36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Nr. 51 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 22 maart 2024

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 8 februari 2024 overleg gevoerd met mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, over:

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 6 november 2023 inzake uitvoeringsrapportages landspakketten derde kwartaal 2023 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 28);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 8 november 2023 inzake eerste halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2023 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 30);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 18 december 2023 inzake reactie op verzoek commissie over de stand van zaken omtrent de Rijkswet Aruba financieel toezicht en de verwachte planning van dit wetsvoorstel (Kamerstuk 36 032-(R2162), nr. 8);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 9 januari 2024 inzake uitvoeringsagenda's Aruba, Curaçao en Sint-Maarten eerste kwartaal 2024 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 39);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 2 februari 2024 inzake halfjaarrapportage update wederopbouw Sint-Maarten na orkaan Irma 2023 (Kamerstuk 34 773, nr. 29);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 6 februari 2024 inzake uitvoeringsrapportages landspakketten Aruba, Curaçao en Sint-Maarten Q4 2023 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 45);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 5 februari 2024 inzake stand van zaken enkele dossiers Koninkrijksrelaties over de landen (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 44).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Paulusma

De griffier van de commissie, Meijers

Voorzitter: Paulusma

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bruyning, Van Haasen, Kamminga, Paternotte, Paulusma en White,

en mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag, bon dia, good morning voor de mensen die op afstand met ons meekijken. Ik open het commissiedebat Verzameldebat CAS en ik heet de leden van de Kamer van harte welkom: de heer Paternotte van D66, de heer White van GroenLinks-PvdA, mevrouw Bruyning van NSC, de heer Van Haasen van de PVV en mevrouw Kamminga van de VVD. Wat fijn dat u er weer bij bent, mevrouw Kamminga. U bent er volgens mij als vervanger, maar het is altijd fijn om u te zien. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune van harte welkom.

Dan gaan we beginnen. Iedereen heeft in deze eerste termijn drie minuten spreektijd. Volgens mij moet dat lukken, maar u kent mij ook als een zeer coulante voorzitter, dus als er nog een aantal woorden aan toegevoegd moeten worden, zal ik u niet meteen afbreken. Ik zie ook meteen al wat vertwijfeling bij leden, dus ga er maar van uit dat ik enigszins coulant ben. Ik hou ook graag wat tijd over voor de tweede termijn.

De vergaderbel gaat. Ik zal even wachten.

Ik heet natuurlijk ook de Staatssecretaris van harte welkom in ons midden voor alle vragen die gaan komen van deze zeer bevlogen Kamerleden.

Dan geef ik de heer Paternotte als eerste het woord. Gaat uw gang.

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel, voorzitter. Bon dia, good morning en goedemiddag. Het eerste debat met de nieuwe woordvoerders van de commissie Koninkrijksrelaties en met mevrouw Kamminga als vervanger natuurlijk. Maar, voorzitter, dat is natuurlijk een fiesta grandi.

Laten we koesteren wat ons Koninkrijk zo uniek maakt, met zes eilanden in Amerika en een groot stuk land in Europa. Want samen hebben we een aanzienlijke invloed in de wereld, meer dan we apart zouden hebben, en we hebben ook invloed op elkaar. Met respect voor ons verleden, waarin de trans-Atlantische slavernij natuurlijk een hele grote rol speelde, streven we naar een toekomst gebaseerd op gelijkwaardigheid, solidariteit en wederzijds vertrouwen. Er zijn grote opgaven, want voor onze rijksgenoten in het Caribisch deel van het Koninkrijk staan de welvaart en het welzijn onder grote druk. Beter onderwijs, duurzame economische groei, beschermen van de unieke natuur en democratie; dat zijn de dingen waar ik me de komende periode voor wil inzetten.

Ik wil daarbij vier dingen langslopen, voorzitter. Allereerst de landspakketten, want het proces van hervormingen is al enige tijd aan de gang. We krijgen goede berichten over de hervormingen op Aruba en Sint-Maarten, maar bij Curaçao lijkt dat achter te blijven. Wat is hier de oorzaak van en wat kunnen we vanuit onze rol doen om Curaçao back on track te krijgen?

Het tweede punt, voorzitter. De publieke investeringen. Het College financieel toezicht maakt zich zorgen over het feit dat de publieke investeringen op de eilanden veel lager zijn dan in andere landen in de Caribische regio. Als je een weerbare economie wil krijgen, dan moet het verdienvermogen van de eilanden wel omhoog en dat vraagt om investeringen. Nu heeft het kabinet ervoor gezorgd dat heel veel investeringsfondsen in Nederland ook openstaan voor het hele Koninkrijk, wat een grote verbetering is. Zo is er geld vrijgemaakt voor het Groeifonds en ook voor de SDE-middelen, recent nog. Mijn vraag is eigenlijk: hoeveel projectvoorstellen zijn er nu vanaf de eilanden ingediend en goedgekeurd? Wordt er voldoende gebruikgemaakt van deze financiële middelen? Of zijn er eigenlijk belemmeringen en is daar meer inzet op nodig? Dan heeft mijn voormalige collega Wuite ook nog een onderzoek naar een regionale ontwikkelingsmaatschappij gevraagd. Hoe staat het daarmee?

Dan, voorzitter, de rechtspositie van de beroepsmilitairen. We willen graag dat onze krijgsmacht, die immers van het hele Koninkrijk is, er ook meer uit gaat zien zoals het hele Koninkrijk. Daarvoor is het wel belangrijk dat de rechtspositieregeling voor beroepsmilitairen goed geregeld is. Het is pas twee jaar geleden dat vrouwen van de eilanden überhaupt mochten dienen in onze krijgsmacht. Nu is de rechtspositieregeling voor Europees Nederland al geregeld, maar moeten we in de uitvoeringsrapportages lezen dat de modernisering voor Arubaanse en Curaçaose beroepsmilitairen al een hele tijd in een la ligt. Dus mijn vraag is: hoe kan dit nou? Hoe kan dit nou bijna vergeten lijken te zijn? Dat zou toch behoorlijk gênant zijn, zeker op het moment dat we extra militairen heel goed kunnen gebruiken. We gaan binnenkort nog, in een apart rondetafelgesprek waar ik met de heren White en Tuinman een voorstel voor heb gedaan, praten over de geopolitieke ontwikkelingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Maar ik denk dat dit onderstreept hoe belangrijk het is dat we een fatsoenlijke rechtspositieregeling krijgen.

Tot slot, voorzitter, nog de wederopbouw van Sint-Maarten. Het is, denk ik, een compliment aan de Staatssecretaris en de regering van Sint-Maarten waard dat er inmiddels nog maar 80 miljoen van het wederopbouwfonds over is om geïnvesteerd te worden, maar het zou wel heel erg fijn zijn als ook die laatste 80 miljoen zo snel mogelijk wordt ingezet, want die orkaan is toch al een hele tijd geleden. Dus hoe zorgt BZK ervoor dat er voldoende ambtelijke ondersteuning komt, zodat er op de eilanden ook de hulp is om die miljoenen in te kunnen zetten en de wederopbouw af te kunnen ronden?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Paternotte. Dit geeft geen aanleiding tot vragen en u heeft zich keurig aan de tijd gehouden. Ik geef het woord graag aan uw collega, de heer White. Gaat uw gang.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga ook proberen om binnen de tijd te blijven. Ik had gedacht dat het ongeveer vier minuten was, maar schijnbaar is het toch drie minuten. We gaan ons best doen; volgens mij moet het lukken. Bon dia!

Voorzitter. De Caraïben zijn volgens velen het mooiste deel van ons Koninkrijk. De warmte van de mensen, de witte stranden en het heldere blauwe water: aan de oppervlakte is het een idyllisch plaatje. Desondanks valt er nog veel te bespreken. Eerder hebben we als Kamer gesproken over de vluchtelingenproblematiek op de CAS-eilanden. Diverse fracties, waaronder onze fractie, hebben aandacht gevraagd voor de ondersteuning die Nederland kan bieden aan de andere autonome landen. Een motie van toenmalig Kamerlid Sylvana Simons vroeg om te onderzoeken hoe technische assistentie, ervaringen en expertise kunnen worden ingezet om de landen te assisteren bij de aanpak van de vluchtelingenproblematiek. Afgelopen oktober is er een voortgangsbrief gedeeld met de Kamer naar aanleiding van deze motie. Ik krijg graag een update hiervan. Specifiek heb ik de vraag hoe lokale ngo's hierbij betrokken worden.

Er is nog steeds geen goede geschillenregeling tussen de vier landen in ons Koninkrijk. Volgens het Statuut voor het Koninkrijk moet deze geschillenregeling er zijn, maar omdat de landen het onderling nog niet eens zijn geworden, is dit feitelijk nog steeds een dode letter. Hoe staat het met de gesprekken hierover? Verwacht de Staatssecretaris dat we nu eindelijk op korte termijn een voor alle landen aanvaardbare regeling kunnen opstellen, zodat we in de toekomst onderlinge geschillen volgens een fatsoenlijke procedure kunnen oplossen?

Voorzitter. Binnen het Koninkrijk is sprake van een democratisch tekort, omdat de Nederlanders die op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten wonen geen stemrecht hebben voor de Tweede en de Eerste Kamer. Hierdoor hebben zij geen directe invloed op de totstandkoming van de rijkswetgeving en bijvoorbeeld het buitenlandbeleid van het Koninkrijk. In het coalitieakkoord van het inmiddels demissionaire kabinet staat dat hier een oplossing voor zou komen. Helaas hebben we nog geen voorstellen gezien. Graag hoor ik van de Staatssecretaris wat de voortgang hiervan is.

Voorzitter. De afspraken die aan de landspakketten hangen, met volgens sommigen te strenge voorwaarden, blijken niet gemakkelijk na te komen. Dat leidt tot wrijvingen tussen de eilandbesturen en Nederland, met harde verwijten ook. Nederland zou de voorwaarden hebben afgedwongen toen de landen met de rug tegen de muur stonden. Er vallen zelfs woorden als «kolonialisme». Het heeft geen zin als beide partijen elkaar verwijten over en weer blijven maken. Hoe gaat de Staatssecretaris dit doorbreken? Waarover wordt op dit moment nog met de drie landen onderhandeld? Wat is de stand van zaken? Welke ruimte is er voor de eilanden om zelf met oplossingen te komen die iedereen verder brengen? Of houdt de Staatssecretaris strikt vast aan de gemaakte afspraken?

Voorzitter. Dan nog even over de individuele landspakketten. Op Curaçao zijn er nog nauwelijks plannen om de kwaliteit van de overheidsorganisaties te verbeteren. Zo is bijvoorbeeld de belastingheffing nog niet op orde. Het College financieel toezicht noemt het begrotingsbeleid van Curaçao ook nog risicovol, omdat er wordt uitgegaan van onzekere hogere inkomsten, terwijl er wel meer uitgegeven gaat worden. Mijn vraag is welke oplossingen er liggen.

Aruba wil niet op de vingers worden gekeken, terwijl Nederland dat wel nodig vindt. Wat is de stand van zaken van de Rijkswet Aruba financieel toezicht? Uit de brief van het College financieel toezicht begreep ik namelijk dat Aruba, vanwege hogere belastinginkomsten vorig jaar, een flink financieel overschot had. Wordt dat gebruikt om de coronaschuld af te lossen?

Tot slot, Sint-Maarten. Daar is net een nieuwe regering. Hopelijk zorgt de nieuwe regering voor verbeteringen en hervormingen. Heeft de Staatssecretaris al met de nieuwe regering gesproken? Wat is daaruit gekomen?

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer White. Het is u bijna gelukt.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Yes!

De voorzitter:

Mevrouw Bruyning van NSC, gaat uw gang.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Goedemiddag. Ik ga mijn inleiding gewoon overslaan; dat lijkt me het beste.

Wij hebben drie punten die we graag willen bespreken. Allereerst is dat de armoedebestrijding. Armoedebestrijding is op Curaçao, Aruba en ook Sint-Maarten van cruciaal belang voor deze eilanden. Wij weten dat armoede een verwoestende impact heeft op individuen, gemeenschappen en de algehele samenleving. Het is daarom eigenlijk van essentieel belang dat een effectieve aanpak wordt ontwikkeld om armoede te bestrijden en duurzame groei te bevorderen. Aruba en Curaçao hebben in november gemeld dat ze voornemens zijn om ook een sociaal minimum in te voeren, naar aanleiding van het onderzoek dat is uitgevoerd op de BES-eilanden. Met de invoering daarvan zullen mensen een wettelijke garantie krijgen dat ze zonder werk toch kunnen rondkomen. Met een sociaal minimum wordt de overheid ook gedwongen om de hoogte van het minimumloon en de uitkeringen steeds realistischer te updaten. Wordt het leven duurder, dan gaan de bedragen omhoog. Hierin horen wij dan ook de noodkreet om de sociale zekerheid te verstevigen en door te ontwikkelen.

Nou gaan autonome landen binnen het Koninkrijk natuurlijk zelf over hun armoedebeleid en de hoogte van hun uitkeringen en minimumloon. Onze demissionaire Minister Schouten heeft toen aangegeven dat het aan de landen zelf is om die keuzes te maken, maar dat Nederland wel bereid is om Aruba en Curaçao verder te adviseren. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook op welke wijze deze ondersteuning wordt of zal worden vormgegeven. Is de methodologie die is gebruikt voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ook beschikbaar te stellen aan Aruba en Curaçao? Hoe kan er daarnaast binnen de landspakketten meer ruimte worden gemaakt voor de versterking van het sociale domein?

Punt twee: onderwijs. Ook dit onderwerp is van vitaal belang voor de toekomst van de eilanden. Onderwijs speelt een cruciale rol bij het vormgeven van de samenleving en het voorbereiden van de jeugd op een succesvolle toekomst. We moeten daarom aandacht besteden aan de uitdagingen en kansen op het gebied van onderwijs op deze eilanden. Een belangrijk aspect van onderwijs is de toegang tot kwalitatief hoogwaardig onderwijs voor alle kinderen, ongeacht hun achtergrond. Het is dan ook van essentieel belang dat het onderwijssysteem op de CAS-eilanden inclusief is en gelijke kansen biedt aan alle leerlingen. Inmiddels is er in de drie landen in samenwerking met Nederland een doorlichting van het gehele onderwijsbestel geweest. Enkele van de resultaten die daaruit voortgekomen zijn, zijn dat er aanvullend onderzoek nodig is ten aanzien een eenduidige basiskwaliteit van het onderwijs en een aanvullend onderzoek naar ongelijke kansen in het onderwijs en stappen hoe deze te verminderen. Dit zijn zeer goede stappen in de goede richting, maar ook op een heel lange termijn. Wat kan er vandaag al anders worden gedaan in de landen waardoor er ook in het heden stappen gemaakt kunnen worden? Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook hoe de waarborging van het lopende proces is ingeregeld en hoe er op dagelijkse basis wordt gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de kwaliteit van het onderwijs.

Veilig opgroeien op de eilanden. Een zorg is dat de capaciteit in mensen op thema jeugd in ieder geval op Curaçao en Sint-Maarten verminderd is, terwijl veilig en beschermd opgroeien op de eilanden een uitdaging is. Als we kijken naar de staat van de landen en de manier waarop wij via het landspecifieke pakket ondersteuning bieden, rijst bij mij de vraag of wij eventueel een faciliterende rol hierin zouden kunnen pakken met betrekking tot het helder krijgen van de problematiek die er speelt en passend beleid dat zowel op papier als in de praktijk werkt en de mogelijkheid biedt om veilig en beschermd op te groeien op de eilanden. Daarom is mijn laatste vraag: is de Staatssecretaris het met mij eens dat deze uitdaging aanwezig is op de eilanden en, zo ja, wat kunnen wij aan ondersteuning bieden met eerbiediging van de autonomie van de landen?

De voorzitter:

Het is heel goed dat u uw inleiding heeft overgeslagen. Ik geef meneer Van Haasen graag het woord. Gaat uw gang.

De heer Van Haasen (PVV):

Voorzitter. Ik dacht ook dat we vier minuten spreektijd hadden. Het zal dus krap worden, maar ik sla mijn inleiding niet over.

Op het Autonomie Monument op Curaçao staat: steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan. Deze tekst refereert indirect aan artikel 36 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten verlenen elkander hulp en bijstand. Daar had net zo goed kunnen staan: Nederland verleent Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hulp en bijstand. Zelfs de informatievoorziening vanuit het overige deel van ons Koninkrijk aan Nederland is ronduit karig te noemen. Het Caribisch deel van ons Koninkrijk vindt ons maar lastig, ook al zijn ze financieel afhankelijk. Ze voelen zich onafhankelijk en gedragen zich daarnaar. De voormalige kolonisator moet zich vooral nergens mee bemoeien, behalve als het om geld gaat.

Ons geld is dan ook meer dan welkom, het liefst zonder voorwaarden en restricties. Aruba is zelfs bereid om meer rente te betalen zolang we ons maar nergens mee bemoeien. Als ons geld, 660 miljoen, dan een keer wordt geweigerd, door Curaçao, is er verwondering vanuit Nederland en onduidelijkheid over het financiële voordeel voor Curaçao van het zoeken naar een oplossing voor één jaar zonder Nederlands belastinggeld. Wij zien duidelijk wel een voordeel, voor Nederland. Wij houden de hand op de knip en zorgen dat de schulden van Curaçao aan Nederland niet verder oplopen. Nederland heeft in juli 2020 voorwaarden verbonden aan liquiditeitsleningen die zijn verstrekt. Een van de voorwaarden was de doelmatigheid verbeteren, ook in de zorg. Daar komt dus niets van terecht. We zien oplopende schulden van het Curaçao Medical Center, waarbij ook de kosten van onverzekerde inwoners en onverzekerde illegalen een rol spelen. Het College financieel toezicht ziet gelukkig de noodzaak om op korte termijn met oplossingen te komen, maar het komende jaar kunnen we eigenlijk alleen maar onderzoeksrapporten verwachten terwijl de schuld en de rentelast oplopen. Kan de Staatssecretaris om meer urgentie vragen?

Bij het onderwijs zouden er nog uitdagingen liggen, maar wij lezen, om in onderwijstermen te blijven, eigenlijk alleen maar onvoldoendes, zoals bij gebouwen, personeelsbezetting en kwalitatieve onderwijsmethodes. Het gebrek aan aansluiting op vervolgstudies is ronduit zorgelijk. Ook hier zien we geen oplossingen, maar alleen het vaststellen van de feiten. Dit heeft ook nadelige gevolgen voor de honderden jongeren, bursalen, die jaarlijks naar Nederland komen voor een vervolgstudie. Er is een cultuurverschil, er is een taalachterstand en het onderwijs sluit onvoldoende aan. Dat brengt hen hier in de problemen, zodat de helft hun studie niet afmaakt en met een studieschuld blijft zitten. Dus in plaats van dat ze afgestudeerd terugkeren om hun land verder helpen, keren ze berooid en soms vol schaamte terug als ze hier niet gefrustreerd achterblijven, werkeloos of in lagelonenbaantjes. Een deel zoekt zijn of haar heil in criminaliteit. Niet bepaald rooskleurig voor de toekomst van deze generatie en voor de toekomst van de vergrijsde Caribische landen. Wij gunnen de Caribische landen binnen ons Koninkrijk een bloeiende economie. Hoe zelfstandiger deze landen opereren, des te beter, niet alleen voor hen, maar ook voor ons en voor de kinderen van de Cariben.

Een update van 5 februari jongstleden van de Staatssecretaris over de huidige stand van zaken was zeer welkom. De PVV hoopt dat er snel duidelijkheid komt met betrekking tot ENNIA. Het is natuurlijk belachelijk dat toezichthouders dit zover hebben laten komen. De PVV maakt zich zorgen over een duurzame oplossing. Over de balanswaarde van ENNIA is namelijk nogal wat onduidelijkheid. De feitelijke waarde van het Mullet Bay Resort op de balans zou van cruciaal belang moeten zijn voor de afhandeling van het pijndossier ENNIA. Kan de Staatssecretaris daar meer duidelijkheid over geven?

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Ik wilde ook vragen of u nu wilde afronden. Ik zie dat het aanleiding geeft tot een vraag van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Ja, ik zou nog een vraag willen stellen. Nog even terug naar dat Autonomie Monument en het helpen van elkaar onderling in het Koninkrijk. Ik weet niet waar het voor nodig was om te zeggen dat het vooral Nederland is dat helpt. Er had ook een bedankje kunnen staan voor het feit dat in de Tweede Wereldoorlog Nederland onder de voet werd gelopen en talloze Nederlanders en Nederlandse bedrijven met de fier wapperende driekleur op Curaçao gewoon door konden. Zou het niet passend zijn om gewoon te kijken naar de situatie, en wanneer de eilanden een hulp voor Nederland zijn en wanneer het andersom nodig is, door een pandemie, een orkaan of andere oorzaken?

De heer Van Haasen (PVV):

Tja, dat is uw insteek van het verhaal. Kijk, ik heb mij in deze eilanden proberen te verdiepen de laatste maanden, sinds ik deze portefeuille heb gekregen. Mij is opgevallen dat de hulp wel heel erg eenrichtingsverkeer is en dat er aan ons veel hulp gevraagd wordt vanaf die eilanden. Dan gaat het hoofdzakelijk om financiële hulp. Wij bieden heel veel hulp die kant op, ook in mankracht, of menskracht, zoals uw partij dat noemt. Dat is mijn visie en de visie van de PVV hierop.

De heer Paternotte (D66):

Dat was niet helemaal een antwoord op de vraag. Waar ik benieuwd naar was en eigenlijk naartoe wil, is het volgende. Er ligt namelijk nog een wetsvoorstel. De PVV heeft er de afgelopen tijd een hoop teruggetrokken. Er ligt nog een wetsvoorstel dat zegt dat je mensen met een Nederlands paspoort die hier wonen maar zijn opgegroeid in een van de andere landen van ons Koninkrijk, als ze een strafblad hebben, kan gaan uitzetten. Is dat een wetsvoorstel dat de PVV gaat doorzetten?

