Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36812 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36812 nr. D |
Vastgesteld 4 december 2025
Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de wetsvoorstellen in het Pakket Belastingplan 2026 met interesse gelezen en hebben er een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen binnen het Pakket Belastingplan 2026 en willen hierover graag enkele zaken nader toegelicht zien.
De leden van de VVD-fractie hebben het Pakket Belastingplan 2026 zorgvuldig bestudeerd en hebben daarbij nog enkele vragen en aandachtspunten.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Pakket Belastingplan 2026. Ook ten tijde van een demissionair kabinet blijft het belastingplan een wezenlijk wetgevingsmoment dat ondanks het beleidsarme karakter vraagt om zorgvuldige behandeling. De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat het belastingstelsel prikkels bevat die verduurzaming stimuleren en bijdraagt aan gezonde overheidsfinanciën op de lange termijn. Tegen deze achtergrond benadrukken zij het belang van keuzes die gericht zijn op brede welvaart en productiviteit op de lange termijn.
De leden van de CDA-fractie hebben de wetsvoorstellen uit het Pakket Belastingplan 2026 met aandacht bekeken. Voornoemde leden willen aangeven dat in het voorliggende belastingplan 2026 weinig wordt gedaan aan zaken die door de Eerste Kamer jaarlijks naar voren worden gebracht. De regelgeving wordt niet eenvoudiger, het belastingstelsel wordt steeds complexer, de regeldruk neemt alleen maar toe en problemen met ICT worden doorgeschoven naar volgend jaar. De leden van de fractie van het CDA willen enkele vragen stellen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetsvoorstellen uit het pakket Belastingplan 2026 en hebben naar aanleiding van het belastingplan nog enkele vragen.
Met belangstelling heeft de fractie van de ChristenUnie kennisgenomen van de wetsvoorstellen in het Pakket Belastingplan 2026. Na bestudering van de wetsvoorstellen binnen het Pakket Belastingplan 2026 heeft de fractie van de ChristenUnie nog een aantal vragen
De leden van de JA21-fractie hebben het Pakket Belastingplan 2026 doorgenomen en willen hierover graag een aantal vragen en kanttekeningen inbrengen.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen binnen het Pakket Belastingplan 2026 en hebben in dit kader nog een enkele vraag.
Het lid van de fractie 50PLUS heeft de volgende vragen met betrekking tot het belastingplan 2026.
Het lid van de Fractie-Vissen-Hamakers heeft de voorstellen in het Pakket Belastingplan 2026 bestudeerd en heeft hierover enkele vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
Vragen over vermogen
Uit het rapport «Verantwoord Belasten» van de Algemene Rekenkamer (Rekenkamer) begrijpen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat het departement van Financiën inzicht heeft in de grondslag per belastingsoort. Deze leden hebben grote interesse om daarvan kennis te nemen. Zij vragen of de regering per belasting, zoals genoemd op pagina 6 van het Financieel Jaarverslag Rijk (FJR)2, de omvang van de grondslag kunnen aangeven, waarbij voor de loon- en inkomstenbelasting expliciet een uitsplitsing gevraagd wordt naar de grondslag in box 1, box 2 en box 3.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de gemiddelde belastingdruk is op inkomen uit vermogen en hoe dit zich verhoudt tot de gemiddelde belastingdruk op inkomen uit arbeid.
Deze leden vragen wat de marginale druk is op vermogensaanwas. Omdat dit zal verschillen per niveau vragen zij specifiek naar de marginale druk op een vermogen dat groeit van € 100.000 naar € 101.000, € 1.000.000 naar € 1.001.000 en € 100.000.000 naar € 101.000.000. Welke marginale druk bestaat hierbij?
Zij vragen hoe de gemiddelde marginale druk zich verhoudt op inkomen uit arbeid en de gemiddelde marginale druk op inkomen uit vermogen. Kan de regering het verschil duiden en aangeven of dit beleidsmatig gewenst is?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe het totale vermogen, van alle Nederlanders bij elkaar, zich heeft ontwikkeld tussen de jaren 1990, 2000, 2010, 2024 (of jaartallen met een soortgelijk interval). Moet het totale vermogen gezien worden als de grondslag van box 2 en 3 en zo nee, hoe verschilt dit?
Zij vragen wat de regering beschouwt als de rechtvaardiging dat arbeidsinkomen ongelijk, namelijk zwaarder, wordt belast ten opzichte van vermogensaanwas en inkomen uit vermogen. Of moet dit gezien worden als een situatie die historisch ontstaan is maar niet zo is bedoeld?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de gemiddelde belastingdruk is op vermogen in box 2 en in box 3.
Deze leden lezen ten aanzien van box 3 dat verder uitstel van een nieuwe vermogensbelasting op basis van werkelijk rendement kan leiden tot een inkomstenderving. Zij vragen of de regering zo nauwkeurig mogelijk kan omschrijven welke groepen hiervan de begunstigde zijn, zoals in ieder geval aan de hand van de omvang en het soort vermogen.
Ten aanzien van box 2 vragen zij welke belastingopbrengst er is in het lage tarief en welke er is in het hoge tarief van box 2.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de verschillen in belastingheffing op vermogen en op inkomen uit werk zich verhouden tot het principe van neutrale belastingheffing, gelet op onder meer het advies van de 18de Studiegroep Begrotingsruimte3 en het rapport Belastingen in maatschappelijk perspectief4.
Deze leden vragen waarom de regering de aanbevelingen niet overneemt van onder meer de 18de Studiegroep Begrotingsruimte, om de verschillen tussen de belastingdruk op inkomens uit kapitaal en arbeid te beperken.
Zij vragen of de regering erkent dat voor toekomstige financieringsopgaven het belastingstelsel de factoren kapitaal en vermogen zwaarder moet laten wegen, gelet op het toenemen van die factoren en het afnemen van de factor arbeid in de economie, om steeds maar stijgende lasten op arbeid te voorkomen.
VPB
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welk deel van de vennootschapsbelasting wordt betaald door het MKB en welk deel door het multinationale grootbedrijf. Deze leden vragen hoe deze verhouding zich de afgelopen twintig jaar ontwikkelt, of voor zo lang als er informatie beschikbaar is.
Algemene vragen
Deze leden vragen hoeveel maatregelen de regering in totaal neemt in alle voorstellen uit het belastingpakket tezamen genomen.
Zij vragen hoe vaak deze kabinetsperiode gebruik is gemaakt van een beperkte indexatie van de tabel correctiefactor als dekkingsgrond en hoe vaak gebruik is gemaakt van de inkomensbelasting als placeholder.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de belastingmix tussen kapitaal, arbeid, consumptie en bedrijfswinsten zich deze kabinetsperiode, zowel beleidsmatig als feitelijk, heeft ontwikkeld.
Complexiteit
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen aan de hand van welke maatstaven het beste beoordeeld kan worden of het Pakket Belastingplan 2026 de totale fiscaliteit per saldo vereenvoudigt of verder complex maakt. Hierbij vragen zij een onderbouwd oordeel te geven of dit pakket per saldo een vereenvoudiging realiseert ten opzichte van vorig jaar.
Deze leden vragen hoe het beste beoordeeld kan worden of het Pakket Belastingplan 2026 de totale fiscaliteit per saldo beter of minder goed uitvoerbaar maakt voor zowel de belastingdienst als voor burgers en organisaties. Kan de regering een onderbouwd oordeel geven of dit pakket per saldo een verbetering in de uitvoerbaarheid realiseert ten opzichte van vorig jaar?
Vragen naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer «Verantwoord Belasten»5
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat, zoals de Rekenkamer schrijft, een eventuele lastenverschuiving van vermogen naar arbeid «buiten beeld blijft» doordat de verantwoording over de inkomstenbelasting geen uitsplitsing bevat naar belastinggrondslagen (arbeid, vermogen, winst).Deze leden vragen hoe de regering beoordeeld dat hierdoor niet inzichtelijk is hoe zwaar arbeid wordt belast ten opzichte van vermogen.
De Rekenkamer stelt dat een uitsplitsing naar boxen (1/2/3) en naar inkomens- en vermogenscategorieën wel mogelijk is, zo lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. Zij vragen waarom deze informatie op dit moment niet wordt opgenomen in het Jaarverslag van Financiën of het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Is de regering bereid deze uitsplitsing vanaf het volgende verantwoordingsjaar te publiceren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering erkent dat het ontbreken van deze informatie het moeilijk maakt te beoordelen of het belastingstelsel de ongelijkheid in vermogen en inkomen vergroot of verkleint. Zo nee, waarom niet?
