Kamervragen zonder Antwoord
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vraag | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 2023Z11628 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vraag | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 2023Z11628 |
Bent u bekend met het bericht «Wiersma wil weekendscholen kunnen sluiten, maar onderwijsinspectie ziet zijn plan niet zitten»?1
Kunt u alle onderliggende beslisnota’s, ambtelijke stukken, input, onderzoeken en overige stukken die ten grondslag liggen aan uw brieven van 18 november 20222 en 24 mei 20233 aan ons doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Naar welke concrete en aanwijsbare gevallen verwijst u in uw brief van 24 mei 2023, als u het heeft over «een aantal informele onderwijsinstellingen»?
Waar blijkt concreet en aanwijsbaar uit dat deze instellingen kinderen ervan zouden weerhouden om zich «in vrijheid te ontwikkelen door hen te stimuleren zich af te keren van de Nederlandse samenleving»?
Wat is uw definitie van het weerhouden van kinderen om zich in vrijheid te ontwikkelen en te stimuleren zich af te keren van de samenleving?
Kunt u aantonen dat het in de hierboven genoemde gevallen aantoonbaar gaat om een planmatige dan wel structurele opzet bij deze instellingen om kinderen ervan te weerhouden zich «in vrijheid te ontwikkelen door hen te stimuleren zich af te keren van de Nederlandse samenleving»?
Wat is er concreet en aantoonbaar veranderd sinds het kabinet op 19 juni 2020 in een brief schreef dat (risicogericht) inspectietoezicht indruist tegen grondrechten als de vrijheid van vereniging, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie?4
Hoe is het mogelijk dat het kabinet drie jaar later opeens vindt dat (risicogericht) inspectietoezicht niet meer indruist tegen grondrechten als de vrijheid van vereniging, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie?
Wat is er concreet en aantoonbaar veranderd sinds het kabinet op 19 juni 2020 in een brief schreef dat er geen evident maatschappelijk nut was om (risicogericht) inspectietoezicht toe te passen?
Hoe is het mogelijk dat het kabinet drie jaar later opeens vindt dat er wel evident maatschappelijk nut is om (risicogericht) inspectietoezicht toe te passen?
Waarom is het kabinet teruggekomen op haar visie van 19 juni 2020, namelijk dat het belasten van duizenden organisaties om zicht te krijgen op een beperkt aantal organisaties waar mogelijk zorgen om zijn, disproportioneel wordt geacht?
Waarom zette volgens uw brief van 19 juni 2020 de toenmalig Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media grote vraagtekens bij toezicht door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie)?
Waarom bent u drie jaar later opeens niet meer de mening toegedaan dat hier grote vraagtekens bij moeten worden geplaatst?
Wat vindt u ervan dat de inspectie, blijkens de brief van 19 juni 2020, verwachtte dat generiek toezicht mogelijk averechts kan werken?
Wat bedoelde de inspectie met het mogelijk averechts kunnen werken van generieke maatregelen?
Wat vindt u ervan dat de inspectie, blijkens de brief van 19 juni 2020, verwachtte dat generieke maatregelen tot een gevoel van wantrouwen kunnen leiden?
Klopt het dat de inspectie zich, blijkens een artikel in de Volkskrant van 25 mei 2023, keert tegen uw plannen uit de brief van 24 mei 2023?5
Klopt het dat de inspectie zich, blijkens een artikel in de Volkskrant van 25 mei 2023, niet de aangewezen partij acht om uw plannen uit te voeren?
Klopt het dat de inspectie, blijkens een artikel in de Volkskrant van 25 mei 2023, principiële zorgen heeft dat het gezag en het draagvlak voor het onderwijstoezicht door uw plannen worden aangetast?
Kunt u de input en de visie van de inspectie over uw plannen ten aanzien van het toezicht op informeel onderwijs aan ons doen toekomen?
