36 371 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s: Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk

E VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 februari 2024

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat1 hebben kennisgenomen van de brief2 van de Minister voor Klimaat en Energie van 26 oktober 2023 in reactie op de brief van de commissie van 20 september 2023 met vragen inzake de kabinetsappreciatie van de Green Deal Industrial Plan. De leden van de BBB-fractie hadden naar aanleiding van de voorgenoemde briefwisseling een aantal vervolgvragen.

Naar aanleiding hiervan is op 6 december 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Klimaat en Energie.

De Minister heeft op 20 februari 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Minister voor Klimaat en Energie

Den Haag, 6 december 2023

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben kennisgenomen van uw brief3 van 26 oktober 2023 in reactie op de brief van de commissie van 20 september 2023 met vragen inzake de kabinetsappreciatie van de Green Deal Industrial Plan. De leden van de BBB-fractie hebben naar aanleiding van de voorgenoemde briefwisseling enkele vervolgvragen.

De leden van de BBB-fractie stellen dat met de Green Deal Industrial Plan mogelijkheden worden verruimd om groene industrie te stimuleren. Zij stellen dat gaandeweg de infrastructuur steeds vaker de kritische succesfactor blijkt te zijn. Wat doet de Green Deal Industrial Plan om de infrastructuur te verbeteren? Welke andere mogelijkheden zijn daarvoor in het leven geroepen?

In de beantwoording van de vragen van deze leden geeft u aan dat er manieren zijn om met de huidige wet- en regelgeving het vergunningstraject voor energie infrastructuur te versnellen, hoe gaat u dat concreet doen? Welk budget is hiervoor vrijgemaakt?

U geeft in de beantwoording tevens aan een versnelling te verwachten met de invoering van de Omgevingswet. Nu blijkt uit recente publicaties dat na de invoering van de wet de regels per gemeente kunnen gaan verschillen. Bent u bekend met dit risico? Bent u nog steeds van mening dat de Omgevingswet vergunningstrajecten gaat versnellen? Als blijkt dat dit niet zo uitpakt welke rol kan de overheid dan spelen om te zorgen dat de benodigde infrastructuur tijdig kan worden aangelegd? Biedt het Green Deal Industrial Plan hier ook mogelijkheden voor?

Wind op zee staat steeds meer ter discussie vanwege stijgende kosten en de gevolgen voor de natuur en de visserij. In hoeverre kunnen windmolenproducenten gebruik maken van de Green Deal en kunnen hier per land keuzes in gemaakt worden?

Biomassa staat steeds meer ter discussie vanwege het belang van bomen voor de opvang van CO2. In hoeverre kunnen biomassacentrales gefinancierd worden met fondsen uit de Green Deal Industrial Plan en kunnen hier per land keuzes in gemaakt worden?

Kan een bedrijf met een grote vergroeningsopgave als Tata Steel straks gebruik maken van het Green Deal Industrial Plan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, S.M. Kluit

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2024

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de antwoorden op de vragen van de leden van de BBB-fractie in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat over de kabinetsappreciatie over de Green Deal Industrial Plan (172805.04U, ingezonden 6 december 2023).

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

172805.04U

1

Wat doet de Green Deal Industrial Plan (GDIP) om de infrastructuur te verbeteren?

Antwoord

Het Green Deal Industrial Plan is een mededeling van de commissie waarin een aantal algemene maatregelen worden aangekondigd om de Europese industrie te ondersteunen. Een aantal maatregelen betreffen ook infrastructuur. Zo onderzoekt de Commissie welke middelen nodig zijn in de Connecting Europe Facility. Ook zal de Commissie de herziene TEN-E richtlijn gebruiken om de planning, financiering, en uitrol van noodzakelijke grensoverschrijdende infrastructuur te versnellen. Verder zijn in het Raadsmandaat van de Net Zero Industry Act (NZIA), welke in het GDIP is aangekondigd, (electriciteits-) nettechnologieën opgenomen als netto-nul technologie. Dit betekent dat projecten die apparatuur produceren voor het uitbreiden van energie infrastructuur versneld tot stand gebracht kunnen worden. Tot slot is in datzelfde mandaat ook de infrastructuur voor CCS-projecten opgenomen waarmee versnelling in de ontwikkeling van CCS-projecten mogelijk wordt gemaakt. Los van GDIP is in 2023 ook de richtlijn infrastructuur voor alternatieve brandstoffen aangenomen ten behoeve van de transitie.

2

Welke andere mogelijkheden zijn daarvoor in het leven geroepen?

