Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | CLIX nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | CLIX nr. B |
Vastgesteld 28 juni 2024
Een delegatie van leden van de vaste commissie voor Koninkrijkrelaties1 van de Eerste Kamer heeft van 9 tot en met 20 februari 2024 een werkbezoek gebracht aan het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Naar aanleiding hiervan is op 21 mei 2024 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Staatssecretaris heeft op 27 juni 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Bergman
Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 21 mei 2024
Een delegatie van leden van de vaste commissie voor Koninkrijkrelaties (KOREL) van de Eerste Kamer heeft van 9 tot en met 20 februari 2024 een werkbezoek gebracht aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Naar aanleiding van dit werkbezoek, waarvan de commissie op 18 april 2024 verslag heeft uitgebracht2, hebben de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, PVV, ChristenUnie, PvdD, JA21 en OPNL de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij de vragen van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie en PvdD. De leden van de Volt-fractie bij de vragen van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie en PvdD, JA21 en OPNL.
Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering naar aanleiding van het werkbezoek naar de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht in Caribisch Nederland. De leden van de fracties van D66, ChristenUnie en JA21 sluiten zich bij deze vragen aan. Is de regering voornemens om de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht in Caribisch Nederland te beperken of af te schaffen, al dan niet onder voorwaarden? Zo nee, wat is hiervoor de afweging, zowel wat betreft het niet afschaffen als het niet terugbrengen naar één volmachtsstem? De Caribische landen in het Koninkrijk hebben de mogelijkheid van volmachtstemmen afgeschaft met als doel de integriteit van de verkiezingen te vergroten. Is er onderzoek gedaan naar het effect van deze wijziging? Is er een verband tussen het aantal kiesgerechtigden en de invloed die volmachtstemmen heeft op de uitslag? Hoeveel volmachtstemmen zijn er bij de laatste eilandsraadsverkiezingen uitgebracht per eiland? Hoe vaak heeft een persoon twee volmachtstemmen uitgebracht? Is er onderzoek bekend naar de relatie tussen volmachtstemmen en de perceptie van de integriteit van verkiezingen? Maakt de schaal van de eilanden oplossingen mogelijk om kiezers die niet in staat zijn naar het stembureau te gaan, toch te laten stemmen, bijvoorbeeld door een mobiel stembureau in te richten?
Vragen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van het werkbezoek de volgende vragen en opmerkingen.
Sint Eustatius:
1. Op Sint Eustatius is het grootste solarpark in de regio gerealiseerd. Ook worden op het eiland energiesubsidies verstrekt. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de problematiek van de terugleveringskosten zoals in Europees Nederland ook in Caribisch Nederland kan gaan spelen, hoe deze ontwikkelingen zich verhouden tot de beschikbare netcapaciteit op de eilanden (en eventuele investeringen daarin) en de energiesubsidies die verstrekt worden?
2. Er zijn zorgen over de veiligheid op het eiland, met name gelet op signalen over wapen(onderdelen)smokkel naar het eiland, evenals drugs. Dit hangt mede samen met een mogelijk capaciteitsprobleem bij de Douane en de KMar. Door beperkte controle zou het eiland aantrekkelijk zijn voor ondermijnende criminaliteit. Zo is er bijvoorbeeld sprake van bedreigingen (ook van bestuurders), zo begrepen de aan het woord zijnde leden en worden er molotovcocktails op auto’s gegooid. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problemen bekend zijn en in hoeverre er maatregelen worden genomen om dit aan te pakken en de veiligheid te verbeteren?
3. Daarnaast begrepen de leden van de PVV-fractie dat op het eiland opvallend veel gestemd wordt per volmacht en dat hiertoe ook geronseld wordt, met name in bejaardenhuizen. De Kieswet wordt in dit kader weliswaar gewijzigd om van twee naar maximaal één volmacht te gaan, maar is deze maatregel onvoldoende, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris aangeven of de problematiek van de volmachten bekend is en in hoeverre naar aanvullende maatregelen wordt gekeken, zowel bij de wijziging van de Kieswet als anderszins?
4. Op Sint Eustatius is Nederlands geen instructietaal meer in het onderwijs. Dit zorgt volgens betrokkenen uit het onderwijsveld voor problemen bij aansluiting in het vervolgonderwijs. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bekend is en of er stappen voorzien zijn om het Nederlands als instructietaal te herstellen?
5. Op Sint Eustatius (en andere eilanden) werd aangegeven dat het eiland veel EU-subsidies ontvangt. Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van alle EU-subsidies (en projecten) die sinds 10-10-2010 zijn verstrekt aan de Caribische delen van het Koninkrijk? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven hoe de controle op rechtmatigheid en doelmatigheid bij deze door de EU gesubsidieerde projecten plaatsvindt?
Saba:
1. Op Saba werd aangegeven dat naast grotere solarvelden (4 MW) ook windturbines (0,5 MW) in ontwikkeling zijn. Saba profileert zich met haar unieke landschap als «The Unspoiled Queen». Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Rijksoverheid zich inzet om dit unieke landschap te behouden en in hoeverre voorkomen wordt dat dit unieke landschap verder aangetast wordt met zonnevelden en windturbines? Acht de Staatssecretaris de ontwikkeling van windturbines op Saba gelet op de landschappelijke kwaliteit überhaupt wenselijk? Zo ja, binnen welke voorwaarden? Zo nee, in hoeverre worden stappen gezet om ontwikkeling van windturbines te voorkomen?
2. Op Saba is door geldgebrek geen Nederlandstalige leerkracht meer beschikbaar in het lager onderwijs. Het B2-niveau Nederlands wordt ook in het voortgezet onderwijs op Saba niet gehaald. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre er maatregelen worden genomen om de positie van de Nederlandse taal in het Sabaanse onderwijs te behouden?
Sint Maarten:
1. In het gesprek met het parlement van Sint Maarten (13-2-2024) werd door de parlementsleden aangegeven dat er naar schatting 20.000 ongedocumenteerde illegalen op het eiland verblijven en de Border Control Immigration tekort schiet: «We haven’t control over our borders» aldus een Statenlid. Daarbij zijn er tevens hoge kosten voor acute gezondheidszorg voor illegalen. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bij de Nederlandse Rijksoverheid bekend is en welke maatregelen samen met het landsbestuur van Sint Maarten genomen worden of voorzien zijn om deze problemen met de instroom en het verblijf van illegalen op het eiland aan te pakken? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven in hoeverre bekend is wat de herkomstlanden van deze illegalen zijn en of het terugsturen naar deze landen mogelijk is?
2. Ook gaf een Statenlid aan dat de financiële regeling van de World Bank zorgt voor «too bureaucratic rules and procedures». Kan de Staatssecretaris aangeven of dit signaal ook bij de Rijksoverheid bekend is en in hoeverre hier rekening mee wordt gehouden bij de financiële regelingen met het land Sint Maarten?
3. Statenleden gaven aan dat op Sint Maarten (maar dit probleem speelt op alle Caribische eilanden) de geestelijke gezondheidszorg ernstig tekort schiet, zo zouden er geen psychiaters op het eiland zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre met de Caribische delen van het Koninkrijk afspraken zijn gemaakt of samenwerking is voorzien op het gebied van geestelijke gezondheidszorg?
4. Door de regering van Sint Maarten werd aangegeven dat er «too much crime on the island» is en er een behoefte is aan «law inforcement». Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre dit signaal bekend is bij de Rijksoverheid en in hoeverre er samenwerking op dit vlak plaatsvindt of voorzien is? De Nederlandse ondersteuning bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit is thans tot en met 2025 incidenteel gefinancierd. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre er al resultaten van deze samenwerking bekend zijn en of deze positie ook aantoonbare resultaten oplevert voor de aanpak van criminaliteit in Europees Nederland? Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre in een eventuele voortzetting van deze financiering is voorzien?
Aruba:
1. De Minister-President van Aruba gaf op 14-2-2024 aan dat er nog altijd veel illegale migratie vanuit Venezuela plaatsvindt: er zou sprake zijn van zo’n 15 tot 16 duizend illegale ongedocumenteerde Venezolanen. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bij de Nederlandse Rijksoverheid bekend is en welke maatregelen samen met het landsbestuur van Aruba genomen worden of voorzien zijn om deze problemen met de instroom en het verblijf van illegalen op het eiland aan te pakken, evenals het wegnemen van de pull-factoren voor illegale migranten?
2. De regering van Aruba gaf aan dat tekorten bij Justitie problemen opleveren: zo worden mensen met 300 kg coke op een bootje weer losgelaten. Dit zou volgens de Arubaanse regering ook een probleem zijn van het Koninkrijk. Ook gaven zij aan dat projecten rond grenstoezicht niet kunnen worden uitgevoerd door gebrek aan capaciteit. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze signalen bekend zijn bij de Rijksoverheid en in hoeverre er samen met het Arubaanse landsbestuur maatregelen worden genomen om dit aan te pakken?
Bonaire:
1. Bij de verkiezing van de Eerste Kamer zou vanuit het bestuurscollege en de eilandsraad een stemafspraak zijn gemaakt met het kiescollege waarbij unaniem één kandidaat is gesteund voor de Eerste Kamer. Kan de Minister aangeven of een dergelijke stemafspraak legitiem is? Is dit niet strijdig met het uitgangspunt van stemmen zonder last? Kan de Staatssecretaris aangeven of er stappen voorzien zijn om zulke stemafspraken met het kiescollege in de toekomst te voorkomen?
2. In mei 2023 is door «kwartiermaker» Ed Nijpels het rapport van de Klimaattafel Bonaire gepresenteerd. Volgens leden van de eilandsraad is dit rapport alleen door Nijpels gepresenteerd, maar was er geen ruimte voor discussie, de eilandsraad werd niet betrokken en er heeft nog steeds geen inhoudelijk overleg plaatsgevonden. Ook een verslag van een conferentie is niet aan de eilandsraad beschikbaar gesteld. Bij de klimaattafel zou slechts en kleine groep personen betrokken zijn geweest en niet de lokale mensen. Daarbij zouden veel voorgestelde maatregelen door de lokale gemeenschap ook niet gedragen worden. Is de Staatssecretaris bekend met deze onvrede op Bonaire over het gebrek aan lokale betrokkenheid bij de Klimaattafel Bonaire? Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Rijksoverheid oog heeft voor deze klachten? Is de Staatssecretaris bereid om alle verslagen van de Klimaattafel Bonaire beschikbaar te stellen? Zo nee, waarom niet?
3. Ook gaven eilandraadsleden aan dat op het eiland de wateroverlast niet veroorzaakt wordt door het klimaat, maar door slechte waterhuishouding. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre maatregelen worden voorzien om de waterhuishouding te verbeteren en kan dit worden losgekoppeld van ambities voor klimaatmitigatie?
4. Door STINAPA werd aangeven dat aan de kust van Bonaire veel gebouwd wordt zonder vergunning. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is van vergunningverlening, toezicht en handhaving in Caribisch Nederland, nu een vergelijkbare organisatie als de Omgevingsdienst in Europees Nederland ontbreekt?
Curaçao:
1. Op Curaçao werd aangegeven dat naar schatting 30.000 illegale ongedocumenteerden verblijven, met grote gevolgen voor het eiland. Zo werd ten aanzien van de gevangenis en vreemdelingendetentie gesteld dat «vreemdelingen soms beter te eten krijgen dan de lokale bevolking». Ook voor het ziekenhuis (wat al technisch failliet is) is het problematisch dat veel ongedocumenteerden worden opgenomen. Er zou met name sprake zijn van steeds meer Haïtianen. Omdat Curaçao het VN-Vluchtelingenverdrag niet heeft geratificeerd, is het aanvragen van asiel niet mogelijk en verblijven deze vreemdelingen illegaal op het eiland. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bij de Nederlandse Rijksoverheid bekend is en welke maatregelen samen met het landsbestuur van Curaçao genomen worden of voorzien zijn om deze problemen met de instroom en het verblijf van illegalen op het eiland aan te pakken? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven in hoeverre bekend is wat de herkomstlanden van deze illegalen zijn en of het terugsturen naar deze landen mogelijk is?
2. De olieraffinaderij RdK is bezig met een (gedeeltelijke) doorstart. Aangegeven wordt dat er nog steeds een groeiende vraag is naar fossiele producten en er een groeiende olieproductie is voorzien in Suriname en Guyana. Kan de Staatssecretaris aangeven of de Rijksoverheid bereid is deze fossiele ambities een kans te geven en niet (vanwege fossiel) tegen te zullen werken?
3. Bij de plannen voor het raffinaderij-complex wordt uitgegaan van SDE++ subsidies. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre dergelijke subsidies daarvoor vanuit Nederland aan de orde zouden kunnen zijn?
4. Daarnaast liggen er plannen voor het saneren van de asfaltmeren. Kan de Staatssecretaris aangeven of Nederland hier ook bij betrokken is en in hoeverre zij deze plannen realistisch en haalbaar acht?
5. Curaçao heeft plannen voor grote drijvende windturbines op zee. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe realistisch zij deze plannen acht? Kan de Staatssecretaris uitsluiten dat Nederland meebetaalt aan dit prestigeproject?
6. Drugscriminaliteit is nog steeds het grootste veiligheidsprobleem op Curaçao. De politiekorpsen op de eilanden schieten tekort en vallen daardoor vaak terug op Defensie. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze problematiek bekend is en of het de bedoeling is dat Nederland op deze manier indirect via Defensie alsnog de (niet-militaire) veiligheid van de Caribische landen moet borgen?
