30 895
Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet)

nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2009

Hierbij informeer ik u, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, over de uitvoering van de motie Koppejan (30 895, nr. 42).

Met de motie verzoekt de Kamer de regering om in overleg met de drinkwaterbedrijven concrete voorstellen uit te werken, waarin de deskundigheid, kennis en ervaring van de tien Nederlandse drinkwaterbedrijven nog meer benut kunnen worden ter bevordering van een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden.

Met het oog op een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden zijn door de regering reeds initiatieven genomen. Op 30 juni 2007 hebben het kabinet en drinkwatersector zich in het Water, Sanitatie en Hygiëne (WASH) akkoord van Schokland verbonden tot samenwerking ten behoeve van Millennium Ontwikkelingsdoel 7 (doel 10): het halveren van het percentage mensen dat geen duurzame toegang heeft tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen. In dit kader zet Nederland zich sinds 2005 in om 50 miljoen mensen duurzaam toegang tot drinkwater te verschaffen en 50 miljoen mensen duurzaam toegang tot sanitaire voorzieningen te verschaffen.

De Nederlandse drinkwaterbedrijven nemen al diverse initiatieven om kennis, mensen en middelen in te zetten om de drinkwatervoorzieningen in ontwikkelingslanden te verbeteren (zie tabel).

MDG uitgaven drinkwaterbedrijven (2007). Bron: VEWIN

 Vrijwillige bijdrage consument 2007Bijdrage uit eigen middelen 2007 (toegestaan door RvC)Totaal 2007Voorstel: 1% van omzet
Totaal€ 545 000€ 5 777 372€ 6 322 372Circa € 15 mln

In de drinkwatersector leeft de wens om deze inzet in ontwikkelingslanden verder te versterken. Daarom hebben de drinkwaterbedrijven zich ervoor uitgesproken maximaal 1% van de jaarlijkse omzet in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking. Dit is vergelijkbaar met de ruimte die ook in de Franse wet («petite loi Oudin») wordt geboden voor dit doel. In lijn met het WASH akkoord en deze motie sta ik achter dit voorstel, met dien verstande dat in bijzondere (nood)situaties (bijvoorbeeld natuurrampen) het genoemde percentage niet als harde bovengrens zou mogen worden gehanteerd. Ik beschouw deze inspanningen als onderdeel van het maatschappelijk verantwoord ondernemen en passend binnen de grondslag van de drinkwaterwet van kostendekkende tarieven. Ik ben voornemens om in de toelichting bij het drinkwaterbesluit een verwijzing op te nemen naar de activiteiten van de Nederlandse drinkwaterbedrijven ter bevordering van een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden. Het is overigens de verantwoordelijkheid van de publieke aandeelhouders (provincies en gemeenten) en de raden van commissarissen van de drinkwaterbedrijven om te bepalen in welke mate individuele drinkwaterbedrijven daadwerkelijk invulling geven aan dit aspect van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. In mijn gesprekken met de sector zal ik wijzen op het belang van de activiteiten van de Nederlandse drinkwaterbedrijven ter bevordering van een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden. Daarbij zal ik ook, samen met de Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en van Verkeer en Waterstaat, aansturen op het bereiken van synergie met het kabinetsbeleid inzake de mondiale waterinzet.

In het kader van ontwikkelingssamenwerking bestaat er reeds een diversiteit aan generieke instrumenten die ook in de toekomst ingezet kunnen worden om de initiatieven van de drinkwaterbedrijven verder te versterken, zoals bijvoorbeeld Public Private Partnerships (PPP’s), Water Operating Partnerships (WOP’s), het Programma Uitzending Managers (PUM) en de regeling voor ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO). In het kader van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking functioneren op deze wijze reeds PPPs en WOPs tussen Nederlandse drinkwaterbedrijven en zuidelijke partners (in o.a. Indonesië, Vietnam, Mozambique en Jemen). In het kader van de WOP’s zijn internationale organisaties als het United Nations Human Settlements Programme (UN HABITAT) en de International Water Association (IWA) actief.

Mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking is bereid de inspanningen van de drinkwaterbedrijven ook op grotere schaal te ondersteunen op basis van concrete voorstellen, het bestaande instrumentarium en beleid voor ontwikkelingssamenwerking en een substantiële bijdrage van de bedrijven uit eigen middelen. Hierover zal mijn collega verder overleg hebben met de bedrijven. De meerwaarde van de inzet van de Nederlandse drinkwaterbedrijven dient daarbij primair gerealiseerd te worden in advisering en ondersteuning op het gebied van het bestuur, management en opereren van waterleidingbedrijven. Doordat op deze wijze partnerbedrijven capaciteit opbouwen, ontstaat de mogelijkheid om grotere kapitaalsinvesteringen via lokale kapitaalmarkten en internationale financiële instellingen verantwoord te financieren. Op sectorniveau kunnen dit soort ervaringen door Nederland worden ingebracht in de beleidsdialoog met het ontvangende land.

De ondertekenaars van het WASH akkoord, waaronder de ministeries van VROM en voor Ontwikkelingssamenwerking, de drinkwatersector, de waterschappen en de maatschappelijke organisaties hebben zich verbonden aan een jaarlijkse politieke bijeenkomst over de uitvoering van het akkoord. Tijdens de eerste bijeenkomst in 2009 en opeenvolgende bijeenkomsten kunnen tevens de voortgang en resultaten van de inspanningen van de drinkwatersector gepresenteerd worden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven