36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

Nr. 133 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2023

Vandaag is het pakket Belastingplan 2024 ingediend bij uw Kamer (Kamerstuk 36 418 t/m 36 432). In de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda (kamerstuk 32 140, nr. 156) en mijn brief van 31 augustus jl. aan uw Kamer (kamerestuk 32 140, nr. 172) heb ik de voorgenomen inhoud en noodzaak van dit pakket toegelicht. In deze brief ga ik, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, verder in op het pakket Belastingplan 2024 en de doelen die hiermee worden beoogd.

De demissionaire status van het kabinet heeft ertoe geleid dat opnieuw afgewogen is welke (fiscale) maatregelen nu ingediend moeten worden. Er is rekening gehouden met de noodzaak en politieke wens om stappen te zetten, bijvoorbeeld door het nemen van koopkrachtmaatregelen die de laagste inkomens ondersteunen. De wereld staat niet stil en het huidige demissionaire kabinet heeft de verantwoordelijkheid om maatregelen in te dienen die nu nodig zijn voor Nederland. Om de behandeling van het pakket in het parlement zo goed mogelijk te ondersteunen is ervoor gekozen om de (fiscale) maatregelen over 15 wetsvoorstellen te verdelen.1 Het pakket is door deze keuze omvangrijker, in aantal wetten gemeten, dan andere jaren, maar biedt op deze manier meer flexibiliteit voor de behandeling in uw Kamer.

Hoewel het Belastingplanpakket een groot aantal verschillende maatregelen bevat met ieder een eigen doel en achtergrond, heb ik met het pakket drie overkoepelende doelstellingen voor ogen:

  • 1. Inkomsten en extra uitgaven in balans door gerichte belastingmaatregelen;

  • 2. Stappen zetten naar een beter en eenvoudiger belastingstelsel, en;

  • 3. Bijdragen aan klimaatdoelen en ondernemingsklimaat.

In deze brief licht ik nu eerst het pakket Belastingplan 2024 nader toe, aan de hand van de drie genoemde doelstellingen. Ook sta ik stil bij het samenspel van beleid en uitvoering en diverse uitvoeringsaspecten. Voorts geef ik een toelichting op een aantal verzoeken van uw Kamer, en een aantal overige punten waar ik uw Kamer over wil informeren. Tot slot informeer ik u over de aanpak van de bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel 2024.

I. Inhoud pakket Belastingplan

Doelstelling: Inkomsten en extra uitgaven in balans door gerichte belastingmaatregelen

Positieve koopkrachtontwikkeling

Koopkracht en armoedebestrijding zijn een belangrijk onderdeel van het pakket Belastingplan 2024, evenals de maatregelen die nodig zijn om deze uitgaven te financieren. Het kabinet stelt een aantal maatregelen voor om te zorgen dat het aantal mensen in armoede niet stijgt en dat het aantal kinderen in armoede daalt. Ook leiden de voorstellen tot een positieve koopkrachtontwikkeling voor alle inkomensgroepen die door het CPB in kaart worden gebracht. Het gaat dan onder meer om een verhoging van het kindgebonden budget en van de huurtoeslag. Het kabinet verhoogt verder de arbeidskorting met 115 euro. Hierdoor houden werkenden met een inkomen tussen het minimumloon en een modaal inkomen netto meer geld over. Tevens bevriest het kabinet de afbouw van de dubbele factor in de algemene heffingskorting in de bijstand.

Belastingmaatregelen voor evenwichtige begroting

Om de koopkrachtmaatregelen mogelijk te maken en te financieren, stelt het kabinet aanvullend een aantal belastingmaatregelen voor. Deze maatregelen komen bovenop een aantal eerdere besluiten van het kabinet. Zo wordt nu de stelpost «aanpak van opmerkelijke constructies en negatief geëvalueerde fiscale regelingen» ingevuld met maatregelen, financiert het kabinet het uitstel van een nieuw box 3 stelsel naar 2027 en vangt het de tegenvaller bij pijler 2 (invoering wereldwijde minimumbelasting vpb) op. Door de voorgestelde maatregelen gaan mensen met een hoger inkomen iets meer belasting betalen. Onder andere doordat ze na een (minder dan volledige) indexatie van het startpunt van het toptarief in de inkomstenbelasting eerder in het hoogste belastingtarief vallen. Verder verhoogt het kabinet – ook uit gezondheidsoverwegingen – de accijns op alcohol, rooktabak en sigaretten. Daarnaast gaat de MKB-winstvrijstelling omlaag van 14 naar 12,7%, wat ervoor zorgt dat ondernemers met winst iets meer belasting gaan betalen. Tot slot wordt het heffingsvrij vermogen in box 3 niet geïndexeerd en stijgt het belastingtarief in box 3 een jaar eerder naar 34%. Hierdoor worden mensen met vermogen iets hoger belast.

