Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de verplaatsing van cocaïneroutes naar Rotterdam (ingezonden 3 april 2014).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het bericht «Cocaïneroutes lopen via Rotterdam», waaruit blijkt dat een kwart tot de helft van de in West-Europa en centraal Europa geconsumeerde cocaïne loopt via de havens van Rotterdam?1

Vraag 2

In hoeverre was dit gegeven reeds bekend uit eerder onderzoek? Wat is eraan gedaan om de toevoer via de Rotterdamse haven in te dammen?

Vraag 3

In hoeverre klopt de in het artikel genoemde opvatting dat er sprake van is dat het Nederlandse antidrugsbeleid zich vooral richtte op de luchthavens?

Vraag 4

Welk deel van de cocaïne-invoer via de Rotterdamse haven wordt naar schatting onderschept?

Vraag 5

Hoeveel ton cocaïne wordt er nu precies onderschept in Rotterdam? Hoe verhoudt de in de «Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2012»2 genoemde 12.000 kg zich tot de 3.600 kg die op basis van het rapport over drugsonderscheppingen wordt genoemd?

Vraag 6

Op welke wijze wordt er hierbij samengewerkt met de Belastingdienst, die in 2013 te maken had met een sterke stijging van het gewicht aan cocaïne dat in beslag genomen is?3 Hoe verhoudt de hoeveelheid door de Belastingdienst in beslag genomen cocaïne zich tot de in het artikel genoemde bijna 10 ton? Hoe is dit verschil te verklaren? Wordt er niet automatisch samengewerkt tussen politie, havenautoriteiten en de Belastingdienst?

Vraag 7

Wat is de concrete inzet om het aandeel onderschepte invoer van cocaïne te vergroten via een gezamenlijke aanpak?


X Noot
1

Nederlands Dagblad, 2 april 2014.

X Noot
2

Kamerstuk 29 911, nr. 84, blz. 8.

X Noot
3

13e halfjaarsrapportage Belastingdienst, Kamerstuk 31 066, nr. 198, blz. 28.

Naar boven