Wat is uw reactie op de uiting van Pieter Huisman, bijzonder hoogleraar Onderwijsrecht, namelijk dat er niet genoeg legitieme grond is voor de wet die u voorstelt?6
Op welke concrete en aantoonbare signalen duidt u in uw brief van 18 november 2022, als u stelt dat er signalen over een gering aantal instellingen zijn die getuigen van anti-integratieve, antidemocratische en antirechtstatelijke denkbeelden die op termijn kunnen leiden tot parallelle samenlevingen?
Waar blijkt concreet en aantoonbaar uit dat het bij de bovengenoemde signalen gaat om anti-integratieve, antidemocratische en antirechtstatelijke denkbeelden?
Wat is uw definitie van anti-integratieve, antidemocratische en antirechtstatelijke denkbeelden?
Waar blijkt concreet uit dat de bovengenoemde signalen kunnen leiden tot parallelle samenlevingen?7
Kunt u aantonen, zoals u duidt in uw brief van 18 november 2022, dat uit het onderzoek van Nieuwsuur en NRC uit 2019 daadwerkelijk, onomstotelijk en aantoonbaar blijkt dat bij minstens vijftig onderwijsplekken in het hele land anti-integratieve, antidemocratische en antirechtstatelijke denkbeelden werden opgelegd aan meer dan duizend kinderen?
Waaruit blijkt dat anti-integratieve, antidemocratische en antirechtstatelijke denkbeelden werden opgelegd aan meer dan duizend kinderen op minstens vijftig plekken?
Waaruit blijkt dat de denkbeelden die worden verspreid op deze vijftig individuele plekken anti-integratieve, antidemocratische en antirechtstatelijke denkbeelden zouden zijn?
Deelt u de mening dat één journalistieke publicatie waarin een beeld wordt opgeworpen over vijftig instellingen volstrekt onvoldoende is om tot uw plannen over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Heeft u in uw overwegingen ook de reacties van een aantal instellingen meegewogen die in het desbetreffende NRC-artikel uit 2019 niet worden genoemd, maar wel beschikbaar zijn, waarin deze instellingen afstand nemen van het door het NRC geschetste beeld?
Bent u zich ervan bewust dat de specifieke instelling waarnaar het Verwey-Jonker Instituut onderzoek heeft gedaan en u in uw brief van 18 november 2022 naar verwijst, inmiddels failliet is verklaard en wat is hierop uw reactie?
Deelt u de mening dat een onderzoek uit 2019 en een ander onderzoek uit 2020 over een inmiddels failliete instelling geen actuele onderbouwing kan zijn om over te gaan op uw plannen? Zo nee, waarom niet?
Waaruit blijkt concreet en aantoonbaar uit dat het maatschappelijk belang groot genoeg zou zijn om over te gaan op het door u voorgestelde vorm van toezicht?
Waar is uw uiting uit uw brief van 24 mei 2023, namelijk «waar informele onderwijsinstanties dit nu wel doen», als het gaat om een omgeving waar onverdraagzaamheid, discriminatie en isolationisme worden gepropageerd, concreet op gebaseerd?
Kunt u de verkenningen waarnaar u op pagina 5 van uw brief van 24 mei 2023, die u in samenwerking met andere ministeries hebt uitgevoerd, met de Kamer delen?
Kunt u met de Kamer delen wat de input van experts, uitvoerende organisaties, gemeenten en vertegenwoordigers van instellingen was, waarnaar u eveneens op pagina 5 van uw brief van 24 mei 2023 verwijst?
Zijn lichtere varianten dan het door u voorgestelde systeem van toezicht serieus overwogen en waarom is daar niet voor gekozen?
Is door het kabinet overwogen en onderzocht om een systeem van zelfregulering in te stellen waarin informele onderwijsinstellingen zelf met elkaar aan kwaliteitsbewaking doen en waarom is daar wel of niet voor gekozen?
Is door het kabinet overwogen en onderzocht om alleen in te zetten op stimulering en ondersteuning samen met de onderwijsinstellingen uit de informele onderwijssector en waarom is daar wel of niet voor gekozen?