Nadere wetswijzigingen nieuwe eerste schijf gas in de energiebelasting

Vorig jaar zijn bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Belastingplan 2023 de amendementen Grinwis c.s.2 aangenomen. Deze regelen dat de eerste schijven gas en elektriciteit in de energiebelasting worden opgeknipt per 1 januari 2024. De complexiteit van de energiebelasting neemt hierdoor significant toe, ook als de tarieven gelijk blijven, zoals nu is voorzien in de voorstellen van het kabinet voor 2024. De Belastingdienst en energieleveranciers moeten aanpassingen doorvoeren waarmee het mogelijk wordt om in de toekomst het tarief in de nieuwe eerste schijven te kunnen verlagen.

Om te zorgen dat ook de naar schatting 600.000 huishoudens met blokverwarming kunnen profiteren van een eventuele tariefverlaging in de nieuwe eerste schijf gas, moet de Belastingdienst een impactvolle forfaitaire teruggaveregeling voor blokverwarming invoeren. Omdat de teruggave door de Belastingdienst wordt uitgekeerd aan de partij die het contract heeft voor de blokverwarming (meestal de verhuurder, woningcorporatie of VvE), in plaats van aan de eindgebruiker, is het niet zeker dat het voordeel daadwerkelijk terechtkomt bij huishoudens met blokverwarming. Recente ervaringen met een aparte regeling voor blokaansluitingen bij het tijdelijke prijsplafond energie zijn niet positief. Ondanks de herhaalde oproepen van het kabinet om de subsidie aan te vragen, blijft het aantal aanvragen achter bij wat werd verwacht.3 Het is dan ook een reëel risico dat, mocht het tarief van de nieuwe eerste schijf gas worden verlaagd, het voordeel hiervan niet terechtkomt bij huishoudens met blokverwarming.

Doelstelling: Stappen zetten naar een beter en eenvoudiger belastingstelsel

Het kabinet neemt ook maatregelen om het belastingstelsel beter en eenvoudiger te maken voor burgers, ondernemers en de uitvoerende instanties.

Verbeteren of afschaffen fiscale regelingen (opvolging evaluaties)

Met de aanpak fiscale regelingen heeft het kabinet een route geschetst om naar een eenvoudiger belastingstelsel te komen. Het ambtelijk rapport Aanpak Fiscale Regelingen dat aan uw Kamer is gestuurd4, bevat een aantal adviezen en vormt met de weging van alle fiscale regelingen een goede basis voor een vervolg. Vanwege de demissionaire status van het kabinet wordt nu afgezien van een verdere kabinetsreactie.

Het kabinet zet in dit Belastingplanpakket al eerste stappen door een aantal fiscale regelingen die recent negatief zijn geëvalueerd op doelmatigheid en/of doeltreffendheid af te schaffen of te versoberen. Het belastingstelsel wordt eenvoudiger doordat vanaf 2026 een aantal uitzonderingen in de motorrijtuigenbelastingen worden versoberd of afgeschaft, onder meer met betrekking tot de kampeerauto’s, de OV-autobussen op LPG of aardgas, de personen- en bestelauto’s op LNG, CNG en LPG3 en de oldtimers. Ook wordt het verlaagde btw-tarief op agrarische input goederen en diensten afgeschaft. Hiermee komt bijvoorbeeld een eind aan het onderscheid waarbij voer voor cavia’s anders wordt belast dan het voer voor konijnen.