7. Bij het in oktober 2023 onthulde Tula-monument op Curaçao worden alle namen van de omgekomen betrokkenen van de slavenopstand van 1795 vermeld. Ook de naam van Staatssecretaris Van Huffelen is als onthuller van het monument in steen gebeiteld. De naam van schoolmeester Gerrit Sabel3 wordt als onschuldig slachtoffer van deze opstand echter nergens vermeld. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Nederlandse Rijksoverheid (vooraf) betrokken is geweest bij de totstandkoming van dit monument? Kan de Staatssecretaris aangeven of Nederland aan dit monument heeft meebetaald? Kan de Staatssecretaris aangeven waarom er niet voor gekozen is om de naam van Gerrit Sabel als slachtoffer te vermelden? Is de Staatssecretaris bereid om bij de regering van Curaçao te verzoeken alsnog Gerrit Sabel als slachtoffer te vermelden en te gedenken? Zo nee, waarom niet?
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben naar aanleiding van het werkbezoek aan het Caribisch deel van het Koninkrijk de volgende vragen.
1. Voor Saba is het door het zeer beperkte oppervlakte en inwoneraantal moeilijk om arbeidskrachten duurzaam aan het eiland te binden. Hoe reflecteert de Staatssecretaris hierop?
2. Sint Maarten heeft na de verwoestende orkaan Irma in 2017 € 500 miljoen voor wederopbouw gekregen. Een voorwaarde daarbij was dat het geld via de Wereldbank werd geleverd, waardoor openbare aanbestedingen verplicht waren. Hoe kijkt de Staatssecretaris terug op dat traject en hoe reflecteert zij op de rol die de Wereldbank heeft gespeeld bij de wederopbouw?
3. Voor alle zes de eilanden, maar in het bijzonder voor Aruba, geldt dat de verantwoordelijke regeringen inzetten op de diversificatie van de economie. Wat is de realiteitswaarde van die inzet volgens de Staatssecretaris, onder andere met het oog op de beperkte grootte en de ligging van de eilanden?
4. De bouw van vakantiewoningen op Bonaire is bedreigend voor het koraal. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de gevolgen voor klimaat en milieu te beperken?
5. Curaçao is bezig met plannen voor de heropening van de voormalige raffinaderij op het eiland. Ook verkent men plannen voor een andere invulling van dit gebied. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover deze plannen?
Vragen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van de informatie die zij ontvingen tijdens het werkbezoek aan het Caribisch deel van het Koninkrijk de volgende vragen.
De grootste economische pijler van Saba is nog steeds de Medical School. Tijdens een presentatie over de economische situatie werd aangegeven dat het aantal studenten sterk dalende is. Dat zou – als die ontwikkeling doorzet – ernstige gevolgen kunnen hebben voor de inkomsten van het eiland.
Kunt u cijfers verstrekken over de afgelopen 10 jaar betreffende het aantal studenten en het aandeel in het BBP dat samenhangt met de Medical School? Indien de aantallen studenten dalen, is er onderzoek verricht naar de oorzaak daarvan en zo niet bent u bereid om te bewerkstelligen die oorzaak te onderzoeken en na te gaan op welke wijze een eventuele dalende trend van deelname van studenten kan worden gestopt?
Kunt u bevestigen dat er zorgen bestaan over de invloed van China op de eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk? Zo ja, welke invloed doet zich voor en op welke wijze neemt het Koninkrijk – indien deze invloed in geopolitiek en strategisch kader onwenselijk wordt geoordeeld – stappen om de invloed te beperken of terug te dringen?
Kunt u bevestigen dat de eilanden in het kader van sanctiewetgeving te maken kunnen krijgen met handelsbeperkingen, bijvoorbeeld van de handel met Venezuela? Is erin voorzien dat ondernemingen op de eilanden gecompenseerd kunnen worden indien handelsactiviteiten worden verboden? Zo niet, bent u bereid op dat punt maatregelen te treffen?
Kunt u bevestigen dat de drie autonome eilanden te maken hebben met een tekort aan deskundig ambtelijk personeel wat van invloed is op de mogelijkheid om tot een goede realisering van de overheidstaken te komen?
Ieder jaar gaan veel jongeren van die eilanden in Nederland studeren, maar niet iedereen komt terug om op de eilanden te gaan werken, zodat in feite sprake is van een zogeheten «brain drain».
In dat verband komen de volgende vragen op:
a. Kunt u aangeven hoeveel jongeren van Curaçao, Aruba en St Maarten jaarlijks komen studeren in Nederland en welke studieschulden door deze studenten worden opgebouwd?
b. Is er onderzoek naar de beweegredenen van studenten die de studie volbracht hebben, om niet naar hun eiland terug te keren om daar werkzaam te zijn?
c. Is het aannemelijk dat hoge studieschulden en het gegeven dat in Nederland meer kan worden verdiend, eraan in de weg staan dat zulke studenten een werkkring in de overheidssector van hun eiland ambiëren?
d. Is het aannemelijk dat een drempel voor zo’n terugkeer mede is gelegen in het feit dat betaalbare huurwoonruimte op de eilanden niet beschikbaar is en de studieschuld eraan in de weg staat dat een koopwoning op het eiland kan worden gerealiseerd?
e. Bent u bereid te onderzoeken of een regeling die erin voorziet dat de studieschuld van studenten die hun studie in Nederland hebben volbracht en die voor een periode (bijvoorbeeld vijf jaar) een werkkring aanvaarden bij de overheid van hun eiland geheel of gedeeltelijk wordt gecompenseerd, ertoe kan leiden dat de bestuurskracht van de eilanden wordt versterkt, zodat minder technische hulp vanuit Nederland nodig zal zijn, wat tot een kostenbesparing zal leiden?
Kunt u bevestigen dat de bestuurskracht op de eilanden mede wordt ondermijnd doordat het aantrekkelijk is om vanuit overheidsdienst over te gaan naar de private sector. Zo ja, heeft Nederland in de vorige eeuw ook niet zo’n situatie gekend die ertoe geleid heeft dat de overheidssalarissen in bepaalde functies in betekende mate zijn verhoogd? Kunt u bevestigen dat als de autonome eilanden zo’n beleid zouden willen voeren, zij aanlopen tegen eisen vanuit Nederland die eraan in de weg staan om ambtelijke salarissen te verhogen? Zo ja, hoe moeten die eilanden dan bereiken dat capabele mensen in overheidsdienst kunnen worden «vastgehouden»?
Vragen van de leden van de JA21-fractie
De leden van de JA21-fractie hebben naar aanleiding van het werkbezoek de navolgende vragen aan de regering.
Onderdeel van de harmonisering van wetgeving in Nederland ten opzichte van Caribisch Nederland, maar ook ten opzichte van de andere landen in het Koninkrijk is: «comply or explain». Uit de praktijk blijkt echter dat het niet altijd vanzelfsprekend is dat bij het behandelen van nieuwe wetgeving er voldoende oog is voor de gevolgen van deze wetgeving op de eilanden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij kan doen om in de toekomst beter te borgen dat bij nieuwe wetgeving altijd de vraag wordt gesteld: «Wat betekent deze wetgeving voor de eilanden?» en «Is het aldaar uitvoerbaar, haalbaar en doelmatig?»
Gebleken is dat voor de bewoners van Caribisch Nederland de kosten voor verzekeringen, maar ook voor internetgebruik onevenredig hoog zijn. Is de Staatssecretaris hiermee voldoende bekend en zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om deze basisvoorzieningen voor iedereen op de eilanden haalbaar en betaalbaar te maken?
Op de eilanden is maar beperkt toegang tot financiële diensten van banken. Er kan moeilijk worden gepind dan wel transacties worden gedaan. Tevens is er vaak sprake van een monopolie waardoor de kosten om bankzaken te kunnen doen onevenredig hoog zijn. Dit stagneert de economische ontwikkeling op de eilanden, maar het is ook gewoon een basisvoorziening die ontbreekt. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om deze problemen voor Caribisch Nederland tot een oplossing te brengen?
Wat kan de Staatssecretaris doen of bijdragen om de connectiviteit tussen de eilanden van Caribisch Nederland te bevorderen zodat er vooral meer toerisme naar Saba en Sint Eustatius kan komen en de bewoners van de eilanden ook makkelijker en goedkoper van A naar B kunnen komen? De ferrydienst is geen goed alternatief onder meer vanwege de ruwe zee.
Tot slot, veel vrouwen kiezen ervoor niet te bevallen op Saba, Sint Eustatius en Bonaire vanwege gebrek aan medische zorg mochten zich complicaties voordoen. Voor deze families zou het heel veel waarde hebben om hun kinderen te registreren als geboren op de eilanden waar zij woonachtig zijn in plaats van het land of eiland waar alleen de bevalling heeft plaatsgehad. Herkent de Staatssecretaris dit sentiment en zo ja, is zij bereid te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn de geboorteakten aan te vullen dan wel aan te kunnen passen, hetgeen voor de bewoners van Saba, Sint Eustatius en Bonaire grote emotionele, maar ook culturele waarde heeft?
Vragen van het lid van de OPNL-fractie
Naar aanleiding van het werkbezoek van de delegatie aan Bonaire, heeft het lid van de OPNL-fractie de volgende vragen:
1. In het verslag van het commissiewerkbezoek is te lezen dat de recente erkenning van het Papiaments op Bonaire onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden kansen biedt voor het maken van aanvullende afspraken. Kan de Staatssecretaris aangeven of hier inmiddels plannen voor zijn en wanneer daarover afspraken met Bonaire worden gemaakt en zo ja, wat deze inhouden? Wordt daarbij gedacht aan een Bestuursafspraak Papiaments tussen Rijk en het eiland Bonaire? Een en ander naar analogie van het instrument Bestuursafspraak Friese taal en cultuur, dat sinds 1989 periodiek wordt geactualiseerd en gemonitord?
2. Wat betekent verder die recente erkenning voor bestaande en toekomstige wetgeving die op de BES-eilanden (mede) van toepassing is, zoals het voorstel voor de Wet versterking participatie op decentraal niveau4?
3. Ook is in het commissieverslag te lezen dat deze erkenning van het Papiaments kansen biedt voor het gebruik van de eigen taal als instructietaal in het onderwijs. Kan de Staatssecretaris een nadere toelichting op geven wat dit betekent voor de bestaande en aangekondigde wet- en regelgeving OCW BES voor de onderwijssectoren PO, VO en MBO?
4. Wat betekent erkenning voor de bekostiging van het Papiaments als vak en als instructietaal in de verschillende onderwijssectoren en de kinderopvang?
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Paul Rosenmöller
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, PVV, ChristenUnie, PvdD, JA21 en OPNL, waarbij de leden van SP-fractie zich aansluiten bij de vragen van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie en PvdD. De leden van de Volt-fractie sluiten zich aan bij de vragen van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, PvdD, JA21 en OPNL (uw kenmerk: 175214U).
Hieronder ga ik in op de gestelde vragen. Bij de beantwoording van de vragen wordt de volgorde van de commissiebrief aangehouden. De antwoorden zijn cursief weergegeven.
Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering naar aanleiding van het werkbezoek naar de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht in Caribisch Nederland. De leden van de fracties van D66, ChristenUnie en JA21 sluiten zich bij deze vragen aan.
Is de regering voornemens om de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht in Caribisch Nederland te beperken of af te schaffen, al dan niet onder voorwaarden? Zo nee, wat is hiervoor de afweging, zowel wat betreft het niet afschaffen als het niet terugbrengen naar één volmachtsstem?
Er bestaat geen voornemen om voor het stemmen bij volmacht in Caribisch Nederland tot een andere regeling te komen dan voor Europees Nederland. Wel geldt dat er momenteel een initiatiefwetsvoorstel Wet vervroegd stemmen in het stemlokaal van de leden Sneller (D66) en Bushoff (GroenLinks/PvdA) (36 047) in behandeling is bij de Tweede Kamer, waarin onder andere het aantal volmachtstemmen dat een kiezer uit kan brengen wordt teruggebracht van twee naar één. Als dat wetsvoorstel wordt aangenomen gaat het gelden voor Europees Nederland en Caribisch Nederland. Het kabinet heeft uitgesproken voorstander te zijn van het verlagen van het aantal volmachten van twee naar één, ook los van het invoeren van vervroegd stemmen. Het kabinet kan geen positief standpunt innemen ten aanzien van het initiatiefvoorstel voor vervroegd stemmen zolang niet is voorzien in financiële dekking. De voortzetting van het plenair debat in de Tweede Kamer is vooralsnog gepland in week 37.
De Caribische landen in het Koninkrijk hebben de mogelijkheid van volmachtstemmen afgeschaft met als doel de integriteit van de verkiezingen te vergroten. Is er onderzoek gedaan naar het effect van deze wijziging?
Het stemproces is een primaire verantwoordelijkheid van het land Curaçao.
Het is echter juist dat al enkele decennia niet meer middels een volmacht gestemd kan worden. Onderzoek naar het effect van het afschaffen van volmachtstemmen is mij niet bekend.
Is er een verband tussen het aantal kiesgerechtigden en de invloed die volmachtstemmen heeft op de uitslag?
Nee, er kan niet worden geconcludeerd dat in een kleinere gemeente per definitie vaker of juist minder vaak per volmacht wordt gestemd dan in een grotere gemeente. Er is dus geen verband tussen het aantal kiesgerechtigden en het percentage volmachtstemmen bij een verkiezing.
Hoeveel volmachtstemmen zijn er bij de laatste eilandsraadsverkiezingen uitgebracht per eiland? Hoe vaak heeft een persoon twee volmachtstem-men uitgebracht?
Bij de laatste eilandsraadverkiezing lag het percentage volmachten voor Saba op 25,19%, ten opzichte van 21,5% bij de voorgaande eilandsraadverkiezing. Voor Sint Eustatius lag het percentage volmachten op 36,79%, waar dat percentage de voorgaande eilandsraadverkiezing op 38,6% lag. Voor Bonaire lag het percentage volmachten bij de laatste eilandsraadverkiezing op 12,69%, waar dat percentage bij de voorgaande eilandsraadverkiezing op 10,3% lag. Er wordt niet bijgehouden of een kiezer één of twee volmachtstemmen uitbrengt.