De heer Van Haasen (PVV):

Zoals u weet zit onze partijleider met andere partijleiders om tafel om dingen te bespreken. In de media is de denkbeeldige ijskast al veel genoemd. Ik kan u niet vertellen wat daarin ligt en wat er niet in ligt, maar we zullen uiteindelijk zien wat eruit gehaald wordt en hoe we verdergaan.

De heer Paternotte (D66):

De vraag was natuurlijk, omdat dit wetsvoorstel echt in strijd is met de rechtsstaat en met het Statuut voor het Koninkrijk, of het inderdaad in de ijskast gaat. De heer Van Haasen hint daar een beetje op. Kan hij ook zeggen of dat inderdaad gaat gebeuren? Dat zou volgens mij wel goed nieuws zijn, omdat anders de grootste partij van Nederland vindt dat we moeten gaan zeggen dat je verschillende rechten hebt, ook als je hetzelfde Nederlandse paspoort hebt.

De heer Van Haasen (PVV):

Nee, dat kan ik uiteraard niet zeggen. Onze partijleider gaat over wat in de koelkast zit en wat erin blijft. Daar ga ik dus niet over.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag, meneer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Ik stel de vraag aan u omdat uw partijleider niet in dit debat zit en omdat ik toch graag wil weten wat de PVV gaat doen. Kunnen we dan afspreken dat u bij een volgend commissiedebat daarop terug kan komen?

De voorzitter:

We gaan vooral ook afspreken dat we via de voorzitter spreken. Ik denk dat dit goed is voor het debat. Dus niet u'en en straks misschien ook nog jij'en. Het gaat via de voorzitter. Ik geef u de gelegenheid om hier nog kort antwoord op te geven, meneer Van Haasen.

De heer Van Haasen (PVV):

Zo snel als ik hier antwoord op kan geven, zal ik dat in een volgende vergadering meenemen.

De voorzitter:

Dit geeft ook nog aanleiding tot een vraag van de heer White. Gaat uw gang.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Het was heel fijn om te horen dat de heer Van Haasen een opmerking maakte over studenten die afkomstig zijn van de eilanden en hierheen komen om te studeren en vervolgens weer teruggaan met grote schulden. Nu weet ik ook dat via de Rijksdienst Caribisch Nederland, de dienst die monitort op ambtenaren die op de eilanden actief zijn, hun studieschuld op een gegeven moment wordt kwijtgescholden. Ik kan me voorstellen dat als de heer Van Haasen zo in de mood zit om ervoor te zorgen dat we die eilandbewoners niet terugsturen met schulden, hij hen ook gebruik wil laten maken van deze regeling.

De heer Van Haasen (PVV):

De PVV vindt hoofdzakelijk dat er extra aandacht moet zijn om te zorgen dat de bursalen, voordat ze hiernaartoe komen, gewoon een goede opleiding hebben op de eilanden, zodat ze hier wel aansluiten op ons onderwijs en dus wél met een diploma terugkeren. Als wij bursalen terugsturen zonder schuld, is dat natuurlijk beter dan wanneer dat gebeurt terwijl ze een schuld hebben. Wij hopen gewoon dat zij hier die opleiding afmaken, maar dat kan je alleen maar bewerkstelligen door te zorgen dat het onderwijs daar goed op peil is. Als je daar op de lagere school hoofdzakelijk onderwijs krijgt in het Papiaments en niet in het Nederlands, dan is de aansluiting op Nederland ver te zoeken. Ik heb interviews gezien met bursalen die hiernaartoe kwamen. Zij maken zich het meeste zorgen over de taalachterstand die zij hebben als zij hier naar Nederland komen en of ze hier wel passen. Als daar nog het cultuurverschil bij komt, kan dat problemen veroorzaken waardoor die studieschuld ontstaat. Als je van tevoren tackelt dat zij hier een achterstand hebben, hoef je ook veel minder studieschuld kwijt te schelden.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Het is goed om te horen dat de heer Van Haasen ook een knelpunt ziet in het terugsturen – ik formuleer het liever als «teruggaan» – van de eilandbewoners. Ik kan me voorstellen dat de heer Van Haasen ook wel heil ziet in het investeren in de overbrugging, in de aansluiting van het basisonderwijs naar het vervolgonderwijs.

De heer Van Haasen (PVV):

Het is juist belangrijk dat het onderwijs daar goed op orde is. Dat is ook de reden waarom ik dit in mijn bijdrage genoemd heb, juist om aandacht te vragen voor het onderwijs aldaar, zodat er een betere aansluiting is op de vervolgopleiding. Daarover heb ik mijn zorgen uitgesproken.

De voorzitter:

Meneer White, nog een hele korte vervolgvraag hierover.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor dus een soort toezegging om te investeren in die regeling?

De voorzitter:

Het gaat heel interessant worden als we onderling ook toezeggingen gaan uitwisselen. Ik denk dat u op zoek bent naar een antwoord op uw vraag. Daarvoor krijgt u nog kort de gelegenheid, meneer Van Haasen.

De heer Van Haasen (PVV):

Investeren in onderwijs is natuurlijk aan de regering aldaar en niet aan Nederland.

De voorzitter:

Mevrouw Kamminga, ik ga u het woord geven. Gaat uw gang. Ook u heeft drie minuten.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het is uiteraard een groot genoegen om hier vandaag te zijn nu mijn collega Michon-Derkzen, die deze portefeuille heeft overgenomen, op dit moment in de plenaire vergadering staat voor de JenV-begroting. Ook zij was hier uiteraard graag geweest. Ik dacht: dit is een mooie gelegenheid om toch snel weer even hier aan te schuiven.

Voorzitter. Toen ik de stukken zo las had ik meteen weer een vertrouwd gevoel, al had ik toch wel gehoopt dat we op sommige onderwerpen iets verder zouden zijn, dat we daar nu niet meer bij stil hoefden te staan en dat we eigenlijk in volle vaart aan de slag zouden kunnen gaan met die hervormingsagenda's. Maar helaas moest ik constateren dat dat niet zo is.

Het zal u, gelet op mijn eerdere inbrengen, niet verbazen dat ik nog steeds grote zorgen heb over het uitblijven van de Rijkswet Aruba financieel toezicht. Het is wat mij betreft echt doodzonde dat de regering van Aruba nog steeds de benodigde stappen niet zet. Dit kost de inwoners van Aruba jaarlijks onnodig zo'n 30 miljoen euro. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de laatste stand van zaken is op dit punt, waar de knelpunten nog zitten en welke weg voorwaarts de Staatssecretaris zelf ziet? Ik heb uiteraard ook weer kennisgenomen van de retoriek van de regering daar en dat baart mij toch nog wel enigszins zorgen. Waar immers steeds wordt gesteld dat het niet uitmaakt, maakt het natuurlijk qua juridische waarborgen echt wel uit of je dat via een landsverordening doet, dan wel via een rijkswet. Ik hoop dat de Staatssecretaris die lijn nog steeds met de VVD deelt en dat het echt de inzet is en blijft om er een rijkswet van te maken. Zoals ik al zei, hoop ik dat we hier snel een punt achter kunnen zetten, want we moeten het eigenlijk gewoon hebben over de hervormingsagenda.

Laat ik zeggen dat de VVD echt ziet dat er veel energie en effort op wordt gezet. Ik heb veel gesprekken gevoerd. Ik voer nog steeds af en toe gesprekken en ik zie dat er echt beweging en drive in zit. Dat zien we natuurlijk ook terug in de schema's, die steeds meer groen kleuren. Tegelijkertijd zien we natuurlijk ook nog een aantal zaken die rood kleuren en rood blijven, dus ik wil ook wel graag een reflectie van de Staatssecretaris daarop. Waar ziet zij de grootste bottlenecks en wat zouden wij daar qua ondersteuning verder aan kunnen doen, wellicht via de TWO? Uiteindelijk zijn de komende jaren essentieel op het punt van hervormingen, omdat dan echt die lastige keuzes moeten worden gemaakt. Gaan die hervormingen ook een effect hebben? Soms zullen ze misschien effect hebben in negatieve zin, omdat het op de korte termijn wellicht toch een beetje pijn gaat doen, maar uiteindelijk gaat het op de lange termijn hopelijk renderen. Er was ook nog een aandachtspunt over de capaciteit en de middelen die daarvoor beschikbaar worden gesteld. Hoe reflecteert de Staatssecretaris daar nu op, zeker nu deze programma's al een tijdje lopen?

Voorzitter. Het laatste debat dat ik als woordvoerder voerde was de begrotingsbehandeling, die we nog deden kort voor het verkiezingsreces. Dat deden we omdat we een lening zouden verstrekken in het kader van ENNIA en de afwikkeling daarvan. We hebben inmiddels allemaal vernomen dat het anders is gelopen en ik begrijp ook dat het huidige voorstel nog onder beoordeling ligt, maar ik ben nog wel nieuwsgierig wat de verwachting is qua tijdpad daarin. Ik denk dat het voor iedereen goed zou zijn – ik kijk ook naar de mensen op de tribune, op Sint-Maarten en op Curaçao – dat er uitsluitsel komt, zodat zij ook langjarig verder kunnen en weten waar ze op kunnen rekenen.

Dan nog even de aandachtspunten die ook het Cft meegeeft. De heer White had daar al een aantal vragen over, waarbij ik mij, gelet op de tijd, graag aansluit. Toch wil ik ook nog vragen hoe de Staatssecretaris dit ziet in relatie tot de voortgang en de uitvoering van de landspakketten. Is daar nog iets wat gaat conflicteren of wellicht juist zou kunnen helpen? Datzelfde geldt een beetje voor de schuldquote, zoals ook al eerder werd benoemd. Wat zou daar nog mee kunnen gebeuren? Zouden er niet nog verdere stappen in gezet kunnen worden om dat af te lossen? Wij hebben natuurlijk wel het dilemma – ik kijk ook weer naar meneer Paternotte – van de private en publieke investeringen. Daar moeten we natuurlijk met elkaar een balans in vinden.

De voorzitter:

Mevrouw Kamminga, wilt u dan toch afronden?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ja, tot slot. De VVD wordt vaak verweten dat ze zich te veel bemoeit met de landen en de autonomie door te hameren op toezicht en hervormingen. Maar laat ik het dan nog één keertje zeggen, want wellicht is dit mijn laatste keer in een debat als dit: het omgekeerde is waar, want de snelste weg naar autonomie is een goedlopende economie, deugdelijk financieel beleid en ordentelijk toezicht. Uiteindelijk is dat in het belang van álle inwoners van de landen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kamminga.

U heeft het wellicht al gehoord, maar voor de mensen die op afstand meeluisteren: wij gaan twintig minuten schorsen voor de beantwoording van de vragen die gesteld zijn. Dan zie ik u om 14.50 uur graag weer terug in deze zaal.