Daarnaast kiest dit kabinet ervoor om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) te behouden, maar wel op een aantal punten beter aan te laten sluiten op het doel van de regeling. Daarmee wordt voorkomen dat het voortbestaan van een bedrijf in gevaar komt door een bedrijfsoverdracht. Voorgesteld wordt duidelijker af te bakenen wat tot het ondernemingsvermogen of beleggingsvermogen wordt gerekend door onroerend goed standaard aan te merken als beleggingsvermogen. Verder gaat de algemene vrijstelling van de BOR omhoog van 1,2 miljoen euro naar 1,5 miljoen euro, en wordt de bestaande vrijstelling van 83% boven de 1,5 miljoen euro verlaagd naar 70%. Dit zorgt ervoor dat de voordelen van de regeling anders gespreid worden.

Verbeteren werking

Het kabinet wil de financiële prikkel wegnemen om namens burgers en bedrijven bezwaarprocedures te starten tegen WOZ-beschikkingen, bpm-aangiften en bpm-naheffingsaanslagen. Het maatschappelijk beeld is ontstaan dat het belang van burgers en bedrijven niet altijd leidend is bij deze procedures. De «no-cure-no-pay»-gemachtigden halen hun omzet uit proceskostenvergoedingen en vergoedingen voor immateriële schade bij vertraging in juridische procedures. Zo hebben zij er dus belang bij om zoveel mogelijk procedures op te starten en zo lang mogelijk te procederen. Daarom stelt het kabinet voor dat uitbetalingen plaatsvinden aan de belanghebbende en niet aan de rechtsbijstandverlener en de vergoeding te verlagen voor a) professionele rechtsbijstand en b) als niet binnen een redelijke termijn uitspraak wordt gedaan. Hierdoor krijgen gemeenten, de Belastingdienst en de rechtspraak meer tijd voor de behandeling van andere bezwaar- en beroepszaken.

Verbeteren en actualiseren

Om het belastingstelsel «up-to-date» te houden, worden verbeteringen en verduidelijkingen doorgevoerd. Zo wordt het huidige box 3-stelsel verbeterd door meer vormen van vermogen te beschouwen als spaargeld. Het vermogen van een Vereniging van Eigenaren wordt bijvoorbeeld niet langer beschouwd als beleggingsvermogen maar als spaargeld. Ook kunnen werknemers vanaf volgend jaar van hun werkgever een hogere onbelaste reiskostenvergoeding krijgen.

Bij de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) worden de regels meer toegesneden op de praktijk met de aanpassing van de co-ouderschapsregeling en de introductie van een materiële toets ter vervanging van de formele inschrijvingseis. Ook bij de toeslagen worden de regels in geval van co-ouderschap meer toegesneden op de praktijk hetgeen grotendeels in overeenstemming is met de co-ouderschapsregeling in de IACK.

Ook in het belastingstelsel van de BES-eilanden worden enkele verbeteringen en verduidelijkingen doorgevoerd. Daarnaast wordt ook op de BES-eilanden de minimumbelasting voor multinationals ingevoerd, in lijn met de internationale afspraken (Pijler 2) daarover.

Herstel vertrouwen: grondslag tegemoetkoming belastingplichtigen

Met het wetsvoorstel Wet compensatie wegens selectie aan de poort wordt ervoor gezorgd dat er een wettelijke grondslag komt voor de Belastingdienst om burgers tegemoet te komen. Het gaat om burgers bij wie een correctie van het verzamelinkomen in de aangifte inkomensheffing heeft plaatsgevonden, als gevolg van de zogenoemde selectie aan de poort met de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Bij deze burgers is niet aannemelijk dat de selectie voor fiscaal toezicht op basis van relevante criteria heeft plaatsgevonden.

Doelstelling: Bijdragen aan klimaatdoelen en ondernemingsklimaat

Het kabinet streeft, conform de Klimaatwet, naar een reductie van de emissies van broeikasgassen van ten minste 55% in 2030 ten opzichte van 1990. Het beprijzen van de broeikasgasemissies is een belangrijke hoeksteen van het klimaatbeleid. In het coalitieakkoord (2021) en het voorjaarspakket klimaat (2023) zijn daarom aanvullende beprijzingsmaatregelen afgesproken, waarvan een deel is opgenomen in het pakket Belastingplan 2024. Als onderdeel van een samenhangend klimaatpakket staan tegenover deze beprijzende maatregelen subsidiebudgetten klaar voor huishoudens, bedrijven en andere organisaties die willen verduurzamen. Het pakket aan fiscale klimaatmaatregelen in het pakket Belastingplan 2024 bestaat uit een aantal onderdelen dat uitgebreider wordt toegelicht in een aparte bijlage.

Een deel van de maatregelen zorgt ervoor dat ondernemers ook de komende jaren financieel worden ondersteund bij het doen van investeringen in milieuvriendelijke en energiebesparende bedrijfsmiddelen. De milieu-investeringsaftrek (MIA), de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en de energie-investeringsaftrek (EIA) zijn drie regelingen die onlangs positief geëvalueerd zijn. Het kabinet stelt daarom voor de horizonbepaling met vijf jaar te verlengen tot en met 31 december 2028. Daarnaast wordt voorgesteld het aftrekpercentage van de EIA per 1 januari 2024 te verlagen van 45,5% naar 40%. Hierdoor daalt weliswaar het financiële voordeel per investering, maar kunnen meer ondernemers gebruik blijven maken van de EIA. Verder heeft het kabinet besloten om het budget van de EIA per 2025 en de MIA respectievelijk per 2025 en 2027 significant structureel te verhogen. Ook voor de WBSO is extra budget vrijgemaakt, zodat de parameters in de WBSO niet verlaagd worden. De WBSO maakt het voor bedrijven en zzp-ers mogelijk om een vermindering te krijgen op de door hen verschuldigde loonheffing.

Het kabinet heeft daarnaast de afgelopen periode een uitgebreide inventarisatie gemaakt van alle regelingen gelieerd aan fossiel energieverbruik, fiscale fossiele vrijstellingen, kortingen en aangepaste belastingtarieven. De inventarisatie komt uit op een bedrag van 39,7 tot 46,4 miljard euro aan fiscale- en uitgavenregelingen in 2023 die kunnen leiden tot fossiele voordelen. Van de ca. 46 miljard euro bestaat ongeveer ca. 8 miljard euro uit regelingen die leiden tot direct financieel voordeel voor huishoudens en ca. 38 miljard euro uit voordelen voor bedrijven en overige instellingen. Voorbeelden van voordelen die geheel of vooral bij huishoudens terecht komen zijn het tijdelijk prijsplafond energie en de belastingvermindering in de energiebelasting. Zie tabel 1 voor de uitsplitsing.

Bij de inventarisatie gaat het om het budgettair belang, dus de gedragseffecten zijn hierin niet meegenomen. In werkelijkheid zal de budgettaire opbrengst bij afschaffing van de regelingen veel lager liggen, omdat bij rigoureus ingrijpen op korte termijn het risico groot is dat bedrijven de grens zullen overgaan en productie door bedrijven in het buitenland wordt overgenomen.

Tabel 1 – Uitsplitsing bedrag fossiele regelingen (afgerond op hele bedragen)

Uitsplitsing 1: belastingvrijstellingen, verlaagde belastingtarieven en uitgavenmaatregelen

Belastingvrijstellingen

22 mld.

Verlaagde belastingtarieven

17 mld.

Uitgavenmaatregelen

7 mld.

TOTAAL

46 mld.

   

Uitsplitsing 2: burgers – bedrijven/andere instellingen

Burgers (direct voordeel)

8 mld.

Bedrijven/andere instellingen

38 mld.

TOTAAL

46 mld.

   

Uitsplitsing 3: internationale afspraken

Fossiele regelingen die gebonden zijn aan internationale afspraken

22 mld.

Overige fossiele regelingen

24 mld.

TOTAAL

46 mld.

Het kabinet heeft reeds enkele eerste stappen gezet in de afbouw van fiscale en niet-fiscale regelingen die invloed hebben op fossiel energiegebruik. Zo is in het Belastingplan 2023 een aantal tariefaanpassingen in de energiebelasting opgenomen, waarmee de degressiviteit van de energiebelasting wordt verminderd. Daarnaast wordt in het pakket Belastingplan 2024 een aantal fiscale regelingen (gefaseerd) afgeschaft, zoals de vrijstelling voor duaal gebruik van kolen in de staalproductie de vrijstelling in de energiebelasting voor metallurgische en mineralogische procedés en het verlaagd tarief in de energiebelasting voor de glastuinbouw. In de bijlage bij deze brief is een overzicht opgenomen van de regelingen die het kabinet reeds afbouwt, met een nuancering van het bedrag (4,8 mld.) ten opzichte van wat in de Miljoenennota is opgenomen (6,2 mld.).