Is er onderzoek bekend naar de relatie tussen volmachtstemmen en de perceptie van de integriteit van verkiezingen?
In 2021 is er in opdracht van de Kiesraad onderzoek gedaan naar het vertrouwen van kiezers in de verkiezingen (C. van Ham & T. Visser, Vertrouwen in eerlijke verkiezingen, 16 november 2021)5. Eén van de conclusies uit dit onderzoek is dat stemmen per volmacht als minder betrouwbaar wordt gezien (62% vindt dit een betrouwbare stemmethode) dan het stemmen in een stemhokje (86% vindt dit een betrouwbare stemmethode). Dit kan bijdragen aan de perceptie van de integriteit van verkiezingen.
Maakt de schaal van de eilanden oplossingen mogelijk om kiezers die niet in staat zijn naar het stembureau te gaan, toch te laten stemmen, bijvoorbeeld door een mobiel stembureau in te richten?
Op grond van artikel J 4a van de Kieswet, gelezen in samenhang met hoofdstuk Ya van de Kieswet, kan het bestuurscollege op Bonaire, Sint Eustatius en Saba mobiele stembureaus inrichten. Deze mobiele stembureaus kunnen op de verkiezingsdag verschillende locaties aandoen, zodat kiezers met bijvoorbeeld een fysieke beperking ook dichter bij huis kunnen stemmen. De schaal van de eilanden is in dit kader niet van belang, de eilanden mogen zelf bepalen hoeveel stembureaus zij inrichten.
Vragen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van het werkbezoek de volgende vragen en opmerkingen.
Sint Eustatius:
1. Op Sint Eustatius is het grootste solarpark in de regio gerealiseerd. Ook worden op het eiland energiesubsidies verstrekt. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de problematiek van de terugleveringskosten zoals in Europees Nederland ook in Caribisch Nederland kan gaan spelen, hoe deze ontwikkelingen zich verhouden tot de beschikbare netcapaciteit op de eilanden (en eventuele investeringen daarin) en de energiesubsidies die verstrekt worden?
Omdat productie en distributie op Statia (en Saba) in handen is van één overheidsbedrijf is er geen sprake van marktwerking op de prijs. Om monopolistische trekken te voorkomen wordt deze prijs jaarlijks door de ACM vastgesteld (gereguleerd dus) op basis van gemaakte kosten/investeringen. Ook is er geen salderingsregeling van kracht op de eilanden. Daarom zullen er geen problemen ontstaan zoals in Europees Nederland.
2. Er zijn zorgen over de veiligheid op het eiland, met name gelet op signalen over wapen(onderdelen)smokkel naar het eiland, evenals drugs. Dit hangt mede samen met een mogelijk capaciteitsprobleem bij de Douane en de KMar. Door beperkte controle zou het eiland aantrekkelijk zijn voor ondermijnende criminaliteit. Zo is er bijvoorbeeld sprake van bedreigingen (ook van bestuurders), zo begrepen de aan het woord zijnde leden en worden er molotovcocktails op auto’s gegooid. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problemen bekend zijn en in hoeverre er maatregelen worden genomen om dit aan te pakken en de veiligheid te verbeteren?
Ik ben bekend met signalen die gegeven zijn over de aantrekkelijkheid voor ondermijnende criminaliteit vanwege capaciteitsproblemen. Er worden op verschillende niveaus gesprekken gevoerd over het capaciteitsvraagstuk. Als het gaat om het capaciteitsvraagstuk van de Koninklijke Marechaussee voeren het Ministerie van JenV, BZK en Defensie gezamenlijk het gesprek. De samenwerking met de naburige landen, zoals Saint Kitts en Nevis en Sint Maarten is van essentieel belang om grensoverschrijdende (migratie)criminaliteit tegen te gaan. In dat verband wordt op dit moment met deze landen verkend op welke onderdelen de samenwerking geïntensiveerd kan worden. Tijdens zijn werkbezoek aan de bovenwindse eilanden begin juni heeft de Staatssecretaris van JenV hierover gesproken in bilaterale gesprekken met de Minister van Justitie van Sint Maarten, de verantwoordelijke autoriteiten van Saint Kitts en de gezaghebbers van Saba en Sint Eustatius. Verder zet het Rijk zich samen met de openbare lichamen in voor de bestuurlijke aanpak van ondermijning en weerbaar bestuur in Caribisch Nederland.
3. Daarnaast begrepen de leden van de PVV-fractie dat op het eiland opvallend veel gestemd wordt per volmacht en dat hiertoe ook geronseld wordt, met name in bejaardenhuizen. De Kieswet wordt in dit kader weliswaar gewijzigd om van twee naar maximaal één volmacht te gaan, maar is deze maatregel onvoldoende, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris aangeven of de problematiek van de volmachten bekend is en in hoeverre naar aanvullende maatregelen wordt gekeken, zowel bij de wijziging van de Kieswet als anderszins?
In Caribisch Nederland wordt in vergelijking met Europees Nederland relatief vaak per volmacht gestemd. Bij de laatste eilandsraadverkiezing lag het percentage volmachten voor Saba op 25,19%, ten opzichte van 21,5% bij de voorgaande eilandsraadverkiezing. Voor Sint Eustatius lag het percentage volmachten op 36,79%, waar dat percentage de voorgaande eilandsraadverkiezing op 38,6% lag. Voor Bonaire lag het percentage volmachten bij de laatste eilandsraadverkiezing op 12,69%, waar dat percentage bij de voorgaande eilandsraadverkiezing op 10,3% lag. Een kiezer in Caribisch Nederland kan op dit moment – in lijn met de situatie in Europees Nederland – per verkiezing maximaal twee volmachten uitbrengen. Vanwege het hoge percentage stemmen dat per volmacht wordt uitgebracht leven bij de openbare lichamen zorgen over het proces van volmachtsverlening. Bij de verkiezingen voor de eilandsraden in 2023 was er wederom sprake van een hoog percentage volmachten op Saba en Sint Eustatius. Op Saba is aangifte gedaan van het ronselen van volmachten. De regerings-commissaris van Sint Eustatius heeft in een brief aan de Minister van BZK haar zorgen geuit over het proces van volmachtverlening.
Naar aanleiding van de zorgen heeft het Ministerie van BZK in aanloop naar deze verkiezingen op verschillende manieren ondersteuning geboden aan de openbare lichamen. Zo heeft het ministerie geadviseerd over procedures die de gezaghebbers respectievelijk de regeringscommissaris kunnen instellen voor met name de aanvraag van een schriftelijke volmacht om de kans op misbruik te verkleinen. Ook is er aanvullend communicatiemateriaal ontwikkeld over het proces van volmachtverlening en de strafbaarstelling van het ronselen van volmachten. Ten slotte heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de hoofdofficier van justitie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de openbare lichamen, het Ministerie van BZK en de Kiesraad over de strafrechtelijke procedures bij vermoedens van ronselen en misbruik en de afhandeling van een aangifte hiervan. Het openbaar ministerie heeft in aanloop naar de verkiezingen ook in haar externe communicatie aandacht besteed aan de strafbaarstelling van ronselen. Dit is onder meer gedaan via een persbericht, een video en tijdens een informatiesessie georganiseerd door het openbaar lichaam Saba.
Voor de volledigheid merk ik op dat de Minister van BZK werkt aan een wetsvoorstel dat de delictsomschrijving van het ronselen van volmachten aanscherpt. Zo wordt het artikel bij de tijd gebracht en is het niet langer noodzakelijk dat het ronselen in persoon of stelselmatig plaatsvindt. Dit wetsvoorstel is op 3 juni 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast ligt een initiatiefvoorstel van de leden Sneller (D66) en Bushoff (PvdA) in de Tweede Kamer waarin onder meer wordt voorgesteld om het aantal volmachten dat een kiezer kan uitbrengen terug te brengen van twee naar één. Ik ben een voorstander van dit voorstel voor wat betreft het verlagen van het aantal volmachten. De voortzetting van het plenair debat in de Tweede Kamer voor dit initiatiefvoorstel is vooralsnog gepland in week 37.
4. Op Sint Eustatius is Nederlands geen instructietaal meer in het onderwijs. Dit zorgt volgens betrokkenen uit het onderwijsveld voor problemen bij aansluiting in het vervolgonderwijs. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bekend is en of er stappen voorzien zijn om het Nederlands als instructietaal te herstellen?
Voor de meeste inwoners van Sint Eustatius is niet Nederlands maar Engels de moedertaal/thuistaal. Dit is één van de belangrijke redenen dat in overleg met alle stakeholders is overgegaan op Engels als instructietaal, met daaraan gekoppeld voor het voortgezet onderwijs, de overgang naar het Caribbean Examinations Council (CXC) onderwijs- en examensysteem. Dit systeem sluit goed aan op vervolgonderwijs in de regio, waardoor het doorstromen in de regio juist gemakkelijker is geworden. Het Nederlands blijft uiteraard een belangrijke taal op het eiland. Sint Eustatius is onderdeel van Nederland, het Nederlands is de bestuurstaal op het eiland en het Nederlands is nodig voor het volgen van vervolgonderwijs op Bonaire of in Europees Nederland. Het onderwijs in de Nederlandse taal heeft daarom nog steeds een prominente plaats in het onderwijs. Het basisvak Nederlands is dan ook een verplicht vak en daarnaast wordt het vak verdiepend Nederlands aangeboden voor die leerling die voor een vervolgopleiding naar Europees Nederland gaat.
Het Nederlands blijft voor veel Statiaanse leerlingen desondanks een sterke vreemde taal. In het verlengde daarvan is het bekend dat leerlingen vanuit Sint Eustatius problemen ondervinden met de Nederlandse taal, wanneer zij doorstromen naar Bonaire of Europees Nederland. Hiervoor is het belangrijk dat de leerlingen op de juiste manier ondersteund worden. Zij kunnen dan ook gebruik maken van begeleiding vanuit TuranGoeloe wanneer zij doorstromen naar Europees Nederland. Er zijn geen plannen om het Nederlands als instructietaal her in te voeren op Sint Eustatius.
5. Op Sint Eustatius (en andere eilanden) werd aangegeven dat het eiland veel EU-subsidies ontvangt. Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van alle EU-subsidies (en projecten) die sinds 10-10-2010 zijn verstrekt aan de Caribische delen van het Koninkrijk? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven hoe de controle op rechtmatigheid en doelmatigheid bij deze door de EU gesubsidieerde projecten plaatsvindt?
De gevraagde informatie moet worden geleverd door de Europese Commissie, aangezien de eilanden een zelfstandige relatie hebben met de Europese Unie en hun voorstellen rechtstreeks indienen. Nederland wordt hierover niet geïnformeerd. Ook is Nederland niet betrokken bij de controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van de door de EU gesubsidieerde projecten. De gevraagde informatie is opgevraagd bij de Europese Commissie, maar ten tijde van het versturen van deze brief nog niet ontvangen.
Saba:
1. Op Saba werd aangegeven dat naast grotere solarvelden (4 MW) ook windturbines (0,5 MW) in ontwikkeling zijn. Saba profileert zich met haar unieke landschap als «The Unspoiled Queen». Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Rijksoverheid zich inzet om dit unieke landschap te behouden en in hoeverre voorkomen wordt dat dit unieke landschap verder aangetast wordt met zonnevelden en windturbines? Acht de Staatssecretaris de ontwikkeling van windturbines op Saba gelet op de landschappelijke kwaliteit überhaupt wenselijk? Zo ja, binnen welke voorwaarden? Zo nee, in hoeverre worden stappen gezet om ontwikkeling van windturbines te voorkomen?
In de laatste haalbaarheidsstudies voor de uitbreiding van lokale opwekking is gebleken dat windenergie op dit moment geen realistische optie is. Er zijn daarom op dit moment geen plannen voorzien voor het opzetten van windmolens.
2. Op Saba is door geldgebrek geen Nederlandstalige leerkracht meer beschikbaar in het lager onderwijs. Het B2-niveau Nederlands wordt ook in het voortgezet onderwijs op Saba niet gehaald. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre er maatregelen worden genomen om de positie van de Nederlandse taal in het Sabaanse onderwijs te behouden?
De instructietaal op Saba was al Engels voor 10-10-2010, de ontmanteling van de Nederlands Antillen. Eveneens was het CXC al als onderwijs- en examensysteem ingevoerd: «Op Saba wordt Engels gesproken en is het Engels tevens de instructietaal in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Bovendien wordt in het voortgezet onderwijs in het Engels examen afgenomen (Caribbean Examinations Council). Zie ook de memorie van toelichting Kamerstuk 32 419, vergaderjaar 2009/2010, nr. 3.» Hierin verschilt Saba van Sint Eustatius. Nederlands heeft op Saba de positie als sterke vreemde taal. Dit duidt aan dat er aan het einde van de schoolloopbaan meer verwacht wordt dan doorgaans bij het leren van een vreemde taal. Om dit niveau te bereiken en borgen heeft de SLO (het landelijk expertisecentrum voor het curriculum) in 2016 een doorlopende leerlijn Nederlands als vreemde taal (NVT) ontwikkeld. Deze is vorig jaar herzien en wordt op dit moment op de scholen geïmplementeerd. Omdat veel van de lesmiddelen uit Europees Nederland niet aansluiten bij de positie als een sterke vreemde taal, zijn er de afgelopen jaren met medewerking van de Taalunie verschillende losse modules NVT ontwikkeld. Ten slotte ontwikkelt Bureau ICE in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een leerlingvolgsysteem voor Caribisch Nederland inclusief methode-onafhankelijke toetsen om de kennis en vaardigheden van leerlingen voor de basisvaardigheden, waaronder het Nederlands, te volgen.
Het schoolbestuur ontvangt een lumpsum bekostiging en is verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Binnen de wettelijke kaders en met in achtneming van de kwaliteit van het onderwijs, is het aan het bestuur om keuzes te maken.
Sint Maarten:
1. In het gesprek met het parlement van Sint Maarten (13-2-2024) werd door de parlementsleden aangegeven dat er naar schatting 20.000 ongedocumenteerde illegalen op het eiland verblijven en de Border Control Immigration tekort schiet: «We haven’t control over our borders» aldus een Statenlid. Daarbij zijn er tevens hoge kosten voor acute gezondheidszorg voor illegalen. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bij de Nederlandse Rijksoverheid bekend is en welke maatregelen samen met het landsbestuur van Sint Maarten genomen worden of voorzien zijn om deze problemen met de instroom en het verblijf van illegalen op het eiland aan te pakken? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven in hoeverre bekend is wat de herkomstlanden van deze illegalen zijn en of het terugsturen naar deze landen mogelijk is?
Samenwerking
Binnen het Koninkrijk der Nederlanden geldt migratie, waaronder het grens-toezicht, toelatings-, opvang-, terugkeer- en asielbeleid, als landsaangelegenheid. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn primair verantwoordelijk voor hun eigen migratiebeleid. Een goed functionerend migratiebeleid conform de internationale verplichtingen is in het belang van het Koninkrijk. Ook hecht de Nederlandse regering een groot belang aan een correcte en humane behandeling van vreemdelingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Desalniettemin is het Nederlandse kabinet zich bewust van de grote uitdagingen die het migratiebeleid met zich meebrengt voor de Caribische landen. Nederland acht van belang dat er een nauwe en constructieve samenwerking plaatsvindt tussen de landen, gestoeld op gelijkwaardigheid.
Vanaf 2019 is er, op basis van de hulp- en bijstandsverzoeken vanuit Aruba en Curaçao, op verschillende onderdelen in de vreemdelingenketen ondersteuning door Nederland geleverd.6
Daarnaast wordt de samenwerking op het gebied van migratie met Curaçao en Sint Maarten vormgegeven via de Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen (ORVK). Binnen de werkgroep worden best practices gedeeld en projecten geïnitieerd naar wederzijdse wensen. De autoriteiten van Aruba sluiten ook geregeld aan bij deze werkgroep, maar zijn geen formeel lid. Voor verdere toelichting op de activiteiten binnen de bijstand, dan wel de werkgroep ORVK, verwijs ik u graag door naar het verslag van het schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op het rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 16 2023–2024).
Ook is het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) in het kader van motie-Simons c.s. actief in gesprek met de landen. In de terugkoppelingsbrief van het JVO d.d. juni 2024 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze gesprekken.
Verder wordt er vanuit de Landspakketten samen met de autoriteiten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten gewerkt aan het tegengaan van de illegale tewerkstelling van arbeidskrachten en het verbeteren van het functioneren van de toelatingsketen, met een focus op maatregelen die snel effect sorteren en maatregelen voor kennis- en arbeidsmigranten (maatregel E.3). Het opnemen van zoveel mogelijk arbeidskrachten in de formele economie draagt bij aan verhoging van belastingopbrengsten voor publieke taken, voorkomt uitbuiting en zorgt er ook voor dat de arbeidskrachten verzekerd zijn en een beroep kunnen doen op uitkeringen bij werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Ten slotte wordt er sinds 2012 op het gebied van grenstoezicht ook samengewerkt tussen Aruba, Curaçao en Sint Maarten middels het protocol ter versterking van het grenstoezicht waarbij ingezet wordt op het tegengaan van illegale migratie en migratiecriminaliteit. Zo hebben de Douane Nederland en de Koninklijke Marechaussee dit jaar hun personele uitwisselingen en inzet in de landen verder vergroot, ten behoeve van kennisoverdracht.
Herkomstlanden
Zoals gezegd zijn de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten verantwoordelijk voor hun eigen migratiebeleid. Het is daarnaast, in beginsel, aan de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf om afspraken te maken met de herkomstlanden over samenwerking.
Vanuit het Caribbean Integrated Return Network (CARINT), een samenwerking tussen de vier landen op het terrein van terugkeer, is het bekend dat onrechtmatig verblijvende vreemdelingen grotendeels afkomstig zijn uit Venezuela, Colombia, Haïti en de Dominicaanse Republiek. Terugkeer naar deze herkomstlanden is, ondanks de gedeeltelijke sluiting van het luchtruim met Venezuela, mogelijk.
Vanwege de wens tot samenwerking op het terrein van terugkeer is, met goedkeuring van het Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO), door de Nederlandse Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) samen met de verantwoordelijke uitvoeringsorganisaties het terugkeernetwerk CARINT opgezet. De doelstelling van het CARINT-netwerk is de terugkeer van vreemdelingen vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk door gezamenlijke activiteiten te ontplooien en door kennis, informatie en best practices uit te wisselen. Een humaan, transparant en efficiënt terugkeerproces staat hierin centraal.
VN-Vluchtelingenverdrag
Ten slotte ben ik bekend met het feit dat Curaçao het VN-vluchtelingenverdrag niet heeft bekrachtigd. Dit geldt overigens ook voor Sint Maarten. De beslissing of medegelding wenselijk behoort, gelet op de inhoud van het Vluchtelingenverdrag en het protocol, tot de autonomie van de landen.Als zij dat willen ben ik zeker bereid om het gesprek te voeren met Curaçao en Sint Maarten over deelname aan het VN-Vluchtelingenverdrag en hoe Nederland eventuele bijstand kan verlenen bij dit proces.
2. Ook gaf een Statenlid aan dat de financiële regeling van de World Bank zorgt voor «too bureaucratic rules and procedures». Kan de Staatssecretaris aangeven of dit signaal ook bij de Rijksoverheid bekend is en in hoeverre hier rekening mee wordt gehouden bij de financiële regelingen met het land Sint Maarten?
Indertijd is bij de oprichting van het trustfonds wederopbouw Sint Maarten mede voor de Wereldbank gekozen niet alleen vanwege haar kennis en ervaring met wederopbouw trajecten, maar ook vanwege haar transparante (aanbestedings)processen en hoge sociale- en milieustandaarden. Daar horen inderdaad processen bij die omvangrijk kunnen lijken voor een kleine eilandstaat zoals Sint Maarten. Op verzoek van Nederland heeft de Wereldbank daar waar mogelijk deze processen flexibel toegepast. Daarbij behoort de wederopbouw van Sint Maarten tot een van de snelste die de Wereldbank zowel in de regio als wereldwijd uitvoert en is de uitbetaling van de trustfonds portefeuille in Sint Maarten 22% sneller dan vergelijkbare programma's voor kleine eilandstaten in de Caribische regio.
3. Statenleden gaven aan dat op Sint Maarten (maar dit probleem speelt op alle Caribische eilanden) de geestelijke gezondheidszorg ernstig tekort schiet, zo zouden er geen psychiaters op het eiland zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre met de Caribische delen van het Koninkrijk afspraken zijn gemaakt of samenwerking is voorzien op het gebied van geestelijke gezondheidszorg?
Ter verbetering van de ambulante zorg, samenwerking in de GGZ-keten en preventie hebben de 4 Ministers van Volksgezondheid van het Koninkrijk twee jaar geleden een werkgroep opgericht die de onderlinge samenwerking op dit gebied beoogt te versterken. Deze werkgroep heeft een gezamenlijke visie opgesteld en is aan het werk om de zeer verouderde wetgeving te moderniseren. Er wordt op Sint Maarten ondersteuning gegeven voor onder meer het versterken van de dienstverlening-trainingen. Vanuit het trustfonds wederopbouw SXM loopt sinds 2023 het mental health project (van $ 8 mln.) dat onder meer toeziet op hervormingen en een nieuw gebouw van de Mental Health Foundation (MHF). Verder zijn afspraken gemaakt om de gezamenlijke ontwikkeling van wetgeving op het gebied van gedwongen zorg voort te zetten. Alle landen van het Koninkrijk hebben de wens uitgesproken te komen tot één gezamenlijke basis voor wetgeving met aanvullende procedures passend per land als vervanging van de oude Krankzinnigenwet. Ook demissionair Minister-President Mercelina heeft aangegeven dat er op Sint Maarten een uitgebreid systeem voor geestelijke gezondheidszorg nodig is. Op het moment wordt er een beleids-juridisch kader gedwongen zorg voor het Caribisch deel van het Koninkrijk uitgewerkt. Een aantal uitgangspunten hierin zullen zijn: de definitie van gedwongen zorg en de reikwijdte, de rechten van de patiënten, inzet van personeel en het verwijs-systeem tussen de eilanden. Dit beleids-juridisch kader zal de basis vormen voor alle lokale wetgevingen van de afzonderlijke landen.
4. Door de regering van Sint Maarten werd aangegeven dat er «too much crime on the island» is en er een behoefte is aan «law inforcement». Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre dit signaal bekend is bij de Rijksoverheid en in hoeverre er samenwerking op dit vlak plaatsvindt of voorzien is? De Nederlandse ondersteuning bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit is thans tot en met 2025 incidenteel gefinancierd. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre er al resultaten van deze samenwerking bekend zijn en of deze positie ook aantoonbare resultaten oplevert voor de aanpak van criminaliteit in Europees Nederland? Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre in een eventuele voortzetting van deze financiering is voorzien?
De verwevenheid tussen de boven- en onderwereld ondermijnt en ontwricht het openbaar bestuur in het Caribisch deel van het Koninkrijk en schaadt het vertrouwen van de samenleving in de overheid. In het Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) van januari 2015 werd vastgesteld dat een meerjarige, fundamentele, ketenbrede aanpak voor verbetering van de rechtshandhavings-keten in het Caribisch gebied noodzakelijk was. Sindsdien zijn succesvolle onderzoeken gedraaid die belastingfraude, witwassen, valsheid in geschrifte, oplichting en verduistering door hooggeplaatste politici, ambtenaren en private ondernemingen aan het licht hebben gebracht. Sinds 2022 zijn er meer middelen voor de ondermijningsaanpak beschikbaar gesteld. Via een ingroeimodel, begroot vanaf 2022, zal er vanaf 2025 jaarlijks € 12,9 miljoen extra structureel beschikbaar zijn voor de ondermijningsaanpak Cariben, bovenop het reeds bestendigde bedrag van € 12 miljoen per jaar. Van deze € 12,9 miljoen is jaarlijks € 1 miljoen gereserveerd voor de bestuurlijke aanpak van ondermijning. Het gaat om structurele gelden.
Aruba:
1. De Minister-President van Aruba gaf op 14-2-2024 aan dat er nog altijd veel illegale migratie vanuit Venezuela plaatsvindt: er zou sprake zijn van zo’n 15 tot 16 duizend illegale ongedocumenteerde Venezolanen. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bij de Nederlandse Rijksoverheid bekend is en welke maatregelen samen met het landsbestuur van Aruba genomen worden of voorzien zijn om deze problemen met de instroom en het verblijf van illegalen op het eiland aan te pakken, evenals het wegnemen van de pull-factoren voor illegale migranten?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u graag naar mijn antwoord op uw eerste vraag met betrekking tot Sint Maarten op pagina 7 en 8 van deze brief.
2. De regering van Aruba gaf aan dat tekorten bij Justitie problemen opleveren: zo worden mensen met 300 kg coke op een bootje weer losgelaten. Dit zou volgens de Arubaanse regering ook een probleem zijn van het Koninkrijk. Ook gaven zij aan dat projecten rond grenstoezicht niet kunnen worden uitgevoerd door gebrek aan capaciteit. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze signalen bekend zijn bij de Rijksoverheid en in hoeverre er samen met het Arubaanse landsbestuur maatregelen worden genomen om dit aan te pakken?
De verschillende signalen zijn mij bekend. De justitiële aangelegenheden zoals het detentiewezen en het grenstoezicht zijn autonome taken van het land Aruba. Onderdelen van deze keten kennen echter hun knelpunten. Zo is het knelpunt in detentiecapaciteit een breder probleem in het Caribisch deel van het Koninkrijk en daarmee een gespreksonderwerp in het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO). Ik acht het van belang dat dit deel van de keten wordt versterkt. Nederland heeft dan ook positief gereageerd op het bijstandsverzoek van Aruba om het gevangeniswezen te verbeteren. Ook het grenstoezicht heeft mijn aandacht. Middels een zevenjarig samenwerkingsverband ondersteunt Nederland hierbij met expertise en materieel. Hoewel de uitdagingen groot zijn, zie ik dat er heel gestaag voortgang wordt geboekt.
Bonaire:
1. Bij de verkiezing van de Eerste Kamer zou vanuit het bestuurscollege en de eilandsraad een stemafspraak zijn gemaakt met het kiescollege waarbij unaniem één kandidaat is gesteund voor de Eerste Kamer. Kan de Minister aangeven of een dergelijke stemafspraak legitiem is? Is dit niet strijdig met het uitgangspunt van stemmen zonder last? Kan de Staatssecretaris aangeven of er stappen voorzien zijn om zulke stemafspraken met het kiescollege in de toekomst te voorkomen?
De genoemde stemafspraak is mij niet bekend; ik heb hierover geen signalen ontvangen. In theorie zou een stemafspraak in strijd zijn met het principe van «stemmen zonder last» of stemvrijheid. In de praktijk kan het echter voorkomen dat unaniem voor een kandidaat wordt gestemd, bijvoorbeeld omdat deze voor een Caribisch belang opkomt. In de informatievoorziening naar de kiescolleges wordt aandacht besteed aan alle uitgangspunten van het verkiezingsproces, waaronder stemvrijheid.
