Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Economische Zaken over de koppeling van warmtenetten aan kolencentrales (ingezonden 16 januari 2017).

Vraag 1

Kunt u toelichten wat, in het antwoord op eerdere vragen, er precies wordt bedoeld met «Eventuele publieke financiering van de warmte-infrastructuur zal techniekneutraal worden uitgewerkt, zoals dat ook het geval is bij de gas- en elektriciteitsnetten»?1

Vraag 2

Doelt u met dit antwoord op het in de toekomst socialiseren van de warmte-infrastructuurskosten via de nettarieven van netbeheerders net zoals bij elektriciteit en gas? Zo nee, wat dan wel? Zo ja, hoe wilt u dan omgaan met de kosten van bestaande netten die niet zijn gesocialiseerd versus nieuwe netten die dan dus wel worden gesocialiseerd? Levert dat geen ongelijk speelveld op voor bedrijven en consumenten van bestaande warmtenetten?

Vraag 3

Gezien de strekking van de motie Dik-Faber (Kamerstuk 31 510, nr. 58): hoe kan publieke financiering «eventueel» aan de orde zijn wanneer de warmte-infrastructuur in kwestie gekoppeld wordt aan een kolencentrale?

Vraag 4

Houdt u de mogelijkheid open dat deze warmteleiding beheerd zal worden door het gereguleerde Gas Transport Services (GTS), of door een niet-gereguleerde dochter van GasUnie?

Vraag 5

Erkent u dat in geval van investeringen door een publiek beheerde netbeheerder als GasUnie-GTS, dit een bevoordeling betekent van warmte die via (bestaande) privaat gefinancierde leidingen wordt getransporteerd? Erkent u dat in dat geval juist kolenwarmte boven duurzame warmte bevoordeelt wordt en de burger via de nettarieven meebetaald?

Vraag 6

Bent u bereid als grootaandeelhouder van Gasunie dit bedrijf te vragen om consistent te blijven met de ambities van de overheid, namelijk om te investeren in infrastructuur die niet leidt tot bevoordeling van fossiele bronnen?


X Noot
1

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 905

Naar boven