De vergadering wordt van 14.27 uur tot 14.51 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemiddag, en nog steeds bon dia en good morning. Welkom terug bij het commissiedebat Verzameldebat CAS. Wij zijn aangekomen bij de eerste termijn van de Staatssecretaris en ik geef haar van harte het woord. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dank u wel, voorzitter. Voor de mensen uit het Caribisch deel van ons Koninkrijk bon dia, good morning en voor hier natuurlijk goedemiddag. Ik vind het geweldig om nu voor het eerst met deze nieuwe Kamercommissie te spreken over het onderwerp en het dossier van de Koninkrijksrelaties. Ik heb inmiddels al zo'n dikke twee jaar dit dossier onder mijn hoede en vind het geweldig om dat werk te doen, maar ik vind het ook fijn om met uw Kamer opnieuw te gaan kijken naar de belangrijke uitdagingen die er zijn voor de landen, alles wat het mooi maakt en alles wat nodig is om aan te pakken. Ik hoop dat we daar in de komende tijd met elkaar mee aan het werk kunnen.

Wat ik heb gezien, is dat er zes eilanden in ons Koninkrijk zijn die allemaal uniek zijn en ook allemaal anders, maar die zich ook verbinden. Dat is niet alleen maar vanwege het feit dat we allemaal deel zijn van hetzelfde Koninkrijk, maar ook omdat er mensen zijn die zich met ziel en zaligheid voor hun gemeenschap inzetten. Er is veel reden voor optimisme over de toekomst, maar er zijn natuurlijk ook een heleboel dingen die we moeten doen. Dat geldt zowel voor de eilanden van Caribisch Nederland als voor de landen. Als we het dan hebben over de uitdagingen, dan gaat het zeker ook over het thema van armoede en bestaanszekerheid, over de kwaliteit van onderwijs, over de gevolgen van klimaatverandering, over achterblijvende economische groei en over de versterking van de rechtsstaat. Ook het onderwerp financiën, overheidsfinanciën, is natuurlijk een belangrijk punt, en daarnaast niet in de laatste plaats de onrust in de regio, bijvoorbeeld recent nog in het dispuut tussen Venezuela en Guyana.

Toch is er reden om optimistisch te blijven, niet in de laatste plaats omdat er veel aandacht is, in uw Kamer en natuurlijk ook bij onze regering, om te werken aan oplossingen en we ook al veel hebben bereikt in de afgelopen tijd. Wij als land staan natuurlijk altijd klaar om de landen waar mogelijk te ondersteunen als zij een beroep op ons doen en dat hebben zij andersom ook gedaan. Er werden vandaag al wat voorbeelden gewisseld, maar in de Tweede Wereldoorlog kwam 80% van de kerosine uit het Caribisch deel van het Koninkrijk en in 1953 werd er geld ingezameld om te helpen bij de ondersteuning na de overstromingen in Zeeland. Die samenwerking, goede samenwerking, kan tot prachtige resultaten leiden. Dat hebben we ook onlangs weer gezien, bijvoorbeeld met het in gebruik nemen van de nieuwe vertrekhal van het vliegveld op Sint-Maarten dat herbouwd is na de orkaan. Het heeft wel wat tijd gekost, maar het ziet er nu weer fantastisch uit en het functioneert ook goed.

Wat natuurlijk altijd belangrijk is in de relatie met de landen waar we het vandaag over hebben, is de balans die we zoeken tussen aan de ene kant het feit dat we onderdeel van één koninkrijk zijn en aan de andere kant dat landen ook hun eigen verantwoordelijkheden hebben om soms ook moeilijke beslissingen te nemen. Het is ontzettend belangrijk dat we dat steeds gelijk samen bespreken en daar ook samen aan werken, dat we samen werken aan een toekomst gericht op met name de mensen die in de Caribische delen van ons Koninkrijk wonen, op de eilanden, mensen die net als hier in Europees Nederland graag een mooie toekomst zien voor zichzelf en voor hun kinderen.

Bij die hoopvolle toekomst hoort ook dat we ons bezighouden met het slavernijverleden, een zeer belangrijke periode uit onze geschiedenis waarvoor we nog heel recent excuses hebben gemaakt. Het blijft van belang om daaraan te werken, niet alleen om beter te begrijpen wat er in het verleden is gebeurd, maar ook om te weten wat we nog moeten doen om de doorwerking daarvan en de bewustwording daarover op te lossen. Dat blijven we doen in dit jaar, zolang het Herdenkingsjaar Slavernijverleden er is, maar dat blijven we ook daarna doen om te zorgen dat er met de oprichting van een herdenkingscomité, met de middelen die er ter beschikking zijn gesteld, ook voor het Caribisch deel van het Koninkrijk, blijvende aandacht is voor dit thema, zodat we niet alleen maar kunnen terugkijken en onze geschiedenis beter kunnen begrijpen, maar ook vooruit kunnen kijken om te zien wat we kunnen doen om de gevolgen die het slavernijverleden op dit moment nog steeds heeft met elkaar aan te pakken.

In het kader van de vragen wil ik nog een paar algemene inleidende dingen zeggen. Daarna wil ik wat meer specifiek ingaan op de vragen. Ik doe een iets langere introductie. Daarmee heb ik volgens mij al een groot deel van de vragen kunnen afdekken. Daarna heb ik drie blokjes, eentje over de landspakketten, eentje over financiën en een blokje overig, met vragen die niet in de twee andere categorieën pasten.

In mijn introductie wil ik vooral ingaan op het belang van het hebben van een goede en gezonde financiële basis. Dat is natuurlijk van groot belang om voor elkaar te krijgen wat landen graag voor elkaar willen krijgen. We hebben er daarom ook heel erg sterk op ingezet om bijvoorbeeld de herfinanciering van de covidleningen goed voor elkaar te krijgen. We hebben daar afspraken over gemaakt, maar we zijn nog niet klaar, zeker niet als het gaat over Curaçao en Aruba. Het is belangrijk om te zorgen dat covidleningen die niet in één keer kunnen worden terugbetaald op basis van een goede herfinanciering aan de landen worden aangeboden, en dat op het moment dat we dat hebben afgerond, de landen in staat zijn om de leningen terug te betalen, maar tegelijkertijd ook dat blijven doen wat nodig is voor het op orde houden van hun eigen overheidsfinanciën.

Ik kom straks nog even specifiek terug op de situaties op de verschillende eilanden, maar zoals u weet is er nog een stroeve situatie rondom de Rijkswet financieel toezicht van Aruba, hebben we inmiddels al afspraken gemaakt met Sint-Maarten en moeten we nog specifiek ingaan op de situatie op Curaçao. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de problematiek rondom pensioenverzekeraar ENNIA. De 30.000 polishouders moeten er natuurlijk op kunnen rekenen dat dit op een goede manier wordt gedaan. Er lag een oplossing voor – mevrouw Kamminga refereerde daaraan – waarin er op basis van een lening door Nederland een doorstart van de verzekeraar ENNIA kon plaatsvinden. Uiteindelijk heeft Curaçao daar niet mee ingestemd en is er een nieuwe oplossing uitgewerkt. Die ligt nu bij ons voor. Wij zijn die aan het beoordelen om te kijken of die voldoende garanties biedt voor in eerste instantie de pensioengerechtigden en voldoende garanties om te zorgen dat de landen Curaçao en Sint-Maarten aan hun eigen verplichtingen kunnen voldoen. Natuurlijk kijken we ook of deze in andere opzichten solide en duurzaam is. Zodra we daar meer over weten, laat ik u dat ook zeker weten. Ik vind het ontzettend belangrijk dat die financiële soliditeit en duurzaamheid van de oplossing centraal staan omdat ik ook zeker wil weten dat we een aanpak hebben die voor de polishouders garanties biedt voor een fatsoenlijk en goed pensioen, namelijk het pensioen waarvoor ze zich verzekerd hebben in de toekomst.

Een ander thema waar we aan werken, zijn de landspakketten. We hebben de samenwerking tussen de landen vorig jaar vastgelegd in een zogenaamde onderlinge regeling. Daarbij hebben we naar elkaar uitgesproken dat we op basis van eigenaarschap, gelijkwaardigheid, respect en vertrouwen aan de slag gaan om hervormingen in de landen te realiseren en dat we dat doen op basis van gezamenlijk onderzoek, gezamenlijk werk en gezamenlijke investeringen. Maar het is natuurlijk ontzettend belangrijk dat de trajecten die we hebben afgesproken, ook door de landen worden uitgevoerd. Het gaat eerst om het maken van de plannen, bedenken wat je wil, maar daarna gaat het vooral om de implementatie van de hervormingen. Soms betekent het ook – daar werd al aan gerefereerd – dat je moeilijke keuzes moet maken. Ik volg die implementatie heel nauwgezet. Ik zal zo meteen nog ingaan op de specifieke vragen die u heeft gesteld. Maar ik ben ook voornemens – dat heb ik ook al besproken met de drie landen – om volgende maand een reis te maken naar de drie landen en dan ook een jaar na het tekenen van de onderlinge overeenkomst met elkaar te spreken over de voortgang van de hervormingen. Waar zien we bijvoorbeeld dat het goed loopt? We zien dat gelukkig op een heleboel onderdelen; ik heb u daar ook onlangs een brief over gestuurd. Maar ook: waar zien we dat extra inspanningen nodig zijn, ofwel van de landen, ofwel vanuit Nederland, ofwel gemeenschappelijk? Het is immers ontzettend belangrijk dat de hervormingen op het gebied van de financiële stabiliteit van de landen, het onderwijs, de gezondheidszorg en de economische ontwikkeling daadwerkelijk worden uitgevoerd. Ik vind het vooral belangrijk dat we daar opnieuw even heel grondig naar kijken: hoe staat het ervoor en wat moeten we nog verder doen?

Een ander thema dat van belang is, maar waar ik uw Kamer vandaag niet veel over heb gehoord, is een sterke rechtsstaat. Dat willen we samen met het Ministerie van Defensie en de Minister van Justitie en Veiligheid ter hand nemen, voor een deel op basis van Koninkrijkstaken en voor een deel op basis van samenwerking met de landen, om ervoor te zorgen dat dit gebied veilig is, dat de kustwacht goed is georganiseerd en dat vooral ook de rechtsstaat goed kan blijven functioneren.

Na deze introductie ga ik graag in op de specifieke vragen die door de Kamer zijn gesteld. Ik begin met de vragen over de landspakketten. De eerste vraag die daarover werd gesteld was van de heer Paternotte. Die vraag ging vooral over de achterstanden, over de rode vlakken in het landspakket van Curaçao. Ik heb daar afgelopen dinsdag nog een gesprek over gevoerd met de premier en vertegenwoordiger van de regering van Curaçao. De kern is eigenlijk dat we zien dat de achterstanden bij Curaçao vooral bij één specifiek ministerie aan de orde zijn. Dat ministerie werkt aan een hele grote transitie. Ook zijn er een heleboel nieuwe mensen aangenomen, die zich nog moeten inwerken. We zien dat er plannen zijn gemaakt, maar we zien ook dat er achterstanden zijn. Tijdens mijn dienstreis wil ik daar ook verder op ingaan, maar het is ook helder voor Curaçao dat hier extra effort nodig is. Dat is ook niet een onderwerp waar we een dispuut over hebben. We zien dat die achterstand er is. We zien dat er een inhaalslag nodig is, en met name het Ministerie van BPD gaat daar hard mee aan het werk. Overigens hebben we ook afspraken gemaakt over het werven van wetgevingsjuristen, die zo hard nodig zijn om de noodzakelijke wijzigingen in de wetten te kunnen realiseren. Dat is een van de thema's die daarin een rol spelen, dus gaan we daar samen wat meer aan werken.