2. In mei 2023 is door «kwartiermaker» Ed Nijpels het rapport van de Klimaattafel Bonaire gepresenteerd. Volgens leden van de eilandsraad is dit rapport alleen door Nijpels gepresenteerd, maar was er geen ruimte voor discussie, de eilandsraad werd niet betrokken en er heeft nog steeds geen inhoudelijk overleg plaatsgevonden. Ook een verslag van een conferentie is niet aan de eilandsraad beschikbaar gesteld. Bij de klimaattafel zou slechts een kleine groep personen betrokken zijn geweest en niet de lokale mensen. Daarbij zouden veel voorgestelde maatregelen door de lokale gemeenschap ook niet gedragen worden. Is de Staatssecretaris bekend met deze onvrede op Bonaire over het gebrek aan lokale betrokkenheid bij de Klimaattafel Bonaire? Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Rijksoverheid oog heeft voor deze klachten? Is de Staatssecretaris bereid om alle verslagen van de Klimaattafel Bonaire beschikbaar te stellen? Zo nee, waarom niet?
Na een verzoek van het openbaar lichaam Bonaire, heeft het kabinet Rutte IV dhr. Ed Nijpels in 2022 de opdracht gegeven te adviseren over hoe een klimaattafel op Bonaire kan worden opgezet om tot gedragen klimaatbeleid te komen. Dhr. Nijpels heeft in voorbereiding op zijn advies meerdere stakeholders op Bonaire gesproken, waaronder de eilandsraad. Dhr. Nijpels heeft zijn advies in mei 2023 op Bonaire overhandigd aan waarnemend gezaghebber, dhr. Oleana, en de Minister voor Klimaat en Energie, dhr. Jetten. Centrale boodschap van het advies is om op Bonaire de klimaataanpak vorm te geven door een centrale klimaattafel op te starten waar alle relevante kennis en kunde over klimaat samenkomt. In de kabinetsreactie van november 2023, zegt het kabinet toe in 2024 samen met alle drie de openbare lichamen (Bonaire, maar ook Saba en Sint Eustatius) tot klimaatplannen voor de BES-eilanden te willen komen. Voor Bonaire kan dat via een klimaattafel; Saba en Sint Eustatius willen rechtstreeks aan een klimaatplan werken. Het initiatief om de klimaattafel te organiseren, ligt bij Bonaire, waarbij het Rijk desgewenst ondersteuning kan bieden. Er is een voorzitter aangesteld die het proces zal leiden en inrichten. De komende weken zullen afspraken gemaakt worden met de voorzitter over de inrichting van het programma en de verdere aanpak. De klimaattafel is nog niet gestart en er zijn nog geen maatregelen voorgesteld. Het Rijk is van mening dat een breed participatieproces en informatievoorziening van belang zijn en niet kunnen ontbreken bij het tot stand komen van de klimaatplannen. Lokale betrokkenheid is hier onderdeel van.
3. Ook gaven eilandraadsleden aan dat op het eiland de wateroverlast niet veroorzaakt wordt door het klimaat, maar door slechte waterhuishouding. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre maatregelen worden voorzien om de waterhuishouding te verbeteren en kan dit worden losgekoppeld van ambities voor klimaatmitigatie?
Het staat vast dat het klimaat verandert. Het KNMI verwacht dat stormen en orkanen in intensiteit zullen toenemen. Wateroverlast wordt veroorzaakt door een combinatie van twee factoren: de intensiteit van een bui en in hoeverre de daarvoor bedoelde infrastructuur in staat is het water op te vangen of af te voeren. Voor het heden zal er vooral ingezet moeten worden op tijdig en adequaat onderhoud en beheer van bijvoorbeeld dammen en rooien om het water op te vangen en geleidelijk af te voeren.
Om voorbereid te zijn voor de toekomst zal er ook gekeken moeten worden in hoeverre er aanpassingen nodig zijn om die infrastructuur op termijn aan te passen of te vervangen. Dit gebeurt in het kader van de klimaatplannen die op het moment worden ontwikkeld door elk van de BES-eilanden.
4. Door STINAPA werd aangeven dat aan de kust van Bonaire veel gebouwd wordt zonder vergunning. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is van vergunningverlening, toezicht en handhaving in Caribisch Nederland, nu een vergelijkbare organisatie als de Omgevingsdienst in Europees Nederland ontbreekt?
Op 13 juni 2023 heeft de Staatssecretaris van I&W de door de Inspectie Leefomgeving en Transport uitgebrachte separate rapportages over Bonaire, Sint Eustatius en Saba naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2022/23, 22 343 en 28 663, nr. 359). De conclusies en aanbevelingen komen overeen, inhoudende:
• VTH-takenpakket onderbrengen bij een bestaande omgevingsdienst in Europees Nederland.
• Knelpunten binnen de ambtelijke organisatie aanpakken.
• Draag zorg voor adequate wet- en regelgeving.
• Versterk de positie van de Rijksvertegenwoordiger.
De Staatssecretaris vermeldt daarbij dat nader onderzoek en een beleidsmatige appreciatie volgen.
Op 15 januari 2024 heeft de Staatssecretaris van I&W een eerste inhoudelijke reactie naar de Tweede Kamer gezonden, waarin onder meer wordt aangegeven dat er een Caribisch Nederland breed programma verbetering VTH-stelsel moet komen (Kamerstukken II 2023/24, 22 343 en 28 663, nr. 391). Allereerst vindt daartoe een verkennende fase plaats, waarin Caribisch Nederland bekend wordt gemaakt met het instituut «omgevingsdienst». Een «wegbereider» is thans bezig om het vervolgproces en de appreciatie op de rapportages vorm te geven. Dit moet uiteindelijk leiden tot een Hoofdlijnenbrief richting Tweede Kamer.
Curaçao:
1. Op Curaçao werd aangegeven dat naar schatting 30.000 illegale ongedocumenteerden verblijven, met grote gevolgen voor het eiland. Zo werd ten aanzien van de gevangenis en vreemdelingendetentie gesteld dat «vreemdelingen soms beter te eten krijgen dan de lokale bevolking». Ook voor het ziekenhuis (wat al technisch failliet is) is het problematisch dat veel ongedocumenteerden worden opgenomen. Er zou met name sprake zijn van steeds meer Haïtianen. Omdat Curaçao het VN-Vluchtelingenverdrag niet heeft geratificeerd, is het aanvragen van asiel niet mogelijk en verblijven deze vreemdelingen illegaal op het eiland. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre deze problematiek bij de Nederlandse Rijksoverheid bekend is en welke maatregelen samen met het landsbestuur van Curaçao genomen worden of voorzien zijn om deze problemen met de instroom en het verblijf van illegalen op het eiland aan te pakken? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven in hoeverre bekend is wat de herkomstlanden van deze illegalen zijn en of het terugsturen naar deze landen mogelijk is?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u graag naar mijn antwoord op uw eerste vraag met betrekking tot Sint Maarten op pagina 7 en 8 van deze brief.
2. De olieraffinaderij RdK is bezig met een (gedeeltelijke) doorstart. Aangegeven wordt dat er nog steeds een groeiende vraag is naar fossiele producten en er een groeiende olieproductie is voorzien in Suriname en Guyana. Kan de Staatssecretaris aangeven of de Rijksoverheid bereid is deze fossiele ambities een kans te geven en niet (vanwege fossiel) tegen te zullen werken?
De verantwoordelijkheid voor de toekomst van de raffinaderij ligt bij het land Curaçao. Indien Curaçao een bijstandsverzoek indient zal bezien worden of en hoe Nederland kan ondersteunen. Ik moedig aan dat Curaçao hiernaast ook duurzame alternatieven onderzoekt en bij de beantwoording van vragen 3 en 5 hieronder ga ik hier nader op in.
3. Bij de plannen voor het raffinaderij-complex wordt uitgegaan van SDE++ subsidies. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre dergelijke subsidies daarvoor vanuit Nederland aan de orde zouden kunnen zijn?
In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft TNO-onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor de lokale energietransitie op Curaçao, Aruba en Sint Maarten en naar de mogelijke inzet van SDE++ middelen. Dit rapport wordt na afronding naar uw Kamer verzonden. Op basis van dit rapport worden de gesprekken over de inzet van de middelen met de regering van Curaçao, Aruba en Sint Maarten vervolgd. U wordt hierover op een later moment geïnformeerd door de Minister voor Klimaat en Energie.
4. Daarnaast liggen er plannen voor het saneren van de asfaltmeren. Kan de Staatssecretaris aangeven of Nederland hier ook bij betrokken is en in hoeverre zij deze plannen realistisch en haalbaar acht?
Nederland assisteert Curaçao op verzoek, maar de verantwoordelijkheid voor de raffinaderij en omliggen terreinen ligt bij het land Curaçao. Dat is ook het geval voor de zogeheten asfaltmeren en het is daarom ook niet aan Nederland om te oordelen over eventuele plannen. Indien daartoe gevraagd kan wel gekeken worden of en op welke wijze hieraan kan worden bijgedragen.
5. Curaçao heeft plannen voor grote drijvende windturbines op zee. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe realistisch zij deze plannen acht? Kan de Staatssecretaris uitsluiten dat Nederland meebetaalt aan dit prestigeproject?
Op vrijdag 24 mei jl. heb ik samen met de Minister voor Klimaat en Energie en de Curaçaose Minister van Economische Ontwikkeling namens het kabinet Pisas een hoofdlijnenakkoord ondertekend waarin is afgesproken om de ontwikkeling van een duurzame waterstofketen op Curaçao te onderzoeken. Er zijn middelen vrijgemaakt voor aanvullende onderzoeken/de onderzoeksfase door Curaçao en Nederland om de haalbaarheid van de productie van waterstof door middel van windenergie dat is opgewekt met drijvende windturbines op zee te onderzoeken. Aan de hand van de uitkomsten van deze studies kunnen vervolgstappen bepaald worden. Een eventuele rol van Nederland hierin is nog onbepaald en gaat in samenspraak met Curaçao.
6. Drugscriminaliteit is nog steeds het grootste veiligheidsprobleem op Curaçao. De politiekorpsen op de eilanden schieten tekort en vallen daardoor vaak terug op Defensie. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze problematiek bekend is en of het de bedoeling is dat Nederland op deze manier indirect via Defensie alsnog de (niet-militaire) veiligheid van de Caribische landen moet borgen?
De aanpak van drugscriminaliteit is in eerste instantie een landsaangelegenheid. Defensie zal niet de landstaken, zoals de aanpak van drugscriminaliteit overnemen. Door Nederland wordt echter wel samengewerkt met de Landen in het Koninkrijk als het gaat om de aanpak van drugscriminaliteit, onder andere via de ondermijningsgelden die BZK ter beschikking stelt, via het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) en tussen de uitvoeringsorganisaties. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat Curaçao, indien zij daar noodzaak toe zien, een hulp- en bijstandsverzoek kunnen indienen bij de Nederlandse overheid. Dit verzoek zal per situatie worden beoordeeld.
7. Bij het in oktober 2023 onthulde Tula-monument op Curaçao worden alle namen van de omgekomen betrokkenen van de slavenopstand van 1795 vermeld. Ook de naam van Staatssecretaris Van Huffelen is als onthuller van het monument in steen gebeiteld. De naam van schoolmeester Gerrit Sabel wordt als onschuldig slachtoffer van deze opstand echter nergens vermeld. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Nederlandse Rijksoverheid (vooraf) betrokken is geweest bij de totstandkoming van dit monument? Kan de Staatssecretaris aangeven of Nederland aan dit monument heeft meebetaald? Kan de Staatssecretaris aangeven waarom er niet voor gekozen is om de naam van Gerrit Sabel als slachtoffer te vermelden? Is de Staatssecretaris bereid om bij de regering van Curaçao te verzoeken alsnog Gerrit Sabel als slachtoffer te vermelden en te gedenken? Zo nee, waarom niet?
Op 3 oktober 1795 werden Tula, Bastiaan Carpata en Luis Mercier, Pedro Wacao en anderen publiekelijk ter dood gebracht bij de executieplaats achter het fort. Later werden de hoofden van de belangrijkste leiders op staken geplaatst. Op deze plek is het monument, ook wel het Tula-monument genoemd, geplaatst en vervolgens onthuld op 3 oktober 1998. Dit was een Curaçaos initiatief.
Een van de toezeggingen na de excuses van de Nederlandse regering voor het slavernijverleden op 19 december 2022, was de officiële rehabilitatie van de op 3 oktober 1795 op gruwelijke wijze gemartelde en vermoorde Curaçaose verzetsheld Tula. Rehabilitatie van Tula door Nederland is een langgekoesterde wens op Curaçao en was een expliciete aanbeveling uit het rapport «Ketenen van het verleden» dat op 1 juli 2021 door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werd aangeboden aan uw Kamer. Met de rehabilitatie heeft de verzetsstrijder nu ook van Nederland de eer toegekend gekregen die hem toekomt.7 De rehabilitatie van Tula wordt gememoreerd met twee plakkaten, één nabij Fort Amsterdam en de ander nabij het voornoemde monument. Aan beide heeft Nederland bijgedragen.
Naar ik begrijp zijn de door u vernoemde gebeurtenissen rondom dhr. Gerrit Sabel niet gebaseerd op genotuleerde gebeurtenissen, zoals dat wel het geval is voor het door pater Schink genotuleerde gesprek met Tula op 17 augustus 1795. Omdat u verzoek niet strookt met het adviesrapport «Ketenen van het verleden» en evenmin met het ingenomen regeringsstandpunt, zoals dat op 19 december aan uw Kamer is aangeboden, zal ik dat ook niet opnemen met de regering van Curaçao.
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben naar aanleiding van het werkbezoek aan het Caribisch deel van het Koninkrijk de volgende vragen.
1. Voor Saba is het door het zeer beperkte oppervlakte en inwoneraantal moeilijk om arbeidskrachten duurzaam aan het eiland te binden. Hoe reflecteert de Staatssecretaris hierop?
