35 042 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media

35 453 Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media

K1 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 20 november 2020

De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media en het wetsvoorstel tot wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwe dienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media. Hieronder volgt de beantwoording van de gestelde vragen.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft aan kennis te hebben genomen van de nadere memorie van antwoord en van de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 16 oktober 2020 inzake de interpretatie van artikel 2.148a Mediawet 2008 betreffende indexering van het budget voor de uitvoering van de landelijke publieke media-opdracht.2 De commissie geeft aan dat de regering in het voorlopig verslag reeds gevraagd was of het niet verstandiger was de uitspraak van de rechtbank over dit artikel af te wachten. De commissie merkt vervolgens op dat de regering hierop antwoordde dat zij het wenselijk vindt dat de wetgever zelf duidelijkheid schept over de desbetreffende bepalingen uit de wet, onafhankelijk van het oordeel van de rechter. De commissie verzoekt de regering op de uitspraak van de rechtbank te reageren en daarbij haar eerdergenoemde standpunt te betrekken. In het bijzonder vraagt de commissie een reactie van de regering op het oordeel van de rechtbank dat de betreffende bepaling in de wet duidelijk is (r.o. 9) en wenst zij te vernemen wat dit oordeel betekent voor het door het regering in de beide Kamers ingenomen standpunt dat de aanleiding van de voorgestelde wijziging het verduidelijken van de toepassing is en niet zozeer een wijziging.

De rechtbank Midden-Nederland heeft uitspraak gedaan inzake het beroep van (onder meer) de NPO tegen het besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de vaststelling van de bekostiging voor 2018 en tegen de daarbij gebruikte wijze van indexeren van het minimumbudget.3 De rechtbank heeft in haar uitspraak eisers in het gelijk gesteld. Volgens de rechtbank is er geen sprake van onduidelijkheid wat betreft de interpretatie van artikel 2.148a Mediawet 2008, waarin (de indexatie van) het minimumbudget is geregeld. De rechtbank concludeert dat indexatie moet worden toegekend over zowel het aandeel rijksmediabijdrage als het aandeel Ster-inkomsten. De regering volgt de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de voorgestelde aanpassing van de tekst van het artikel niet langer wordt gezien als een verduidelijking, maar als een wijziging.

De uitspraak leidt er niet toe dat er meer middelen beschikbaar komen. Zoals in de nadere memorie van antwoord al werd opgemerkt, ontbrak bij het amendement-Van Dam daarvoor de bijbehorende dekking. Extra toekenningen aan de NPO op basis van de indexatieverplichting moeten derhalve uit de bestaande middelen komen. De rechtbank erkent in haar uitspraak dat er wel ruimte moet zijn binnen die beschikbare middelen om te kunnen indexeren. Voor het geval dat die ruimte er niet is, bijvoorbeeld doordat Ster-inkomsten niet toenemen of er geen middelen beschikbaar zijn in de Algemene Mediareserve, verwijst de rechtbank naar de mogelijkheid om tussentijds het minimumbudget te verlagen op basis van artikel 2.148, derde lid, Mediawet 2008. Nog los van de vraag of dat artikel genoeg flexibiliteit biedt om tijdig te kunnen ingrijpen, is de regering van mening dat een dergelijke benadering de stabiliteit en zekerheid van de bekostiging van de NPO niet ten goede komt.

Aanvullend op de argumenten uit de memorie van antwoord en de nadere memorie van antwoord4 ziet de regering daarom in de uitspraak de bevestiging van de wenselijkheid en noodzakelijkheid om de wet op dit punt te wijzigen. De voorgestelde wijziging past bij de systematiek van de Mediawet 2008 en de aard van de Ster-inkomsten, die opbrengsten uit de markt zijn en om die reden aan de inkomstenkant van de begroting niet worden geïndexeerd.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Letter K heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 042.

X Noot
2

Zaaknummer UTR 18/4365.

X Noot
3

Zaaknummer UTR 18/4365.

X Noot
4

Kamerstukken I 2019/20, 34 042/35 453, G en Kamerstukken I, 2020/21, 35 042/35 453, I.

Naar boven