De heer Paternotte vroeg ook iets in relatie tot het landspakket. Hij vroeg naar de rechtspositieregeling van Caribische beroepsmilitairen. Het lijkt, zo begrijp ik het althans, alsof daar twee dingen door elkaar spelen. Natuurlijk kunnen mensen van de eilanden lid worden van Defensie of zich hier aansluiten bij Defensie in Nederland, als ze dat willen. Zij kunnen hier beroepsmilitair worden. Maar er zijn ook Arubaanse en Curaçaose milities. Dat zijn niet echt militairen maar vrijwillig dienende miliciens, zoals dat heet. Eerlijk gezegd kende ik het woord ook niet voordat ik deze portefeuille kreeg. Maar het gaat dus om miliciens, die een eigen rechtspositie hebben en dus in dienst zijn van het land Curaçao of het land Aruba. Het is ARUMIL of CURMIL.

Op dit moment ontbreekt de wet- en regelgeving voor deze militieleden. Er wordt aan gewerkt om dat op orde te krijgen. Daar moet Nederland een stap in zetten. De projectleider die dat heeft gedaan, is helaas vertrokken. Het heeft enige tijd geduurd voordat het weer is opgepakt. Maar op dit moment is het Ministerie van Defensie hier in Nederland hard aan het werk om ervoor te zorgen dat die achterstand weer wordt ingelopen. Het idee is dat de concepten voor deze rechtspositieregelingen in het tweede kwartaal van dit jaar ook verder worden besproken met de landen. Dus het is al mogelijk om zich hier Nederland bij Defensie aan te sluiten, maar het gaat in dit geval over de rechtspositieregeling van de lokale milities.

Dan een vraag van ...

De voorzitter:

Ik ga de Staatssecretaris onderbreken, want dit geeft aanleiding tot een vraag van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Het zijn inderdaad milities van Curaçao en Aruba, maar de regeling moet uiteindelijk door Nederland worden vastgesteld, omdat we nu eenmaal een gemeenschappelijke Defensie hebben. Wat ik gewoon niet zo goed begrijp, is waarom dit zo lang heeft stilgelegen. Want het kan toch niet zo zijn dat dit te maken heeft met één iemand die op dit project zit, maar die een tijd uitvalt waardoor we een hele rechtspositieregeling maar in de la laten liggen, terwijl er ondertussen ook daar een tekort is aan mensen die bereid zijn om zich in te zetten; die mensen stromen vanuit die milities vaak ook weer door naar de Koninkrijksdefensie. Dus vanwaar die vertraging? De Staatssecretaris zegt: de tweede helft van dit jaar. Ik zou toch tot zo veel mogelijk spoed willen manen. Wanneer kunnen we dat precies verwachten?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het is Q2, dus niet de tweede helft van dit jaar maar het tweede kwartaal. Misschien zei ik dat net verkeerd. Helaas is mijn informatie dat het wel te maken heeft met die ene persoon die er een tijdje niet is geweest. Dat is natuurlijk geen aangename boodschap maar wel de waarheid.

Dan ga ik verder met de vragen die door mevrouw Bruyning werden gesteld. Zij had een aantal vragen in het kader van dat landspakket, onder andere over onderwijs en veilig opgroeien. Misschien wat meer in het algemeen is het natuurlijk altijd een kwestie van een balans tussen dat wat het land zelf moet organiseren en daar waar wij kunnen ondersteunen. De kern is dat onze ondersteuning er altijd kan zijn. We zijn altijd bereid om mee te denken, kennis te delen en met elkaar te zien wat goeie stappen zijn om verbetering aan te brengen in een aantal toch zeer grote problemen, zoals – ik zei er in mijn introductie al iets over – armoedeproblematiek en onderwijs. Maar uiteindelijk moet natuurlijk wel het land zelf bepalen welke hulp gewenst is en zelf uitvoering geven aan wat er moet gebeuren.

Er zijn dus zeker uitdagingen als het gaat over veilig opgroeien. Die zijn er ook bij armoede en onderwijs. Maar het is wel van belang om te weten dat we daar ook altijd hulp voor kunnen bieden als de landen dat vragen. Veilig opgroeien is geen specifiek onderdeel van het landspakket; onderwijs is dat wel. Ik ben ook zeker bereid om dit onderwerp, de vraag of er behoefte is aan extra ondersteuning, nog een keer aan de orde te brengen in het Vierlandenoverleg over zorg en jeugd, dat plaatsvindt tussen de bewindspersonen. Want wij willen dat zeker doen, uiteraard met inachtname van het feit dat de landen autonoom zijn.

Onderwijs is wel degelijk een onderdeel van het landspakket. Een van u noemde het ook al: er zijn inderdaad analyses en onderzoeken gedaan naar wat er moet gebeuren. Op basis daarvan zijn er ook aanbevelingen opgesteld. Wij bieden ook ondersteuning bij die aanbevelingen. Zo is er bijvoorbeeld al een vrij uitgebreid plan gemaakt voor Curaçao. De Papiamentse titel daarvan vind ik moeilijk om uit te spreken, maar het gaat dus om een verbeterplan voor het totale onderwijs. Met de Minister van Onderwijs heb ik afgesproken om samen te kijken naar de prioritering daarin en naar hoe wij kunnen ondersteunen. Op Curaçao ondersteunen we sowieso al bij het verbouwen en verbeteren van de schoolgebouwen.

Ik ga naar de vraag van de heer White over het begrotingsbeleid op Curaçao. U zei: de belastingheffing op Curaçao is niet voldoende op orde en het begrotingsbeleid is risicovol. Het verhaal is als volgt. Via het landspakket werken wij aan het verbeteren van de dienstverlening door de Belastingdienst en ook van de compliance op het gebied van belastingen, bij zowel burgers als bedrijven. Er is ook aandacht voor het vereenvoudigen van het stelsel en het dichten van mazen in de wet. Een beter functionerende Belastingdienst kan natuurlijk ook weer meewerken aan de belangrijke stelselwijzigingen die voor de toekomst op de rit staan. Ik denk dat het van belang is dat we hier zeker vooruitgang zien, maar dat we ook zien dat er nog onderwerpen achterlopen als het gaat om het aantrekken hiervan. Om die reden wordt er in het kader van het landspakket ook een project gestart voor de verbetering van het begrotingsproces en het versterken van de Belastingdienst op Curaçao.

De heer White vroeg ook naar de landspakketten, en vooral naar de samenwerking. U zei dat er onderling veel verwijten zijn. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik dat eigenlijk niet zo herken in het kader van de realisatie van de landspakketten. Wij hebben een goeie dialoog met alle drie de landen over de vragen hoe het ermee staat en wat we voor elkaar krijgen. Er wordt ook open en goed gerapporteerd over de voortgang, ook als die niet positief is. Daarom zie je dat er wordt aangegeven dat er ook rode vlakjes in de voortgangstrajecten zitten, dus dat er ook dingen niet goed gaan. Ik denk dat u eerder refereert aan de discussie die we hebben over het onderwerp van de RAft, dus de Rijkswet voor financieel toezicht op Aruba. Daar hebben we inderdaad een dispuut. Ik kom daar zo meteen nog even op terug, als het gaat over de vragen die mevrouw Kamminga over dit onderwerp heeft gesteld. Maar ik moet u eerlijk zeggen dat ik vind dat de samenwerking over de hervormingen, sinds we die onderlinge regelingen hebben gemaakt, goed is. De sfeer is goed, de samenwerking met de landen is goed en de TWO werkt goed. Dat wil niet zeggen dat alle hervormingen ook heel soepel en met voldoende tempo lopen. Dat is ook een van de redenen waarom ik ernaartoe ga en waarom ik het zo belangrijk vind om na een jaar weer te kijken waar we verder kunnen verbeteren.

Dan was er nog een vraag van de heer Van Haasen over het CMC-ziekenhuis op Curaçao. Er zijn inderdaad zorgen over de financiële situatie rondom het ziekenhuis. Die zorg wordt overigens gedeeld door het land zelf. Er is een heel traject opgezet om in kaart te brengen hoe het ziekenhuis weer financieel gezond kan worden, overigens in lijn en verbonden met wat we in het landspakket hebben opgenomen, namelijk zorgen dat de gezondheidszorg als geheel goed gefinancierd en verbeterd wordt en efficiënter wordt gemaakt. Er vindt op beide fronten onderzoek plaats. De regering van Curaçao is daar ook hard mee aan het werk. Zodra daar meer informatie over is, geef ik u die graag. Ik deel overigens echt zijn zorg daarover, want het is echt belangrijk dat het ziekenhuis rendabel kan opereren en dat het gezondheidsstelsel van Curaçao gezond is, zodat alle mensen op het eiland maar ook de mensen die bijvoorbeeld vanuit Bonaire daarnaartoe komen om geholpen te worden, kunnen rekenen op de gezondheidszorg waar zij recht op hebben.

De heer Van Haasen (PVV):

Ik lees dat het CMC en de gezondheidszorg met onderzoeken bezig zijn, maar dat ze daar heel 2024 voor gebruiken. Wij vinden dat nogal lang, want als je nu een jaar gaat onderzoeken, dan blijven die schulden en dus ook de rentelasten oplopen. Daarom vraag ik om meer urgentie op dit onderwerp. Ik vraag om een snellere rapportage, zodat we ook sneller met maatregelen kunnen komen. Dat is eigenlijk wat ik vraag.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het is ontzettend belangrijk om dit onderwerp scherp te blijven volgen. Dit is ook een van de discussiepunten die ik in maart, als ik daar ben, aan de orde wil stellen. Er wordt inderdaad onderzoek gedaan. Voor een deel zijn dat trajecten die binnenkort worden afgerond. Maar het kan inderdaad niet zo zijn dat het nog heel lang duurt voordat er helderheid is over wat er moet gebeuren. Dat heeft met twee dingen te maken: met de kwaliteit van de gezondheidszorg en de duurzaamheid daarvan. Zo kunnen we ervoor zorgen dat iedereen tot in lengte van dagen terechtkan in dat ziekenhuis, goed wordt geholpen en de verdiende zorg krijgt, maar ook dat het financieel oké is. Daarbij is het ontzettend belangrijk dat dat goed wordt uitgevoerd. Ik zal daar tijdens mijn bezoek extra aandacht voor vragen. Het lijkt me goed dat ik, nadat ik die bezoeken heb gebracht, de Kamer daarvan op de hoogte stel, dat ik u iets vertel over wat de bezoeken rondom de landspakketten en de onderlinge regeling daadwerkelijk hebben opgeleverd.