Is door het kabinet overwogen en serieus onderzocht of structurele dialoog, op basis van gelijkwaardigheid, een alternatief kan zijn voor het door u gestelde plan en waarom is daar wel of niet voor gekozen?
Is door het kabinet overwogen en onderzocht om een versterking van een lokale aanpak, waarin dialoog en kennisuitwisseling op lokaal vlak centraal staat, als alternatief in te zetten ten opzichte van het huidige voorstel en waarom is daar wel of niet voor gekozen?
Waaruit blijkt, met concrete en aantoonbare bewijzen, dat er sprake is van een pressing social need om inbreuk te maken op grondrechten?8
Welke beperkte, maar zeer ernstige, signalen bedoelt u concreet en aantoonbaar in uw brief van 24 mei 2023, als u het heeft over informeel onderwijs dat «aanzet tot haat, geweld of discriminatie»?
Waar blijkt onomstotelijk uit dat het bij de genoemde signalen daadwerkelijk gaat om het aanzetten tot haat, geweld of discriminatie?
Deelt u de mening dat uw verwijzing naar POCOB in uw brief van 24 mei 2023, waarin u stelt dat het gaat om het «kunnen vervreemden van de samenleving» en het «mogelijk belemmerd raken in hun deelname aan de maatschappij», gaat om een mogelijkheid en niet om een aantoonbaar waargenomen fenomeen? Indien u deze mening niet deelt, waarom niet?
Waaruit blijkt dat de signalen die bekend zijn van een dermate ernstige problematiek getuigen dat niettemin gesproken kan worden van een «pressing social need» om in te grijpen?
Klopt het dat alleen gesproken kan worden van signalen en niet van feitelijk onderzochte en concreet geconstateerde problemen?
Waarom zijn signalen voor het kabinet voldoende om over te gaan op een voorstel dat ingrijpt in grondrechten en baseert het kabinet zich niet op feitelijk onderzochte en concreet geconstateerde problemen?
Waaruit blijkt concreet en aantoonbaar dat de door u geschetste signalen de rechten en vrijheden van andere burgers of de samenleving schaden en kunt u hier praktijkvoorbeelden van geven?
Waaruit blijkt concreet en aantoonbaar dat de door u geschetste signalen de rechten en vrijheden van kinderen schaden en kunt u hier praktijkvoorbeelden van geven?
Waaruit blijkt op dit moment aantoonbaar en concreet dat de openbare veiligheid dusdanig onder druk staat dat uw plannen erdoor gerechtvaardigd zouden zijn en kunt u hier praktijkvoorbeelden van geven?
Hoe is uw uiting dat de dreiging voor de openbare veiligheid uw voorstel zou rechtvaardigen objectief onderbouwd en kunt u die onderbouwing delen?
Gaat u de door u voorgestelde norm vastleggen door de artikelen in het Wetboek van Strafrecht te wijzigen of door in een andere wet naar deze artikelen te verwijzen?
Waarom kiest u ervoor om alleen het informeel onderwijs achter gesloten deuren als besloten situatie te karakteriseren, waar de strafrechtbepalingen over aanzetten tot haat, discriminatie of geweld op van toepassing gaan worden, en niet ook andere besloten situaties?
Kunt u concrete praktijkvoorbeelden geven van informeel onderwijs waarin wordt aangezet tot haat of geweld?
Wat bedoelt u in uw brief van 14 juni 2023 precies met het structureel bepleiten van de ongelijkwaardigheid van groepen mensen, met het kennelijke doel om te voorkomen dat kinderen met die personen interacteren door een houding van minachting of vijandschap aan te wakkeren en kunt u hier concrete voorbeelden uit de praktijk van geven?9
Wanneer is er volgens u sprake van onderwijs dat ongelijkwaardigheid van groepen bepleit en kunt u expliciet ingaan op de vraag wanneer dat structureel is en wanneer niet?
Kunt u een aantal praktijkvoorbeelden noemen van informeel onderwijs waarin op structurele basis de ongelijkwaardigheid van groepen wordt bepleit?
