36 410 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2024

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2023

Hierbij ontvangt u de reactie op de bevindingen van de vaste commissie voor Defensie over de Stand van Defensie. Deze vragen werden ingezonden op 30 juni 2023.

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat

Reactie op de bevindingen over de Stand van Defensie voorjaar 2023

Besturen en commandovoering

Defensie verbonden met de samenleving

Kunt u in de volgende Stand van Defensie een streefwaarde voor het draagvlakcijfer opnemen?

Nee. Het (rapportcijfer voor) draagvlak voor Defensie is niet bedoeld als sturingsinstrument voor organisatiedoelstellingen. Kwalitatief onderzoek toont aan dat het draagvlak een samengestelde is van alle gedragingen van de gehele organisatie, de perceptie van deze gedragingen door de samenleving en invloeden vanuit de omgeving (de (geo)politieke omstandigheden en -veranderingen). De defensieorganisatie heeft geen directe invloed op alle hiervoor genoemde factoren.

Defensie meet sinds 2017 het draagvlak voor Defensie. Dit rapportcijfer is stabiel; gemiddeld een 7. De rapportages inclusief achtergrondinformatie m.b.t. het onderliggende onderzoek van de Draagvlakmonitor Defensie zijn te vinden via www.defensie.nl.

Kunt u een indicator over het aantal klachten van omwonenden over ervaren overlast door Defensie opnemen?

Ja, Defensie is in staat een indicator te presenteren die het aantal klachten over ervaren geluidsoverlast ten gevolge van vliegbewegingen toont. Deze gegevens zijn te differentiëren naar zes verschillende militaire vliegbases. Vanaf voorjaar 2024 bevat de Stand van Defensie een indicator die het aantal klachten over ervaren geluidsoverlast ten gevolge van vliegbewegingen toont.

Europese en Internationale Samenwerking

Kunt u bij de indicatoren voor Nederlandse bijdrage aan EU-missies en NAVO-missies en eenheden en aan NAVO-missies een vergelijking met lidstaten/bondgenoten maken?

In EU-verband zijn er geen afspraken over definities van een fair share bijdrage aan missies en operaties. Besprekingen om daartoe te komen lopen nog. Het is dan ook op dit moment niet mogelijk om een eenduidige vergelijking tussen lidstaten te maken. Binnen PESCO (Permanent Structured Cooperation) is wel afgesproken dat EU-lidstaten een substantiële bijdrage moeten leveren aan EU-missies en -operaties. Nederland zet zich ervoor in om die doelstelling te realiseren. Mede in het licht hiervan levert Nederland in 2023 een substantiële bijdrage aan de EU-trainingsmissie voor Oekraïne (EUMAM) en de EU-operatie EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina. Deze inzet draagt bij aan de Nederlandse ambitie om evenredig bij te dragen aan civiele en militaire EU-missies en -operaties.

Binnen de NAVO geldt het principe van fair burden sharing. In de laatste Defence Planning Capability Review (DPCR) concludeerde NAVO dat de Nederlandse bijdrage aan missies en operaties evenredig is met de omvang van de krijgsmacht, ook in vergelijking met andere bondgenoten (zie: Kamerstuk 28 676, nr. 421 van 15 november 2022).

Kunt u de doelstelling «een actieve militaire bijdrage leveren» concretiseren in subdoelstellingen (bijvoorbeeld voor deelname aan NAVO-missies en NAVO-capaciteitendoelstellingen)?

Nee.

De Nederlandse krijgsmacht streeft te allen tijde naar het leveren van een actieve militaire bijdrage binnen de mogelijkheden van de eigen organisatie en de (inter)nationale vraag. Voor het door uw Kamer genoemde voorbeeld van deelname aan NAVO-missies geldt de fair burden sharing die binnen het bondgenootschap is afgesproken. Zoals ook hierboven aangegeven concludeerde NAVO in de laatste DPCR dat de Nederlandse bijdrage aan missies en operaties evenredig is met de omvang van de krijgsmacht (Kamerstuk 28 676, nr. 421 van 15 november 2022). De Nederlandse bijdragen aan missies kan per jaar verschillen en is afhankelijk van vele factoren zoals de geopolitieke situatie, de beschikbaarheid van personeel, de stand van het materieel of al lopende verplichtingen in EU-, NAVO- of VN-verband.

