36 410 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024

C NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 5 december 2023

Antwoorden op vragen begroting EZK 2024

1

De leden van de BBB-fractie merken op dat de infrastructuur op dit moment de grootste belemmering vormt voor het realiseren van de klimaatdoelen. Zij vragen welk deel van deze begroting gericht is op investeringen in de infrastructuur. Hoe kan dit versneld worden? Is er ook geld gereserveerd voor de werving en scholing van voldoende personeel? Wat zijn de gevolgen van de invoering van de Omgevingswet voor deze plannen?

Antwoord

Met medeoverheden en netbeheerders neem ik maatregelen om de uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk te versnellen. Die zijn erop gericht om de doorlooptijd van de voorbereiding, vergunningverlening en bouw van de netwerken te verkorten. Daar waar financiering een probleem vormt neemt het kabinet zijn verantwoordelijkheid om voorinvesteringen mogelijk te maken bijvoorbeeld met de kapitaalstorting in netwerkbedrijf Stedin van € 500 miljoen. In lijn met Europese regelgeving worden de kosten van het elektriciteitsnet bekostigd uit nettarieven die door aangeslotenen worden opgebracht. Dit geldt ook voor investeringen die netbeheerders doen voor de werving en scholing van voldoende personeel. Daarnaast werkt het Rijk via het actieplan groene en digitale banen aan maatregelen om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken in sectoren met banen die belangrijk zijn voor de klimaat- en digitale transitie. Specifiek voor het opschalen van bestaande statushouders klasjes, is vanuit het Klimaatfonds nog € 30 miljoen beschikbaar gemaakt, om statushouders om te scholen tot elektromonteurs. Daarnaast heb ik in de Kamerbrief netcongestie (Kamerstuk II 29 023, nr. 451) van 18 oktober jl. aangegeven dat ik naar extra maatregelen kijk voor de versnelling van de uitbreiding van energie-infrastructuur. Een voorbeeld hiervan is het stimuleren van de inzet van het voorkeursrecht door gemeenten voor het sneller realiseren van de aankoop van gronden voor de benodigde infrastructuur. Voor de (nationale) energie-infrastructuur projecten wordt nu (voornamelijk) de Rijkscoördinatieregeling (RCR) toegepast. In deze projecten wordt al geanticipeerd op de Omgevingswet en gewerkt in lijn met de vereisten uit de projectprocedure (opvolger RCR), waardoor deze projecten zonder vertraging kunnen overstappen op de Omgevingswet. Daarnaast is het onder de Omgevingswet, net als onder de huidige wet- en regelgeving, mogelijk om energie-infrastructuur decentraal in te passen middels een wijziging of afwijking van het omgevingsplan. In die zin zijn de gevolgen van de invoering van de Omgevingswet beperkt voor wat betreft doorlooptijden van deze projecten.

2

Deze leden vragen ook welk deel van de begroting is bedoeld voor klimaatadaptatie. Zou hier niet meer geld voor gereserveerd moeten worden? Graag een toelichting op het antwoord.

Antwoord

De recent verschenen KNMI'23-klimaatscenario's laten zien dat Nederland zich moet voorbereiden op zwaardere weersextremen. Zelfs in de meest optimistische scenario’s blijft het klimaat nog een flinke tijd veranderen, met grote gevolgen voor Nederland. We zullen vaker te maken krijgen met extremere weertypen, zoals zwaardere regenbuien en hogere temperaturen, maar ook met langere perioden van droogte en hitte. Klimaatadaptatie is daarom van groot belang. De coördinerende en stimulerende rol voor klimaatadaptatie ligt bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dit gebeurt vanuit twee programma’s: de Nationale klimaatadaptiestrategie (NAS) en het Deltaprogramma. De NAS is de overkoepelende Nederlandse strategie op het gebied van klimaatadaptatie. Het nationaal Deltaprogramma helpt Nederland klimaatbestendig te maken door maatregelen te nemen tegen overstromingen, voor voldoende zoetwater te zorgen en de inrichting van Nederland klimaatbestendig te maken. Op de EZK-begroting zijn geen middelen gereserveerd voor klimaatadaptatie.