Wanneer is er volgens u sprake van een «kennelijk doel» om te voorkomen dat kinderen met personen interacteren en kunt u hier voorbeelden van noemen uit de praktijk?10
Wanneer is er volgens u concreet en exact sprake van «enige mate van organisatie» in de context van informeel onderwijs en wanneer niet?11
Is het door u voorgestelde toezicht überhaupt uitvoerbaar door de inspectie en waar blijkt dit uit?
Is er een uitvoeringstoets uitgevoerd door de inspectie en kan deze naar de Kamer worden gezonden?
Wat zullen de uitvoeringslasten van het door u voorgestelde toezicht zijn en kunt u daarbij ingaan op expliciet de personele en financiële lasten?
Wat zullen de uitvoeringslasten van uw voorstel voor geraakte instellingen en personen zijn die onder het toezicht zullen vallen?
Waaruit blijkt volgens u aantoonbaar dat de uitvoeringslasten opwegen tegen het door u gestelde doel?
Welke waarborgen gaat u inbouwen om ervoor te zorgen dat alleen informele onderwijsinstellingen die zich vermoedelijk schuldig maken aan een overtreding geconfronteerd worden met deze wet?
Wanneer is er volgens u sprake van een vermoedelijke overtreding en hoe zal dit concreet worden getoetst door de inspectie?
Bent u zich ervan bewust dat de overheid bevoordeeld heeft opgetreden tegen Nederlandse moslims en dat het door u voorgestelde toezicht een risico op bevooroordeeld optreden met zich meebrengt?
Welke toezichtsbevoegdheden wilt u bij de inspectie beleggen en kunt u aangeven per bevoegdheid hoe deze te rijmen is met grondrechten, waarom deze proportioneel is en waarom deze nodig is?
Wat bedoelt u precies met «signaalgestuurd toezicht»?12
Hoe worden signalen geregistreerd, hoe lang blijven deze bewaard en met wie mogen deze worden gedeeld door de inspectie?
Wie mogen er allemaal signalen delen met de inspectie en op welke manier wordt dit gedeeld?
Welke informatie mag concreet met de inspectie worden gedeeld in het kader van een signaal en betreft dit ook (bijzondere) persoonsgegevens?
Bent u zich ervan bewust dat in de FSV-misdaad en de toeslagenmisdaad er ook werd gewerkt met signalen over mensen die desastreuse discriminerende gevolgen hadden voor mensen?
Zullen er op basis van de meldingen en signalen bij de inspectie lijsten worden bijgehouden en zo ja, welke?
Op basis waarvan kan een gemeente of de politie in het kader van het door u voorgestelde toezicht een melding doen bij de inspectie en welke informatie mogen gemeenten en de politie met de inspectie delen?
Kunt u onderbouwen of het door u voorgestelde signaalgestuurde toezicht toegestaan is onder privacywetgeving en privacyregelgeving?
Wat is uw reactie op de uiting dat signaalgestuurd toezicht uitgaat van wantrouwen, de mogelijkheid biedt aan mensen om andere mensen te «verklikken» en een bevooroordeelde uitwerking heeft?
Hoeveel meldingen zijn er sinds de oprichting van het Meldpunt Veilig leren buiten school binnengekomen en kunt u een overzicht geven van de strekking van de meldingen?13
Hoeveel meldingen die sinds de oprichting van het Meldpunt Veilig leren buiten school zijn binnengekomen, classificeert u als een terechte melding en waarom doet u dat?
Welke handelingen zijn er verricht naar aanleiding van binnengekomen meldingen bij het Meldpunt Veilig leren buiten school?
Bent u voornemens om het Meldpunt Veilig leren buiten school voort te zetten als onderdeel van het door u voorgestelde toezicht?
Hoe worden op dit moment de meldingen bij het Meldpunt Veilig leren buiten school beoordeeld en door wie?
Wat is het beoordelingskader van het Meldpunt Veilig leren buiten school en wat is het handelingsperspectief?
