Vragen van het lid Van Haga en Bosman (beiden VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, van Defensie en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de impact van het eenzijdig aangescherpte wapenexportbeleid voor de concurrentiepositie van de Nederlandse defensie-industrie (ingezonden 29 mei 2019).

Vraag 1

Kunt u zich uw besluit om de export van militaire goederen naar de Verenigde Arabische Emiraten, Egypte en Saoedi-Arabië aan te scherpen, herinneren?1 Kunt u zich tevens uw bewering herinneren dat geen sprake zou zijn van een eenzijdige aanscherping, aangezien ook Finland, Oostenrijk en Duitsland deze aanscherping zouden hebben toegepast?2

Vraag 2

Bent u bekend met het bericht «Germany exporting weapons to Saudi Arabia and UAE»?3

Vraag 3

Bent u tevens bekend met het bericht «German parliament approves sale of 6 heavy frigates to Egypt»?4

Vraag 4

Hoe verhouden de berichten over de Duitse export van militaire goederen aan respectievelijk Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten zich tot uw bewering dat Duitsland dezelfde aanscherping zou hebben toegepast als Nederland? Klopt het dat Duitsland – anders dan Nederland, dat volgens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een «presumption of denial» hanteert waarbij geen goederen worden geëxporteerd, tenzij onomstotelijk vaststaat dat ze niet worden ingezet in de strijd bij Jemen5 – geen «presumption of denial» hanteert en vergunningen pas weigert als deze (waarschijnlijk) zullen worden ingezet in het kader van de oorlog in Jemen?

Vraag 5

Kunt u beschrijven hoe het in november 2018 aan de Kamer medegedeelde besluit tot aanscherping van het beleid richting de drie eerder genoemde landen tot stand is gekomen? Kunt u daarbij in elk geval benoemen:

  • in welke mate is gekeken naar het beleid van andere naties met een significante defensie-industrie in de EU;

  • de potentiële gevolgen voor toekomstige en lopende orders voor de Nederlandse defensie-industrie;

  • de verwachte impact op de oorlog in Jemen?

Vraag 6

Zijn de potentiële gevolgen van de beleidswijziging onderzocht door ambtenaren, of zijn er ook externen bij betrokken? Zo ja, welke?

Vraag 7

Bent u bekend met het bericht «Saudi Arabia signs warship construction deal with France's Naval Group»?6

Vraag 8

Bent u tevens bekend met het bericht «Saudi Arabia in joint venture with Spain's Navantia to build navy vessels»?7

Vraag 9

Kunt u zich tot slot uw recente verwijzing naar de Tsjechische vergunningen voor voor de Verenigde Arabische Emiraten bestemde militaire goederen herinneren?8

Vraag 10

Toetsen de Franse, Spaanse, Tsjechische en Duitse regeringen wel of niet aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport?9 Bent u, indien dit volgens u nog wel het geval is, van mening dat deze regeringen verkeerd toetsen, of zelfs bijdragen aan mensenrechtenschendingen?

Vraag 11

Deelt u de analyse dat er weliswaar sprake is van een EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, maar geenszins sprake is van een gemeenschappelijke interpretatie, met als gevolg dat zowel het gemeenschappelijk standpunt als een gelijk speelveld worden uitgehold?

Vraag 12

Kunt u zich de volgende uitspraak herinneren: «Indien uiteenlopende zorgvuldigheid van de toepassing van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport ertoe leidt dat de ene EU-lidstaat een vergunningaanvraag toekent welke eerder door een andere EU-lidstaat is afgewezen, heeft dat een negatieve uitwerking op het gelijke speelveld»?10 Zo ja, kan hieruit worden opgemaakt, dat indien Nederland vergunningaanvragen afwijst zonder de verplichting hiertoe vanuit het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, het Nederlandse beleid een negatieve uitwerking heeft op het gelijke speelveld?

