Vragen van de leden Kluit (GroenLinks), Fiers (PvdA), Janssen (SP), Nicolaï (PvdD), Van Dijk (SGP) en Raven (OSF) medegedeeld aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening naar aanleiding van artikelen in Binnenlands Bestuur en de NRC over het verkeerd informeren van de Kamer over de Omgevingswet (ingezonden 9 augustus 2022).

Vraag 1

Het is van groot belang dat het parlement kan vertrouwen op de volledigheid en juistheid van de antwoorden van de regering op vragen van Kamerleden. Op 8 augustus publiceerde Binnenlands Bestuur hierover een artikel1, evenals de NRC2. Deze berichten roepen vragen op over de juistheid en volledigheid van de informatie van de Minister aan de Eerste Kamer in de aanloop naar de besluitvorming over het koninklijk besluit tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Is de Minister bekend met de betreffende artikelen en de inhoud ervan? Is die inhoud, naar de mening van de Minister, feitelijk juist?

Vraag 2

We gaan komende maanden een belangrijke fase in richting de finale besluitvorming over de invoering van de Omgevingswet. Hoe kan de Eerste Kamer er in deze fase wel zeker van zijn dat zij kan vertrouwen op de volledigheid en juistheid van de informatie die de Minister met haar deelt? Welke stappen gaat de Minister hiertoe ondernemen?

Vraag 3

In het verslag van het overleg geeft blijkens het artikel in Binnenlands Bestuur een ambtenaar van het ministerie aan dat door haast bepaalde vragen niet juist of volledig beantwoord zijn en dat het beeld over de duur van de stabiliseringsperiode hierdoor niet klopt. Ook lezen de vragenstellers dat de stelling van de Minister dat «alles af is op 1 april» niet klopt. Wat betekent dit (of heeft dit betekend) voor de «kritische pad-planning» waarbij het stabiel opleveren van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) een belangrijke randvoorwaarde was voor het starten van de stabiliseringsperiode?

Vraag 4

Op welke vragen (zie vraag 3) doelde de betreffende ambtenaar?

Vraag 5

Betrof dit in het bijzonder ook vraag 87 uit de «beantwoording nadere vragen van 3 juni» waarin verschillende fracties expliciet vragen naar de duur van de testperiode?3

Vraag 6

Zou de Minister de betreffende vragen nu anders beantwoorden? Zo ja, hoe zouden de betreffende antwoorden dan luiden?

Vraag 7

In het verslag wordt aangegeven dat later de juiste informatie alsnog gegeven zal worden. Kan de Minister aangeven wanneer dat is gedaan, hoe dat is gedaan en een overzicht geven van de aanpassingen in inhoudelijke informatie? Is daarbij expliciet aangegeven dat het een omissie in eerdere beantwoording rechtzette?

Vraag 8

Was de Minister zich ten tijde van de beantwoording bewust dat de informatie die tijdens de beantwoording gegeven werd onjuist dan wel onvolledig was? Zo nee, wanneer wist de Minister wel dat de informatie onjuist of onvolledig was? Heeft de Minister overwogen de Eerste Kamer expliciet te informeren over deze omissie? Wat waren daarbij de overwegingen?

Vraag 9

Wist de Minister ten tijde van het mondeling overleg in de Eerste Kamer op 21 juni 20224 dat de informatie onjuist en/of onvolledig was? Zo ja, kan de Minister aangeven waarom hij over deze informatie, die blijkbaar in eerste instantie niet juist en volledig was en later hersteld is, niets heeft gezegd in het mondeling overleg?

Vraag 10

Hoe zag en ziet de Minister het traject van de «herstelinformatie» voor zich?

Vraag 11

Het lijkt erop dat de programmaorganisatie moeite had om onder de opgelegde tijdsdruk het parlement volledig en/of juist te informeren. Is de Minister het met de vragenstellers eens dat de druk op de planning volledig door de regering zelf georganiseerd is door te verzoeken het koninklijk besluit voor 1 juli te behandelen, zonder dat daar juridische noodzakelijkheid toe bestond? En dat het bijzonder wrang is om nu te lezen dat de eigen programmaorganisatie hierdoor blijkbaar niet in staat was om het parlement goed en volledig te informeren? De vragenstellers zijn van mening dat het recht op volledige en juiste informatie aan het parlement niet ondergeschikt gemaakt kan worden aan de planning van de regering. Kan de Minister reflecteren op deze constatering en aangeven hoe hij met dit dilemma in de toekomst om wil gaan?

Naar boven