Hoe lang blijven de meldingen die bij het Meldpunt veilig leren buiten school worden gedaan bewaard, welke gegevens blijven bewaard, met wie worden deze gegevens gedeeld en waaruit blijkt dat dit mag binnen onze privacyregels?
Waar blijkt aantoonbaar uit dat docenten geëquipeerd zouden zijn om aantoonbaar bij kinderen te constateren dat zij «zorgwekkend gedrag» vertonen als gevolg van informeel onderwijs?14
Waarom zouden docenten «zorgwekkend gedrag» bij kinderen die informeel onderwijs volgen moeten melden in het kader van het door u voorgestelde toezicht?
Klopt het dat «zorgwekkend gedrag» een veel bredere invulling is dan de norm die u in het door u voorgestelde toezicht wenst te hanteren?
Waaruit blijkt concreet dat overheidsinstellingen de signalen die betrekking hebben op het door u voorgestelde toezicht zorgvuldig kunnen verzamelen en zorgvuldig op ernst kunnen beoordelen?
Waarom bent u voornemens om de bevoegdheid om een maatregel op te leggen bij de Minister te leggen?
Is het niet juist zo dat het neerleggen van de bevoegdheid om een maatregel op te leggen bij de Minister het opleggen van een maatregel politiseert en het van willekeur kan gaan afhangen of een maatregel wel of niet wordt opgelegd?
Kunt u uitvoerig en afzonderlijk per de door u voorgestelde aanwijzing beargumenteren waarom deze nodig is, proportioneel is en te rijmen is met grondrechten?
Kunt u uitvoerig en afzonderlijk per de door u voorgestelde sanctie (bestuurlijke boete, last onder dwangsom en last onder bestuursdwang) beargumenteren waarom deze nodig is, proportioneel is en te rijmen is met grondrechten?
Bent u voornemens om vanuit het ondersteuningstraject van aanbieders van informeel onderwijs een financiële vorm van ondersteuning aan te bieden of voor deze ondersteuning van Rijkswege geld te reserveren?
Op welke wijze werkt u het ondersteuningstraject samen met aanbieders van informeel onderwijs uit?
Waaruit blijkt dat de aanbieders van informeel onderwijs positief staan tegenover het verplichten van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor personen die actief zijn in informeel onderwijs?15
Welke aanbieders of personen die actief zijn binnen het informeel onderwijs bent u voornemens een VOG verplicht te laten aanvragen?
Bent u bereid, gezien het feit dat het informele onderwijs drijft op donaties en gemeenschappen zelf, om in alle gevallen ervoor te zorgen dat personen die actief zijn in het informeel onderwijs de VOG gratis kunnen aanvragen?
Zijn de contouren van het wetsvoorstel dat u schetst juridisch getoetst of is hier juridisch advies over ingewonnen? Kunt u deze informatie met de Kamer delen?
Wat is uw reactie op het feit dat op basis van uw plannen organisaties aangifte tegen u hebben gedaan?
Bent u zich ervan bewust dat uw plannen een groot gevoel van achterstelling, wantrouwen vanuit de overheid en bevooroordeeldheid teweeg hebben gebracht bij groepen in de samenleving en wat is hierop uw reactie?
Wat is uw reactie op het feit dat organisaties ertoe hebben opgeroepen om dit dossier onder te brengen bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en niet meer bij u?16
Op welk moment, wanneer en op welke wijze bent u over uw plannen in gesprek getreden met organisaties en mensen die door uw plannen worden geraakt?
Op welke aantoonbare manier heeft u de input vanuit de samenleving over uw plannen serieus genomen en verwerkt in uw plannen?
Wat is uw reactie op het feit dat RadarAdvies, in de verkenning die is opgeleverd op 14 januari 2020, stelde dat het instellen van een vorm van toezicht met een controlerend en verplichtend karakter op aanbieders van informele scholing indruist tegen grondrechten als de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie?17
Wat is uw reactie op het feit dat in hetzelfde onderzoek de onderzoekers stellen dat zij op basis van hun onderzoek niet kunnen concluderen dat het maatschappelijk belang groot genoeg is om tot een dergelijke vorm van toezicht over te gaan?
