CVIII Rol van de overheid bij digitale dataverwerking en -uitwisseling II; privacy en toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

D MOTIE VAN HET LID FRANKEN C.S.

Voorgesteld 23 september 2014

De Kamer,

gehoord de beraadslagingen,

constaterende, dat de inlichtingendiensten van de VS en die van enkele andere landen complexe en technologisch zeer geavanceerde systemen gebruiken om op ongekende schaal en op willekeurige en niet enige verdenking gebaseerde wijze gegevens betreffende de communicatie en locatie van alle mensen op de wereld te verzamelen, op te slaan en te analyseren;

overwegende, dat deze allesomvattende, massale observatie- en afluister activiteiten het vertrouwen tussen trans-Atlantische partners, tussen de EU-lidstaten en tussen de burgers en overheden diep hebben geschokt;

overwegende, dat terrorisme ten stelligste dient te worden veroordeeld en hard dient te worden bestreden, maar dat de strijd tegen terrorisme op zichzelf niet een rechtvaardiging kan zijn voor niet-doelgerichte, geheime en soms zelfs illegale grootschalige observatie- en afluisterprogramma's, aangezien zulke programma's onverenigbaar zijn met de beginselen van noodzaak en evenredigheid die in een democratische samenleving gelden;

overwegende, dat er een juist evenwicht moet worden gevonden tussen veiligheidsmaatregelen en bescherming van burgerlijke vrijheden en grondrechten en dat het recht op privacy en gegevensbescherming optimaal moet worden geëerbiedigd;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat het huidige en toekomstige wetgevingskader en de toezichtsmechanismen voor de activiteiten van inlichtingendiensten in overeenstemming zijn met de normen van het EVRM en de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming;

verzoekt de regering af te zien van een zodanige uitbreiding van de bevoegdheden van de inlichtingendiensten dat een ongeclausuleerde, ongerichte en grootschalige surveillance van kabelgebonden communicatie van onschuldige burgers mogelijk wordt;

verzoekt de regering om de burgers te beschermen tegen door derde landen of hun eigen inlichtingendiensten bedreven observatie die in strijd is met de vereisten van het EVRM en te garanderen dat de rechtsstaat niet wordt verzwakt als gevolg van extraterritoriale toepassing van een wet van een derde land

en gaat over tot de orde van de dag.

Franken

Gerkens

De Vries

Van Boxtel

Strik

Naar boven