3

Als de leden van de BBB-fractie deze begroting goedkeuren, is er dan nog een weg terug uit het Klimaatfonds? Of keuren zij het Klimaatfonds daarmee ook meteen goed?

Antwoord

Nee, daarmee wordt de instellingswet van het Klimaatfonds niet ook meteen goedgekeurd. Door de EZK-begroting goed te keuren wordt alleen ingestemd met de overheveling van middelen naar de EZK-begroting. Deze maatregelen zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 en de proeve van begroting. Zolang het Klimaatfonds nog niet bij wet is opgericht, en nog gewerkt wordt met een zogenaamde proeve van begroting, oefent het parlement haar budgetrecht jaarlijks uit op de begroting van de departementen waar middelen naar worden overgeheveld. Dit betekent dat het parlement toestemming verleent aan het kabinet om deze uitgaven te doen en bijbehorende verplichtingen aan te gaan in 2024.

De instellingswet van het Klimaatfonds, die ook ter goedkeuring bij uw Kamer voorligt, legt de kaders voor uitgaven uit het Klimaatfonds vast. Het bevat onder meer de doelen en criteria aan de hand waarvan voorstellen beoordeeld moeten worden en eisen over het inwinnen van onafhankelijk advies of evaluatie en monitoring.

In het Meerjarenprogramma licht het kabinet toe voor welke maatregelen zij middelen wil overhevelen aan departementale begrotingen uit het Klimaatfonds. Ieder voorjaar verstuurt het kabinet alvast een ontwerpMeerjarenprogramma aan de Tweede Kamer. Dat doet het kabinet zodat de Tweede Kamer nog voor Prinsjesdag over de voorgestelde uitgaven uit het Klimaatfonds kan debatteren en kan worden bijgestuurd. De Tweede en Eerste Kamer dienen de begrotingen te autoriseren voordat de maatregelen uitgevoerd kunnen worden en de toegekende middelen besteed kunnen worden.

De middelen die zijn overgeheveld naar departementale begrotingen worden gemonitord via het jaarverslagde begrotingsstukken van de departementale begrotingen en integraal via het jaarverslag van het Klimaatfonds. Daarin zal in ieder geval worden ingegaan op de behaalde resultaten, de stand van de uitvoering en de uitputting van de middelen die beschikbaar zijn gesteld uit het Klimaatfonds. Daarnaast is in het wetsvoorstel opgenomen dat de Tweede en Eerste Kamer een verzoek kan indienen om het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling ter goedkeuring voor te leggen aan beide Kamers, voor zover de wens daartoe door of namens één van de Kamers of door ten minste een derde van het grondwettelijk aantal leden van één van de Kamers bij de behandeling van een meerjarenprogramma te kennen is gegeven.

4

Kan de regering aangeven hoe de doelen van het klimaatfonds gemonitord gaan worden en welke resultaten behaald moeten worden?

Antwoord

Het Klimaatfonds is onderdeel van het bredere klimaatbeleid. Het resultaat hiervan op het bereiken van de doelen in de Klimaatwet (tenminste 55% CO2-reductie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050) wordt jaarlijks gemonitord via de Klimaat- en Energieverkenning (KEV). Daarnaast worden de resultaten van individuele maatregelen die uit het Klimaatfonds bekostigd worden en de operationele doelstelling per perceel, na overheveling, gemonitord via het jaarverslag van het Klimaatfonds en departementale begrotingen. Hiertoe worden per perceel Key Performance Indicators (KPI’s) opgesteld. In de jaarverslagen van departementen waar middelen naar zijn overgeheveld wordt ook verantwoording afgelegd over de uitputting en ingegaan op de stand van de uitvoering en de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar.

