Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie) en Van Laar (PvdA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de doelstelling van de International Labour Organisation (ILO) om uiterlijk in 2016 de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen (ingezonden 14 juni 2016).

Vraag 1

Kent u de ILO-doelstelling om in 2016 de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen? Kent u de motie Schouten/Voordewind1, die verzoekt om het Initiatief Duurzame Handel (IDH) expliciet de ILO-doelstelling voor het uitbannen van de ergste vormen van kinderarbeid in 2016 te laten hanteren en de Kamer over de uitwerking te informeren? Bent u op de hoogte van de «World Day Against Child Labour» op 12 juni?

Vraag 2

Erkent u dat de ILO-doelstelling nog niet bereikt is, aangezien nog 168 miljoen kinderen arbeid verrichten en meer dan de helft van hen (85 miljoen) werkt onder gevaarlijke omstandigheden?

Vraag 3

Welke inspanningen heeft Nederland specifiek gedaan voor de genoemde ILO-doelstelling om de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen binnen het tienjarige «2006 Global Action Plan»?

Vraag 4

Hoe heeft het IDH de motiedoelstelling verwerkt in de programma’s en wat zijn de resultaten voor de bestrijding van kinderarbeid?

Vraag 5

Kunt u een overzicht geven van de programma’s waarin het probleem van kinderarbeid speelt en waarin actie is ondernomen tegen de ergste, maar ook alle vormen van kinderarbeid onder de ILO-conventies C182 en C138?

Vraag 6

Wat zijn de resultaten per programma waar kinderarbeid een risicofactor is?

Vraag 7

Welke lessen heeft het IDH geleerd op het gebied van de (ergste vormen van) kinderarbeid, waarvan ook andere initiatieven en organisaties kunnen leren?

Vraag 8

Wat doet het IDH op dit moment om alle onder ILO-conventies verboden vormen van kinderarbeid te bestrijden? Welke resultaten hebben deze activiteiten tot op dit moment opgeleverd?


X Noot
1

Kamerstuk 26 485, nr. 118

Naar boven