Nederland biedt over het algemeen jaarlijks eenheden aan voor stand-by forces van de EU en de NAVO. Ook hier kan de omvang en duur van de militaire bijdrage verschillen. Zo stelt Nederland in 2023 voor de NAVO-interventiemacht een vrij forse hoeveelheid eenheden ter beschikking ten opzichte van sommige eerdere jaren, met circa 4.800 militairen1. Dit jaarlijkse verschil maakt deze doelstelling lastig te concretiseren.

Daarnaast staan capaciteitendoelstellingen los van een actieve militaire bijdrage voor inzet en gereedstelling. Deze vloeien voort uit het NAVO Defensieplanningsproces (NDPP). Het NDPP kent een planningshorizon van zeven tot twintig jaar, waarbij elke vier jaar de capaciteitendoelstellingen worden bijgewerkt. Over de keuzes voor capaciteiten, inclusief bijbehorende (sub-)doelstellingen wordt uw Kamer via de Defensienota geïnformeerd. Zie tevens hieronder.

Kunt u rapporteren over de mate waarin NL voldoet aan NDPP-doelstellingen?

Het kabinet informeert uw Kamer via de openbare versie van de tweejaarlijkse Defence Planning Capability Review (DPCR) (Kamerstuk 28 676, nr. 421 van 15 november 2022). Uw Kamer ontvangt, zodra dit mogelijk is, een gerubriceerde versie van de eerstvolgende DPCR in 2024.

De DPCR komt tot stand op basis van zeer uitgebreid onderzoek met een vragenlijst van circa 600 pagina’s die vervolgens binnen de NAVO wordt geanalyseerd. In de laatste review concludeerde de NAVO dat forse stappen zijn gezet om tekortkomingen te adresseren maar ook dat er nog sprake is van forse tekortkomingen, met name in het landdomein.

Elke twee jaar onderzoekt NAVO via de review de voortgang per bondgenoot over een langere periode. Daarmee is het rapport accurater en weerspiegelt de DPCR het het langjarige karakter van defensieplanning: het NDPP heeft een planningshorizon van zeven tot twintig jaar, waarbij elke vier jaar de capaciteitendoelstellingen worden bijgesteld. Het opbouwen van capaciteit kost veel tijd door lange verwervings- en opwerktrajecten richting operationele gereedheid. Daarom informeert het kabinet uw Kamer ook elke twee jaar via het gerubriceerde DPCR-rapport en niet via de Stand van Defensie.

Kunt u rapporteren over de inzet voor betere interoperabiliteit en meer standaardisatie binnen de NAVO en de EU?

Binnen de EU pleit Nederland ervoor dat ook daar NAVO-standaarden worden gehanteerd. Voor het Europese Defensieagentschap (EDA) is dit ook een uitgangspunt. Tegelijkertijd moeten wij onderkennen dat verbeterde interoperabiliteit door middel van meer standaardisatie een kwestie van een lange adem is en vaak lastig meetbaar. Voor zover mogelijk rapporteren wij over initiatieven op deze gebieden middels verslagen van NAVO- en EU bijeenkomsten richting uw Kamer. Zowel binnen de EU als in de NAVO zetten lidstaten en bondgenoten stappen, maar om echt resultaat te boeken moeten we toe naar gelijke capaciteiten of zorgen dat capaciteiten goed op elkaar aansluiten, met een commitment aan de nationale implementatie van NAVO-standaarden. Dat gaat tijd kosten. Nederland zet hier al goede stappen in onder andere door de gezamenlijke aanschaf van Anti Submarine Warfare (ASW) fregatten met België en luchtmobiele voertuigen met Duitsland.

Het belang van betere interoperabiliteit brengen wij veelvuldig op tijdens NAVO- en EU bijeenkomsten en overleggen met bondgenoten zoals ook aangegeven in onze verslagen richting uw Kamer over deze bijeenkomsten. Deze gesprekken vinden niet alleen plaats op ministerieel niveau, maar op alle niveaus binnen de defensieorganisatie. Zo is Nederland ambtelijk vertegenwoordigd in meer dan honderd standaardisatie-werkgroepen binnen de NAVO die vrijwel elk denkbaar onderwerp bestrijken.

Kunt u de doelstelling uit de Defensienota «Vergroten bijdrage aan bestaande Europese hoofdkwartier» nader concretiseren en hierover rapporteren?

Ja. In het EU Strategisch Kompas is afgesproken de militaire Command & Control-structuur van de EU te versterken. Het Military Planning and Conduct Capability (MPCC) moet in 2025 in staat zijn om alle non-executieve militaire missies en twee kleinschalige operaties dan wel één middelgrote operatie, alsmede oefeningen te plannen en uit te voeren. Dit vraagt extra personele capaciteit van de lidstaten. Nederland is voornemens om het aantal staffunctionarissen te verhogen met twee à drie personen. Naarmate het MPCC de komende jaren verder groeit, zal het aandeel van Nederland daar ook in moeten meegroeien. Hierover zal in de Stand van Defensie worden gerapporteerd.

Kunt u de doelstelling versterken samenwerking partnerlanden concretiseren?

Nederland investeert in de hechte samenwerking die de afgelopen jaren is opgebouwd met onze internationale partners en bondgenoten. Met de groei van het Nederlandse defensiebudget en dat van onze partners, zijn we in staat om de samenwerking met onze strategische partnerlanden te verbreden en te verdiepen. We maken nieuwe of herzien reeds bestaande afspraken over behoeftestellingen, het ontwikkelen van capaciteiten, inkopen en onderhouden van materieel, opleiden van personeel, gezamenlijk trainen en oefenen en deelnemen aan missies. Concrete voorbeelden van dergelijke recente afspraken kunt u lezen in de Stand van Defensie.

We bezien waar we kansen kunnen benutten om doelmatig te investeren in capaciteiten en om samen te oefenen, zodat we onze gezamenlijke slagkracht kunnen versterken.

Onderzoek en innovatie

Kunt u toelichten wat de indicator realisatie budget kort cyclische innovatie inhoudt? Betreft dit het budget of de realisatie?

Er is budget toegekend ten behoeve van kort-cyclische innovatie. De indicator meet voor welk percentage van dit budget verplichtingen zijn aangegaan.

Hoe kan de Kamer inzicht krijgen in de realisatie van de volgende doelstellingen uit de Defensienota?

o Investeren in onderzoek met kennisinstellingen in Europa

In het najaar wordt middels een brief de voortgang van de Uitvoeringsagenda Innovatie en Onderzoek met de kamer gedeeld. Hierin zal onder andere ingegaan worden op internationale samenwerking.

De maatregel «Co-financiering van (inter)nationale Research & Technology-samenwerking» (zie Uitvoeringsagenda Innovatie en Onderzoek (Kamerstuk 31 125, nr. 122)) stelt ons in staat om rechtstreeks alsmede via onze Nederlandse strategische kennispartners samen te werken met kennisinstellingen in Europa. In 2023 zijn rechtstreekse samenwerkingen opgezet met het Von Karman Instituut en met het NAVO Centre for Maritime Research & Experimentation (CMRE). Daarnaast stellen we budget beschikbaar waarmee TNO, NLR en Marin personeel, en daarmee kennis, internationaal uit kunnen wisselen en waarmee zij deel kunnen nemen aan internationale werkgroepen en commissies.

o Ontwikkelen eigen technologische en industriële basis in Nederland.

Defensie informeert de Kamer over voortgang van de samenwerking met de Nederlandse en Europese defensie industrie op het niveau van materieelprojecten via de begroting, het jaarverslag van het Defensiematerieelfonds en via het Defensie projectenoverzicht (DPO). Daarnaast laat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat periodiek een extern onderzoek uitvoeren naar de stand van zaken van de NLDTIB (Kamerstuk 31 125, nr. 121 van 11 juli 2022). Defensie zal in overleg met EZK onderzoeken welke kpi’s geschikt zijn om deze ontwikkeling te duiden en deze opnemen in de Stand van Defensie.

o Investeren in het ruimtedomein en ontwikkelen eigen kleine satellieten.