De Rekenkamer wijst erop dat beleidsdoelen rond de belastingmix, bijvoorbeeld de gewenste balans tussen arbeid en vermogen, ontbreken in de begroting. Deze leden vragen waarom de regering geen doelen koppelt aan de belastingmix.
In de kabinetsreactie op het rapport6 is het volgende opgenomen: «ik zal onderzoeken hoe extra inzicht te bieden in de verdeling van belastingontvangsten naar grondslagen arbeid, kapitaal en consumptie». De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de planning is van dit onderzoek.
De Rekenkamer constateert dat de Minister niet verantwoordt welke groepen (bijvoorbeeld huishoudens met arbeid, huishoudens met vermogen, MKB, multinationals) de belastingopbrengst dragen. Deze leden vragen of de regering bereid is inzicht te geven in welke groepen de belastingopbrengst dragen, bijvoorbeeld door voortaan ook naar groepen belastingplichtigen uit te splitsen.
Zij vragen hoe de verhouding tussen inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen zich ontwikkelt binnen de inkomstenbelasting de afgelopen twintig jaar, of voor zo lang als er informatie beschikbaar is.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering bereid is een structureel hoofdstuk «Verdeling belastinglasten naar grondslag en groep» op te nemen in het Financieel Jaarverslag Rijk of het Jaarverslag van Financiën.
Fiscale regelingen
Deze leden vragen hoe het aantal fiscale regelingen en de budgettaire derving van fiscale regelingen zich deze kabinetsperiode heeft ontwikkeld.
Zij vragen om een overzicht te geven in een tabel van in welke domeinen (bijvoorbeeld in de winstsfeer, inkomensondersteuning) de huidige fiscale regelingen bestaan, waarbij de totale budgettaire omvang wordt benoemd en de totale belastingopbrengst in datzelfde domein.
Klimaat
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe vaak de regering deze periode het Klimaatfonds heeft gebruikt als dekking voor punten die in zichzelf geen positief effect op de verduurzaming hebben.
Tot slot vragen zij hoeveel euro per maand de maatregel in de energiebelasting huishoudens oplevert.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De leden van de BBB-fractie hebben enkele vragen over het belastingplan. De eerste vraag is naar aanleiding van het amendement over het terugdraaien van de voorgestelde lastenverzwaringen in box 37 en de betreffende afbouw van de wet Hillen8 9.
1. Kan de regering een cijferopstelling leveren met de impact van het Amendement waarin verschillende scenario's van woningwaarde en inkomensgroepen. Graag hierbij ook aandacht voor inkomensgroepen ouder dan 60 jaar, welke een inkomen onder modaal hebben. Wat zijn dan de netto-effecten van deze maatregel?
De volgende vragen hebben betrekking op de pseudo eindheffing en tariefkorting.
2. De pseudo eindheffing zou volgens de regering leiden tot een versnelling van elektrificatie van het wagenpark. De grondslagerosie in de BPM als gevolg van de voorgestelde heffing bij werkgevers wordt verder vergroot door de voorstelde heffing. Is de regering het met de BBB-fractie eens dat dit een onwenselijke zaak is? Meer lasten moeten dan immers door minder belastingplichtigen opgebracht worden. Hoe denkt de regering deze grondslagerosie in te dammen, teneinde zowel voldoende middelen te realiseren als deze middelen ook redelijk evenredig over belastingplichten te kunnen heffen?
3. Kan de regering aangeven waar de oorsprong ligt van de CO2-reductie, die verwacht wordt door de pseudo eindheffing? Ligt deze in emissies van de voertuigen of wordt er gekeken naar het totaal aan energie dat nodig is voor deze vorm van mobiliteit? Is de pseudo eindheffing een kosteneffectieve maatregel voor een dergelijke CO2 afname? Wat kost dit per megaton reductie? Is dat competitief tegenover andere vormen van reductie?
4. De tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting is een verdere verlichting van de belastinglast/grondslag binnen mobiliteit. Is het niet zo dat voor auto’s met een vergelijkbaar vermogen, elektrische auto’s relatief kleiner kunnen zijn (en dus minder zwaar) dan hun fossiele tegenligger? Leidt het continueren van deze kortingen niet tot het «opblazen» van het vermogen van personenauto’s en daarmee ook hun gewicht? Werkt de verhoging van de korting dan niet tegengesteld? De BBB-fractie zou hier graag een reflectie van de regering op willen.
5. Heeft de regering overwogen om het bevorderen van elektrische voertuigen parallel te laten lopen met de effectiviteit van het gebruik van het elektriciteitsnet? Dit zou bijvoorbeeld kunnen door een fiscale stimulans te introduceren voor laden op tijden van overschot van groene energie, voor het bi-directioneel gebruik van de accu.
6. Is de regering het met de BBB-fractie eens dat de huidige wijze van het stimuleren van elektrische voertuigen gebruik voornamelijk aantrekkelijk is voor burgers in de midden tot hogere inkomensklasse en dat de lagere inkomensklasse maar zeer beperkt kan profiteren van deze financiële sturing? Ziet de regering mogelijkheden om de regelingen zodanig vorm te geven dat huishoudens met een kleinere beurs en kleinere auto’s relatief meer profiteren van de financiële stimulering dan de grotere (lease)auto’s die veelal door hogere inkomensgroepen worden gebruikt?
De volgende vraag heeft betrekking op het amendement geleidelijke bijtelling EV’s en versobering youngtimerregeling10.
7. Vindt de regering het redelijk dat door het amendement de korting van gebruikers van elektrische voertuigen langer voortduurt en geleidelijk verhoogd wordt? En dat bovendien deze gebruikers ook een eerbiedige werking blijven houden voor de duur van de leasetermijn terwijl de leeftijdsgrens voor de youngtimerregeling effectief met ingang van 1 januari 2026 in werking treedt, zonder geleidelijke inwerking of eerbiedigende werking? Is dit niet een bijzondere ongelijkheid? Wat is de gemiddelde financiële impact voor de verhoging van de bijtelling ten opzichte van 2025 voor de twee regelingen voor een gemiddelde rijder? Is hier een impactanalyse van gemaakt?
Daarnaast hebben de leden van de BBB-fractie nog een vraag met betrekking tot de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO).
8. Ook uit onderzoek blijkt dat 80% van de aanvragers gebruik maakt van een intermediair waar het gaat om het indienen van declaraties voor de WBSO11. De kosten van bureaus voor deze dienst variëren volgens de leden van de fractie van de BBB van 7,5% tot wel 20%. Wat vindt de regering van deze verhoudingen? Is de regering het met de BBB-fractie eens dat dergelijke bemiddelingskosten voor het aanvragen van een subsidie excessief zijn en de doelmatigheid van de regeling negatief kunnen beïnvloeden? Zijn er voornemens van de regering om de doelmatigheid hier te verbeteren?
De volgende drie vragen van de leden van de BBB-fractie hebben betrekking op de hervormingen van de afvalstoffenbelasting.
9. De leden van de BBB-fractie zijn verwonderd dat de regering aankondigt dat een deel van de voorgenomen maatregelen, te weten de periodieke verhoging van de afvalstoffen belasting en de aanscherping van de CO2 heffing voor AVI’s, als «placeholder» wetgeving heeft getypeerd en een vooraankondiging doet dat deze maatregelen vervallen wanneer alternatieve dekking is gevonden. Kan deze werkwijze wel gezien worden als een voorspelbaar en betrouwbaar overheidsbeleid?
10. Wat is de verwachte impact van de verhoging van de afvalstoffenbelasting op de aan burgers in rekening gebrachte afvalstoffen belasting voor de voorliggende beleidsperiode? In welke huishoudens gaan deze kosten dan in welke mate neerslaan en wat is de verwachte impact hiervan op inkomens en koopkracht?
