (RWE-Essent, Vattenfal-NUON, GDF, Eon, DONG). Deze leden vragen waarom het kennelijk wel toegestaan is dat ongesplitste buitenlandse bedrijven de Nederlandse markt bedienen en ongesplitste Nederlandse bedrijven niet. Erkent de Minister dat bedrijven met een netwerk in binnen- of buitenland voordelen hebben bij investeringen met hun credit rating ten opzichte van bedrijven zonder netwerk? Hoe groot schat de Minister de overlevingskans in van een gesplitst Eneco en Delta ten opzichte van deze op de Nederlandse markt opererende buitenlandse bedrijven en waar baseert de Minister dat op? Erkent de Minister dat het doorvoeren van splitsing het einde kan betekenen van deze Nederlandse bedrijven, aangezien zij alleen kunnen overleven met een buitenlandse overname en zo niet, waarom niet?

De Minister geeft aan dat een reden voor splitsing is om het toezicht te vergemakkelijken en ongewenste kruissubsidiering tegen te gaan. Kan de Minister aangeven waarom dat probleem zich kennelijk niet voordoet bij ongesplitste buitenlandse bedrijven op de Nederlandse markt? Kan de ACM daar wel eenvoudig vaststellen of er sprake is van ongewenste activiteiten, zoals kruissubsidiering? Heeft de Minister indicaties dat er bij de geïntegreerde Nederlandse bedrijven ongewenste activiteiten plaatsvinden die door splitsing kunnen worden vermeden en zo ja welke? Welke voordelen zijn er voor de Nederlandse consument, indien splitsing wordt doorgedrukt? Kunnen zij dan profiteren van een lagere energierekening of lagere netwerkkosten?

Verder stellen de betreffende bedrijven dat er door splitsing 800 banen bij Delta en 1.000 banen bij Eneco verloren zouden gaan. De Minister stelt echter dat splitsing niet de primaire oorzaak is van dit banenverlies. Kan de Minister aangeven wat dan wel de primaire oorzaak is? Beweert de Minister hiermee in feite dat deze banen hoe dan ook verloren gaan de komende tijd of er nou gesplitst wordt of niet? Indien splitsing toch wordt doorgedrukt binnen welke termijn is dan voor het personeel duidelijk of zij op zoek moeten naar een andere baan of niet? Verder stelt u vast dat het economisch zware tijden zijn voor de conventionele energiebedrijven. Welke noodzaak is er dan om 10 jaar later deze splitsing alsnog door te drukken, terwijl deze bedrijven al in zwaar weer verkeren? Wat is er op tegen om nog een paar jaar te wachten tot economisch betere tijden, zodat een eventuele splitsing gerealiseerd kan worden met een minimaal banenverlies?

Kan de Minister tenslotte garanderen dat deze hele kwestie geen prestigestrijd is tussen wat oudgediende hooggeplaatste ambtenaren van uw ministerie die gewoonweg een wet willen doordrukken waar ze jarenlang aan gewerkt hebben? In hoeverre zijn de makers van deze wet nog werkzaam op uw ministerie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van de kabinetsreactie inzake Arrest Hoge Raad over de Wet onafhankelijk netbeheer, en hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de D66-fractie lezen dat de bedrijven die de splitsing nog niet hebben doorgevoerd hier nu toe moeten overgaan. Deze leden vragen de Minister om nader in te gaan op de manier waarop het proces tot splitsing zal verlopen en wanneer de volledige splitsing voltooid moet zijn. Ook vragen zij of de betreffende bedrijven eenzelfde proces zullen doorlopen of dat er verschillen in de uitvoering zullen zijn.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister erop vertrouwd dat de ACM rekening zal houden met alle relevante omstandigheden. Kan de Minister aangeven wat hij bedoeld met de duiding «alle relevante omstandigheden», zo vragen de voorgenoemde leden.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de doelstellingen van de Wet onafhankelijk netbeheer, waaronder dat de netten niet worden bloot gesteld aan commerciële risico’s, dat er een gelijk speelveld op de energiemarkt ontstaat en dat consumenten vrij kunnen kiezen, van groot belang zijn. Deze leden vragen in hoeverre volgens de Minister in de huidige situatie met onvolledige splitsing, aan deze doelstellingen wordt voldaan Ook willen deze leden weten of de Minister van mening is dat de splitsing ervoor zal zorgen dat deze doelen worden behaald. Ten slotte vragen de voorgenoemde leden of de Minister ook alternatieven anders dan splitsing heeft overwogen om de doelstellingen van de wet te bereiken.