Om de toekomstige politieke besluitvorming en het maatschappelijke debat in de komende maanden zo goed als mogelijk te faciliteren, heeft het kabinet impactanalyses laten uitvoeren naar het afschaffen van een aantal fiscale regelingen. In de bijlage is een totaaloverzicht van de uitgevoerde impactanalyses opgenomen en de impactanalyses zelf zijn als bijlage bij deze brief gevoegd. Tegelijkertijd is het denkwerk en het maatschappelijk debat hiermee niet afgerond. Het kabinet gaat graag de komende maanden met uw Kamer en betrokkenen uit het maatschappelijk veld de dialoog aan over dit thema.

II. Beleid en uitvoering Belastingdienst, Douane en Toeslagen

Bij het pakket Belastingplan 2024 treft u voor alle maatregelen de uitvoeringstoetsen aan. De uitvoeringstoetsen zijn opgesteld op basis van wetgeving die gereed is. Beleid en uitvoering hebben nauw samengewerkt om de maatregelen van het pakket in te passen. Het lukt daarom ook dit jaar om een groot aantal maatregelen in te passen en uit te gaan voeren door de Belastingdienst, Douane en Toeslagen, vaak in samenwerking met andere uitvoeringsorganisaties als de Nederlandse Emissieautoriteit, de RDW en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het pakket Belastingplan 2024 is uitvoerbaar. Daarbij geldt dat voor een aantal beleidsambities de dienstverlening en handhaving voor de uitvoeringsdiensten complexer wordt, maar dat achten we verantwoord. We hebben de beleidsambities rond wetgeving aangepast, zodat de noodzakelijke modernisering van de ICT-systemen van de Belastingdienst, Douane en Toeslagen niet in gevaar komen.

Tweemaal per jaar ontvangt uw Kamer een actueel inzicht in de samenloop van nieuw beleid en uitvoering. Eerder dit jaar ontving u de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda met een eerste indruk.5 Het «overzicht uitvoerbaarheid» bouwt voort op dit beeld en biedt verdieping en actualisatie.

In het overzicht wordt dieper ingegaan op de uitdagingen en keuzes over de samenloop van nieuw beleid en modernisering van de ICT. Daarbij zijn meer maatregelen – ook die buiten het pakket Belastingplan – meegenomen. Uit dit overzicht blijkt dat ook Douane en Toeslagen een forse uitdaging hebben om de komende jaren verder te moderniseren. Het is wenselijk om alle beleidsambities te bezien in samenhang met ambities voor de uitvoering. Ook is het belangrijk om de dienstverlening aan burgers en bedrijven verder te verbeteren, de organisatie wendbaarder te maken en te herstellen wat is misgegaan.

Zoals aangegeven in de brief «ICT bij de Belastingdienst»6 is de modernisering van de ICT cruciaal voor het waarborgen van de continuïteit van de ICT-systemen en het vergroten van de wendbaarheid voor toekomstige (beleids)aanpassingen. Het is van belang dat de uitvoeringsdiensten de ruimte blijven krijgen om alle ingezette verbeteringen en met name de essentiële modernisering de komende tijd succesvol en conform planning af te ronden.

Om te voorkomen dat nieuwe wensen onbedoeld de modernisering in de weg staan, hanteren we de strategie: (1) maatregelen worden waar mogelijk ingepast zonder herprioritering, (2) de vorm van maatregelen wordt aangepast om deze inpasbaar te maken (bijv. als parameter), en (3) waar dit niet kan, ontstaat een (her)planningsvraagstuk. Het uitgangspunt daarbij is om dit binnen het Meerjarenportfolio IV van de Belastingdienst te doen door herplanning van ander beleid in de tijd, zodat het de noodzakelijke modernisering van de IV niet vertraagt.

III. Overig

In deze paragraaf geef ik achtergrondinformatie over verschillende onderwerpen, die naar ik verwacht ook van pas zal komen in het debat over het pakket Belastingplan 2024.