Mevrouw Kamminga had ook een vraag over de landspakketten. Zij vroeg eigenlijk meer in het algemeen: wat gaat u doen om de grootste bottlenecks op te pakken? Een van de grootste thema's is daarbij nog steeds de uitvoeringskracht op de eilanden zelf. We hebben op de meeste trajecten inzicht in de problematiek en de manier waarop dingen moeten worden opgepakt, maar dan gaat het natuurlijk om de uitvoering, om aanpassing van wet- en regelgeving, om reorganisaties in de organisatie en om investeren in het aantrekken van nieuwe medewerkers. Er is van alles en nog wat nodig. Maar steeds blijkt het zowel kwantitatief als kwalitatief een grote uitdaging om voldoende mensen te krijgen. Dat geldt op Sint-Maarten. Dat geldt ook op Curaçao.

Ik had het net over het thema van die wetgevingsjuristen, wat een onderwerp is. Ik heb dan ook in de brief die ik onlangs daarover heb gestuurd, gezegd dat ik het belangrijk vind dat de landen ook gebruikmaken van alles wat wij ter beschikking hebben. We hebben een budget als onderdeel van de uitvoering van die landspakketten. We hebben ook de mogelijkheid om mee te helpen om dingen voor elkaar te krijgen. Ik ga dit onderwerp dus ook nog wat uitdrukkelijker bespreken als ik in maart afreis, omdat het van het grootste belang is voor de inwoners van de landen dat er tempo blijft in de hervormingen. Of het nou gaat over financiën, onderwijs, gezondheidszorg of versterking van de economie; op alle fronten is er behoefte aan veel extra capaciteit.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze introductie. Mevrouw Kamminga heeft nog een vraag, zie ik. Gaat uw gang.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank aan de Staatssecretaris. Volgens mij delen we de analyse en zien we het belang daarvan. Het goede nieuws is in dit geval dat we die allemaal delen. Tegelijkertijd lost dat het probleem van de capaciteit niet op. Ik zat er nog even over na te denken en ongetwijfeld wordt er ook al over nagedacht binnen TWO en bij de landen. Op den duur zullen we misschien ook moeten kijken naar prioritering en naar de volgorde, want alles is belangrijk, maar als we al die hervormingen naast elkaar leggen, hebben alle landen wellicht op hetzelfde moment wetgevingsjuristen nodig voor wetgeving over onderwijs et cetera. Kan erover nagedacht worden of er dingen kunnen worden gecombineerd? Ik realiseer me ook dat dit niet bij ieder onderwerp kan, want de landen zijn verschillend en hebben ook het volste recht om iets anders in te vullen. Is het mogelijk om dat meer gezamenlijk te doen of om te kijken naar prioriteiten bij de hervormingsagenda, zodat het ene eerst gedaan wordt en daarna iets anders? Ik denk namelijk dat we moeten voorkomen dat we van de landen dingen vragen die gewoon niet waar te maken zijn.

De voorzitter:

Dat waren twee vragen volgens mij. Mevrouw Kamminga, dat heeft u goed samengevoegd.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ben het zeer eens met wat mevrouw Kamminga zegt. Wij willen ook kijken of we wat meer geclusterd kunnen werken. Wetgevingsjuristen zijn nodig op Sint-Maarten voor het Trust Fund, voor de uitvoering van de projecten naar aanleiding van de orkaan. Ze zijn nodig voor wetgeving op Curaçao. Je zou kunnen kijken of je daar meer dingen samen kunt doen. Ik denk dat we dat sowieso goed moeten bespreken. Ik ben het met u eens dat we dat moeten doen waar we kunnen. We moeten het er ook zeker steeds over hebben wat realistisch is om voor elkaar te krijgen in de tijd. Daarbij wil je twee dingen die soms elkaars vijand zijn allebei. Je wil graag tempo houden in de uitvoering van de hervormingen en aan de andere kant wil je landen ook niet houden aan het onmogelijke. Dat heeft natuurlijk totaal geen zin en misschien zelfs een omgekeerd effect.

Nogmaals, ik vind het wel belangrijk om dit voorjaar, volgende maand, als ik er ben, nog even goed door te praten over alle onderdelen van de landspakketten. Wat is er nou echt nodig? Wat kunnen we doen? Wat kan Nederland nog bijdragen? Wat moeten de landen zelf nog doen? We weten dat er tegen die tijd wellicht een nieuwe regering is op Sint-Maarten. We weten ook dat er volgend jaar weer verkiezingen aankomen in de andere twee landen. Ik vind het dan ook belangrijk dat we echt goede afspraken met elkaar maken over de uitvoering van de pakketten. Dit was het blokje landspakketten, dus we hebben de intro en blokje 1 gehad.

Het volgende blokje gaat over financiën en economie. Mevrouw Kamminga en anderen vroegen naar het verlagen van de schuldquote. Dat is inderdaad een onderwerp dat ook aan de orde is gekomen in de advisering door het Cft of het CAft. Wij vinden het heel erg relevant, en daarover hebben we ook afspraken gemaakt, dat de schuldquote van de landen daalt tot het niveau dat ook door het IMF is aangegeven als een drempelwaarde waar het onder komt, namelijk 55% van het bnp. Dat is een grotere uitdaging voor Curaçao en voor Aruba en iets minder voor Sint-Maarten. Het is echt van belang dat we dat voor elkaar krijgen.

Daarbij is er inderdaad een afweging tussen twee vragen die we stellen. We vragen aan de ene kant om te investeren om de economie een boost te geven en aan de andere kant om te werken aan die schuldquote. Ik denk dat we de komende tijd verder over dit onderwerp moeten spreken. Het is in eerste instantie ook weer aan de landen zelf, maar ik denk dat beide kanten relevant zijn, want je wilt de schuld verlagen om niet heel veel geld kwijt te zijn aan het afbetalen ervan en aan de andere kant wil je ook voldoende geld overhouden voor investeringen. Dat is ook een belangrijk thema, want we zien zeker een behoefte aan investeringen. Dan gaat het bijvoorbeeld om het aanpakken van de rioolwaterzuivering op Aruba of van de wegen op Curaçao of om het verder invullen van wat we doen aan de herbouw of de reconstructie op Sint-Maarten. Die trajecten gaan niet heel erg snel en op sommige onderwerpen echt nog te langzaam. Ik denk dat het goed is om over beide te spreken en om investeringen, die ook de economie weer kunnen versterken, te combineren met aan de andere kant zorgen dat je de schuldquote verlaagt.

Dan de vraag van mevrouw Kamminga over de Rijkswet Aruba financieel toezicht. Daar komt het thema aan de orde waar ik het net over had in de beantwoording van de vragen die de heer White daarover stelde. We zien dat die discussie heel stroef loopt. Ik heb natuurlijk goed de motie voor ogen die de vorige Kamer daarover heeft aangenomen, die overigens ook gesteund wordt door het kabinet. Wij vinden het van belang dat er financieel toezicht is voor Aruba. Dat geldt overigens net zo goed voor Curaçao en Sint-Maarten, maar daar is het geregeld via een rijkswet. Dat willen we doen op basis van een rijkswet, met name vanuit het perspectief dat een landsverordening onvoldoende garanties biedt dat je het eenzijdig kunt wijzigen. Daar is Aruba zelf op dit moment nog niet van overtuigd. We zien dat die discussie in de afgelopen tijd heeft gespeeld. Die heeft ook af en toe best heftige kanten, moet ik u eerlijk zeggen, die mij zelf niet erg gelukkig maken. Het grote ongeluk daarvan zit niet in harde woorden die wederzijds, of misschien vooral enerzijds, vallen, maar vooral in het feit dat de conclusie van deze discussie natuurlijk is dat Aruba op dit moment een heel hoge rente aan Nederland betaalt, die uiteindelijk opgebracht moet worden door de belastingbetalers daar en die betekent dat er niet geïnvesteerd kan worden in projecten en trajecten. Het gaat over honderden miljoenen, ongeveer 300 miljoen over de hele looptijd. Dat is een serieuze zaak.

Aan het eind van deze maand of het begin van de volgende maand is de premier van Aruba weer hier in Nederland. Ik hoop te kijken of we hier een stap in kunnen zetten. We hebben beiden juridisch advies ingewonnen. We moeten het daar dan ook over hebben. Ik hoop wel dat we kunnen komen tot een gesprek over een zogenaamde hybride variant van die rijkswet, waarbij er wel degelijk sprake is van het regelen van financieel toezicht in een rijkswet, maar waarbij wellicht voor een deel ook de normen zijn vastgelegd in een landsverordening. Daar moeten we over spreken. Ik hoop dat we er uitkomen. Dat hoop ik vooral ook in het belang van de inwoners van het land.

Dan de vraag van de heer Paternotte over projectvoorstellen rondom het Nationaal Groeifonds en de SDE++. Er zijn op dit moment nog geen projectvoorstellen ingediend. Dat komt doordat de regeling voor het Nationaal Groeifonds nog niet is gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor de SDE++-fondsen, waarbij we nog wachten op de oplevering van een rapport van TNO over de energietransitie. Dat rapport verwachten we in februari. We hopen dan dat we samen met de Minister voor Klimaat en Energie regels kunnen maken voor het verstrekken van de subsidies. De datum is nog niet helemaal duidelijk, maar onze inzet is wel om dit voorjaar ervoor te zorgen dat die regelingen opengaan, zodat er daadwerkelijk gebruik van kan worden gemaakt. Dat betreft zowel de SDE++ als het Groeifonds. De middelen daarvoor zijn overigens wel gereserveerd, dus we hebben een zogenaamde carve-out gemaakt van het Groeifonds om ervoor te zorgen dat die middelen ter beschikking kunnen komen van de landen. Er is overigens ook een stukje voor de eilanden van Caribisch Nederland.

Dan was er nog de vraag naar aanleiding van de motie die is ingediend over een regionale ontwikkelingsmaatschappij. Dat is een motie van Kamerlid Wuite. Het Ministerie van EZK is, samen met ons, met Binnenlandse Zaken, aan het werk om de mogelijkheden van zo'n ROM nader te onderzoeken. Dat onderzoek gaat binnenkort starten. Dat gaat dus over de vraag: is het wenselijk en, zo ja, hoe moet dat eruit komen te zien? Het idee is dat het gereed is in juni van dit jaar. Dan kunnen we de uitkomsten daarvan delen en bekijken of we dat kunnen invoeren, als het een goed idee lijkt om zo'n regionale ontwikkelingsmaatschappij op te zetten.

Dan de vraag van de heer White. Die ging eigenlijk ook over de RAft. Volgens mij heb ik daar al iets over gezegd. U heeft ook nog een vraag gesteld over de overheidsfinanciën van Aruba. Die zien er inderdaad op dit moment goed uit, in die zin dat we zien dat er een goede economische ontwikkeling is. Dat biedt de mogelijkheid om zowel te kijken naar schuldsanering als om investeringen te doen in onderwerpen die relevant zijn voor het land, of het nou gaat om de rioolvoorziening, het aanpakken van de afvalproblematiek, wegen of andere soorten van investeringen.