Ten aanzien van de instellingswet van het Klimaatfonds wordt voorgesteld om binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de wet een integrale evaluatie te doen waarin het functioneren van het fonds als geheel centraal staat, bijvoorbeeld de zorgvuldigheid van het besluitvormingsproces. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van evaluatie van het klimaatbeleid en de Strategische Evaluatie Agenda (SEA). De evaluatie zal plaatsvinden overeenkomstig onder meer de op grond van de CW vastgestelde Regeling periodiek evaluatieonderzoek. Het voornemen is om al in 2026 een integrale evaluatie te laten plaatsvinden die in 2027 wordt afgerond, zodat deze nog kan worden gebruikt voor de begrotingen van 2028 tot en met 2030. Voor deze evaluatie is het van belang dat er verscheidene meerjarenprogramma’s zijn opgesteld en verscheidene besluitvormingsprocessen zijn doorlopen

5

De leden van de PvdD-fractie vragen welke mogelijkheden de regering ziet om binnen de huidige wet- en regelgeving de implementatie van het energie- en klimaatbeleid te versnellen en uit te breiden.

6

De voornoemde leden vragen ook of de regering op andere beleidsterreinen die van invloed zijn op de effectiviteit van het klimaatbeleid (bijvoorbeeld economische zaken, natuur, landbouw, mobiliteit, en internationale samenwerking) mogelijkheden ziet om implementatie te versnellen en uit te breiden om zodoende de doelstellingen van het klimaatbeleid te bewerkstelligen. Zo ja, op welke beleidsterreinen en op welke manier?

Antwoord op vraag 5 en 6

Met het tempo dat we nu maken, zoeken we de grenzen op van wat tot en met 2030 uitvoerbaar is. We zien nu al dat het soms piept en kraakt. Daarbij zet het kabinet in op gerichte oplossingen, om de implementatie van energie- en klimaatbeleid te versnellen. Dat doen we samen met provincies, gemeenten, netbeheerders, bedrijven en maatschappelijke partners (waaronder via het Nationaal Klimaatplatform).

In de kwartaaloverleggen die de Minister voert met de verantwoordelijk bewindspersonen, de bestuurlijke overleggen met medeoverheden en netbeheerders, wordt regelmatig over de voortgang van de implementatie van energie- en klimaatbeleid gesproken en waar mogelijk knelpunten opgelost. Het type oplossing is afhankelijk van de problematiek. Daarbij wordt nadrukkelijk niet alleen gekeken naar oplossingen op het beleidsterrein van Klimaat en Energie – maar ook van andere sectoren. Zo werk ik samen met de Ministers van EZK, OCW en SZW om extra arbeidskrachten voor de energietransitie te creëren met het Actieplan Groene Banen – om te waarborgen dat de komende jaren voldoende capaciteit beschikbaar is om projecten uit te voeren. Daarnaast werk ik samen met de Minister voor Natuur en Stikstof en provincies om te voorkomen dat de door stikstofregels of door de Wet Natuurbescherming voor de energietransitie cruciale projecten stil komen te liggen. Dit omdat deze projecten juist randvoorwaardelijk zijn voor verdere verduurzaming. De uitdagingen rondom het elektriciteitsnet worden aangepakt binnen het Landelijk Actieprogramma Netcongestie, waarbij ik o.a. samen met de Ministers van EZK, BZK en I&W het wettelijk mogelijk maakt om procedures, en daardoor doorlooptijden, voor energie- infrastructuurprojecten te versnellen.1 In de Kamerbrief over nieuwe maatregelen netcongestie heb ik aangegeven dat het doel van het kabinet is dat, ondanks de krapte op het elektriciteitsnet, maatschappelijke ontwikkelingen door moeten gaan.

7

De leden van de BBB-fractie merken op dat de regering samen met de provincies de uitrol van kernenergie gaat oppakken. Hoeveel geld is hiervoor gereserveerd en welke provincies doen mee?