Om beter inzicht te kunnen geven in de werking van het belastingstelsel en de effecten daarvan in de samenleving vind ik het van belang om analyses uit te voeren en diverse ontwikkelingen te monitoren. Zoals de ontwikkeling van respectievelijk de (gecumuleerde) marginale toptarieven van verschillende typen werkenden, de belastingdruk op de verschillende vermogenssoorten en de marginale- en gemiddelde belastingdruk op het inkomen van huishoudens. De achterliggende gedachte hierbij is dat als ontwikkelingen consistent, in samenhang en periodiek in beeld worden gebracht, deze kennis explicieter in de beleidsvorming kan meelopen. Verder kan door het beschikbaar stellen van de bijlage «Fiscale sleuteltabel 2024» budgettaire gevolgen van (beperkte) beleidswijzigingen worden doorgerekend. Met deze monitoring en analyses kom ik tegemoet aan diverse verzoeken van de Eerste en Tweede Kamer. In de bijlage is een gedetailleerde toelichting opgenomen. Ook op de motie van Inge Van Dijk over de fondswervingsvrijstelling.

Vervolgonderzoek grenseffecten verlaging brandstofaccijnzen

In het vervolgonderzoek naar de grenseffecten van verlaging van de brandstofaccijnzen is een nieuwe meetperiode toegevoegd (september 2022 t/m maart 2023) aan het eerste onderzoek7. De langere onderzoeksperiode is beleidsmatig interessant omdat vanaf september 2022 de tarieven van Duitsland weer naar het oude niveau zijn gegaan voor zowel benzine als diesel. Ook België heeft de tarieven van benzine vanaf september 2022 stapsgewijs verhoogd naar het oude niveau en van diesel vanaf februari 2023. De totale ontvangsten dalen door de accijnsverlaging, maar door de grenseffecten is de daling tussen de 9% en 15% lager bij benzine en tussen de 4% en 12% bij diesel, in de periode vanaf september 2022. In ramingen van accijnsverlagingen en -verhogingen wordt al rekening gehouden met een standaard gedragseffect van 20%. De gemeten grenseffecten blijven dus binnen de bandbreedte van deze 20%. Het effect bij benzine in de nieuwe periode is wel groter dan het effect in de periode voor september 2022. Een mogelijke verklaring voor het grotere effect is dat benzine vanaf september 2022 een deel van de periode goedkoper was in Nederland dan in Duitsland. Dit was eerder niet het geval. Mogelijk werd het hierdoor ook aantrekkelijk voor Duitsers om in Nederland te tanken. Na dit onderzoek zullen nog twee rapportages volgen: één begin 2024 (meetperiode t/m augustus 2023) en de andere in de zomer van 2024 (meetperiode t/m maart 2024). Zie bijlage voor het volledige onderzoek. Gezien de omvang van de derving die gepaard gaat met een verlenging van de verlaging en de demissionaire status heeft het Kabinet gekozen om de verlaging niet voort te zetten.

Verkenning aanvullende maatregelen WOZ (waardering onroerende zaken)

In de Kamerbrief d.d. 23 maart 2023 over het plan van aanpak no-cure-no-pay-problematiek bpm en WOZ8 is uw Kamer geïnformeerd over enkele maatregelen in de WOZ die nader verkend zouden worden. In het bij het Belastingplan-pakket ingediende wetsvoorstel «Wet herwaardering proceskostenvergoeding WOZ en bpm» zijn de volgende drie maatregelen opgenomen:

  • 1. verlaging van de kostenvergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor WOZ- en bpm-zaken;

  • 2. verlaging van de vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn; en

  • 3. het rechtstreeks uitbetalen van vergoedingen aan belanghebbenden.

Daarnaast wordt voor de WOZ nog een aantal eventueel aanvullende maatregelen verkend. Hierbij informeer ik u over de huidige stand van zaken van deze verkenningen. Bij de verdere uitwerking van deze verkenningen ben ik ook voornemens om het effect van het wetsvoorstel «Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm» in het oog te houden.

  • a. Geen uitkering van proceskostenvergoeding ingeval de WOZ-waarde slechts licht wordt bijgesteld. Na het opstellen van een verkennende analyse heb ik advies gevraagd aan de landsadvocaat. Dit advies verwacht ik eind september / begin oktober te ontvangen. Na bestudering van dit advies informeer ik uw Kamer nader.