Antwoord

Om de infrastructuur te verbeteren zet het kabinet onder andere nationaal in op het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), het Nationaal Programma Energiesystemen, het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) en het Landelijk Actieplan Netcongestie (LAN). Met het MIEK prioriteert en realiseert het kabinet samen met haar partners de benodigde energie- en grondstoffeninfrastructuur voor de toekomst. Projecten die mede mogelijk worden gemaakt door het MIEK zijn de waterstof backbone, Delta Rhine Corridor, verzwaring elektriciteitsnet rondom de industrieclusters en CO2-afvang met o.a. Porthos.

3

In de beantwoording van de vragen van deze leden geeft u aan dat er manieren zijn om met de huidige wet- en regelgeving het vergunningstraject voor energie infrastructuur te versnellen, hoe gaat u dat concreet doen?

Antwoord

Voor de grote energieprojecten uit het MIEK wordt de projectprocedure voor de ruimtelijke inpassing gevolgd, hierbij worden de benodigde vergunningen meteen meegenomen en geldt rechtstreeks beroep in eerste en enige aanleg en een kortere beslistermijn bij de Raad van State. Daarbij kan per type project gekozen worden voor een uitgebreidere of kortere procedure, afhankelijk van de omvang van de opgave. Door veel aandacht te besteden aan participatie aan de voorkant kunnen betere besluiten genomen worden en beroepen mogelijk voorkomen worden.

Als kader voor de grote energieprojecten worden programma’s opgesteld, te weten het Programma Energiehoofdstructuur (PEH), de Verkenning aanlanding wind op zee (VAWOZ) en het Programma Aansluiting Wind op Zee (PAWOZ). Door in deze programma’s al toe te werken naar tracékeuzes, kunnen de daaropvolgende projectprocedures sneller worden uitgevoerd.

Als de ruimtelijke inpassing sneller en doelmatiger kan plaatsvinden door een gemeente of provincie, dan wordt de besluitvorming aan hen overgelaten. Zij kunnen dan kiezen voor de meest efficiënte procedure. Om gemeenten en provincies hierbij te ondersteunen is begin 2023 de expert- en capaciteitspool MIEK van start gegaan. Vanuit deze pool kan extra ondersteuning worden geleverd aan decentrale overheden voor de ruimtelijke inpassing en vergunningverlening voor energie-infrastructuur.

Vanuit het Landelijke Actieprogramma Netcongestie werken we gericht aan versnelling van vergunningverlening door het inrichten van provinciale inpassingsteams. In deze inpassingsteams, die in 2023 in alle provincies zijn opgericht, werken decentrale overheden en netbeheerders in (bouw)teamverband samen aan projecten en kijken zij waar versnelling mogelijk is. Bijvoorbeeld door stappen parallel in plaats van achter elkaar te zetten, of vroegtijdig afspraken te maken over wie bevoegd gezag is voor vergunningverlening en de ruimtelijke inpassing. Door in deze expertteams slimmer te werken, versnellen we processen en procedures rondom vergunningverlening binnen de bestaande wet- en regelgeving. Komend jaar werken we vanuit het LAN aan de doorontwikkeling van deze teams.

4

Welk budget is hiervoor vrijgemaakt?

Antwoord

De financiering van het personeel voor de provinciale inpassingsteams wordt bekostigd vanuit de individuele provincies en gemeenten. Voor de expert- en capaciteitspool MIEK was in 2023 een bedrag van € 500.000 beschikbaar. Voor 2024 zal de MIEK pool worden uitgebreid met ondersteuning voor projecten vallend onder de Programma Energie Hoofdstructuur en is een bedrag van € 1,5 miljoen gereserveerd.

5

Nu blijkt uit recente publicaties dat na de invoering van de [omgevings]wet de regels per gemeente kunnen gaan verschillen. Bent u bekend met dit risico?

Antwoord

Op basis van de huidige bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling kunnen gemeenten, waterschappen en provincies zelf regels stellen voor onderwerpen waarin het Rijk niet voorziet. Ook voor de invoering van de Omgevingswet verschilden in het ruimtelijk domein de regels per gemeente en per locatie.

Bij de totstandkoming van de Omgevingswet is besloten een deel van de rijksregels los te laten. Het gaat om een deel van de regels over lokale milieuhinder door bedrijven en om een deel van de regels voor vergunningvrij bouwen. Ook is er bij de milieuregels die het Rijk nog wel stelt meer ruimte gegeven voor maatwerk. Daardoor is het inderdaad mogelijk dat de verschillen tussen gemeenten toenemen.