Antwoord

In het Klimaatfonds is in totaal € 65 miljoen opgenomen voor het versnellen van de ontwikkeling van Small Modular Reactors (SMR’s), door het koppelen van SMR-ontwikkelaars aan de Nederlandse maakindustrie. Passend bij provinciale coalitieakkoorden, komt het Rijk met een programma-aanpak voor ondersteuning middels een gestandaardiseerde aanpak, waaronder ook locatie-onderzoek. Ik (MKE) heb ook gesproken met gedeputeerden om gezamenlijk op te trekken, er leeft een brede behoefte om krachten te bundelen. We bouwen hierbij voort op uitgevoerd onderzoek in binnen- en buitenland. De ANVS en de laboratorium- en onderzoeksinstellingen worden ook betrokken. Ik heb toegezegd de Tweede Kamer hierover te informeren en zal uw Kamer hiervan een afschrift sturen. Voor 2024 is per amendement van de leden Eerdmans en Stoffer op de EZK-begroting € 10 miljoen toegekend. Daarnaast is (per hetzelfde amendement) het verplichtingenbudget verhoogd met € 61,9 miljoen naar € 65 miljoen, zodat vanaf 2024 samen met de provincies voortvarend aan de slag kan worden gegaan met de ontwikkeling van SMR’s en ga ik in gesprek met gedeputeerden voor een gezamenlijke aanpak.

8

De leden van de BBB-fractie vragen of de regering kan aangeven welke nieuwe onderdelen uit de begroting mogelijk in aanmerking komen voor uitstel.

Antwoord

Op 19 september 2023 heb ik de Tweede Kamer een brief gestuurd over de nieuwe beleidsuitgaven in de ontwerpbegrotingen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Nationaal Groeifonds (NGF) 2024 (Kamerstuk II 36 410 XIII, nr. 5).

De EZK-begroting bevat een aantal belangrijke beleidsbesluiten, zoals het aanvullende klimaatpakket en maatregelen uit de kabinetsreactie op de Parlementaire Enquête Groningen. Daarnaast heeft de derde ronde van het NGF plaatsgevonden waarvoor middelen worden overgeheveld naar departementale begrotingen.

Het eventueel niet voor 1 januari 2024 autoriseren door het parlement van de begrotingen zou voelbaar zijn voor burgers en bedrijven, omdat in dat geval het bereiken van een aantal urgente beleidsdoelen wordt bemoeilijkt.

Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik u naar bovengenoemde Kamerbrief, met daarin het overzicht van de kasuitgaven op de beleidsartikelen van nieuw beleid of (significante) aanvullingen op lopend beleid waarover sinds de 1e suppletoire EZK- en NGF-begrotingen 2023 door het kabinet is besloten. In welke mate sprake kan zijn van uitstel is een kwestie van politieke weging, met uitzondering van de onderwerpen waarvoor in 2023 reeds verplichtingen zijn aangegaan. In die gevallen is sprake van juridisch gebonden uitgaven.

9

Deze leden merken ook op dat wind op zee steeds duurder wordt en nadelige gevolgen heeft voor de natuur en de visserij. Welk deel van deze begroting gaat naar wind op zee? Kan dat worden uitgesteld tot een nieuw kabinet besluit of het hiermee door wil gaan?

Antwoord

De windenergiegebieden voor de realisatie van 21 GW windenergie op zee zijn aangewezen in het Programma Noordzee 2022–2027. Hierbij is rekening gehouden met andere belangen op de Noordzee, waaronder ook natuur en visserij, en zijn middelen gereserveerd om windenergie verantwoord in te passen.2 Daarnaast heeft het Rijk samen met belanghebbenden op de Noordzee het Noordzeeakkoord afgesloten, waarin is afgesproken dat de strategische opgaven voor de energietransitie, natuurherstel en de visserij met elkaar in balans worden gebracht.3

Voor 2024 staat er € 112,5 miljoen voor wind op zee op de begroting van EZK. Dit wordt met name gebruikt om (locatie)onderzoeken te financieren. Voor deze onderzoeken zijn al contracten aangegaan en zijn daarmee juridisch verplicht. Deze voorbereidende kosten die de overheid maakt voor de kavelbesluiten moeten bovendien worden terugbetaald door de winnaar van de tender. De opbrengsten van de tender, waaronder de terugbetaling van de voorbereidende kosten, vloeien terug naar de algemene middelen. Toekomstige tenders van wind op zee zullen naar verwachting middelen opleveren.

Het bedrag van € 112,5 miljoen wordt deels gefinancierd uit het Klimaatfonds. Ook andere sectoren krijgen hieruit financiering, in totaal tot en met 2030 voor € 1,685 miljard. Dit gaat bijvoorbeeld om de inpassing van wind op zee binnen andere sectoren zoals natuur (€ 185 miljoen) en visserij (€ 199 miljoen). Zie voor een totaaloverzicht bijlage 2, p. 24 in de Kamerbrief aanvullende routekaart windenergie op zee 2030, d.d. 10 juni 2022 (Kamerstuk II 33 561, nr. 53). Een deel van de middelen (€ 694 miljoen) die via het Klimaatfonds worden ingezet ten behoeve van wind op zee worden gefinancierd uit het Europese budget voor het Herstel en Veerkrachtplan. Deze Europese middelen worden ontvangen wanneer aan alle voorwaarden van het Herstel en Veerkrachtplan is voldaan. Aan de uitvoering hiervan zitten strenge voorwaarden en daarmee beperkte mogelijkheden voor uitstel.

De stijgende kosten voor de realisatie van wind op zee hebben voornamelijk te maken met de ontwikkeling van het net op zee, daarover is de Tweede Kamer 16 oktober 2023 geïnformeerd met de Kamerbrief over de voortgang van de realisatie wind op zee (Kamerstuk II 33 561, nr. 59). Dekking van de kosten van het net op zee gaat niet via de begroting van EZK, maar via de nettarieven. Eventuele opties hoe om kan worden gegaan met de stijging van de kosten van het net op zee, en hoe deze kosten kunnen worden gedrukt, staan opgenomen in dezelfde Kamerbrief.

Daarnaast is bij de uitrol van wind op zee in Nederland ook aandacht voor de impact op natuur en visserij. Bij het kavelbesluit wordt de impact op natuur geborgd via de milieu effect rapportage (mer) en worden negatieve effecten op de natuur gemitigeerd met verplichtende voorschriften en maatregelen. Daarnaast kan bij tenders expliciet aandacht gevraagd worden voor de impact op natuur. Dat wordt bij de tender van IJmuiden Ver Alpha expliciet meegenomen in de gunningscriteria, waarbij met maatregelen om de impact op de ecologie te verminderen of mitigeren punten kunnen worden verdiend.

10

De leden van de BBB-fractie vragen hoeveel geld uit deze begroting naar het MKB gaat en hoeveel naar grote bedrijven.

Antwoord

Vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt het innovatieve en brede mkb en het grootbedrijf door middel van een gevarieerd instrumentarium ondersteund. Het is niet mogelijk een eenduidige uitsplitsing te geven van welk deel van de EZK-begroting naar het mkb of naar het grootbedrijf gaat. Dit komt door de veelvoud van regelingen aan zowel de inkomsten- als uitgavenkant en het feit dat regelingen vaak voor beide doelgroepen beschikbaar zijn. Enkele relevante regelingen zijn de borgstelling MKB, SEED en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO). De borgstelling MKB richt zich met name op het brede mkb en heeft een jaarlijkse garantieruime van € 765 miljoen. De SEED richt zich op innovatieve starters, hiervoor is in 2024 € 61 miljoen begroot. Op Subsidies en regelingen | Ondernemersplein (kvk.nl) is een overzicht te vinden van alle regelingen die beschikbaar zijn voor het mkb.

Onder meer met de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) ondersteunt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat het grootbedrijf, jaarlijks is voor deze regeling een garantieruimte van € 400 miljoen beschikbaar. Dit kan bijvoorbeeld voor het financieren van een nieuw pand of nieuwe fabriek.

11

Deze leden zien op het platteland winkelleegstand, omdat de bakker en de slager stoppen vanwege de hoge elektriciteitsprijzen en gebrek aan personeel. Wat gaat de regering doen om te zorgen dat deze kaalslag stopt?