11. De afschaffing van de vrijstelling voor zuiveringsslib gaat naar verwachting de behandeling van zuiveringsslib in alternatieve verwerkingsvormen stimuleren. Heeft de regering een impactanalyse gedaan van de weglekeffecten hiervan op de inkomstenstroom die bij het vervallen van de vrijstelling verwacht wordt? Waarom verkiest de regering hier niet gericht een sturing op specifieke behandeling van deze afvalstroom die hergebruik van componenten en fracties mogelijk maakt (denk aan: calorische waarde, mineralen, fosfaten, et cetera) en de stroom in de «kringloop» terug brengt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
Maatregelen lucratiefbelangregeling
1. Uit gesprekken met de samenleving blijkt volgens de leden van de VVD-fractie dat de constructie niet vaak wordt gebruikt. Kan de regering aangeven hoe groot de groep belastingplichtigen is die door deze maatregel worden geraakt en in hoeverre deze groep daadwerkelijk gebruikmaakt van structuren die de regeling volgens de regering moet bestrijden?
2. Kan de regering uiteenzetten hoe de multiplier zicht verhoudt tot het streven naar een aantrekkelijk en concurrend vestigingsklimaat?
3. Kan de regering aangeven of de maatregel, mede naar aanleiding van het amendement Van Eijk, in de toekomst wordt heroverwogen?12 Op welke wijze is de regering voornemens de betreffende maatregelen in samenhang met de stelselherziening in 2028 integraal te beoordelen?
Aanpassing box 3
4. Hoe beoordeelt de regering het aangenomen amendement Grinwis c.s. in het licht van verantwoord en houdbaar begrotingsbeleid, mede gezien de dekking die tot 2047 loopt?13
5. Kan de regering exact uiteenzetten hoe groot de extra derving in 2026 en 2027 is door het genoemde amendement en hoe deze zich verhoudt tot de meeropbrengst uit de versnelde afbouw van de Wet Hillen tot ongeveer 2047?14
6. Erkent de regering dat hiermee bewust een kasritmeverschil wordt gecreëerd? Hoe wordt dit verantwoord binnen de Europese 3%-norm en de eigen begrotingsregels?
7. De Wet Hillen is ooit ingevoerd om het extra aflossen van de eigenwoningschuld te belonen, maar door de versnelde afbouw stijgt de belastingdruk juist het snelst voor huishoudens met (bijna) afgeloste woningen. In hoeverre onderkent de regering dat deze keuze de prikkels voor huiseigenaren verschuift van schuldenafbouw naar het fiscaal in stand houden van een restschuld, en welke gedragseffecten verwacht de Staatssecretaris specifiek voor oudere huishoudens, middeninkomens met veel «vermogen in stenen» en mensen die nu overwegen extra af te lossen?
8. Welke impact heeft de budgettaire derving van € 1.268 miljoen in 2026 en 2027 op het EMU-saldo in 2026 en 2027?
Akkoord «gezond naar het pensioen»
9. Hoe groot is de groep die niet gezond kan doorwerken tot de AOW-leeftijd? En op basis waarvan wordt deze groep gekwantificeerd?
10. In hoeverre zijn de eerdere ervaringen met bijvoorbeeld de VUT-regeling en de oude verlofspraarregeling meegenomen bij het ontwerpen van de voorgestelde maatregel?
Versoberen ETK-regeling
11. De versobering van de ETK-regeling gaat per 2026 in. Werkgevers hebben al arbeidskrachten aangenomen onder aanname van ETK-vergoeding en hebben budgetten ingepland, volgens leden van de voornoemde fractie. Waarom wordt er geen overgangsmaatregeling geboden? Er kan worden gedacht aan een stapsgewijze afbouw over twee tot drie jaar. Waarom werd dit niet eerder aan werkgevers gecommuniceerd?
12. Een SEO-rapport heeft een aantal conclusies getrokken over de ETK-regeling.15 Er wordt gesteld dat de expatregeling van belang is voor het Nederlandse bedrijfsleven en dat verdere versobering negatieve effecten gaat hebben. Hoe ziet de regering deze conclusie in het licht van de belastingvrijstelling in de omringende landen? Wat is de regering voornemens te doen om het gelijke speelveld op dat vlak te bewerkstelligen?
Fiscale normering markt voor voertuigen gericht op personengevervoer (pseudo-eindheffing fossiele personenauto’s)
13. Hoe beoordeelt de regering de druk op het stroomnet in het licht van deze voorgestelde maatregel? Kan het stroomnet het aan wanneer de genoemde schatting in het Pakket Belastingplan 2026 werkelijkheid wordt? Zo nee, wat is de regering hiervoor voornemens te doen?
14. Welke alternatieve maatregelen heeft de regering overwogen om vergroening van het wagenpark te stimuleren, zonder daarmee werkgevers te confronteren met een bijtelling van 12%, wanneer zij kiezen voor een fossiele personenauto?
15. Hoe beoordeelt de regering de verlenging van de accijnsverlaging op benzine en diesel enerzijds en de stimulans door middel van de psuedo-eindheffing anderzijds? Hoe verhouden die twee maatregelen tot elkaar?
16. Hoe moet de werkgever volgens de regering omgaan met een werknemer die weigert mee te werken aan de terbeschikkingstelling van een elektrische personenauto? En in hoeverre blijven de financiele en administratieve lasten in dit geval bij de werkgever liggen?
17. Met de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Grinwis c.s. wordt de regering verzocht alsnog een mkb-toets plaats te laten vinden en het Adviescollege toetsing regeldruk om advies te vragen.16 Kan de regering aangeven wanneer zij de resultaten hiervan kan verwachten en kan de regering toezeggen de resultaten ook met de Eerste Kamer te delen?
18. Hoeveel mensen maken gebruik van de youngtimerregeling?
19. Kan de regering aangeven wat de effecten zijn van het aangenomen amendement om de youngtimerregeling te versoberen op een auto van vijftien jaar oud?17
20. Kan de regering aangeven of er wordt voorzien in een overgangsregeling? Indien dit het geval is, kan de regering toelichten of de overgangsregeling tevens van toepassing kan worden gemaakt op de groep die een auto bezit die ouder is dan vijftien jaar?
Tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto’s
21. Waarom heeft de regering ervoor gekozen de tariefkorting per 2026 te verhogen, om het daarna weer te verlagen en af te schaffen?
Ophoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater
22. Kan de regering uiteenzetten op welke manier wordt voorkomen dat de verhoging en het afschaffen van het heffingsplafond in de belasting op leidingwater doorwerkt in de keten, bijvoorbeeld door een hogere vraagprijs te hanteren?
Aanpassing CO2-heffing industrie
23. Hoe beoordeelt de regering het risico dat de voorgestelde aanpassing van de CO2-heffing industrie ertoe leidt dat investeringen niet worden gedaan? Wordt hiermee dan de nationale en mondiale emissiereductie vertraagd?
24. Kan de regering ingaan op de huidige administratieve lasten die bedrijven ondervinden enerzijds en ingaan op het effect van dit voorstel op de lasten die bedrijven gaan ondervinden anderzijds? Hoe verhoudt zich dit tot de lasten in andere EU-lidstaten?
25. Wordt het tarief opnieuw aangepast wanneer blijkt dat de industrie wel of niet kan voldoen aan de reductiedoelen? Zo ja, waarom? Hoe waarborgt de regering voorspelbaar en stabiel beleid voor deze sector?
Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG
26. Welke alternatieven zijn er, of heeft de regering overwogen, om de prijs aan de benzinepomp niet te laten stijgen, of zelfs te laten dalen?
27. Welke structurele maatregelen ziet de regering op lange termijn om betaalbare benzine, diesel en LPG aan de pomp te verzekeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
Bij het inkomensbeleid stelt de regering voor om de tabelcorrectiefactor beperkt toe te passen. Dit valt de leden van de D66-fractie op, omdat de tabelcorrectiefactor bedoeld is om tariefschijven en heffingskortingen te corrigeren voor inflatie. Kan de regering toelichten hoe deze systematiek in de praktijk doorwerkt op het inkomensbeleid, met name in jaren met sterk fluctuerende inflatie? Is dit in de ogen van de regering de meest doelmatige manier om de maatregelen te dekken of zijn er ook alternatieven mogelijk? Zo ja, heeft de regering deze alternatieven overwogen?
Daarnaast wordt er een grondslagverbredende multiplier voor voordelen die voortvloeien uit middellijk gehouden lucratief belang in box 2 voorgesteld. De leden van de D66-fractie verzoeken de regering toe te lichten hoe de voorgestelde multiplier in de praktijk precies zal werken. Daarnaast maken zij zich zorgen over de uitvoerbaarheid van deze maatregel. Uit de uitvoeringstoets blijkt dat de multiplier veel druk op de handhaving legt en voorlopig niet geautomatiseerd kan worden. Hierdoor heeft de multiplier een negatieve impact op de fraudebestendigheid en vormt daarnaast een groot risico voor procesverstoringen. Kan de regering aangegeven op welke termijn de handhaving wel geautomatiseerd kan worden? Kan de regering daarnaast uitgebreider toelichten waarom de uitvoeringstoets geen drempel voor de invoering van de multiplier vormt?