De krappe arbeidsmarkt vormt voor alle gemeenten in Nederland een uitdaging bij het vinden van de benodigde capaciteit en competenties. Dit geldt ook voor Caribisch Nederland. De kleinschaligheid van de eilanden, het leven en werken in kleine gemeenschappen met territoriale begrenzing, is een factor waar werknemers rekening mee moeten houden, zeker als men vanuit het Europees deel van Nederland komt. Dit kan er ook toe leiden dat mensen na een periode van werken op één of meerder eilanden weer terugkeren naar de plek van herkomst. Met betrekking tot Saba geldt overigens dat het Openbaar lichaam er goed in slaagt openstaande vacatures te vervullen. Men maakt graag tijdelijk gebruik van externe expertise. Meestal gaat het om werkverbanden van 2 à 3 jaar, waarna men het eiland weer verlaat. Het openbaar lichaam beschouwt dit niet als problematisch, maar als een impuls aan de ontwikkeling van de organisatie.
2. Sint Maarten heeft na de verwoestende orkaan Irma in 2017 € 500 mln. voor wederopbouw gekregen. Een voorwaarde daarbij was dat het geld via de Wereldbank werd geleverd, waardoor openbare aanbestedingen verplicht waren. Hoe kijkt de Staatssecretaris terug op dat traject en hoe reflecteert zij op de rol die de Wereldbank heeft gespeeld bij de wederopbouw?
In 2017 is bij de oprichting van het trustfonds wederopbouw Sint Maarten mede voor de Wereldbank gekozen; niet alleen vanwege haar kennis en ervaring met wederopbouw trajecten, maar ook vanwege haar transparante (aanbestedings-) processen en hoge sociale- en milieustandaarden.
Alhoewel deze processen omvangrijk kunnen zijn voor een kleine eilandstaat zoals Sint Maarten, heeft Sint Maarten deze uitdaging op indrukwekkende wijze aangenomen. Door de snelle oprichting van een lokale uitvoeringsorganisatie op Sint Maarten (het National Reconstruction Program Bureau, NRPB) en de goede samenwerking met de Wereldbank, behoort de wederopbouw van Sint Maarten tot een van de snelste die Wereldbank uitvoert. Dit betreft zowel in de regio als wereldwijd, waarbij de uitbetaling van de trustfonds portefeuille in Sint Maarten 22% sneller dan vergelijkbare programma's voor kleine eiland-staten in de Caribische regio.
Alhoewel de keuze van de Wereldbank bij de uitvoering van de Nederlandse ondersteuning aan de wederopbouw van Sint Maarten in de beleidsdoorlichting van artikel 8 als positief werd beoordeeld (zie Kamerbrief 2022/23 kenmerk 33 189, nr. 18 van 28 maart 2023), zal een totale reflectie na afronding van het trustfonds in een finale beleidsdoorlichting worden meegenomen.
3. Voor alle zes de eilanden, maar in het bijzonder voor Aruba, geldt dat de verantwoordelijke regeringen inzetten op de diversificatie van de economie. Wat is de realiteitswaarde van die inzet volgens de Staatssecretaris, onder andere met het oog op de beperkte grootte en de ligging van de eilanden?
Alle zes de eilanden hebben een economie die grotendeels direct of afhankelijk zijn van de toeristensector. Tijdens de mondiale COVID-pandemie hebben we gezien wat er met de economieën van de eilanden gebeurt als de toeristen plots niet meer komen. Ik begrijp daarom de wens van de zes eilanden om in te zetten op diversificatie van de economie, waardoor er minder afhankelijkheid komt van de toeristensector en ben ook bereid om de eilanden daar waar mogelijk te steunen bij het zoeken en uitwerken van mogelijkheden voor diversificatie.
Echter, organisaties zoals de Wereldbank en Inter-American Development Bank hebben in het verleden gewezen op de zeer beperkte mogelijkheden voor diversificatie van de economie in kleine eilandstaten en het ontbreken van zogenaamde economische schaalvoordelen (economies of scale). Toch steun ik de zes eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk in hun wens omdat ik het belangrijk vind om daar waar mogelijk kansen te stimuleren.
Bijvoorbeeld, in samenwerking met het Ministerie van EZK, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), het bedrijfsleven (inclusief MKB) en de openbare lichamen wordt er gewerkt aan de versterking van de economie en brede welvaart. Daarbij hebben wij als BZK samen met het Ministerie van EZK meerdere instrumenten tot onze beschikking, waarbij gedacht moet worden aan onder meer de Regio Deal, SDE++, Borgstelling MKB Krediet (BMKB) en het Nationaal Groeifonds (NGF).
4. De bouw van vakantiewoningen op Bonaire is bedreigend voor het koraal. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de gevolgen voor klimaat en milieu te beperken?
Op mijn voorstel heeft de ministerraad op 21 juni het Ruimtelijk Ontwikkelingsprogramma Caribisch Nederland (ROCN) vastgesteld. Het ROCN bevat het ruimtelijk Rijksbeleid voor Caribisch Nederland en is in nauwe samenwerking met de drie bestuurscolleges opgesteld. Het doel is een duurzame en veilige ruimtelijke inrichting van de eilanden. Daartoe zijn 14 Rijksbelangen geïdentificeerd, waaronder zuinig en meervoudig ruimtegebruik, toekomst-bestendige woningbouw die aansluit bij de behoeften, het beschermen van gevoelige functies tegen de gevolgen van klimaatverandering en goed waterbeheer om overstromingen, droogte en erosie te beperken. Ik heb met het bestuurscollege afgesproken dat we regelmatig zullen overleggen over toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen op Bonaire. Ingeval een voorgenomen ontwikkeling in strijd is met één of meerdere Rijksbelangen, zal ik het bestuurscollege vragen om de ontwikkeling hiermee in overeenstemming te brengen, dan wel van de ontwikkeling af te zien. Indien desondanks een herziening van het ruimtelijk ontwikkelingsplan in procedure wordt gebracht, zal ik hierop een zienswijze indienen en het bestuurscollege (nogmaals) mijn bezwaren kenbaar maken. Wanneer het plan ongewijzigd wordt vastgesteld, biedt de wet mij de mogelijkheid om een reactieve aanwijzing te geven. Een dergelijke aanwijzing heeft tot gevolg dat het plan geheel of gedeeltelijk komt te vervallen.
5. Curaçao is bezig met plannen voor de heropening van de voormalige raffinaderij op het eiland. Ook verkent men plannen voor een andere invulling van dit gebied. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover deze plannen?
De verantwoordelijkheid voor de toekomst van de raffinaderij en omliggende terreinen ligt bij Curaçao. Curaçao onderzoekt ook duurzame alternatieven en dat moedig ik vooral aan. Zowel het onderzoek naar de mogelijkheden voor de lokale energietransitie en de haalbaarheid van de productie van groene waterstof door middel van windenergie kunnen bijdragen aan het maken van duurzame keuzes.
Vragen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van de informatie die zij ontvingen tijdens het werkbezoek aan het Caribisch deel van het Koninkrijk de volgende vragen.
De grootste economische pijler van Saba is nog steeds de Medical School. Tijdens een presentatie over de economische situatie werd aangegeven dat het aantal studenten sterk dalende is. Dat zou – als die ontwikkeling doorzet – ernstige gevolgen kunnen hebben voor de inkomsten van het eiland. Kunt u cijfers verstrekken over de afgelopen 10 jaar betreffende het aantal studenten en het aandeel in het BBP dat samenhangt met de Medical School? Indien de aantallen studenten dalen, is er onderzoek verricht naar de oorzaak daarvan en zo niet bent u bereid om te bewerkstelligen die oorzaak te onderzoeken en na te gaan op welke wijze een eventuele dalende trend van deelname van studenten kan worden gestopt?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft cijfers over de afgelopen 10 jaar betreffende het aantal studenten en het aandeel van de Medical School in het BBP van Saba niet tot haar beschikking. Wel is het Ministerie van BZK bekend met het signaal dat het aantal studenten aan het dalen is. Er is geen onderzoek verricht naar de oorzaak van deze trend. Het Ministerie van BZK werkt in nauwe samenwerking met het Openbaar Lichaam Saba en het Ministerie van EZK aan een strategisch plan voor de economische ontwikkeling van het eiland en het duurzaam verstevigen van het verdienvermogen van Saba. Het aantrekkelijker maken van het eiland voor toeristen, buitenlandse werknemers en (medische) studenten is daarbij een belangrijke pijler.
Kunt u bevestigen dat er zorgen bestaan over de invloed van China op de eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk? Zo ja, welke invloed doet zich voor en op welke wijze neemt het Koninkrijk – indien deze invloed in geopolitiek en strategisch kader onwenselijk wordt geoordeeld – stappen om de invloed te beperken of terug te dringen?
De zorgen over Chinese invloed in het Caribisch gebied van het Koninkrijk zijn vergelijkbaar met de zorgen in Nederland en gaan voornamelijk over de economische veiligheid. Het is daarom van belang om waakzaam te blijven, met name als er investeringen worden gedaan in vitale infrastructuur. Monitoring op dit punt gebeurt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor het hele koninkrijk. Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen bijvoorbeeld, conform artikel 29 van het Statuut, niet zonder instemming van de Rijksministerraad leningen aangaan met partijen buiten het Koninkrijk, dus ook niet met China. De Rijksministerraad verleent geen instemming als dit in strijd is met de belangen van het Koninkrijk. Dit is een waarborg om te voorkomen dat andere landen via leningen invloed kunnen krijgen binnen het Koninkrijk of op het buitenlands beleid. Daarnaast heeft het Ministerie van BZ een adviserende rol richting de autonome Landen van het Koninkrijk en kan eventuele risico’s signaleren en benoemen. Om de risico’s en handelingsperspectieven in kaart te brengen zijn via het China Kennisnetwerk drie rapporten uitgevoerd over China’s rol in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.8
Kunt u bevestigen dat de eilanden in het kader van sanctiewetgeving te maken kunnen krijgen met handelsbeperkingen, bijvoorbeeld van de handel met Venezuela? Is erin voorzien dat ondernemingen op de eilanden gecompenseerd kunnen worden indien handelsactiviteiten worden verboden? Zo niet, bent u bereid op dat punt maatregelen te treffen?
De Europese Unie heeft geen sectorale sancties ingesteld tegen Venezuela. Er is wel een wapenembargo en 54 Venezolaanse individuen zijn gesanctioneerd vanwege ernstige mensenrechtenschendingen en het ondermijnen van de democratie.
Er zijn geen compensatiemaatregelen voor EU-sancties. Eventuele gevolgen hiervan vallen onder het normale ondernemersrisico. Gezien de aard van de EU-maatregelen zal de impact hiervan op de economie van de Landen beperkt zijn.
De Verenigde Staten heeft naast individuele sancties ook sectorale sancties, o.a. gericht tegen het Venezolaanse staatsoliebedrijf. De Verenigde Staten verleent in bepaalde gevallen uitzonderingen op deze sancties door middel van licenties. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken faciliteert entiteiten op de Landen bij het indienen van aanvragen hiervoor.
Kunt u bevestigen dat de drie autonome eilanden te maken hebben met een tekort aan deskundig ambtelijk personeel wat van invloed is op de mogelijkheid om tot een goede realisering van de overheidstaken te komen?
Ja dat kan ik bevestigen. Alle drie autonome eilanden hebben een uitdaging met de uitvoeringskracht van het ambtenarenapparaat. Met name het aantrekken en behouden van hoger opgeleide krachten is hierbij een extra uitdaging. Dit heeft ook mijn aandacht bij de uitvoering van de Landspakketten, waar het versterken van de overheidsorganisaties een belangrijke doelstelling is. Zo besprak ik de mogelijkheden om de wetgevingsfunctie te versterken onlangs in maart tijdens een daartoe georganiseerd wetgevingscongres.
Ieder jaar gaan veel jongeren van die eilanden in Nederland studeren, maar niet iedereen komt terug om op de eilanden te gaan werken, zodat in feite sprake is van een zogeheten «brain drain».
In dat verband komen de volgende vragen op:
a. Kunt u aangeven hoeveel jongeren van Curaçao, Aruba en St Maarten jaarlijks komen studeren in Nederland en welke studieschulden door deze studenten worden opgebouwd?
In onderstaande tabel zijn de aantallen studenten opgenomen die jaarlijks in Nederland vanuit Curaçao, Aruba en Sint Maarten komen studeren (studiejaren 2011–2012 t/m 2019–2020). Deze aantallen zijn niet direct beschikbaar maar zijn door ResearchNed berekend met behulp van CBS-microdata over migratie en onderwijs. Dit hebben ze gedaan door voor alle instromers in Nederlandse mbo, hbo en wo te kijken of en wanneer ze verhuisd zijn naar Nederland vanuit de Caribische eilanden en of ze niet eerder voortgezet onderwijs hebben gevolgd in Europees Nederland.
Mbo |
hbo |
wo |
totaal |
|
---|---|---|---|---|
Curaçao |
300 – 400 |
300 – 400 |
110 – 170 |
ca. 850 |
Aruba |
100 – 150 |
200 – 300 |
60 – 90 |
ca. 450 |
Sint Maarten |
50 – 75 |
50 – 90 |
10 – 20 |
ca. 150 |
Bron: Research april 2021 Studiesucces en - ervaringen van studenten uit Caribische delen van het Koninkrijk (april 2021)
Vanuit de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2022–2023 zijn ook aantallen studenten bekend uit recente studiejaren. In deze aantallen is geen uitsplitsing mogelijk naar de verschillende eilanden, waardoor hier ook studenten uit de BES-eilanden in zijn meegenomen.