De kamer is geïnformeerd middels de A-brief van 5 juni 2023 (Kamerstuk 27 830, nr. 405) over de «Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit» en wordt nader over dit project geïnformeerd middels de begroting, het jaarverslag van het Defensiematerieelfonds en via het Defensie projectenoverzicht (DPO). Tevens zal de kamer inzicht krijgen in de evaluatie van de Defensie Ruimte Agenda (Kamerstuk 36 124, nr. 10) dat volgens artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet over vijf jaar (2027) geëvalueerd zal worden.

Vervullen personele behoefte

Diversiteit en inclusiviteit

Kunt u de ervaren diversiteit en inclusiviteit onder medewerkers betrekken bij dit onderdeel?

Ja. In het medewerkerstevredenheidsonderzoek verwerkt Defensie sinds juli 2022 een vraag die gaat over of een medewerker zich geaccepteerd voelt binnen het team. Deze cijfers zijn nu opgenomen in dit onderdeel van de SVD. Echter, «zich thuis voelen» is slechts een aspect van inclusie; het geeft geen compleet beeld van de ervaren diversiteit en inclusiviteit onder medewerkers. Zoals aangegeven in de SVD, blijkt uit dit onderzoek dat het grootste deel van de defensiepopulatie zich vaak tot altijd geaccepteerd voelt binnen hun team (91%). Dit is een mooi resultaat, maar verdient nadere verdieping in een apart onderzoek met name voor het deel van de populatie dat zich nooit tot soms (4%) of regelmatig (6%) geaccepteerd voelt. Daarnaast kan in het onderzoek niet gedifferentieerd worden op achtergrondkenmerken, waardoor het een vertekend beeld kan geven. Dit verdiepend onderzoek wordt uitgevoerd, zoals reeds aangekondigd in de Kamerbrief van 14 februari 2023 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 69), als opvolging van het onderzoek «Grenzen aan de eenheid» dat in 2017 is uitgevoerd door het Sociaal Cultureel Planbureau (Bijlage bij Kamerstuk 34 550 X, nr. 64). Zodra de resultaten hiervan bekend zijn worden die eveneens meegenomen in de Stand van Defensie.

Werkbeleving

Kunt u concrete streefwaarden opnemen voor de drie genoemde indicatoren?

De drie genoemde indicatoren zijn: meest motiverende aspecten in het werk, redenen van vertrekintentie en ervaren werkdruk. Met de eerste twee indicatoren geven we inzicht in hetgeen medewerkers motiveert in het werk en waarom zij eventueel zouden vertrekken bij Defensie. Daar kan geen streefcijfer aan worden gekoppeld. Met de vraag «Mijn werkdruk is gemiddeld genomen...» willen we een beeld geven van hoe medewerkers hun werkdruk ervaren.

Ervaren werkdruk hangt samen met aspecten zoals bijvoorbeeld leiderschap en de werk-privébalans.

Wat de een ervaart als passende werkdruk, kan voor de ander te hoog of te laag zijn. We kiezen er daarom niet voor een streefcijfer aan ervaren werkdruk te koppelen. Wel zal voortaan een extra grafiek in de Stand van Defensie worden opgenomen, namelijk «trend werkbeleving».

In de eerste helft van 2023 wordt de werkdruk door 31% van de defensiemedewerkers als (veel) te hoog ervaren. Dit is het hoogst gemeten percentage sinds 2015. Er zijn meerdere verklaringen voor de gestegen werkdruk; één daarvan is het aantal medewerkers dat vindt dat er onvoldoende mensen zijn om het werk te kunnen doen (50%). We kunnen hierbij nog aanvullen dat er sinds 2020 een stijgende trend zichtbaar is in de mate waarin men aangeeft dat er onvoldoende mensen zijn om het werk te kunnen doen. Het aandeel medewerkers dat dit vindt is sinds de tweede helft van 2022 gestabiliseerd op 50%.