De leden van de fractie van D66 ondersteunen het streven van de regering dat alle personenauto’s die van 2027 door een werkgever voor het eerst ter beschikking worden gesteld aan een werknemer voor privégebruik volledig emissievrij zijn. Wel hebben deze leden zorgen over de handhaving van de pseudo-eindheffing. Volgens de uitvoeringstoets is deze maatregel niet automatisch te handhaven en heeft deze grote gevolgen voor de complexiteit. Kan de regering uitgebreider toelichten waarom dit geen drempel vormt voor het invoeren van de maatregel?
Als de leden van de fractie van D66 kijken naar de pseudo-eindheffing vinden zij het tegenstrijdig dat de tariefkorting in de MRB voor elektrische personenauto’s wordt verlaagd. De prikkel voor burgers om een elektrisch voertuig te rijden wordt hiermee zwakker. Hoe vindt de regering dat de pseudo-eindheffing en het verlagen van de tariefkorting zich tot elkaar verhouden? Hoe verhoudt het verlagen van de tariefkorting zich tot de klimaatdoelstellingen en de wens om de transitie van het wagenpark te versnellen? Waarom heeft de regering ervoor gekozen om de tariefkorting direct zo te verlagen dat elektrische en fossiele personenauto’s ongeveer gelijk belast worden?
Verder stelt de regering voor om de reparatie van het heffingslek in box 3 met terugwerkende kracht in te voeren. De leden van de D66-fractie vragen de regering uitgebreid in te gaan op de legitimiteit en rechtmatigheid hiervan, in het licht van rechtszekerheid. Welke belangenafweging is gemaakt en op grond waarvan acht de regering de voorgestelde terugwerkende kracht verdedigbaar, naast het voorkomen van de gemiste opbrengst?
De leden van de D66-fractie benadrukken dat Nederland een kenniseconomie is en kennismigratie belangrijk is voor onze economische groei. Daarom vragen deze leden aan de regering om het effect van het versoberen van de ETK-regeling op kennismigranten toe te lichten. Deze leden maken zich zorgen over welk effect de maatregel heeft op de aantrekkingskracht van Nederland op kennismigranten.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de voorgestelde aanpassingen van de CO2-heffing industrie. Deze leden vragen de regering uiteen te zetten welke alternatieven zijn onderzocht voor de voorgestelde aanpassing van de CO2-heffing. Waarom is voor de voorgestelde aanpassingen gekozen als de CO2-heffing na de aanpassingen nauwelijks nog een bijdrage levert aan het Nederlandse klimaatbeleid?
Tot slot vinden de leden van de D66-fractie het belangrijk dat belastingvermindering terechtkomt bij de huishoudens die het nodig hebben. In dit Belastingplan kiest de regering opnieuw voor lastenverlichting via belastingvermindering in de energiebelasting. Is dit volgens de regering de meest doelmatige manier? Waarom kiest de regering ervoor om bij iedereen de belasting te verminderen, ook de huishoudens die het kunnen betalen? Hoe wordt daarnaast geborgd dat deze lastenverlichting huishoudens in een uitzonderingspositie bereikt, zoals huishoudens met collectieve aansluitingen en studentenhuisvesting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
Algemeen
In het voorliggende belastingplan 2026 wordt weinig gedaan aan zaken die door de Eerste Kamer jaarlijks naar voren worden gebracht. De regelgeving wordt niet eenvoudiger, het belastingstelsel wordt steeds complexer, de regeldruk neemt alleen maar toe en problemen met ICT worden doorgeschoven naar volgend jaar. Ieder jaar wordt beterschap beloofd. Ieder jaar stemmen de leden van de fractie van het CDA toch weer voor de belastingwetten, omdat er een verantwoordelijkheid wordt gevoeld voor het grotere geheel. Toch vragen we ons nu als CDA-fractie af hoe lang we dit moeten blijven accepteren. Daarom nu eerst een vraag hierover aan de regering: Wat gaat er mis als we dit toch al beleidsarme belastingplan voor 2026 afkeuren?
Deze vraag vanuit het CDA valt samen met een actualiteit, namelijk dat de vereniging voor belastingwetenschap 100 jaar bestaat en recent het predicaat «Koninklijk» heeft gekregen.18 Met deze vereniging is incidenteel contact vanuit het Ministerie van Financiën, volgens de leden van de fractie van het CDA. Voernoemde leden zouden graag een reflectie ontvangen van de regering op het meer gestructureerd benutten van wetenschappelijke kennis voor overstijgende vraagstukken, zoals onder andere de vereenvoudiging van ons belastingstelsel.
Verantwoording van belastingontvangsten
Uit een rapport van de Rekenkamer van november 2025 komt naar voren dat er niet of nauwelijks debat plaats vindt over de verantwoording van geraamde belastingopbrengsten, terwijl we hier lering uit zouden kunnen trekken.19 Is er een toetsingskader beschikbaar dat voor een dergelijk debat geschikt zou kunnen zijn? Zo ja, kan dit aan de Eerste Kamer worden toegezonden?
Goede doelen en loterijen
Bij de behandeling van het belastingplan voor het jaar 2025 is de vraag gesteld of de regering wil overwegen om bij de verhoging van de kansspelbelasting een uitzondering te maken voor Nederlandse goede doelenloterijen, zodat de afdrachten aan sport, cultuur en andere maatschappelijke doelen op niveau kunnen blijven.20 Inmiddels weten we dat onze zorg hierover werkelijkheid is geworden. De verhoging van de kansspelbelasting kan leiden tot 30 miljoen euro structureel minder afdracht door Nederlandse Loterij aan sport en goede doelen. De beoogde opbrengst voor de schatkist is ook niet gerealiseerd. Het stoppen van deze maatregel zou daarentegen juist tot meeropbrengst leiden. Klopt deze analyse en is de regering bereid om deze fiscale maatregel te heroverwegen?
In het verlengde hiervan vernemen de leden van de CDA-fractie graag de reactie van de regering op het jaarcijferonderzoek van Donatiegids, waarin wordt geconstateerd dat de afdracht aan goede doelen al sinds 2018 door de fusie van Staatsloterij BV en Lotto BV hoger is voor het Rijk en lager voor NOC*NSF en Stichting ALN (goede doelen) dan volgens de vergunning verplicht is. Dat scheelde in 2024 maar liefst 8 miljoen euro: 5,7 miljoen euro voor de sport en 2,2 miljoen euro voor goede doelen.21 Is de regering bereid om over de uitvoering van dit beleidsterrein met de kansspelautoriteit in overleg te treden en NOC*NSF en Stichting ALN te compenseren voor het bedrag waar zij recht op hebben?
Hypotheekrente
Vorig jaar zijn al zorgen geuit over de uitvoeringsproblemen die bij de belastingdienst gaan ontstaan op het moment dat in 2031 de eerste belastingplichtigen tegen de dertigjaarstermijn in de eigen woningregeling aanlopen. Dit moment komt steeds dichterbij, terwijl er nog veel aflossingsvrije hypotheken bestaan. Duidelijk is geworden dat deze maatregel onuitvoerbaar is, mede omdat de belastingdienst eenvoudigweg niet over de juiste gegevens beschikt.22 Niets doen is vanwege het budgettaire effect ook geen optie. Kan de regering aangeven op welke manier hierop wordt geanticipeerd?
Toeslagen
Voornoemde leden krijgen signalen uit de samenleving dat mensen bereid zijn om gebruik te maken van de hospitaregeling, maar dat ze dit niet doen uit angst om toeslagen te verliezen. Dit zou zich onder andere voordoen bij alleenstaande ouderen met AOW en een klein pensioen. Kan de regering aangeven of die angst gerechtvaardigd is? Zo ja, is hier iets aan te doen, met het oog op het grote maatschappelijke vraagstuk van de krapte op de woningmarkt?
ETK-regeling
In het belastingplan 2026 (36 812) wordt voorgesteld om de ETK-regeling te versoberen. Hoe groot acht de regering het risico dat werkgevers per ongeluk bestaande regels blijven toepassen en vervolgens met een naheffing worden geconfronteerd?