  • b. Een verplicht informeel traject in de WOZ. Ook deze maatregel is verkend en verschillende opties zijn uitgewerkt, onder andere in overleg met de WOZ-uitvoeringsinstanties. Gezien de complexiteit en de verschillende belangen van de burgers en de WOZ-uitvoeringsinstanties ben ik op dit moment voornemens om met burgers en WOZ-uitvoeringsorganisaties deze initiële analyse nader te verkennen. Ook zal met de Waarderingskamer gesproken worden over haar rol als toezichthouder.

  • c. Tot slot is de gedachte opgekomen om – een separate – taxatiekamer voor WOZ-zaken bij de rechtelijke macht op te richten. Samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt deze maatregel nader verkend.

Ik ben voornemens om uw Kamer voor het einde van dit kalenderjaar weer te informeren over de stand van zaken.

Budgettaire Ramingen: certificering

De budgettaire ramingen van de belastingmaatregelen worden nader toegelicht in de bijlage Ramingstoelichtingen. Het CPB beziet de ramingen van de budgettaire effecten van de belastingmaatregelen uit het pakket Belastingplan 2024. Met deze certificering wordt de kwaliteit en objectiviteit van de ramingen van belastingmaatregelen zo veel mogelijk geborgd, in navolging van het 15e advies van de studiegroep Begrotingsruimte 2016. Het CPB heeft het voorlopige resultaat van de certificering op zijn website geplaatst. Vanwege de samenloop van dit certificeringsproces en het proces Keuzes in Kaart (KiK) zal een deel van de certificering van de ramingen later plaatsvinden.

Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel 2024

Met het oog op de formatie van een nieuw kabinet heb ik een nieuw Bouwstenenrapport toegezegd9 en daarbij aangegeven uw Kamer daarover met Prinsjesdag verder te informeren. Zie ook bijlage «Taakopdracht Bouwstenen voor een beter eenvoudiger belastingstelsel 2024». Met het opzetten van een nieuw traject wordt tegemoet gekomen aan de motie van de leden Grinwis en Inge Van Dijk over vereenvoudiging van het belastingstelsel.10

In het rapport wordt per thema de stand van zaken beschreven, knelpunten of uitdagingen toegelicht en beleidsrichtingen geschetst. Hierin wordt ook de internationale en vooral de Europese context zoveel mogelijk verwerkt. Tot de uitdagingen kan ook de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van analytisch wenselijke beleidsrichtingen behoren dan wel bestaande uitdagingen in de uitvoering van het huidige stelsel. Het rapport wordt opgesteld door een onafhankelijke voorzitter. Om het onafhankelijke karakter te waarborgen, maakt de werkgroep gebruik van spelregels die in het algemeen gelden voor interdepartementale beleidsonderzoeken en die het onafhankelijke karakter waarborgen. De eerste spelregel is dat beschouwingen in het rapport en de beleidsvarianten niet zijn gebonden aan bestaande wetgeving, het regeerakkoord, kabinetsafspraken of ministerieel beleid. Verder wordt de onafhankelijkheid geborgd. Verder nemen leden van de werkgroep nemen zonder last of ruggespraak deel en worden departementale vertegenwoordigers in de werkgroep aangewezen door de betrokken departementen. Op die manier moet de werkgroep zorg dragen voor een evenwichtige, feitelijke en neutrale presentatie van de effecten van het bestaande beleid en van de beleidsvarianten.

De werkgroep zal half januari het rapport «Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel 2024» opleveren. Daarnaast wordt in een apart traject verder gewerkt aan het onderzoek Toekomst Toeslagen dat in het eerste kwartaal van 2024 wordt afgerond.

IV. Afsluiting

In deze brief heb ik een uitgebreide toelichting gegeven op de inhoud en achtergrond van het pakket Belastingplan 2024. Ik hoop u hiermee inzichten te hebben gegeven die ook van pas zullen komen bij de behandeling van het pakket in uw Kamer. Ik kijk hier zeer naar uit en hoop op vruchtbare besprekingen.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Zie bijlage Overzicht pakket Belastingplan 2024

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 36 202, nrs. 41 en 42.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/2023, 36 200, nr. 183

X Noot
4

Kamerstukken II 2022/23, 32 140, nr. 167

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23, 32 140, nr. 154.

X Noot
6

Kamerstukken II 2023/24, 31 066 en 26 643, nr. 1174

X Noot
8

Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 776

X Noot
9

TZ202306–228

X Noot
10

Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 100

Naar boven