Vervullen materiële behoefte

Voortgang materieelprojecten

Kunt u indicatoren opnemen die de voortgang van projecten volgen op de aspecten Tijd en Geld? Bijvoorbeeld:

Hoeveel projecten worden binnen planning afgerond (vergelijk onderzoek AR in verantwoording 2022 (Bijlage bij Kamerstuk 36 360 X, nr. 2))?

Hoeveel projecten worden binnen budget afgerond?

Conform de afspraken uit het Defensie Materieelproces (DMP, Kamerstuk 27 830, nr. 379 van 1 november 2022) krijgt de Kamer jaarlijks op Prinsjesdag via het Defensie Projectenoverzicht (DPO) een integraal inzicht in de lopende DMP-projecten, waaronder de aspecten product, tijd en geld (PTG). Met het oog op deze integraliteit zijn in het DPO ook vastgoed- en IT-projecten weergegeven waarvoor in de komende vijftien jaar uitgaven zijn geraamd. Materieel-, IT- en infrastructurele projecten uit het DPO waarbij een significante afwijking is opgetreden, worden opgenomen in de DPO-afwijkingsrapportage.

Defensie kan geen enkelvoudige indicator opnemen hoeveel projecten binnen tijdsplanning en budget worden afgerond, omdat de invloed van uitbreidingen, versnellingen of aanpassingen aan de scope hierin niet betekenisvol kunnen worden verwerkt. In de meest recente afwijkingsrapportage bij het DPO (Kamerstuk 27 830, nr. 400, van 17 mei 2023) zijn bijvoorbeeld op vijftien projecten significante afwijkingen aan de Kamer gemeld, waarvan 10 afwijkingen het resultaat zijn van uitbreiding of versnelling van bestaande projecten. Een voorbeeld is de bestelling van 38 extra Boxer Pantserwielvoertuigen. Een aanzienlijke uitbreiding in het project leidt veelal ook tot een verlenging van de projectduur.

Inzetten

Kunt u voor de onderdelen Inzet voor hoofdtaak 1, 2 en 3 aangeven hoe vaak een beroep op Defensie gedaan is en of Defensie de taak uit heeft kunnen voeren?

Verzoeken tot inzet (voor hoofdtaak 1 en 2) verlopen niet via één gestandaardiseerd proces. Een verzoek kan komen van een multinationale organisatie of juist een bilateraal karakter hebben.

Daarbij komt het ook voor dat niet alleen Nederland het verzoek ontvangt, maar een grotere groep landen wordt aangeschreven. Ongeacht de herkomst, wordt elk verzoek dat bij Defensie binnenkomt zorgvuldig gewogen. De weging vindt plaats op basis van o.a. nationale (beleids)prioriteiten en bondgenootschappelijke verplichtingen (bijv. in het kader van fair burden sharing).

Meestal komen vraag en aanbod in het kader van hoofdtaak 1 en 2 samen in het zogeheten force generation proces. Binnen zowel NAVO, EU als VN doen lidstaten een aantal keer per jaar, op basis van een algemene uitvraag, biedingen op specifieke capaciteiten, taken en posities. Vrijwel altijd is hierbij de vraag groter dan de capaciteit die Defensie tot haar beschikking heeft. Met regelmaat komt het voor dat Defensie niet de specifiek uitgevraagde capaciteit kan leveren, maar vervolgens wel een andere gewilde maar niet uitgevraagde capaciteit beschikbaar kan stellen. Hoewel in dergelijke situatie geen gehoor wordt gegeven aan een specifiek verzoek, voorziet Defensie wel degelijk in een behoefte van de uitvragende organisatie. Het force generation proces is sterk afhankelijk van de geopolitieke situatie. Uitvragen en de reacties daarop verschillen dus sterk van jaar tot jaar.

Bovenstaande factoren maken dat het niet mogelijk is om exact aan te geven hoe vaak in 2022 in het kader van hoofdtaak 1 en 2 een beroep op Defensie is gedaan. In de Stand van Defensie wordt reeds gerapporteerd over taken in het kader van hoofdtaak 1 en 2 zijn uitgevoerd.