Normering zakelijke leasemarkt
De leden van de CDA-fractie hebben aarzelingen bij de doelmatigheid van de fiscale maatregelen die erop gericht zijn om de zakelijke leasemarkt te verduurzamen. Uit de behandeling in de Tweede Kamer blijkt volgens voornoemde leden dat het nog lang niet helder is of de voorgestelde maatregelen doeltreffend zijn om elektrisch rijden ook echt een vlucht te laten nemen en om de tweedehands markt binnen Nederland op gang te krijgen. Is het niet verstandig om dit eerst goed te doordenken alvorens deze maatregelen door te voeren?
Door het amendement Grinwis-Oosterhuis dat in de Tweede Kamer is aangenomen wordt de leeftijdsgrens van youngtimers per 1 januari 2026 verhoogd naar 16 jaar en daarna in 2027 naar 25 jaar.23 Hierover wordt de Eerste Kamer geacht te besluiten op 16 december 2025. Voor de burgers die het betreft leidt dit, volgens voornoemde leden, tot een enorme toename van kosten, waar zij niet tijdig op hebben kunnen anticiperen. Wat is de visie van de regering op de impact van deze maatregel voor deze doelgroep? En hoe verhoudt de termijn waarin deze maatregel wordt genomen zich ten opzichte van algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
Accijns
De accijns voor de prijs aan de pomp wordt weer voor één jaar eenmalig gecompenseerd. Dat doen we nu al drie jaar, en daarmee wordt het gat steeds groter. Hoe lang denkt de regering dit steeds voor zich uit te kunnen schuiven?
Afvalstoffenbelasting en CO2-heffing
De impactanalyse van de verhoging van de BTW op logies is pas gedaan nadat de maatregel al was ingevoerd. De gevolgen ervan blijken dramatisch, met name voor ondernemers in de grensregio’s.24 Nu wordt in het Belastingplan 2026 een verhoging van de afvalstoffenbelasting en nationale CO2-heffing voorgesteld met € 567 miljoen, als compensatie van het schrappen van de polymerenheffing. Deze maatregel legt volgens de sector een disproportionele last op de recycling- en afvalsector. De maatregel raakt volgens voornoemde leden ook huishoudens rechtstreeks in hun portemonnee. Heeft voorafgaand aan het besluit om de polymerenheffing te vervangen door hogere heffingen bij de afvalsector wél een impactanalyse plaatsgevonden? Zo niet, is de regering bereid om dit alsnog te doen om ongewilde effecten van deze maatregel voor te zijn? Zo niet, hoe is voorzien in een evaluatie van dit beleid?
Lucratiefbelangregeling
Door het amendement Van Eijk c.s. dat in de Tweede Kamer is aangenomen over de lucratiefbelangregeling wordt de inwerkingtredingsdatum van de voorgestelde multipliermaatregel uitgesteld tot 1 januari 2028.25 Uit de stukken maken de leden van de CDA-fractie op dat de Belastingdienst negatieve effecten ziet die pas 1 jaar na inwerkingtreding ondervangen kunnen worden.26 Hoe gaat de uitvoering in het jaar 2028 nu vorm krijgen? En hoe efficiënt en doelmatig is het als dit voor één jaar handmatig moet worden opgelost?
Box 3
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de voorgestelde aanpassing van het forfait in box 3 door het amendement Grinwis c.s. in de Tweede Kamer is teruggedraaid.27 Echter is er wel bezorgdheid over de daarbij voorgestelde dekking door middel van versnelde afbouw van de wet Hillen, waarmee een krediet wordt genomen op de toekomst. Wat heeft dit tot gevolg voor de systematiek die de regering hanteert voor de begroting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21
Box 1 – Inkomstenbelasting
1. Is de regering het met de leden van de fractie van JA21 eens dat het niet volledig toepassen van de indexatie in feite neerkomt op een hogere belasting en marginale druk en geduid kan worden als nivelleringsmaatregel? Zo ja, wat is het effect op de marginale druk?
2. Vormt het niet volledig indexeren van de tariefschijven niet een negatieve prikkel voor werken dan wel meer werken? En in hoeverre gaat deze maatregel impact hebben op de arbeidsproductiviteit?
3. In hoeverre acht de regering het niet volledig indexeren van tariefschijven moreel en juridisch gerechtvaardigd?
Box 3 – vermogensbelasting
4. In hoeverre is de verlaging en het niet volledig indexeren van het heffingsvrije vermogen van ruim € 57.000 per persoon naar € 51.000 per persoon verenigbaar met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM?28 Is de regering het met voornoemde leden eens dat deze maatregel neerkomt op een vorm van (indirecte) onteigening of disproportionele inbreuk op het eigendomsrecht?
5. In hoeverre acht de regering het juridisch houdbaar dat niet gerealiseerd vermogensaanwas wordt belast, terwijl verliezen of kosten die gemaakt worden om vermogen te behouden of te vergroten niet volledig kunnen worden verrekend?
6. Komt het belasten van fictief en niet gerealiseerd vermogen niet feitelijk neer op dubbele belasting, aangezien over de middelen die tot het vermogen hebben geleid bijvoorbeeld al inkomstenbelasting is betaald? Hoe kijkt de regering hiernaar?
Afvalstoffenheffing
7. De verhoging van de afvalstoffen levert in 2028 ongeveer € 285 miljoen op. De regering erkent dat dit de lasten voor burgers en bedrijven zal verhogen. In hoeverre acht de regering deze maatregel wenselijk en doelmatig?
8. Welke doorbelasting en impact van de maatregel voor burgers en bedrijfsleven verwacht de regering concreet?
Bijtellingskorting voor elektrische auto’s van de zaak
9. In de «Quickscans aangenomen amendementen pakket Belastingplan 2026» wordt opgemerkt dat het toepassen van (jaarlijks) verschillende bijtellingspercentages en overgangsrecht voor de youngtimerregeling de wetgeving aanzienlijk complexer maakt. 29 Welke concrete knelpunten en risico’s ziet de regering voor zowel het wetgevingsproces als de uitvoering door de belastingdienst?
10. Het amendement Grinwis-Oosterhuis beschrijft niet welke overgangsregeling geldt voor youngtimers in de categorie van 15 tot 16 jaar.30 Welke nadelige gevolgen voorziet de regering voor eigenaren van deze voertuigen als gevolg van het ontbreken van een expliciet overgangsrecht?
11. Welke effecten verwacht de regering van de youngtimerregeling op de positie van zowel particuliere als commerciële verkopers van youngtimers?
12. Is de regering bereid alsnog een overgangsregeling uit te werken voor youngtimers van 15 tot 16 jaar, in het licht van de rechtszekerheid van de eigenaar van een youngtimer?
Afvalstoffenheffing en CO2 heffing AVI’s
13. Uit het onderzoeksrapport van Trinomics blijkt dat de export van afval mogelijk kan toenemen door de effecten van de verhoging van de CO2-heffing.31 Is de regering het met de leden van de fractie van JA21 eens dat hierdoor sprake is van een verplaatsing van de CO2-uitstoot, in plaats van een daadwerkelijke vermindering daarvan?
14. Indien er sprake is van een veelvoudige verplaatsing van CO2-uitstoot naar het buitenland, hoe beoordeelt de regering dan de doelmatigheid van de maatregel? Acht zij het wenselijk dat ondanks deze lastenverzwaring geen milieuwinst wordt opgeleverd?
15. Wie gaan uiteindelijk de kosten dragen, ofwel de rekening betalen, van de toename van de afvalstoffenheffing? Wat is hiervan de geprognosticeerde toename in kosten per huishouden per jaar?
16. De CO2-heffing voor AVI’s lijkt fors toe te nemen. Hebben AVI’s handelingsperspectief om deze verhoging van kosten te dragen? Is het de verwachting dat de eindgebruiker, oftewel de consument, hiervoor de rekening gepresenteerd krijgt? Zo ja, wat is hiervan de geprognosticeerde toename in kosten per huishouden per jaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
1. De leden van de fractie van de SP ontvangen graag een overzicht van de ontwikkeling van vermogensongelijkheid in ons land van de afgelopen vijf jaar (of tot het laatste jaar waar data over beschikbaar zijn plus de vier jaar daarvoor). Dit ontvangen voornoemde leden graag inclusief de volgende kenmerken:
a. Wat was het aandeel (percentage) van het totale vermogen van de top 0,1%, 1% en 10%?
b. Kan de regering aangeven hoe groot het aandeel is van aanmerkelijk belang hierbinnen?
c. Als uitsluitend gekeken wordt naar aanmerkelijk belang, hoe ziet de vermogensverdeling over dezelfde periode er dan uit (in termen van de aandelen van de voornoemde groepen)
d. Wat zijn de percentages als gekeken wordt naar het totale vermogen minus het eigen woningbezit?
