Vragen van het lid Jansen (SP) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over activiteiten van Nederlandse drinkwaterbedrijven in China (ingezonden 30 juni 2010).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het persbericht «Waterbedrijven krijgen voet aan de grond in China»1 en herinnert u zich de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over de toelaatbaarheid van commerciële activiteiten van Nederlandse publieke drinkwaterbedrijven in het buitenland?2

Vraag 2

Beschikt u over informatie over de aard en omvang (in euro’s en als percentage van de omzet) van de buitenlandse activiteiten van de Nederlandse publieke drinkwaterbedrijven?

Vraag 3

Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de Kamer periodiek te informeren over de buitenlandse activiteiten alsmede over de naleving van de beleidsbrief?3

Vraag 4

Zo nee, hoe kunt u dan zicht houden op de naleving van uw richtlijn dat:

  • hooguit 1% van de omzet via buitenlandse activiteiten mag worden behaald?

  • deze omzet bovendien een relatie dient te hebben met de uitvoering van het Water Sanitatie en Hygiëne (WASH)-akkoord in het kader van de millenniumdoelstellingen, dus niet mag komen uit puur commerciële activiteiten?

Vraag 5

Indien u van mening bent dat het toezicht op de naleving van de richtlijn uitsluitend dient te worden uitgeoefend door de publieke aandeelhouders (gemeenten en provincie), houdt dit niet het gevaar in dat de aandeelhouders deze toezichthoudende taak minder belangrijk vinden dan hun financiële belang in het drinkwaterbedrijf?


XNoot
1

Vitens Evides International, 9 juni 2010.

XNoot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3633.

XNoot
3

Kamerstuk 30 895, nr. 52.

Naar boven