36 723 Regionaal Historische Centra

B/ Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 11 september 2025.

De wens dat de deelneming door het Rijk krachtens een wet dient te geschieden kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 oktober 2025.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2025

Hierbij bied ik u aan de wijzigingen van de Gemeenschappelijke regeling Historisch Centrum Overijssel en de Gemeenschappelijke regeling Het Utrechts Archief. De besluitvorming bij de decentrale partners in deze gemeenschappelijke regelingen is reeds afgerond. De redenen voor deze wijzigingen zijn tweeërlei van aard: wijzigingen n.a.v. wijziging Wgr en wijzigingen n.a.v. toetreding van nieuwe deelnemers.

Met het oog op de toekomstige uittreding van het Rijk uit de gemeenschappelijke regelingen van Regionaal Historische Centra heeft mijn ambtsvoorganger heel recentelijk de desbetreffende uittredingsbesluiten bij u voorgehangen en u over de belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot dit onderwerp geïnformeerd (zie de brief van 4 september 2025 met referentie Kamerstuk 36 804, nr. 1). Dit laat onverlet dat er tot de voorziene uittreding per 1 januari 2027, wijzigingen noodzakelijk kunnen zijn in de huidige gemeenschappelijke regelingen. Om deze reden worden deze gewijzigde regelingen separaat bij uw Kamer voorgehangen.

Wijzigingen n.a.v. wijziging Wgr

Gemeenschappelijke regelingen moeten voldoen aan de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen van 2022. De wijziging van vier gemeenschappelijke regelingen, te weten voor het Brabants Historisch Informatie Centrum, het Historisch Centrum Limburg, het Noord-Hollands Archief en het Zeeuws Archief, zijn reeds eerder aan u voorgelegd (zie de brief van 7 april 2025 met referentie 51803081). Daarbij gaf mijn ambtsvoorganger ook aan dat de andere archieven zouden volgen zodra de besluitvorming op decentraal niveau zou zijn afgerond.

Thans is dat het geval voor de gemeenschappelijke regelingen van Historisch Centrum Overijssel (huidige regeling: Stcrt. 2016, nr. 34019), waarbij de naam gewijzigd wordt in Collectie Overijssel, en van het Utrechts Archief (huidige regeling: Stcrt. 2017, nr. 21123, zoals gewijzigd bij Stcrt. 2018, nr. 69001). U vindt de wijzigingsbesluiten bijgevoegd.

De gemeenschappelijke regelingen voor de overige regionaal historische centra worden later aan u voorgelegd, zodra de decentrale besluitvorming is afgerond. Bij Groninger Archieven is ervoor gekozen de wijzigingen n.a.v. de Wgr te verwerken zodra er ook een definitief besluit is gevallen over de toetreding van nieuwe partijen (zie hieronder).

Toetreding van nieuwe deelnemers

Bij enkele gemeenschappelijke regelingen speelt ook dat nieuwe partijen gaan toetreden.

Bij Historisch Centrum Overijssel (voortaan: Collectie Overijssel) gaat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ommel toetreden. Dit is gelijktijdig geregeld met de wijzigingen naar aanleiding van de Wgr-wijziging (zie hierboven). Om die reden treft u hier één wijzigingsbesluit aan voor beide zaken.

De gemeenschappelijke regelingen voor andere regionaal historische centra waar nieuwe deelnemers toetreden, worden later aan u voorgelegd, zodra de decentrale besluitvorming is afgerond.

Voorhangprocedure

De voorlegging van deze wijzigingsregelingen aan uw Kamer geschiedt in het kader van artikel 94 resp. artikel 97 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze artikelen bieden uw Kamer gedurende vier weken de mogelijkheid zich hierover uit te spreken. Indien u van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, zal het besluit tot wijziging na afloop van deze termijn gepubliceerd worden in de Staatscourant, waarbij de gewijzigde gemeenschappelijke regelingen als bijlagen bij de toelichting worden gevoegd. De gewijzigde gemeenschappelijke regelingen treden in werking na bekendmaking overeenkomstig de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Moes

Naar boven