2020–2021 |
2021–2022 |
2022–2023 |
|
---|---|---|---|
hbo |
721 |
920 |
773 |
wo |
274 |
242 |
207 |
Er zijn geen specifieke gegevens bekend over de studieschulden van deze studenten direct na afstuderen. DUO heeft wel inzicht in het totaal aantal debiteuren op Curaçao, Aruba en Sint Maarten en de gemiddelde uitstaande schuld van deze groep. Deze aantallen en bedragen zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Bij deze tabel zijn een aantal kanttekeningen van belang:
– Het gaat in de tabel om debiteuren die nu woonachtig zijn in Caribisch Nederland. Het is daarmee niet dezelfde doelgroep als de studenten die vanaf Caribisch Nederland naar Nederland komen om hier te studeren. Deze studenten kunnen namelijk na hun studie in Nederland blijven wonen. Daarnaast zitten in de tabel ook debiteuren die in Nederland (of elders) zijn geboren en/of hier primair en voortgezet onderwijs hebben gevolgd en later verhuisd zijn naar Caribisch Nederland.
– De gemiddelde uitstaande schuld in de tabel geeft geen goed beeld van studieschuld die studenten uit het Caribisch gebied gemiddeld tijdens hun studie in Nederland opbouwen. Dit komt omdat geen onderscheid wordt gemaakt hoe lang de studenten aan het terug betalen zijn. Hierdoor worden zowel debiteuren meegenomen die al bijna klaar zijn met afbetalen als debiteuren die net starten.
Eiland |
Aantal debiteuren |
Gemiddelde uitstaande schuld (€) |
---|---|---|
Aruba |
4.106 |
29.000 |
Curaçao |
6.953 |
29.200 |
Sint-Maarten |
1.191 |
31.500 |
Bonaire |
1.109 |
24.000 |
Saba |
32 |
28.400 |
Cijfers uit 2022
b. Is er onderzoek naar de beweegredenen van studenten die de studie volbracht hebben, om niet naar hun eiland terug te keren om daar werkzaam te zijn?
Het Ministerie van OCW heeft in 2021 door ResearchNed een onderzoek laten uitvoeren naar het studiesucces van Caribische studenten in Nederland. Hoewel het onderzoek vooral inzoomt op de uitdagingen voor Caribische studenten bij een studie in Nederland, wordt in het onderzoek de «braindrain» genoemd en verwezen naar eerder Arubaans onderzoek (Dumfries, S. E. (2014). Onderzoek naar het studie switch gedrag onder Arubaanse studenten in het hoger onderwijs. Onderzoek i.o.v. Kabinet Gevolmachtigde Minister van Aruba in Den Haag). Uit dit onderzoek blijkt dat er erg weinig Arubaanse studenten terugkeren naar Aruba omdat er op het eiland weinig carrièremogelijkheden zijn.
Daarnaast heeft het Ministerie van OCW in 2023 een verkenning naar de problematiek rondom zorgopleidingen (hbo/wo) Caribische studenten laten uitvoeren (Kamerstukken II 2023/24, 29 282, nr. 556). Hieruit is gebleken dat minder dan de helft van de studenten na de studie terugkeert naar de eilanden. Hierbij spelen verschillende factoren een rol. Een studieschuld, in combinatie met een lager salaris en minder carrièrekansen, maken dat een terugkeer niet altijd voor de hand ligt. Ook de verschillen tussen de opleidingen in Europees Nederland en de praktijk op de eilanden spelen een rol. Onlangs hebben OCW en VWS in een beleidsreactie op deze verkenning een aantal initiatieven aangekondigd om deze problematiek adresseren, als onderdeel van een integrale aanpak (Kamerstukken II, 2023/2024, 29 282, nr. 577). Er zullen o.a. maatregelen in kaart worden gebracht die mogelijk kunnen bijdragen aan het wegnemen van financiële drempels bij terugkeer, zoals het creëren van aantrekkelijke voorwaarden bij terugkeer. OCW en VWS gaan hierover in gesprek met de verschillende landen, de betreffende werkgevers in de zorg, en andere stakeholders. Ook zal ingezet worden op mogelijkheden om de aansluiting tussen zorgopleidingen en de praktijk te verbeteren, en de Caribische context meer aandacht te geven, in de vorm van stages, intensievere samenwerking tussen instellingen, en een curriculum op maat.
c. Is het aannemelijk dat hoge studieschulden en het gegeven dat in Nederland meer kan worden verdiend, eraan in de weg staan dat zulke studenten een werkkring in de overheidssector van hun eiland ambiëren?
Uit de eerdergenoemde verkenning naar de problematiek rondom zorgopleidingen (hbo/wo) Caribische studenten blijkt dat verschillende factoren een rol spelen bij een terugkeer na de studie naar de eilanden. Naast een studieschuld, zijn een lager salaris, minder carrièrekansen, onvoldoende aansluiting tussen de opleidingen in Europees Nederland en de praktijk op de opleidingen en privé omstandigheden factoren die van invloed zijn op de keuze om eventueel terug te keren.
Uit een evaluatie van het Talent Ontwikkel Programma Bonaire (TOP Bonaire) blijkt dat TOP Bonaire een effectief en waardevol instrument is gebleken om de capaciteit van (semi)overheidsorganisaties als het openbaar lichaam en onderdelen van de Rijksdienst Caribisch Nederland op Bonaire te versterken. Daarom is besloten dit instrument voort te zetten. Het programma zal zich echter niet meer alleen richten op Bonaire maar ook op Saba en Sint Eustatius (TOP Caribisch Nederland). Ook zal de doelgroep worden verbreed naar medewerkers ouder dan 40 jaar.
d. Is het aannemelijk dat een drempel voor zo’n terugkeer mede is gelegen in het feit dat betaalbare huurwoonruimte op de eilanden niet beschikbaar is en de studieschuld eraan in de weg staat dat een koopwoning op het eiland kan worden gerealiseerd?
Er zijn geen gegevens beschikbaar die een mogelijke relatie tussen de beschikbaarheid van betaalbare huur-en koopwoningen op de eilanden, en de studieschuld als drempel voor terugkeer, aannemelijk maakt. In het algemeen kan men stellen dat in het gehele Koninkrijk in de woonsector sprake is van krapte. Een schuld kan dan een nog meer beperkende invloed zijn op het verkrijgen van woonruimte. Het is een gegeven dat er krapte heerst in de huur- en koopsector in Caribisch Nederland. Met de Beleidsagenda VRO/CN, de Woondeal Bonaire en de Letters of Intent Social Housing St. Eustatius en Saba wordt door BZK/VRO en de eilanden gezamenlijk gewerkt aan het verbeteren van deze situatie voor verschillende doelgroepen.
e. Bent u bereid te onderzoeken of een regeling die erin voorziet dat de studieschuld van studenten die hun studie in Nederland hebben volbracht en die voor een periode (bijvoorbeeld vijf jaar) een werkkring aanvaarden bij de overheid van hun eiland geheel of gedeeltelijk wordt gecompenseerd, ertoe kan leiden dat de bestuurskracht van de eilanden wordt versterkt, zodat minder technische hulp vanuit Nederland nodig zal zijn, wat tot een kostenbesparing zal leiden?
Een regeling die voorziet in een (gedeeltelijke) kwijtschelding van de studieschuld in relatie tot een werkzame periode voor een specifieke werkgever kan via twee routes worden bereikt: via de overheid (publiek) of via de werkgever (privaat).
Voor de route via de overheid geldt dat een dergelijke maatregel uiterst complex is. Het roept vragen op in het kader van het gelijkheidsbeginsel: waarom voor deze groep wel en voor andere groepen niet? Daarnaast komen meer praktische, maar ingewikkelde, vragen naar voren. Verder zal bijvoorbeeld bepaald moeten worden wat een baan bij de lokale overheid precies inhoudt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan welke organisaties onderdeel zijn van de lokale overheid. moet het gaan om een voltijd baan of is een nul-urencontract voldoende en moet het een baan zijn die verband houdt met de studie? Dat het om relatief weinig mensen zal gaan, maakt dat een dergelijke complexe maatregel bij voorbaat niet doelmatig lijkt. Wegende het voorgaande zie ik geen toegevoegde waarde voor een onderzoek naar de route via de overheid.
Een andere mogelijkheid is om een dergelijke maatregel vorm te geven via de werkgever. De werkgever kan arbeidsvoorwaarden treffen die een terugkeer naar de eilanden aantrekkelijker maakt. Dit gebeurt ook al in bepaalde tekortsectoren. Een voorziening om (gedeeltelijk) studieschulden af te betalen kan daar een onderdeel van zijn.
Voor personen die na het afronden van een studie terugkeren naar Caribisch Nederland om werkzaam te zijn voor de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) bestaat al een regeling met dergelijke voorzieningen.9
Kunt u bevestigen dat de bestuurskracht op de eilanden mede wordt ondermijnd doordat het aantrekkelijk is om vanuit overheidsdienst over te gaan naar de private sector. Zo ja, heeft Nederland in de vorige eeuw ook niet zo’n situatie gekend die ertoe geleid heeft dat de overheidssalarissen in bepaalde functies in betekende mate zijn verhoogd? Kunt u bevestigen dat als de autonome eilanden zo’n beleid zouden willen voeren, zij aanlopen tegen eisen vanuit Nederland die eraan in de weg staan om ambtelijke salarissen te verhogen? Zo ja, hoe moeten die eilanden dan bereiken dat capabele mensen in overheidsdienst kunnen worden «vastgehouden»?
Enerzijds wordt de bestuurskracht op de eilanden ondermijnd omdat de beloning in de private sector aantrekkelijk is. Tegelijkertijd is uit onderzoek gebleken dat andere factoren ook een rol spelen bij het verloop van overheidspersoneel naar de private sector. Factoren die hierbij worden aangegeven zijn onder andere de mate van bureaucratie, gebrek aan doorgroeimogelijkheden en leiderschap. Samen met de landen werk ik er aan dit te veranderen en de overheidsorganisaties professioneler én aantrekkelijker te maken. Werkprocessen, organisatievorm en HRM instrumentarium neem ik daarbij mee. Ik heb in het kader van de Landspakketten met de Landen verder afgesproken dat toegewerkt wordt naar een Public Wage Bill van 10% BBP. Het is aan de Landen om hier invulling aan te geven. Dit staat een eventuele verhoging van salarissen voor specifieke doelgroepen niet in de weg.
Vragen van de leden van de JA21-fractie
De leden van de JA21-fractie hebben naar aanleiding van het werkbezoek de navolgende vragen aan de regering.
Onderdeel van de harmonisering van wetgeving in Nederland ten opzichte van Caribisch Nederland, maar ook ten opzichte van de andere landen in het Koninkrijk is: «comply or explain». Uit de praktijk blijkt echter dat het niet altijd vanzelfsprekend is dat bij het behandelen van nieuwe wetgeving er voldoende oog is voor de gevolgen van deze wetgeving op de eilanden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij kan doen om in de toekomst beter te borgen dat bij nieuwe wetgeving altijd de vraag wordt gesteld: «Wat betekent deze wetgeving voor de eilanden?» en «Is het aldaar uitvoerbaar, haalbaar en doelmatig?»
Inmiddels wordt samen met de openbare lichamen gewerkt aan voorstellen voor tijdige betrokkenheid van de openbare lichamen bij de voorbereiding van beleid en wetgeving, waaronder de inrichting van het totstandkomingsproces van de periodieke wetgevingsoverzichten. Bezien zal worden hoe het prioriteren van beleid en wetgeving door middel van periodieke wetgevingsoverzichten evenwichtiger kan worden ingericht. Afspraken hieromtrent zullen bij gelegenheid van een volgend periodiek wetgevingsoverzicht gestand worden gedaan. De betreffende werkgroep zal voor de zomer van 2024 voorstellen daartoe aan de eilandsbesturen voorleggen.
Voorts zijn inmiddels het zg. Beleidskompas en de Schrijfwijzer memorie van toelichting voorzien van een passage over de toepassing van het principe van «comply or explain». Met het doorvoeren van de desbetreffende wijzigingen in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Draaiboek voor de regelgeving wordt gewacht totdat voormelde werkgroep met voorstellen is gekomen die met de openbare lichamen eerst nog worden afgestemd.
Gebleken is dat voor de bewoners van Caribisch Nederland de kosten voor verzekeringen, maar ook voor internetgebruik onevenredig hoog zijn. Is de Staatssecretaris hiermee voldoende bekend en zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om deze basisvoorzieningen voor iedereen op de eilanden haalbaar en betaalbaar te maken?
Ik ben ermee bekend dat de kosten van levensonderhoud hoog zijn in Caribisch Nederland, in relatie tot de inkomens. Daarom heeft dit kabinet in reactie op het rapport sociaal minimum Caribisch Nederland diverse maatregelen getroffen om de inkomens meer in balans te brengen met de kosten van levensonderhoud, zoals het verhogen van het wettelijk minimumloon (en de daaraan gekoppelde uitkeringen) naar USD 1.750 per 1 juli 2024. Ook heeft het kabinet diverse maatregelen getroffen om de kosten van levensonderhoud verder te verlagen.
Concreet op telecom zijn uit de zogenaamde «CN-envelop» middelen toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van EZK. Samen met aanvullende middelen op de begroting van EZK zelf wordt hiermee maandelijks structureel subsidie verstrekt, zodat de kosten van een vast internetabonnement van gebruikers op Caribisch Nederland kunnen worden verlaagd. Dit leidt tot een maandelijkse subsidie van USD 35 per aansluiting per maand op Saba en Sint Eustatius en USD 25 op Bonaire. Bij Prinsjesdag 2023 zijn deze subsidies voor 2024 tijdelijk verhoogd, waardoor voor dit jaar een extra subsidie van USD 15 per maand per aansluiting geldt, boven de hiervoor genoemde bedragen.
Voor wat betreft verzekeringen ligt het wat genuanceerder. Zo is de zorg gratis. Voor wat betreft andere verzekeringen is het vraagstuk eerder dat niet alle verzekeringen worden aangeboden in Caribisch Nederland.