Antwoord

De verschraling van het winkelaanbod voor de dagelijkse boodschappen in kleinere plattelandskernen is een trend die al tientallen jaren bestaat. De oorzaak hiervan ligt in het teruglopen van de omzet van deze winkels doordat de consument andere keuzes maakt en het gebrek aan opvolgers voor stoppende winkeliers, bijvoorbeeld wanneer zij met pensioen gaan. Het teruglopen van de omzet heeft vooral te maken met de overheersende positie van de grotere supermarkten en meer recent ook de groei van online bestellen en thuisbezorgen van dagelijkse boodschappen.

In sommige gevallen wordt lokaal gezocht naar manieren om verdere verschraling van voorzieningen te voorkomen. Bijvoorbeeld bij het sluiten van de laatste winkel in de kern. Bij gebrek aan een commercieel alternatief worden in sommige gevallen initiatieven genomen, die draaien op de inzet van vrijwilligers en (deels) op lokale subsidies.

Er zijn geen aanwijzingen dat de trend van stoppende kleine winkeliers versnelt als gevolg van hoge energieprijzen en gebrek aan personeel. Wel is het voorstelbaar dat deze ontwikkelingen in individuele gevallen bijgedragen hebben aan het bepalen van het precieze moment van stoppen.

Vrijgekomen winkelruimten worden in sommige gevallen opnieuw benut als winkelruimte, maar vaak worden deze ruimten getransformeerd naar woonruimte of andere functies. Hierdoor leiden leegkomende winkelruimten in de regel niet tot langdurige leegstand in kleinere kernen.

Met de Impulsaanpak Winkelgebieden onderst

eunt EZK gemeenten, samen met private partijen, bij het herstructureren en transformeren van (delen van) winkelgebieden in binnensteden en kernen. Dit draagt bij aan het weer vitaal en toekomstbestendig worden van deze winkelgebieden. Hiermee worden gemeenten, middelgrote en kleinere, verspreid over het hele land in staat gesteldgeholpen om aantrekkelijk te blijven voor hun bewoners en bezoekers.

12

De regering wil verhuurders stimuleren zonnepanelen te leggen, de voornoemde leden vragen hoe de corporaties de huurders gaan meekrijgen als straks de salderingsregeling beëindigd wordt (bedrijven zitten nu al met grote hoeveelheden onverkoopbare zonnepanelen).

Antwoord

Afgelopen zomer heb ik Fakton opdracht gegeven onderzoek te doen naar de businesscase voor zonnepanelen in de huursector. Een belangrijk verschil met de businesscase van zonnepanelen in de koopsector is dat de verhuurder en huurder afspraken maken over de verdeling van de opbrengsten. Een deel van de opbrengsten vloeit terug naar de verhuurder middels een verhoging van de huur- of servicekosten, terwijl de huurder door de zonnepanelen een lagere energierekening geniet. Uit het onderzoek is gebleken dat in de meeste situaties de businesscase uit kan.

Om voor een versnelling te zorgen in de uitrol van zonnepanelen, is voorzien in een tijdelijke subsidie van € 100 miljoen voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment, indien het wetsvoorstel voor afbouw van de salderingsregeling wordt aangenomen en de salderingsregeling wordt afgebouwd. Met deze subsidie worden de netto investeringskosten voor zonnepanelen lager en kunnen verhuurders met een lagere vergoeding van de huurder toe. Daardoor wordt de instemming door huurders gemakkelijker en kan ook dit deel van de Nederlandse daken aantrekkelijker worden voor de opwek van duurzame elektriciteit.

Daarnaast bereidt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een wetsvoorstel voor met het oog op het belang van betaalbaarheid, een versterking van de positie van de betrokken huurder en het gewenste tempo van verduurzamingstrajecten van huurcomplexen, dat strekt tot aanpassing van het instemmingsrecht van huurders. De Minister van BZK streeft ernaar om het wetsvoorstel in de eerste helft van 2024 in internetconsultatie te brengen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Zie Kamerbrief m.b.t. netcongestie d.d. 18 oktober, Kamerstuk 29 023, nr. 451

X Noot
2

Kamerstuk II 35 325, nr. 5, blg-1022234.

X Noot
3

Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (2020), Het akkoord voor de Noordzee.

Naar boven