2. Wat is (in percentages) het aandeel van respectievelijk kapitaal en arbeid in de totale belastingopbrengst? Wat is de historische ontwikkeling hiervan (voor zover vergelijkbare data beschikbaar zijn), in het bijzonder de laatste vijf jaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie
Met betrekking tot arbeidskorting heeft de fractie van de ChristenUnie een enkele vraag. Naar het oordeel van de leden van de ChristenUnie-fractie is het principe «werken moet lonen» niet absoluut: niet ieder verschil in belastingdruk tussen werkenden en niet-werkenden kan met beroep op dit adagium als rechtvaardig worden gezien. Deelt de regering dit standpunt? Zo ja, waarom vindt zij dan toch dat «werken moet lonen» hier voldoende rechtvaardiging biedt voor het grote verschil in belastingdruk?
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen over het beperkt doorvoeren van de tabelcorrectiefactor in de belastingschijven in de inkomstenbelasting. Het niet volledig indexeren van inflatie zorgt ervoor dat belastingbetalers eerder in een hogere belastingschijf belanden, waarmee de belastingdruk op voornamelijk lagere inkomensgroepen toeneemt. Kan de regering middels een tabel weergeven welk effect het niet doorvoeren van de tabelcorrectiefactor heeft op verschillende inkomensgroepen?
Waarom kiest de regering ervoor om hier toch van af te wijken en deze ruimte te gebruiken als dekking voor de begroting, terwijl indexatie in beginsel automatisch is?
Op welke manier wordt het ongewenste effect van het niet volledig doorvoeren van de tabelcorrectiefactor op lagere inkomensgroepen aangepakt?
Is de regering het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat het niet doorvoeren van de volledige tabelcorrectiefactor de facto een lastenverzwaring betekent? Deelt de regering het standpunt dat het niet (volledig) doorvoeren van de tabelcorrectiefactor vanuit het oogpunt van transparantie minder wenselijk is dan het doorvoeren van de tabelcorrectiefactor en een daaropvolgende aanpassing van de belastingschijven die netto hetzelfde effect sorteert?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Volt
De regering doet een voorstel voor aanpassing van de CO2-heffing voor AVI’s als dekking voor de plasticheffing. Daarbij is aangegeven dat de regering op zoek is naar een betere dekking en dat dit alternatief spoedig zal worden voorgelegd. De leden van de fractie Volt vragen zich af of de regering voornemens is de alternatieve dekking via een beleidsbrief al vóór een wetswijziging te laten ingaan of dat deze alleen met een wetswijziging in zal gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie 50PLUS
Het lid van de fractie 50PLUS heeft de volgende vragen met betrekking tot het belastingplan 2026.
1. Wat is de exacte omvang van de beperking van de inflatiecorrectie in 2025, zowel in euro’s, als ook als percentage van de totale inflatiecorrectie?
2. Wat is de ontwikkeling van het zogenaamde «fictief loon» voor BV's sinds 2015? Waar is de ontwikkeling van het fictieve loon aan gekoppeld?32
3. Wat zijn precies de gevolgen van een verhoging van het fictief loon met 10%?
4. Welke mogelijkheden zijn er om de uitkering van winst in box 2 te stimuleren, graag met een onderscheid tussen structurele en incidentele maatregelen?
5. Wat levert een eenmalige verlaging van 5% van het box 2 tarief budgettair naar verwachting op?
6. Wat kost afschaffing van de houdbaarheidsbijdrage, welke geen einddatum kent, als dit in een keer zou worden gedaan?
7. Wat is de raming van de WOZ-ontwikkeling in de Macro Economische Verkenning van 2026 en welk percentage is daarbij gebruikt?33
8. Kan in een tabel en een grafiek worden aangegeven wat de ontwikkeling is geweest van de nominale maximale hoogte van de arbeidskorting en de ouderenkorting sinds 2005? Tevens zou het lid van de fractie 50PLUS graag apart een weergave van het afbouwschema van de arbeidskorting, respectievelijk de ouderenkorting in 2025 ontvangen.
9. Kan een overzicht worden gegeven van het mediaan pensioen bij het ABP, PFZW, BOUW, PME en bij PMT sinds 2020, apart uitgesplitst naar man en vrouw?
10. In het verslag schriftelijk overleg ter voorbereiding op de Algemene Financiële Beschouwingen is aangegeven dat de gemiddelde hypotheekschuld op de eigen woning voor huishoudens waarvoor een pensioenuitkering de voornaamste inkomensbron vormt € 130.000 is.34 Wat is de gemiddelde hypotheekschuld op de eigen woning van de leeftijdsgroepen 30–40 jaar, 40–50 jaar, 50–60 jaar, 60–70 jaar en boven de 70 jaar?
11. Wat is de totale hypotheekschuld op de eigen woning en wat zijn de budgettaire kosten van deze schuld voor de schatkist?
12. Wat is de bruto extra opbrengst van de volledige fiscalisering van de AOW in één keer, zoals gevraagd bij de Algemene Financiële Beschouwingen en de studiegroep Begrotingsruimte?35
13. Kan het verloop van de te betalen IAB worden gegeven als de inkomensgrens van IAB zou vervallen, in aanvulling op het antwoord op vraag 128 bij de inbreng van deze fractie ter voorbereiding op de AFB en studiegroep Begrotingsruimte? Het gaat het lid van de fractie 50PLUS om de premie vanaf het inkomen boven de huidige grens voor inkomen van 80–90, 100–150, 200–500 duizend euro.
14. Wat is de extra opbrengst voor de schatkist van een IAB zonder inkomensgrens?
15. Kan alsnog het directe belastingvoordeel van de vrijstelling van het onbelaste loon worden gegeven, zoals gevraagd in vraag 129 bij AFB en zoals in eerdere jaren ook als antwoord is gegeven?
16. Kan een onderbouwing worden gegeven van de berekening van de opbrengst van 2,8 miljard euro naar aanleiding van de versnelling van de afbouw van de wet Hillen?
17. Er komt in 2026 direct 1,2 miljard minder binnen. De Staatssecretaris meldde volgens het lid van de fractie 50PLUS in het debat dat de dekking ontbreekt. Klopt dit?
18. De afbouw van de wet Hillen wordt gebruikt als dekking om de in het voorstel voor 2026 opgenomen lastenverzwaringen in box 3 terug te draaien.36 De dekking valt echter pas in latere jaren. Kan een toelichting gegeven worden op de gevolgen van de dekking voor het begrotingssaldo in de loop van de komende jaren?
19. Hoe groot zijn de, al dan niet incidentele, extra financieringstekorten cumulatief, totdat dekking geheel heeft plaatsgevonden?
20. Is het rechtvaardig om geen dekking te zoeken bij de arbeidskorting, en die wél te zoeken bij mensen die niet meer kunnen werken en die hun huis hebben afgelost en die de bijtelling uit hun AOW en een klein pensioen moeten betalen?
21. Het lid stelt dat Tweede Kamerlid Grinwis dekking wil zoeken in het vermogensdomein en pertinent niet bij werkenden.37 Kan erkend worden dat de eigen woning geen vermogensdomein is? De eigen woning zit volgens het lid van de fractie 50PLUS immers in box 1 en niet in vermogensbox 3.
22. In het Financieel Dagblad stelt Grinwis: «Voor een relatief kleine prijs kun je het onrecht in box 3 afwenden».38 Wat wordt verstaan onder een «relatief kleine prijs»?
23. Klopt het dat de afbouw van wet Hillen bij een WOZ-waarde van 500.000 euro om een tientje per maand zou gaan in 2026?
24. Het artikel vermeldt ook het volgende: «Er is wel sprake van een mismatch. De komende twee jaar komt er 2,55 miljard minder binnen in de schatkist, pas over méér dan 10 jaar is dat geld er door afbouw van de Wet Hillen. Helpt u box 3 op «afbetaling»?» Klopt deze opmerking in het Financieel Dagblad?