Vraag 13

Welke impact heeft de Nederlandse regering volgens u op de internationale vrede en veiligheid wanneer de Nederlandse defensie-industrie geen goederen kan exporteren naar landen als de Verenigde Arabische Emiraten en Egypte, als andere EU-landen vervolgens wel een vergunning verlenen aan in hun land gevestigde producenten van militaire goederen?

Vraag 14

Bent en blijft u voorstander van een alleingang van Nederland op het gebied van export van militaire goederen als andere Europese exporterende landen blijven exporteren naar de landen die onder het aangescherpte beleid vallen, en de enige impact een impact op de concurrentiepositie van de Nederlandse defensieindustrie is? Zo ja, wat gaat u hier aan doen met het oog op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven?

Vraag 15

Kunt u, desnoods in een bijlage, een overzicht verschaffen van alle lopende behoeftestellingen of orders vanuit de Verenigde Arabische Emiraten, Egypte en Saoedi-Arabië waar Europese bedrijven bij betrokken zijn, of – blijkens openbare bronnen – met het land in kwestie over in gesprek zijn?

Vraag 16

Klopt het dat Defensie op dit moment aanwezig is in de Verenigde Arabische Emiraten met een Forward Support Element, dat onder meer ondersteuning biedt aan beveiligingsteams van mariniers voor de antipiraterijmissie bij Somalië?11 Maakt Defensie nog anderszins gebruik van faciliteiten in de Verenigde Arabische Emiraten, bijvoorbeeld landingsfaciliteiten waar vliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht gebruik van maken? Zo ja, welke?

Vraag 17

Hoe heeft de regering van de Verenigde Arabische Emiraten gereageerd op het in november 2018 gecommuniceerde besluit, in het bijzonder gezien de relatie die Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten onderhouden op defensiegebied?

Vraag 18

Op basis van welke overeenkomst is Defensie op dit moment aanwezig in de Verenigde Arabische Emiraten? Welke overeenkomst vormt hier de juridische basis voor? Kunt u toelichten tot welke datum deze overeenkomst loopt en welke verwachtingen u, gezien de beleidswijziging ten aanzien van de export van militaire goederen, hebt omtrent eventuele verlenging?

Vraag 19

Klopt het, in aanvulling op eerdere vragen12, dat bedrijven voor wie de productie van defensiegerelateerde goederen een substantieel deel vormen van de primaire bedrijfsactiviteiten – lees: het grootste deel van de defensie-industrie – niet alleen worden uitgesloten van exportfinanciering via het Dutch Trade and Investment Fund, maar, blijkens de recente brief van de Minister over handelsmissies13, ook worden uitgesloten van deelname aan handelsmissies?

Vraag 20

Welke andere landen sluiten deelname van hun eigen defensie-industrie – bijvoorbeeld fabrikanten van (onderdelen van) jachtvliegtuigen, marineschepen en nachtkijkers – aan handelsmissies uit? Kunt u per land van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aangeven of ze hun eigen defensie-industrie ook per definitie uitsluiten?

Vraag 21

Hoe verhoudt het verhinderen van deelname van de defensie-industrie aan handelsmissies zich tot het recente bezoek van de Staatssecretaris van Defensie aan de Verenigde Staten, dat volgens het Ministerie van Defensie bedoeld was om Nederlandse bedrijven te laten meegroeien in militaire kennis en technologie en deze bedrijven en hun kennis te «pitchen» in de VS?14

Vraag 22

Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?


X Noot
1

Handelingen II 2018/19, nr. 30, item 8, p. 8.

X Noot
2

Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 20 december 2018, over Wapenexportbeleid; Kamerstuk 22 054, nr. 305, p. 27.

X Noot
5

Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 20 december 2018, over Wapenexportbeleid; Kamerstuk 22 054, nr. 305, p. 18.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2073.

X Noot
10

Kamerstuk 31 125, nr. 95.

X Noot
12

Kamerstuknr. 2019Z03528

X Noot
13

Uitvoering gewijzigde motie van de leden Alkaya en Van den Hul over uitsluiten van deelname van bedrijven aan handelsmissies, documentnr. 2019D21798

Naar boven