Wat is uw reactie op het feit dat dezelfde onderzoekers ook stellen dat de proportionaliteit van een dergelijke vorm van toezicht een grote drempel is?
Wat is uw reactie op de bevinding van de onderzoekers, namelijk dat zij geen anti-integratieve, antidemocratische of antirechtstatelijke effecten hebben gevonden zoals gedefinieerd in hun normenkader, niet in de vorm van beoogd gedrag en ook niet in de vorm van waargenomen gedrag?
Deelt u de mening dat de signalen waar u in uw stukken over schrijft vermoedens en momentopnames zijn, dus dat daarmee niet onomstotelijk is aangetoond dat er ook daadwerkelijk sprake is van een causale link met concreet geobserveerde gedragingen in de samenleving over de langere termijn die feitelijk het gevolg zijn van de door u genoemde signalen?
Wie zijn de door u in de bij uw brief gevoegde beslisnota’s genoemde onafhankelijke experts die zijn geraadpleegd in het proces na uw brief van 18 november 2022?
Kunt u deze onafhankelijke experts vragen of hun input met de Kamer gedeeld kan worden en mag de Kamer deze input vervolgens van u krijgen?
Wat is uw reactie op het feit dat de inspectie zich, blijkens de beslisnota’s, niet geschikt acht voor toezicht op bewust heimelijke activiteiten?
Wat is uw reactie op het feit dat de inspectie, blijkens de beslisnota’s, vindt dat het toezicht niet doelmatig zal zijn, omdat bewust antidemocratische vormingsactiviteiten zich gemakkelijk aan het toezicht kunnen onttrekken, terwijl grote aantallen andere vormingsactiviteiten wel tot signalen zullen leiden?
Wat is uw reactie op het feit dat de inspectie, blijkens de beslisnota’s, principiële zorgen zegt te hebben over het verworden tot scheidsrechter in morele discussies?
Wat is uw reactie op het feit dat de inspectie, blijkens de beslisnota’s, stelt dat de normen niet goed objectiveerbaar zijn?
Met welke academici heeft u in het kader van uw voorstel gesproken en zou u kunnen verzoeken om hun input met de Kamer te delen?
Is het nog steeds het voornemen om de norm zo ruim mogelijk te formuleren, blijkens de beslisnota’s, zodat de norm alle gevallen bestrijkt die u maatschappelijk als onwenselijk beschouwt?
Wat zijn uw overwegingen om voor handhavend toezicht te kiezen, en niet voor de in de beslisnota’s genoemde vormen stimulerend toezicht of handhavend toezicht gekoppeld aan bestaande instrumenten?
Zijn deze alternatieve handhavingsvormen separaat goed overwogen en onderzocht en waar blijkt dat uit?
Heeft u uw plannen voorgelegd aan de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme?
Kunt u een lijst geven van organisaties, experts en andere personen die u heeft geraadpleegd in het kader van uw plannen?
Hoeveel plekken waar informeel onderwijs wordt gegeven heeft u sinds uw aantreden bezocht en kunt u precies aangeven wanneer en waar dat was?
De Volkskrant, 25 mei 2023, «Wiersma wil weekendscholen kunnen sluiten, maar onderwijsinspectie ziet zijn plan niet zitten.».
De Volkskrant, 25 mei 2023, «Wiersma wil weekendscholen kunnen sluiten, maar onderwijsinspectie ziet zijn plan niet zitten.».
De Volkskrant, 25 mei 2023, «Wiersma wil weekendscholen kunnen sluiten, maar onderwijsinspectie ziet zijn plan niet zitten.».
De Kanttekening, 17 mei 2023, «Tweehonderd moskeeën willen van Wiersma af in dossier informeel onderwijs»
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z11628.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.