25. Verwijzend naar late dekking van de verlaging van de brandstofaccijns, wordt in het artikel vermeld: «Wat het kabinet kan, dat kan ik ook». «Dat geef ik ronduit toe». Wat vindt de regering van deze vergelijking? Is het treffend, degelijk en wenselijk?
26. Ook wordt in het artikel vermeld: «Fundamentele dekking met een klein beetje pijn voor best wel een aantal Nederlanders die een huis helemaal hebben afgelost». Wordt erkend dat een extra betaling van cumulatief bijna 3 miljard euro niet «een beetje pijn» is?
27. Als laatste vermeldt het artikel: «Het gaat om het schrappen van lastenverzwaring voor spaarders en beleggers in box 3, betaald door het versneld afbouwen van een aftrekpost van huiseigenaren». Wordt erkend dat hier geen sprake is van het afbouwen van een aftrekpost, maar van het scheppen van een nieuwe bron van (fictief) inkomen, door afbouw van de Wet Hillen?
28. Wordt erkend dat het gaat om een groep belastingbetalers die eerst minder belastingaftrek hebben ontvangen door trouwe aflossing van hun hypotheek en nu nogmaals worden gestraft met extra belasting, juist omdat zij hun hypotheek hebben afgelost, de zogenaamde «Aflosboete»?
29. Wat zijn cumulatief de inkomensgevolgen van de dekking van het amendement van onder andere Kamerlid Grinwis39, via versnelde afschaffing van de Wet Hillen bij een WOZ-waarde van: 250.000 – 500.000 euro, 500.000 – 750.000 euro, 1 miljoen – 1,25 miljoen euro en 1,5 miljoen – 2 miljoen euro?
30. Wat klopt er van de stelling dat het om een gering bedrag zou gaan, terwijl de extra te betalen belasting cumulatief 2,8 miljard euro bedraagt?
31. Wat is cumulatief de extra belastingbetaling van het amendement Grinwis voor een huis van 500.000 euro WOZ-waarde in 2041?
32. Wat is cumulatief de totaal te betalen belasting voor de totale groep in 2041? Hoeveel is het cumulatief tot het einde van het effect van het amendement?
a. Welk deel daarvan slaat neer bij AOW-ers?
b. Welk deel bij AOW-ers met een pensioen van € 400,00 per maand?
c. Welk deel bij AOW-ers met een pensioen van maximaal € 10.000 per jaar?
d. Welk deel bij AOW-ers met een pensioen tussen € 10.000 en € 20.000 per jaar?
33. Klopt het dat mutaties in box 3 budgettair moeten worden opgevangen binnen dezelfde box 3?
34. Wat is de rechtvaardiging van de gekozen dekking van het amendement Grinwis binnen box 1?40 Wat maakt dat er afgeweken wordt van het standaardbeleid om dekking te zoeken binnen dezelfde box?
35. Kan de regering motiveren dat door het amendement Grinwis slechts een zeer beperkte deel van de groep huiseigenaren wordt getroffen, te weten de groep die de hypotheek heeft afgelost?
36. Toont de overheid zich hier weer onbetrouwbaar? Er was immers beloofd dat de huurwaarde bijtelling zou vervallen als mensen hypotheek zouden aflossen?41
37. Deelt de regering de opvatting dat de belofte nu tweemaal is geschonden voor belastingbetalers die hun hypotheek hebben afgelost? Eerst met het afschaffen van de Wet Hillen in 2017 en nu wederom met een genadeloze versnelling?
38. Is het groter maken van de hypotheekschuld van Nederlanders een beleidsdoel geworden? Erkent de regering wel dat dit het effect kan zijn?
39. Erkent de regering dat de financiële stabiliteit in Nederland en de eurozone, met deze maatregel in de waagschaal wordt gesteld? De omvang van onze hypotheekschuld is toch een staand kritiekpunt, onder andere van de EU, op de financiële huishouding van het Koninkrijk der Nederlanden?
40. Hoeveel mensen hebben geen hypotheek meer op hun eigen woning?
41. Wat is de leeftijdsverdeling van deze groep per tien jaar vanaf 18 jaar?
42. Hoeveel AOW-ers met een eigen woning hebben geen hypotheek meer?
43. Wat is de gemiddelde WOZ-waarde van AOW-ers met een koophuis zonder hypotheek?
44. Wat is de gemiddelde WOZ-waarde van AOW-ers met een koophuis, met een aanvullend pensioen van maximaal 10.000 euro en van de groep met een pensioen van 10.000 tot 20.000 euro per jaar?
45. Kan een overzicht gegeven worden van de individuele lastendruk in percentage van een gepensioneerde ten opzichte van een werkend persoon, vanaf minimumloon tot een inkomen van 100.000 euro per jaar met stappen van 5.000 euro?
46. Kan een overzicht gegeven worden van de individuele lastendruk van een gepensioneerde versus een werkend persoon, vanaf het sociaal minimum tot een inkomen van 100.000 euro, met stappen van 5.000 euro?
47. Veel AOW-ers hebben hun woning lang geleden gekocht en betalen nu steeds meer belasting door steeds hogere forfaitare bijtelling. Dat raakt AOW-ers met een klein pensioen steeds harder. Is dat op zichzelf al niet een goede reden om de dekking via de versnelde afbouw van de wet Hillen van het amendement Grinwis42 terug te draaien? Indien nee, waarom niet?
48. Kan de regering bevestigen dat de dekking van het amendement Grinwis voor AOW’ers met een pensioen globaal per jaar de volgende zijn op basis van de tarieven van 2025:
a. Bij een inkomen van € 10.000 en een WOZ-waarde van € 1.000.000: € 500
b. Bij een inkomen van € 10.000 en een WOZ-waarde van € 1.500.000: € 1.500
c. Bij een inkomen van € 10.000 en een WOZ-waarde van € 2.000.000: € 6.500
d. Bij een inkomen van € 20.000 en een WOZ-waarde van € 1.000.000: € 1.100
e. Bij een inkomen van € 20.000 en een WOZ-waarde van € 1.500.000: € 3.100
f. Bij een inkomen van € 20.000 en een WOZ-waarde van € 2.000.000: € 8.400
49. De belastingdruk van de bijtelling is ook al substantieel hoger dan bij een werkende, omdat de heffingskortingen voor AOW-ers substantieel lager zijn dan voor werkenden. Kan de regering dezelfde globale exercitie uitvoeren voor niet AOW’ers voor deze zes categorieën. Daarbij is een inkomen van € 30.000 respectievelijk € 40.000 om te kunnen vergelijken met een inkomen van een alleenstaande AOW’er.
a. Bij een inkomen van € 30.000 en een WOZ-waarde van € 1.000.000
b. Bij een inkomen van € 30.000 en een WOZ-waarde van € 1.500.000
c. Bij een inkomen van € 30.000 en een WOZ-waarde van € 2.000.000
d. Bij een inkomen van € 40.000 en een WOZ-waarde van € 1.000.000
e. Bij een inkomen van € 40.000 en een WOZ-waarde van € 1.500.000
f. Bij een inkomen van € 40.000 en een WOZ-waarde van € 2.000.000
50. In het Kerstarrest van 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel, waarin werd uitgegaan van een forfaitair rendement, in bepaalde gevallen leidde tot een te hoge belastingheffing ten opzichte van het daadwerkelijk behaalde rendement, met name voor belastingplichtigen met voornamelijk spaargeld.43 Oftewel, zij moesten grote bedragen aan belasting betalen over fictief rendement dat zij niet genoten hadden. Kan worden uitgelegd of een vergelijkbaar juridisch risico wordt gelopen bij deze fictieve bijtelling die door het amendement met een versnelde afbouw, net als bij box 3, geen werkelijk genoten inkomen is?
51. Kan worden onderbouwd waarom in box 1 het fictief inkomen voor de eigen woning steeds verder wordt verhoogd, terwijl er een wetsvoorstel in behandeling is bij de Tweede Kamer om het fictief rendement in box 3 af te schaffen en te vervangen voor het werkelijk genoten inkomen?
52. In het aangenomen amendement Grinwis is als dekking opgenomen een versnelde afbouw van de wet Hillen.44 Wat is het oordeel van de regering inzake een mogelijke defiscalisering van het eigen huis? Onderkent de regering dat dit een einde zou maken aan de doorlopende politieke discussies over de hypotheekrenteaftrek en alle acties om deze aftrek stukje bij beetje te verminderen? Thans tasten huiseigenaren volgens het lid van de fractie van 50PLUS volstrekt in het duister over de hoogte van de aftrek en huurwaarde bijtelling. Welke maatregelen gaat de regering nemen om deze situatie te verbeteren?