Dan was er nog een specifieke vraag van mevrouw Kamminga over de timing van ENNIA. Ik heb net al iets verteld over de beoordeling die nu bij ons voorligt en over de belangrijke criteria die wij daarbij hebben. Er heeft inmiddels een expertmeeting plaatsgevonden. De bedoeling is dat wij ergens in de komende weken dat oordeel kunnen afronden. Ik houd enige slag om de arm, omdat ik het echt belangrijk vind dat we dat goed bekijken en dat alle betrokkenen aan onze kant, het Ministerie van Financiën, Binnenlandse Zaken, maar ook De Nederlandsche Bank, daar goed bij betrokken zijn. Uiteraard informeer ik u daarover zodra wij zicht daarop hebben. Het is, denk ik, goed om te weten dat het Cft een positief advies heeft gegeven op het voorstel. Maar nogmaals, wij kijken ook zeker zelf daar nog goed naar. Dat heeft in dit geval niet zozeer te maken met het feit dat er ook een lening wordt gevraagd, want die wordt niet meer gevraagd aan Nederland. Maar we vinden het wel van belang dat de oplossing duurzaam is, zowel voor de pensioenhouders als voor de overheidsfinanciën van het land Curaçao.

Dan ...

De voorzitter:

Ik zag dat mevrouw Kamminga haar hand opstak en ik vermoed dat de Staatssecretaris klaar is met het blokje financiën.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja.

De voorzitter:

Ook al omdat het 15.30 uur is, wilde ik de commissie voorstellen dat we bij het laatste blokje alle vragen aan het eind doen. Dan kan de Staatssecretaris gewoon in één keer door. Maar mevrouw Kamminga heeft nog één vraag op dit onderdeel.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Een deel was al beantwoord in de laatste paar zinnen van de Staatssecretaris, waardoor ik een beetje aarzelde. Ik ben er een tijdje uit geweest wat betreft dit dossier, maar ik heb toch nog even de volgende vraag. Wat zou een consequentie kunnen zijn van een negatief oordeel? Ik ben daar toch een beetje naar op zoek. Ik hoop natuurlijk niet dat dat scenario uitkomt, maar wat betekent dat dan? Betekent dit dat het nog langer duurt voordat de langjarige afspraak er is waardoor die leningen verstrekt kunnen worden? Of zit daar in potentie nog een grotere consequentie aan?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Een negatief oordeel van onze kant zou kunnen beteken dat wij achten dat het voorstel niet goed genoeg is en dat er dus risico's zijn die wij niet voldoende afgedekt zien. Ik heb het de hele tijd over Curaçao, maar dit geldt natuurlijk ook voor Sint-Maarten. Een deel van de pensioenhouders woont op Sint-Maarten. Het land Sint-Maarten is hier uiteraard ook bij betrokken, net zo goed als er betrokkenheid is vanuit Aruba. De kern van het verhaal is dat één consequentie zal zijn dat we het idee hebben dat het voorstel niet sterk genoeg is. Het zou natuurlijk iets kunnen betekenen voor het rentepercentage van de covidlening die op dit moment in de middencategorie valt en waarvan we hebben gezegd dat die naar het laagste niveau kan op het moment dat er sprake is van een goede en duurzame oplossing. Dat zou dan in ieder geval direct de financiële consequentie zijn. Maar goed, ik hoop dat we er in de komende tijd in goed overleg uitkomen, voor zover er vragen en punten zijn.

Dan ben ik bij het laatste blokje en de vraag van de heer Paternotte die ging over de wederopbouw op Sint-Maarten en de resterende middelen die daarvoor nog ter beschikking staan. Ook hier helpen wij natuurlijk om ervoor te zorgen dat we de vrij te besteden middelen in het Trust Fund, 38 miljoen dollar, in 2024 zo snel mogelijk om kunnen zetten in concrete resultaten. Uiteraard doen we dit samen met Sint-Maarten. Het gaat dit jaar om het bouwen van betaalbare woningen, om faciliteiten voor mentale gezondheidszorg en om de uitbreiding van het rioolnetwerk. Vanuit de Wereldbank zijn er ook middelen ter beschikking gesteld voor technische assistentie. De bedoeling is vooral dat we dat doen. Ook hier speelt natuurlijk het uitvoeringscapaciteitsissue een rol, met name bij het overheidsapparaat van Sint-Maarten. Ook daar proberen we steeds weer zo veel mogelijk hulp te brengen. Ik ben heel blij dat de organisatie die zich inzet om deze projecten zo goed mogelijk te realiseren, heel hard blijft werken en dat er in de afgelopen tijd wel veel gerealiseerd is. Het gaat dan bijvoorbeeld over het vliegveld en het traject rondom het beheersen van de situatie op de afvalberg.

Dan was er nog een vraag van de heer White over het democratisch tekort en de geschillenregeling. Dat zijn twee thema's die inderdaad in het coalitieakkoord van dit kabinet zijn opgenomen. Misschien ga ik eerst even in op die geschillenregeling. Er zijn voorstellen gewisseld. Uiteindelijk is een voorstel niet aangenomen, omdat het is ingetrokken. De afspraak is dat de parlementen – dus niet de regeringen, maar de parlementen – van de drie landen met elkaar met een nieuw voorstel zouden komen. In het IPKO van augustus 2021 is al aangegeven dat zij daarmee zouden komen. Ik heb begrepen dat er vorig jaar wel een voorstel is besproken, maar dat dit niet verder is ontwikkeld. Met andere woorden, wij wachten nog steeds op een voorstel dat door de parlementen van de drie landen wordt ontwikkeld. Dat kan hier dan ook in behandeling genomen worden. Ik weet niet wanneer de volgende IPKO-vergadering is, maar misschien kijken er mensen mee. Ik zou hen vooral willen oproepen om met dat onderwerp aan de slag te gaan, want dan kunnen we wat dat betreft ook verdere stappen zetten.

We hebben inderdaad in het coalitieakkoord afgesproken dat we met elkaar aan het werk zouden gaan met het democratisch tekort. Het momentum daarvoor is een door uw Kamer gevraagde Koninkrijksconferentie, die gepland stond voor 25 en 26 maart aanstaande. De situatie op dit moment is dat die Koninkrijksconferentie niet doorgaat. Er is een protocol ontwikkeld en besproken voor de voorbereiding daarvan. Dat is uiteindelijk niet ondertekend door Aruba en omdat het nog niet ondertekend is door Aruba, is het ook nog niet ondertekend door Sint-Maarten. Daar is op dit moment sprake van de formatie van een nieuwe regering. Ik kan niet helemaal zien hoe die aankijkt tegen die Koninkrijksconferentie. Eerlijk gezegd zijn we tot mijn teleurstelling en verdriet op dit moment dus eigenlijk nog helemaal niet verder gekomen. Er is allerlei voorwerk en onderzoek gedaan voor het bespreken van die elementen. Waar gaat het democratische deficit over? Hoe kunnen we dat aanpakken en oplossen? Daarvoor hebben we overleg nodig en dat overleg komt nu niet tot stand, althans, het komt niet op korte termijn tot stand. Ook hierover blijven we natuurlijk met de landen in gesprek, in de zin van: kunnen wij toch komen tot een moment waarop we dit gaan bespreken? Ik heb al aangegeven dat het mij verstandig lijkt om dat op korte termijn te doen, maar ik ben daarbij natuurlijk ook wel afhankelijk van de bereidheid van de gesprekspartners. Want uiteindelijk kunnen wij niet in ons eentje de voorstellen daarvoor ontwikkelen; daar hebben we alle vier de landen voor nodig.

Dan ook nog de vraag over de nieuwe regering van Sint-Maarten, een vraag van de heer White. Die is er nog niet; de formatie loopt daar nog. Inmiddels is de situatie als volgt. De verkiezingen zijn geweest. Er is door de gouverneur een tweetal informateurs aangewezen. Die hebben onderzoek gedaan naar mogelijke coalities. Daar is één coalitie uit gekomen. Op dit moment is er door de gouverneur een formateur aangewezen, die wordt gevraagd die coalitie ook tot stand te brengen, een coalitieakkoord uit te werken en natuurlijk ook aan te wijzen wie als Ministers in die regering plaats kunnen nemen zodat ook de nodige onderzoeken en checks kunnen worden gedaan, en om daarover steeds weer, iedere week, te rapporteren aan de gouverneur om uiteindelijk begin maart te proberen te komen tot de afronding van die formatie. De waarschijnlijke planning is dan ongeveer eind maart, ook omdat er natuurlijk allerlei onderzoeken moeten worden gedaan voordat de Ministers kunnen worden benoemd. Eind maart, begin april zal een nieuwe regering aantreden. Tot dat moment is de bestaande, dus huidige, regering natuurlijk nog gewoon aan de macht en onze gesprekspartner in alles wat we aan het doen zijn. Uiteraard geldt dat ik, zodra er een nieuwe regering is, daarmee in contact zal treden.

Dan was er ook nog de vraag van de heer White naar aanleiding van de uitvoering van de motie-Simons en het betrekken van lokale ngo's als het gaat om de vluchtelingenproblematiek. In het kader van de uitvoering daarvan spreek ik samen met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Caribische landen over technische assistentie, om te kijken hoe de asielketen kan worden verbeterd en we kunnen zorgen dat er een goede samenwerking met en betrokkenheid is van het maatschappelijk middenveld. We hebben onder andere gesprekken gevoerd met een aantal ngo's die actief zijn op het gebied van het ondersteunen van vluchtelingen. Wij gaan daar natuurlijk mee door binnen het kader dat we hebben afgesproken in de onderlinge regeling van de vreemdelingenketen, en zeker ook het bestedingsplan voor het optimaliseren van de keten in Aruba en Curaçao. De motie vraagt ook nog om verder in gesprek te gaan met de landen en de ngo's. Daarvoor hebben we de eerste stappen gezet, en dat blijven we ook doen. In de eerste helft van dit jaar wordt u geïnformeerd door de Staatssecretaris van JenV over de verdere uitvoering hiervan. Dat is echt heel erg belangrijk, want als het gaat over die vreemdelingenproblematiek dan weten we dat daar ook echt werk te doen is. Er zijn niet alleen maar veel mensen die illegaal verblijven op de eilanden en in de landen, maar een aantal van hen leeft ook echt in erbarmelijke omstandigheden. Daar is dus echt wel werk te doen. Wij blijven er hard aan meewerken om te zorgen dat die problematiek wordt opgepakt. Er zijn in de afgelopen tijd echt wel stappen vooruit gezet, bijvoorbeeld in de vreemdelingenbewaring in Curaçao, maar dat laat onverlet dat er nog meer te doen is.

Daarmee heb ik volgens mij alle vragen beantwoord.

