Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2024
Op 9 juli 2024 heeft de commissie onder leiding van mevrouw mr. Sorgdrager haar bevindingen
naar aanleiding van een melding van een vermoeden van een misstand bij het College
voor de Rechten van de Mens (hierna: College) gedeeld met mijn ministerie.
Het onderzoek door de commissie Sorgdrager vond plaats op verzoek van de voormalig
Minister voor Rechtsbescherming, naar aanleiding van een melding van een vermoeden
van een misstand bij het College, bij de Centrale Coördinator Integriteit (CCI) van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid.1 De commissie had als opdracht zich in eerste instantie een feitelijk beeld te vormen
van de melding en na te gaan of naar het oordeel van de commissie specifieke interventies
en randvoorwaarden mogelijk zijn om tot herstel van verhoudingen en een goed functioneren
van het College te komen. Daarvoor heeft de commissie op zeer zorgvuldige wijze onderzoek
gedaan naar de melding. In dat kader is veelvuldig gesproken met de direct betrokkenen,
zijn vele personen door de commissie gehoord en is een documentenanalyse verricht.
Omdat vertrouwelijkheid voor het kunnen doen van dergelijk integriteitsonderzoek essentieel
is en dit ook is toegezegd aan betrokkenen, kan het rapport niet integraal worden
verstrekt. In het belang van een zo groot mogelijke openbaarheid, kan de door de commissie
opgestelde samenvatting van het onderzoek wel worden aangeboden. Kortheidshalve verwijs
ik u voor nu naar deze samenvatting.
De komende periode zal ik het rapport en de bevindingen zorgvuldig bestuderen. Vanwege
de aard van de conclusies en aanbevelingen zal ik daarin samenwerken met het College,
het bureau van het College, en ook het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
als eerste ondertekenaar van de Wet op het College voor de rechten van de mens en
vanuit de verantwoordelijkheid voor de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Na het
zomerreces zal ik uw Kamer hierover informeren en een formele reactie op het rapport
toesturen.
Vooruitlopend daarop wens ik tot slot van deze gelegenheid gebruik te maken om mijn
waardering uit te spreken voor mevrouw Sorgdrager en de andere leden van de commissie
voor de wijze waarop zij dit onderzoek met alle zorgvuldigheid hebben uitgevoerd.
Daarnaast wil ik de direct betrokkenen, maar ook de medewerkers van het College, bedanken
voor hun medewerking aan dit onderzoek.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken