Vragen van het lid Rog (CDA) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over artikelen «Rijk in de fout met licentie voor Wijnbergschool» en «Patstelling op De Berg» (ingezonden 1 oktober 2015).

Vraag 1

Op grond van welke prognose bleek bij de aanvraag in 2012 «dat er behoefte was aan extra capaciteit voortgezet speciaal onderwijs?»1

Vraag 2

Kunt u de schriftelijke bewijzen/onderbouwing van de behoefte aan extra capaciteit aan voortgezet speciaal onderwijs (VSO), gehanteerd bij het beoordelen van de aanvraag in 2012 aan de Kamer sturen?

Vraag 3

Deelt u de mening dat uw brief van 7 juli 2014 aan De Wijnberg ondubbelzinnig aangeeft dat bij het beoordelen van de aanvraag in 2012 onvoldoende informatie beschikbaar was om tot een zorgvuldig oordeel te komen?

Vraag 4

Kunt u toelichten waarom deze licentie destijds binnen drie weken op kennelijk onjuiste, dan wel onvolledige gronden is verstrekt?

Vraag 5

Was u in 2012 bij de beoordeling van de aanvraag bekend met het feit dat Stichting Speciaal Onderwijs Noord- en Midden-Limburg (thans Onderwijsgroep Buitengewoon) sinds 1997 VSO verzorgde op het terrein van en in samenwerking met de zorginstelling de Mutsaersstichting en De Wijnberg?

Vraag 6

Wat vindt u van de situatie dat Onderwijsgroep Buitengewoon, na de vijandige overname van haar VSO-leerlingen vlak voor de zomervakantie 2013 door Mutsaersstichting/Wijnberg, haar locatie op het terrein van de Mutsaersstichting heeft moeten sluiten en de daar werkzame medewerkers hun werk verloren? Is het u bekend dat de Rechtbank Roermond op 7 augustus 2013 heeft geoordeeld dat de Mutsaersstichting hiermee in strijd met een vigerende overeenkomst handelde en op straffe van een dwangsom werd gesommeerd de oude situatie te herstellen?

Vraag 7

Deelt u de mening dat deze situatie zich niet had kunnen voordoen, indien in 2012 geen VSO-licentie was verstrekt aan De Wijnberg?

Vraag 8

Kunt u bevestigen dat ouders van cliënten van de Mutsaersstichting, tevens leerlingen van Onderwijs Buitengewoon, in 2013 plotsklaps zijn geconfronteerd met beëindiging van de behandeling door Mutsaersstichting, indien hun kinderen niet de overstap naar De Wijnberg zouden maken? Deelt u de mening dat dit in strijd is met de vrije keuze van onderwijs?

Vraag 9

Waarom heeft u op geen enkel moment, niet in 2012 en óók niet in 2014, bij het bevoegd gezag van VSO De Velddijk – zijnde: Onderwijsgroep Buitengewoon – nagegaan of de stelling van De Wijnberg dat er geen plaatsruimte beschikbaar was en is, juist was? Waarom is het bevoegde gezag van De Velddijk niet geraadpleegd om de gewenste kwantitatieve onderbouwing met betrekking tot de beschikbare capaciteit voor deze VSO-leerlingen aan te leveren?


X Noot
1

Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3301; in antwoord op schriftelijke vragen wordt gesteld dat er bij De Wijnberg behoefte was aan extra capaciteit voortgezet speciaal onderwijs. In de brief van 8 mei 2014, gericht aan Onderwijsstichting De Wijnberg, schrijft de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) het volgende: «(...) Nu, bij een nadere beschouwing van de destijds (14 juni 2012, MR) aangeleverde gegevens merk ik op dat er met name geen aandacht is besteed aan het bepaalde in artikel 83, derde lid, onder a, van de Wet op de expertisecentra. Kort gezegd: er is niet aangetoond of er al dan niet leerlingen zijn voor wie binnen redelijke afstand plaatsruimte beschikbaar zal zijn op een gelijksoortige school waar het verlangde onderwijs wordt gegeven, tenzij deze school uitsluitend voor interne leerlingen is bestemd. Indien deze leerlingen er zijn, worden deze niet in aanmerking genomen bij de toepassing van het eerste en het tweede lid van artikel 83 van de wet.». In dezelfde brief van 8 mei 2014 wordt gesproken over een «omissie» die «hersteld» dient te worden en daarom is aan De Wijnberg gevraagd om «alsnog de bedoelde informatie te verstrekken». In de brief van 7 juli 2014 aan De Wijnberg wordt gesteld: «De aanvraag die destijds is ingediend, bevat geen informatie om te beoordelen of er al dan niet sprake is van het bepaalde in artikel 83, derde lid, van de Wet op de expertisecentra.»

Naar boven