De leden van de D66-fractie merken op dat in de meeste andere lidstaten van de Europese Unie de scheiding tussen netbeheer enerzijds en productie en levering anderzijds minder ver is doorgevoerd dan in Nederland. De voorgenoemde leden vragen of die onvolledige doorvoering van de scheiding elders in Europa negatieve consequenties heeft voor de concurrentiepositie van de Nederlandse energiebedrijven en of gesplitste Nederlandse energiebedrijven het risico lopen om overgenomen te worden door buitenlandse concurrenten die wel nog het netbeheer in eigen land in handen hebben. Deze leden vragen of de Minister verwacht dat andere lidstaten in Europa op korte termijn over zullen gaan tot verdere scheiding van hun netwerkbedrijven. Ook willen zij weten of de Minister hiertoe in Brussel aandringt.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister om te reageren op uitspraken van energiebedrijven die nog moeten splitsen dat zij minder zullen investeren in duurzame energie. Ook willen deze leden weten of dit van invloed zal zijn op de uitvoering en de haalbaarheid van de doelen van het Energieakkoord.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat scheiding in netbeheer enerzijds en productie en levering anderzijds een voordeel heeft voor de energietransitie omdat extra investeringen in het net ten behoeve van die transitie niet hoeven te worden getoetst aan de commerciële belangen van het netwerkbedrijf. Deze leden vragen de Minister of de splitsing naast dit voordeel ook nadelen voor de energietransitie kan hebben. Daarbij vragen deze leden aan de Minister om de stelling van enkele partijen dat de «Nederlandse overheid door splitsing nog meer invloed verliest op de eigen energievoorziening» bij zijn antwoord te betrekken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met zorg kennis genomen van de kabinetsreactie inzake het Arrest van de Hoge Raad. Hun zorg betreft vooral de invloed die de kabinetsreactie heeft op de investeringsbereidheid in zonne- en windenergie. Zij hebben daarover een aantal vragen.

Heeft de Minister onderzoek gedaan naar de gevolgen van splitsing voor de mogelijkheid en bereidheid van energiebedrijven om te investeren in duurzame energie?

Hoe verhouden de investeringen van reeds opgesplitste elektriciteitsleveranciers in zonne- en windenergie in Nederland zich tot de investeringen van de niet-opgesplitste bedrijven Eneco en Delta?

Is de huidige situatie in het verzorgingsgebied van Eneco/Stedin en Delta in de ogen van de Minister marktverstorend?

Komt in de huidige situatie in de ogen van de Minister het publieke en onafhankelijke netbeheer in gevaar?

Kan de Minister een appreciatie geven van het rapport «Splitsing in de energiesector. Een verdeeld of onverdeeld succes?» van PWC?

Hoe verhoudt de lijn van het kabinet in deze kwestie zich tot de breed gesteunde Eerste Kamermotie Doek c.s. (Kamerstuk 30 212, N)?

Onderschrijft de Minister de woorden van zijn voorganger bij het debat over de Won dat er «geen reden voor gedwongen splitsing [hoeft] te zijn, als dat publieke en onafhankelijke netbeheer niet in gevaar komt?» (Handelingen EK 2006–2007, 300)

II Antwoord / Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Kabinetsreactie inzake Arrest Hoge Raad over de Wet onafhankelijk netbeheer en antwoorden op vragen commissie

30 212, nr. 81 – Brief regering d.d. 29-06-2015, Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Parlementaire enquête van de Eerste Kamer

X Noot
2

Splitsing in de energiesector. Een verdeeld of onverdeeld genoegen?

X Noot
3

Beantwoording vragen over de gevolgen van de WON – 2013Z19538.

X Noot
5

(Eurelectric, febr 2015; «CEER public consultation.

X Noot
6

Energeia, 10 augustus 2015; Nieuwe Duitse wet ondermijnt idee achter Eons splitsingsplan

X Noot
7

Hierbij is sprake van een foute vermelding, de bedoelde bijlage zit bij 28 165 nr. 179. In de brief is sprake van een typ-fout.

Naar boven