Omdat verzoeken in het kader van hoofdtaak 3 wel via een gestandaardiseerd proces binnenkomen en centraal geregistreerd worden, is het voor deze hoofdtaak wel mogelijk om aan te geven hoe vaak een beroep op Defensie is gedaan en of Defensie de gevraagde taak heeft kunnen uitvoeren. In 2022 werd in het kader van hoofdtaak 3 130 keer een beroep op Defensie gedaan. In 126 van deze 130 keer heeft Defensie de gevraagde taak kunnen uitvoeren. Daarnaast heeft Defensie in 2022 2.285 verzoeken tot het ruimen van explosieven ontvangen. Deze verzoeken heeft Defensie kunnen inwilligen.

Ondersteunen

Duurzaamheid

Kunt u indicatoren opnemen die passen bij de duurzaamheidsdoelstellingen in het Strategisch Vastgoedplan (klimaatneutraal in 2050, reductie energieverbruik)?

Ja. Defensie rapporteert per kalenderjaar over het energieverbruik en de CO2 uitstoot van de krijgsmacht. Voor vastgoed wordt specifiek gerapporteerd over het verbruik van gas en elektra en de voortgang van de uitwerking van het Strategisch Vastgoedplan. In de rapportage wordt ingegaan op de reductie van zowel het fossiele energieverbruik (gasverbruik) als het finale energiegebruik per jaar (CO2-uitstoot) voor vastgoed. Verbruik van gas en elektra is inzichtelijk binnen het systeem van het Energie Distributie Bedrijf. We rapporteren in de Stand van Defensie van september 2023 over de voortgang. Defensie werkt aan een vastgoedportefeuille die in 2050 voldoet aan de kabinetsdoelstellingen m.b.t energieneutraal, klimaatbestendig, circulair en natuurinclusief. Op het thema energieneutraal worden KPI’s uitgewerkt. In de Stand van Defensie 2024 wordt over de voortgang op deze KPI’s gerapporteerd.

Kunt u een indicator opnemen voor het doel van de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid op gebied van circulair werken?

We ontwikkelen een indicator voor circulair werken. Deze indicator zal inzicht geven in het sturen op circulariteit in assortimenten en categorieën via gunningscriteria. Het ontwikkelen en implementeren van deze indicator vergt schaarse capaciteit. In dit stadium kunnen we nog niet toezeggen wanneer de nulmeting is afgerond. We rapporteren in de stand van Defensie 2024 over de voortgang.

IT

Kunt u indicatoren opnemen voor IT? Gedacht kan worden aan indicatoren voor het: Volgen van de digitale transformatie aan de hand van concrete doelstellingen in planning en budget

Ja. Defensie rapporteert vanaf de SVD van najaar 2023 over de vullingsgraad van IT-personeel. Deze indicator geeft inzicht in de groei van de formatie en het beschikbare personeel in het werkveld IT over de jaren heen. Daarnaast rapporteert Defensie over IT-projecten op het Rijks ICT-dashboard en in het Defensie Projecten Overzicht. Over de prioritaire doelstellingen van de digitale transformatie wordt sinds 2022 jaarlijks gerapporteerd in het departementaal i-plan (Kamerstukken 36 124 en 26 643, nr. 9).

Kunt u indicatoren opnemen voor IT? Gedacht kan worden aan indicatoren voor het: Volgen van organisatie- en cultuurveranderingen aan de hand van concrete doelstellingen in planning

Het departementaal I-plan geeft uitgebreider inzicht in de prioritaire doelstellingen van de digitale transformatie, waaronder de doelstellingen op het gebied van wendbare organisatie.

Kunt u indicatoren opnemen voor IT? Gedacht kan worden aan indicatoren voor het: Volgen van het uitbreiden van de defensieve en offensieve cybercapaciteiten (Defensienota 2022)

Investeringen in het cyberdomein hebben tot doel het verkrijgen van een goede inlichtingenpositie, het verweer tegen cyberdreigingen en het uitbouwen van mogelijkheden tot het uitvoeren van cyberoperaties. Indicaties over de beschikbare capaciteiten verzwakken de positie van Defensie in dit domein.


X Noot
1

Zie voor meer informatie: Kamerstuk 286 76, nr. 425 van 22 december 2022 en Kamerstuk 349 19, nr. 94 van 20 september 2022.

Naar boven