De voorzitter:

Dat ga ik voor u controleren, dus ik kijk naar mijn collega's in de Kamer of dit klopt. Ik zie gelukkig allemaal knikkende gezichten. Want u kent mij, ik ben graag op tijd klaar, zo niet eerder. Ik zou dus dolgraag doorgaan naar de tweede termijn van de Kamer. U heeft allen twee minuten spreektijd. De heer Paternotte krijgt als eerste het woord. Ga uw gang.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Dank voor alle antwoorden. Ik wil nog even doorgaan op de publieke investeringen en de investeringsfondsen. Het is mooi dat de SDE++ binnenkort opengaat. Ik hoop dat dat nog gebeurt voordat we hier met elkaar het debat voeren over klimaat in dat deel van het Koninkrijk. Ik ben wel een beetje geschrokken van het feit dat de gemarkeerde middelen van het Groeifonds nog steeds niet open staan. In mei vorig jaar kregen we al een brief van de Minister van Economische Zaken waaruit je de indruk kreeg alsof er al projectaanvragen konden worden ingediend. Dat is dus nog steeds niet het geval. Ik vraag me af hoe het kan dat dat zo lang duurt. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of dit een prioriteit kan worden gemaakt bij de rondgang langs de drie landen de komende tijd. Dit is natuurlijk een mooie kans om echt tot investeringen voor het duurzame verdienvermogen van de eilanden te komen.

Ik dacht ook weer even terug aan de keer dat de toenmalig Minister Geerlings mij uitnodigde om een weekje op het bestuurskantoor in Philipsburg mee te lopen. De Minister heeft toen laten zien hoe hij zelf de kopietjes moet draaien, als het kopieerapparaat het überhaupt al doet. Ik denk dat het ook wel een uitdaging gaat worden voor de eilanden om snel veel aanvragen in te dienen. Kunnen wij daar niet ook nog een rol in spelen om te zorgen dat we sneller komen tot die investeringen die het verdienvermogen versterken? Want het volgende ben ik in ieder geval met alle collega's eens: een sterkere economie is ook goed voor de autonomie.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer White.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de wat mij betreft goede beantwoording. Het is volgens mij ook goed om te benoemen dat ik best goede geluiden hoor over de samenwerking. Mijn vraag daarnet had niet als doel om dat punt ter discussie te stellen; ik hoor daar hele goede verhalen over. Mijn complimenten aan de Staatssecretaris.

Ik heb de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme gesproken. Ik begreep uit zijn woorden dat de CAS-eilanden niet zijn ondergebracht in zijn mandaat. Ik ben heel erg benieuwd hoe we daar gevolg aan kunnen geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bruyning, gaat uw gang.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Ook ik wil de Staatssecretaris bedanken voor haar beantwoording. Ik heb geen verdere vragen.

De voorzitter:

Nu gaan we op bijzondere wijze tijd inlopen. Dit waardeer ik enorm. Meneer Van Haasen, gaat uw gang.

De heer Van Haasen (PVV):

Bedankt, voorzitter. Ik wilde nog even terugkomen op de leningen die zijn verstrekt. Er zijn verschillende rentepercentages afgesproken tussen de verschillende landen. Aruba betaalt het meeste rente. Sint-Maarten betaalt het minst. Ik heb begrepen dat aan Sint-Maarten een aflossingsvrije lening is verstrekt. Hoe gaan zij deze aflossen? Ze betalen natuurlijk, omdat ze een lage rente hebben, ook al weinig rente aan Nederland.

Ik kom ook even terug op de beantwoording van de Staatssecretaris op de vraag van mijn buurvrouw over het begrotingsoverschot van Aruba. Ze noemde een aantal dingen die daarbij belangrijk waren om aan te pakken, waaronder riolering, afval, wegen en schuldsanering. Ik wou vragen hoe die verdeling gezien wordt vanuit Nederland. Wat heeft prioriteit op dat eiland?

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Kamminga, gaat uw gang

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Staatssecretaris. Laat ik me in deze minuut beperken tot het uitspreken van mijn steun en waardering voor de inzet van de Staatssecretaris en de ambtenaren om te zorgen dat het financieel toezicht op orde komt. Ik heb in de media ook gezien dat de retoriek inderdaad niet altijd even gezellig is. Ik zal het daar maar als eufemisme op houden. Daardoor stel ik het des te meer op prijs dat ze daarvoor blijven knokken. Ik denk echt dat dat ook in het belang van het land zelf is.

Het laatste punt is een oproep aan ons allemaal, en misschien ook aan de collega's in die landen. Laten we een instrument als de rijkswet nou gewoon koesteren. Die is juist bedacht zodat we gezamenlijk en in gelijke verhoudingen afspraken kunnen maken. Laten we proberen om de instrumenten niet op die manier in een hele andere context te trekken. We moeten soms zuinig zijn op wat we hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kamminga. Ik kijk naar de Staatssecretaris; zij heeft twee minuten nodig, dus ik schors twee minuten. Ga vooral niet weg.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij kunnen na deze hele korte schorsing verder met de beantwoording door de Staatssecretaris van de vragen die in de tweede termijn gesteld zijn. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Met dank voor de vragen. De heer Paternotte vroeg naar het Groeifonds en het fonds voor SDE++. Bij het Groeifonds hebben wij vooral veel werk gehad aan het maken van een goede regeling. De regelingen van het Groeifonds zijn heel erg gebaseerd op Nederland, want het Groeifonds is in eerste instantie vooral een Europees-Nederlandse affaire. Dat kost veel tijd. Ik ben het met u eens dat we inderdaad snel moeten zorgen dat het opengesteld wordt. Er zijn ook middelen voor gereserveerd of apart gehouden. Het is niet zo dat die nu ineens gaan verdwijnen, maar we moeten wel zorgen dat die middelen er komen.

U vroeg ook of ik de landen kan helpen om aanvragen in te dienen. Dat gaan we natuurlijk doen, want wij vinden dat ook belangrijk. Bij het Nederlands Groeifonds werken ook vaak ministeries samen met lokale of private partijen om goede projecten te maken. Daarmee gaan we aan het werk. We hebben ook iemand aangetrokken bij ons ministerie om daarmee te helpen.

Bij de SDE++ wachten we vooral nog op het rapport over de inventarisatie van de klimaatsituatie. De Minister voor Klimaat en Energie werkt daar hard aan. We hopen dit voorjaar te zorgen voor helderheid over hoe we die middelen kunnen gaan inzetten. Dat over die twee punten.

Dan de vraag van de heer White over de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme.

De voorzitter:

De Staatssecretaris was al ver in de volgende zin, maar het gaf nog aanleiding tot een vraag. Meneer Paternotte, gaat uw gang.

De heer Paternotte (D66):

Ik had de Staatssecretaris nog niet gecomplimenteerd voor haar werkwijze, haar harde werken en de samenwerking met de eilanden, zoals de andere woordvoerders wel hadden gedaan, dus bij dezen doe ik dat ook. Mijn vraag is om bij de reis langs de drie landen die investeringen, deze fondsen en misschien de nieuwe NWO-middelen die beschikbaar zijn gekomen voor onderzoek op de eilanden, echt punten op de agenda te maken.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat doe ik graag, want dat vind ik een goed idee.

Dan de vraag van de heer White over de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie. Die werkt inderdaad niet voor de landen. Dit is ook echt een autonome kwestie. Als zij een dergelijke coördinator zouden willen hebben, moeten ze daar zelf mee aan de slag. Het werkt in Nederland ook goed, denk ik; iemand die af en toe nog een keer de vinger op de zere plek legt en goed in de gaten houdt hoe het ermee staat. Maar dit is echt een autonome kwestie, waar Nederland niet voor in kan staan. Het kan natuurlijk heel goed dat de landen vragen aan de nationaal coördinator om daar werk te doen, maar nogmaals, dat kan alleen wanneer dat door hen zelf wordt ingezet.

Dan was er nog de vraag van de heer Van Haasen over de leningen. Het klopt dat er met Sint-Maarten afspraken zijn gemaakt over zogenaamde bulletleningen. Dat is aflossingsvrij. Ze betalen wel rente, maar in stukjes, want er zijn jaren en jaarlagen afgesproken waarin dat moet worden afgelost. De reden om daarvoor te kiezen was vooral om te zorgen dat de draagkracht voor het terugbetalen niet te veel in de weg zit van de investeringen die het land ook moet doen. Het is goed om te weten dat Sint-Maarten nog steeds onder de IMF-schuldquote zit. Het gaat er vooral om te zorgen dat er ruimte blijft om te investeren en dat leningen worden terugbetaald.

Dan de vraag over Aruba. Daar was het afgelopen jaar een begrotingsoverschot. De heer Van Haasen vroeg wat dan het slimste is om te doen. Aan het eind van het jaar kun je niet meer een investering doen die van dat jaar is, dus dan zou je zeggen: zet vooral in op het terugbetalen van de schulden. Aan de andere kant is het echt een autonome aangelegenheid om aan het werk te gaan. Onderwerpen die wat mij betreft grote prioriteit hebben, zijn onderwijs, armoedebestrijding en klimaat. Dat zijn de thema's, maar het is natuurlijk aan het land zelf om te bepalen waarin zij willen investeren.

Dan heb ik volgens mij de vragen beantwoord.

De voorzitter:

Dank. Ik kijk even naar de collega's of dat klopt. Meneer Van Haasen, een korte vraag.

De heer Van Haasen (PVV):

Ja, een korte vraag. U noemt punten op waarin u graag dat geld zou investeren. Heeft u ook signalen ontvangen over waar Aruba in wil investeren?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Er is natuurlijk gewoon een begroting vastgesteld voor komend jaar, waarin ook investeringen zijn opgenomen. Het is vooral aan Aruba om daarmee aan het werk te gaan.

De heer Paternotte (D66):

Mooi dat er specifiek iemand is aangenomen om te helpen met die investeringsaanvragen; dat vond ik goed nieuws.

Ook fijn dat de Staatssecretaris die punten aan de orde wil stellen bij haar reis. Ik probeerde dat te zien als een toezegging om in het verslag specifiek in te gaan op de afspraken die over die punten gemaakt zijn, maar de griffier vond dat niet voldoende duidelijk. Kan ik constateren dat de toezegging is dat dit ook gaat gebeuren in het verslag van de reis?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat zeg ik graag toe.

De voorzitter:

Dat heeft de heer Paternotte dan weer uitstekend geregeld. Ik ga ervan uit dat alle vragen gesteld zijn.

Dan kan ik met de commissie de toezeggingen delen die gedaan zijn door de Staatssecretaris. Dat zijn er twee.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer over de uitkomsten van haar aanstaande reis naar de landen, over de gesprekken daar over de onderlinge regeling en de landspakketten en ook over de investeringsfondsen.

  • De Staatssecretaris JenV informeert de Kamer in de eerste helft van 2024 over de voortgang bij de aanpak vreemdelingenproblematiek in de landen.

Dat was het. Ik kijk even ter controle naar mijn rechterzijde of dit klopt.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Volgens mij wel, maar ik kan me voorstellen dat die toezegging van JenV al een bestaande toezegging is. Dat weet ik niet helemaal zeker, maar goed, dubbel genaaid houdt beter.

De voorzitter:

Dan komt het vast helemaal goed. Dan wil ik de leden van deze commissie bedanken voor hun betrokken bijdrage en voor hun inzet vanmiddag in het debat. Ik bedank de Staatssecretaris en haar staf voor hun aanwezigheid en voor alle antwoorden. Ik dank de mensen op de publieke tribune voor hun aanwezigheid en de mensen die op afstand met ons meekijken. Zoals altijd een hele speciale dank aan de griffier, de bodes en alle andere ondersteuning. Ik wens u nog een hele fijne dag.

Sluiting 15.51 uur.

Naar boven