53. Hoe gaat de regering huiseigenaren op de lange termijn meer zekerheid verschaffen?
54. Kan de regering een oordeel geven over onderstaande uitgangspunten van de defiscalisering?
a. Het huidige eigenwoningforfait blijft bestaan voor woningen die met bestaande hypotheken worden gefinancierd.
b. De fiscale aftrek voor hypotheekrente blijft voor bestaande hypotheken ongewijzigd.
c. De wet Hillen wordt weer ingevoerd.
d. Voor nieuwe hypothecaire leningen is niet meer renteaftrek toegestaan en voor de betrokken eigen woning geldt geen bijtelling uit hoofde van het eigenwoningforfait.
e. Voor nieuw gekochte eigen woningen na defiscalisering wordt de overdrachtsbelasting afgeschaft. Voor alle andere woningen blijft de overdrachtsbelasting gehandhaafd.
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie Visseren-Hamakers
1. Het lid van de fractie Visseren-Hamakers geeft aan dat er jaarlijks een definitie van de term «uitvoerbaarheid» ontwikkeld wordt bij de belastingdienst waar de uitvoeringstoets van het belastingplan op is gebaseerd. Kan de definitie van de term «uitvoerbaarheid» gedeeld worden met de Kamer?
2. Deze fractie heeft daarnaast een vraag over het inkomensbeleid binnen het koopkrachtpakket: wordt de buffelboete volledig afgeschaft, of gaat het om een vermindering ervan? Graag een toelichting.
3. Over de multiplier lucratiefbelangregeling heeft het lid van de fractie-Visseren-Hamakers ook een vraag. Wat is de uitkomst van de quickscan van amendement van Eijk, die ervoor zorgt dat het AOF-tarief voor twee jaar wordt verhoogd?45
4. Verder heeft het lid van de fractie Visseren-Hamakers een vraag over de verlaging van de CO2-heffing ETS1 – en lachgasinstallaties. Is er een impactanalyse gedaan op de verwachte toename van de uitstoot CO2 als gevolgen van de voorgestelde verlaging van de CO2-heffing? Hoeveel bedrijven vallen onder deze verlaging?
5. Bij de afvalstoffenbelasting vraagt het lid van de fractie Visseren-Hamakers zich af om welke zuiveringsslib het precies gaat. Graag ontvangt deze fractie een specificatie. Ook vraagt deze fractie hoeveel zuiveringsslib er op dit moment in Nederland verbrand wordt in afvalverbrandingsinstallaties en hoeveel in monoverbrandingsinstallaties?
6. Is de concrete impact van het belasten op het verbranden van zuiveringsslib in afvalverbrandingsinstallaties zichtbaar? Zo ja, wat zal naar verwachting deze impact zijn? Wat is de verwachte invloed op de transitie van afvalverbrandingsinstallaties naar monoverbranding van zuiveringsslib?
7. Zal deze maatregel onder de eindstreep recyclers (financieel) helpen? Graag een toelichting.
8. Er is afgesproken dat de opbrengst van CO2-heffing AVI’s, als dekking voor plasticheffing, direct naar het klimaatfonds gaat.46 De opbrengst van de aanpassing CO2-heffing AVI’s gaat volgens het lid van de fractie-Visseren-Hamakers niet naar het klimaatfonds. Waarom heeft de regering hiertoe besloten? Hoeveel financiering loopt het klimaatfonds hierdoor mis?
9. Het lid van de fractie-Visseren-Hamakers heeft ook enkele vragen met betrekking tot de Tariefkorting van de motorrijtuigenbelasting voor de elektrische personenauto’s. Waarom wordt het tarief in 2029 teruggeschroefd?
10. Waarom is er gekozen om de budgettaire derving te compenseren uit het Klimaatfonds? Ook provincies worden voor hun derving gecompenseerd uit het klimaatfonds.
11. Wat is het precieze klimaateffect van deze maatregel?
12. Daarnaast vraagt het lid van de fractie-Visseren-Hamakers zich af waarom is gekozen voor het aanpassen van de definitie van zuivel in plaats van het gaan belasten van zuivelhoudende dranken binnen de wet verbruiksbelasting alcoholvrije dranken.
13. In het rapport «Effecten van de verdere versobering en afschaffing van de fiscale faciliteiten voor groen beleggen «leest het lid van de fractie Visseren-Hamakers het volgende: «... Dat het van groot belang is om privaat spaargeld beschikbaar te krijgen en houden voor de financiering van innovatieve groene projecten in Nederland. Het afschaffen van de fiscale faciliteiten van groen beleggen kan het tegenovergestelde tot gevolg hebben: een deel van het privaat spaargeld kan terechtkomen in spaar- en beleggingsproducten die niet of minder gericht zijn op financiering van de benodigde innovatieve en daarmee vaak risicovolle, groene investeringen of kan naar concurrerende economieën in het buitenland verdwijnen.»47 Hoe verhoudt de beslissing om de vrijstelling groene beleggingen te verlagen zich tot de opgave van Nederland om te verduurzamen? Welke alternatieven biedt de Minister het bedrijfsleven om te durven investeren in groene ondernemingen?
14. Er wordt vanaf 2027 een heffing van 12% ingevoerd voor het ter beschikking stellen van fossiele auto’s aan werknemers onder de maatregel normering zakelijke leasemarkt. Waarom geldt de heffing alleen als de auto voor privédoeleinden mag worden ingezet? Om hoeveel meer auto’s zou het gaan als de heffing zou gelden voor alle personenauto’s in voertuigclassificatie M1, die wordt verstrekt door werkgevers aan werknemers in Nederland, ongeacht privé of zakelijk gebruik? En hoe groot zou het CO2-effect zijn als alle personenauto’s verstrekt door werkgevers, ongeacht privé of zakelijk gebruik, onder deze heffing zouden gaan vallen?
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de nota naar aanleiding van het verslag met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 5 december 2025.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Karthaus
Samenstelling:
Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van der Linden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Griffioen (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (ChristenUnie), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van der Goot (OPNL), Van Rooijen (50PLUS), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024, blz. 6. te raadplegen op: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/jaarverslagen/2025/05/21/financieel-jaarverslag-rijk-2024/financieel-jaarverslag-rijk-2024.pdf
Wet afbouw aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, Kamerstukken II, 2018/2018, 34 819, nr. 2
Evaluatie Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) 2018–2022, SEO Economisch Onderzoek & Dialogic, april 2025.
Evaluatie extraterritoriale kostenregeling (ETK-regeling), Uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek, gepubliceerd in december 2022.
Ambtelijk rapport kansen voor lagere tarieven en beter beleid – aanpak fiscale regelingen voor een eenvoudiger en beter belastingstelsel (blz. 34), bijlage bij: Kamerstukken I, 2024/2025, 32 140, AJ
Impactanalyse BTW-verhoging logies, onderzoek uitgevoerd door significant APE in opdracht van Ministerie van Financiën, gepubliceerd op 24 juni 2025. Bijlage bij: Kamerstukken II, 2024/2025, 32 140, nr. 264.
Quickscans aangenomen amendementen pakket Belastingplan 2026», bijlage bij: Kamerstukken I, 2025/2026, 36 812, C
Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 20 maart 1952.
Quickscans aangenomen amendementen pakket Belastingplan 2026», bijlage bij: Kamerstukken I, 2025/2026, 36 812, C
Trinomics B.V., Impacts of the reform of the waste tax and CO₂ levy for waste incinerators, rapport d.d. 16 september 2025.
Met «fictief loon» wordt gedoeld op het gebruikelijk loon voor de DGA zoals geregeld in artikel 12a Wet LB 1964.
Martine Wolzak, «Lastenverzwaring box 3 was krom en onrechtvaardig», Financieel Dagblad, 29 november 2025. Deze verwijzing geldt voor vraag 22 tot en met 27.
In de berichtgeving rond de Wet Hillen werd jarenlang uitgelegd dat huiseigenaren die hun hypotheek (nagenoeg) hadden afgelost per saldo geen eigenwoningforfait/bijtelling meer betaalden, omdat de Wet Hillen deze bijtelling compenseerde.
Effecten van de verdere versobering en afschaffing van de fiscale faciliteiten voor groen beleggen, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), 6 februari 2025, blz. 3
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36812-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.