Op de eilanden is maar beperkt toegang tot financiële diensten van banken. Er kan moeilijk worden gepind dan wel transacties worden gedaan. Tevens is er vaak sprake van een monopolie waardoor de kosten om bankzaken te kunnen doen onevenredig hoog zijn. Dit stagneert de economische ontwikkeling op de eilanden, maar het is ook gewoon een basisvoorziening die ontbreekt. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om deze problemen voor Caribisch Nederland tot een oplossing te brengen?
De Minister van Financiën ziet dat, met name op Saba, het aanbod van bancaire dienstverlening te zeer beperkt is als gevolg van de marktomvang en het insulaire karakter. Het aanbod van bancaire dienstverlening aldaar behoeft verbetering. Daarom heeft het een externe inventarisatie laten uitvoeren naar mogelijke opties om de bancaire dienstverlening op Saba te verbeteren. De uitkomsten hiervan zullen na de zomer met de Tweede Kamer worden gedeeld.
Hiernaast beziet de Minister van Financiën of een dienstverleningsovereenkomst met een regionale bank gesloten kan worden, waarbij deze bank tegen een overheidsvergoeding aanvullende (fysieke) bancaire dienstverlening aanbiedt.
Wat kan de Staatssecretaris doen of bijdragen om de connectiviteit tussen de eilanden van Caribisch Nederland te bevorderen zodat er vooral meer toerisme naar Saba en Sint Eustatius kan komen en de bewoners van de eilanden ook makkelijker en goedkoper van A naar B kunnen komen? De ferry-dienst is geen goed alternatief onder meer vanwege de ruwe zee.
Connectiviteit is essentieel voor de eilanden. Sinds december 2021 vaart met behulp van subsidie vanuit het Rijk de ferrydienst tussen de bovenwinden. In 2023 is een uitgebreide evaluatie gedaan van de ferrydienst waaruit blijkt dat zowel de betrokken partijen als de passagiers positief zijn. Er is vanuit BZK incidentele financiering voor de veerdienst voor de komende twee jaar (2024, 2025). De lange termijn levensvatbaarheid van de veerbootdienst wordt verkend.
Om de connectiviteit verder te verbeteren en ook betaalbaarder te maken wordt de mogelijkheid verkend tot een PSO voor de vliegverbinding tussen de bovenwinden. Een PSO is een instrument waarmee de overheid voorwaarden kan stellen aan luchtvaartmaatschappijen, bijvoorbeeld met betrekking tot tarieven en bepaalde luchtroutes. De PSO vereist een structurele financiële overheidsbijdrage. Het Ministerie van IenW verkent, in samenwerking met mijn ministerie en andere stakeholders, de mogelijkheden om een PSO te financieren.
Tot slot, veel vrouwen kiezen ervoor niet te bevallen op Saba, Sint Eustatius en Bonaire vanwege gebrek aan medische zorg mochten zich complicaties voordoen. Voor deze families zou het heel veel waarde hebben om hun kinderen te registreren als geboren op de eilanden waar zij woonachtig zijn in plaats van het land of eiland waar alleen de bevalling heeft plaatsgehad. Herkent de Staatssecretaris dit sentiment en zo ja, is zij bereid te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn de geboorteakten aan te vullen dan wel aan te kunnen passen, hetgeen voor de bewoners van Saba, Sint Eustatius en Bonaire grote emotionele, maar ook culturele waarde heeft?
Het is invoelbaar dat mensen een sterke band kunnen ervaren met hun woonomgeving, die zodanig is dat zij wensen deze door te geven aan hun kinderen. Deze vraag is eerder aan de orde gekomen, onder andere bij Kamervragen van de leden van de Tweede Kamer Heijnen en Jacobi over geboorten op de Waddeneilanden.10 Daarbij is steeds overwogen dat aan de band met de plaats waar de ouders woonachtig zijn en wellicht geboren zijn, op verschillende manieren uitdrukking kan worden gegeven. Dit hoeft niet per sé tot uitdrukking te worden gebracht in de geboorteakte.
In de verhouding tussen de landen moet daarbij worden bedacht dat dan in feite wordt gevraagd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de andere landen van het Koninkrijk om af te wijken van het eigen stelsel, door voor inwoners van de BES-eilanden een uitzondering te maken. Het is immers niet aan Europees Nederland om een van de landen binnen het Koninkrijk voor te schrijven op welke wijze de geboorteakte aldaar moet worden opgemaakt. Of een daartoe strekkend verzoek kansrijk zou zijn, en welke gevolgen dit zou hebben binnen die landen, is voor mij niet te overzien.
Voor zover de inhoud van de geboorteakte in de andere landen van het Koninkrijk wel binnen het bereik van de Nederlandse wetgever zou liggen, dient in aanmerking te worden genomen dat het toestaan om een andere plaats dan de feitelijke geboorteplaats in de geboorteakte op te nemen, tot aanzienlijke bezwaren leidt. Daarbij is in het bijzonder de rechtszekerheid in het geding. Centraal uitgangspunt voor het opmaken van de geboorteakte in het Burgerlijk Wetboek van elk van de landen van het Koninkrijk der Nederlanden is dat deze ten aanzien van eenieder bewijst dat op in de akte vermelde plaats, dag en uur uit de daarin genoemde geboortemoeder een kind van het daarin vermelde geslacht is geboren (artikel 1:22 van de onderscheiden Burgerlijke Wetboeken). De regelgeving gaat uit van de feitelijke juistheid van de in de akte vermelde gegevens en kent ook een bijzondere bewijskracht toe aan de geboorteakte. Het is daarom van belang dat de geboorteakte van een kind wordt opgemaakt in de gemeente waar de geboorte heeft plaatsgevonden. De geboorteplaats is immers een identificerend gegeven, evenals de geboortedatum en het geboorteland. Dat houdt in dat de geboorteplaats eraan bijdraagt om personen met een gelijke naam en geboortedatum toch van elkaar te kunnen onderscheiden. Daarbij komt dat de gewoonte om aangifte te doen in de geboortegemeente in de praktijk algemeen is ingeburgerd. Op deze manier is het voor eenieder duidelijk waar hij de geboorteaangifte heeft te doen en waar een afschrift van zijn of haar geboorteakte te verkrijgen is. De geboorteplaats is ook een belangrijk administratief gegeven. Wijzigingen in de akte, bijvoorbeeld een rechterlijke uitspraak tot adoptie of een in een andere gemeente opgemaakte akte van erkenning, worden automatisch doorgeleid naar de geboortegemeente. Deze systematiek wordt doorbroken als de geboorteplaats niet langer de plaats van bijhouding van de akte zou weergeven.
Daarbij is reeds eerder voor Europees Nederland overwogen dat een dergelijke afwijking van het feitelijke gegeven van de geboorteplaats ook allerlei vragen oproept; zo leidt het tot de vraag wat er zou moeten gebeuren als beide ouders in verschillende Openbare Lichamen wonen? De keuze voor het Openbaar Lichaam van de moeder is dan niet zonder meer vanzelfsprekend. En hoe te oordelen als de ouders weliswaar in hetzelfde Openbare Lichaam wonen, maar dit slechts tijdelijk, en zij in feite een band met een ander Openbaar Lichaam of gemeente hebben? Of als de ouders ieder een sterke band met een Openbaar Lichaam of gemeente hebben, maar dit niet dezelfde plaats is?
Het bovenstaande in aanmerking genomen zie ik onvoldoende reden om voor de inhoud van de akte van geboorte, binnen Nederland mogelijk te maken of binnen het Koninkrijk te bevorderen dat de woonplaats van de ouders daarin wordt opgenomen in plaats van de geboorteplaats van het kind.
Vragen van het lid van de OPNL-fractie
Naar aanleiding van het werkbezoek van de delegatie aan Bonaire, heeft het lid van de OPNL-fractie de volgende vragen:
1. In het verslag van het commissiewerkbezoek is te lezen dat de recente erkenning van het Papiaments op Bonaire onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden kansen biedt voor het maken van aanvullende afspraken. Kan de Staatssecretaris aangeven of hier inmiddels plannen voor zijn en wanneer daarover afspraken met Bonaire worden gemaakt en zo ja, wat deze inhouden? Wordt daarbij gedacht aan een Bestuursafspraak Papiaments tussen Rijk en het eiland Bonaire? Een en ander naar analogie van het instrument Bestuursafspraak Friese taal en cultuur, dat sinds 1989 periodiek wordt geactualiseerd en gemonitord?
In het Bestuursakkoord Bonaire 2024–2025 zijn aanvullende afspraken gemaakt ten behoeve van de bescherming en bevordering van het Papiaments op Bonaire. Hierbij ligt de focus op het faciliteren van de uitvoering van de bestaande Bestuursafspraak Papiaments op Bonaire (hierna: Bestuursafspraak). Zo gaat het openbaar lichaam Bonaire (OLB) een taalinstituut opzetten ter ondersteuning bij de uitvoering van de Bestuursafspraak. Het OLB blijft bestuurlijk eindverantwoordelijk maar belegt een deel van de uitvoering van de Bestuursafspraak, een adviesfunctie en de uitvoering van het vastgesteld eilandelijk taalbeleid bij Akademia Papiamentu. Akademia Papiamentu is een bestaande organisatie op Bonaire die zicht inzet voor de bevordering, versterking en bescherming van het Papiamentu. Ook wil het OLB partnerschappen inrichten binnen de ABC-regio en met de Afûk (Taalbevorderingsinstituut Fryslân). Ter ondersteuning van de bovenstaande afspraken heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eenmalig € 1 mln. beschikbaar gesteld.
2. Wat betekent verder die recente erkenning voor bestaande en toekomstige wetgeving die op de BES-eilanden (mede) van toepassing is, zoals het voorstel voor de Wet versterking participatie op decentraal niveau (zie kamerstukdossier 36 210)?
Het Papiaments op Bonaire is erkend onder deel III van het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden. Voor een deel III erkenning moet een Staat een keuze maken uit minstens 35 leden van 7 artikelen die het gebruik van een taal in deze domeinen waarborgt. Deze domeinen zijn onderwijs, rechtsverkeer, bestuurlijk verkeer, media, cultuur, sociaaleconomisch leven en grensoverschrijdende samenwerking.
De erkenning van een taal onder het Handvest vindt plaats op basis van bestaande wet- en regelgeving. Dat betekent dat een Staat eerst aan ten minste 35 leden moet voldoen voordat het de gewenste taal kan erkennen. Een erkenning heeft daarom achteraf geen (directe) consequenties voor bestaande en toekomstige wetgeving.
3. Ook is in het commissieverslag te lezen dat deze erkenning van het Papiaments kansen biedt voor het gebruik van de eigen taal als instructietaal in het onderwijs. Kan de Staatssecretaris een nadere toelichting op geven wat dit betekent voor de bestaande en aangekondigde wet- en regelgeving OCW BES voor de onderwijssectoren PO, VO en MBO?
Het Papiaments maakt onderdeel uit van de kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs op Bonaire is het toegestaan zowel het Nederlands als het Papiaments als instructietaal te gebruiken. Het is aan scholen zelf om hierin een keuze te maken. De erkenning van de aangekondigde wet- en regelgeving OCW BES heeft hier geen impact op omdat dit reeds is vastgelegd in artikel 11 van de Wet primair onderwijs BES.
Binnen het voortgezet onderwijs op Bonaire is Nederlands de instructietaal en Papiaments een vak in het voortgezet onderwijs. Tevens is het binnen het voortgezet onderwijs mogelijk om ter ondersteuning van het vak in het Nederlands, uitleg te geven in het Papiaments. Het praktijkonderwijs op Bonaire kan in het andere taal, namelijk het Papiaments, gegeven worden. Zie artikel 11.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
Ook heeft deze erkenning geen gevolgen voor het beroepsonderwijs, omdat het op grond van artikel 7.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, nu al mogelijk is om de instructietaal in het Papiaments te doen.
4. Wat betekent erkenning voor de bekostiging van het Papiaments als vak en als instructietaal in de verschillende onderwijssectoren en de kinderopvang?
In het primair en het voortgezet onderwijs is er sprake van een lumpsum-bekostiging. Voor de bepaling van de hoogte van de bekostiging is het aantal leerlingen op de teldatum, voor het po 1 februari en voor het vo en beroepsonderwijs 1 oktober, het uitgangspunt. Op basis van het aantal op deze data getelde leerlingen/studenten wordt aan de hand van rekenregels de hoogte van de bekostiging vastgesteld. Het is aan het bevoegd gezag hoe de lumpsum wordt ingezet. Aangezien er geen sprake is van bekostiging per vak heeft de erkenning dus geen invloed op de hoogte van de bekostiging.
In het beroepsonderwijs is Nederlands de instructietaal, maar op grond van artikel 7.1.1 van de WEB BES kan ook Papiaments als instructietaal worden gebezigd. Onlangs is de Wet kinderopvang BES aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. In de wet is ook een artikel opgenomen over de voertaal in de kinderopvang. Op Bonaire mag de voertaal in de kinderopvang Nederlands of Papiaments zijn. De wet regelt ook structurele financiering van de kinderopvang ter uitvoering van de wet, inclusief het artikel over de voertaal. De financiering zal grotendeels bestaan uit rechtstreekse bekostiging vanuit het Rijk, en een beperkte gemaximeerde ouderbijdrage.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Samenstelling:
Marquart Scholtz (BBB), Panman (BBB), Van Gasteren (BBB), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Recourt (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Rietkerk (CDA), Dittrich (D66), Belhirch (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Zie bijv. https://www.maandvandegeschiedenis.nl/page/17944/de-slavenopstand-van-tula-op-cura%C3%A7ao
Aanhangsel Handelingen II 2010/11, nr. 1668, zie ook Kamerstukken II 2010/11, 27 859, nr. 44 en Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 395.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-CLIX-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.