De achtergrond hiervan is een van de verbeterdoelen die is nagestreefd bij het ontwikkelen van het stelsel van de Omgevingswet, namelijk het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte. Voor dit verbeterdoel is gekozen omdat uit de praktijk het signaal kwam dat de huidige regelgeving onnodig knellend is. Dat inzicht had bij de regels in het ruimtelijk domein al geleid tot veel verschillende mogelijkheden voor afwijking van rijksregels. Bijvoorbeeld de mogelijkheden die er waren om bij maatwerkvoorschrift of verordening af te wijken van de regels in het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en de mogelijkheden die de interimwet stad-en-milieubenadering en de Crisis- en herstelwet boden om af te wijken van normen. Deze vormen van bestuurlijke afwegingsruimte zijn onder de Omgevingswet geïntegreerd en vormen nu onderdeel van de gangbare procedures voor totstandkoming van besluiten.

De Omgevingswet legt de afweging tussen beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving op dat bestuurlijke niveau waar deze het beste tot zijn recht komt. Dat betekent dat afwegingen vaker op regionaal of lokaal niveau liggen. Juist regionale en lokale besturen zijn in staat om een weloverwogen en een gebiedsgerichte afweging te maken die rekening houdt met de regionale en lokale omstandigheden. Het stelsel van de Omgevingswet biedt bestuursorganen bij het toepassen van de afwegingsruimte ook houvast. Het Rijk borgt daarbij een basisbeschermingsniveau van veiligheid en gezondheid. Waar het Rijk regels schrapt, vindt het decentrale bestuursorgaan in het stelsel een standaard die voor de meeste gevallen als verstandige praktijk kan gelden.

De extra afwegingsruimte biedt kansen om tot betere keuzes te komen bij bijvoorbeeld de woningbouwopgave. Zo kan een gemengd woonwerkgebied beter en duidelijker geregeld worden met de Omgevingswet dan met de oude ruimtelijke ordeningsregelgeving. De gemeente biedt in het omgevingsplan vooraf duidelijkheid over bijvoorbeeld geur- en geluidnormen van een bedrijf. Dat bevordert de rechtszekerheid voor zowel de toekomstige bewoners als de toekomstige bedrijven.

Over deze veranderingen is tijdens de parlementaire behandeling van de wetgeving en de algemene maatregelen van bestuur uitgebreid van gedachten gewisseld met uw Kamer en de Tweede Kamer.

6

Bent u nog steeds van mening dat de Omgevingswet vergunningstrajecten gaat versnellen?

Antwoord

Als ook aangegeven door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan erkend worden dat de ambities om vergunningprocedures te versnellen aanvankelijk hoger waren dan wat uiteindelijk met de Omgevingswet is bereikt, gezien de wensen die in het parlementair traject naar voren kwamen. Aan het wetsvoorstel is bijvoorbeeld een adviesrol toegevoegd aan de gemeenteraad bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Ook kan het bevoegd gezag kan de uitgebreide voorbereidingsprocedure toepassen bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als deze aanzienlijke gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving. Daarnaast moeten er door de aanvrager participatiemogelijkheden worden geboden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag in door de gemeenteraad aan gewezen gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

De verwachting is evenwel dat meer dan onder huidig recht aanvragen om omgevingsvergunning met de reguliere procedure worden afgewikkeld. Dat kan de snelheid ten goede komen. Daarnaast zijn onder de Omgevingswet meer activiteiten onder de werking van het uniforme procedurele regime van de omgevingsvergunning gebracht. Meer verschillende activiteiten kunnen daardoor tegelijk worden aangevraagd in één procedure, met één aanvraag en één besluit. Ook dat bevordert snelheid. Per saldo zijn de versnellingen die zijn bereikt met het nieuwe regime onder de Omgevingswet weliswaar beperkt, maar dankzij de uniforme procedurele opzet en een ruimere toepassing van de reguliere procedure zullen vergunning trajecten versnellen.

7

Als blijkt dat dit niet zo uitpakt welke rol kan de overheid dan spelen om te zorgen dat de benodigde infrastructuur tijdig kan worden aangelegd?

Antwoord

In dat geval kan ik het juridisch instrumentarium (verder) aanpassen voor versnelling van de energietransitie zoals aangekondigd in de Kamerbrief versnellingsaanpak energietransitie van 24 maart 2023 en de Kamerbrief voorzienings- en leveringszekerheid energie. Daarnaast bereid ik een aantal onorthodoxe en vergaande maatregelen voor die in bepaalde gevallen verder helpen om de benodigde infrastructuur tijdig aan te leggen.4

8

Biedt het Green Deal Industrial Plan hier ook mogelijkheden voor?

Antwoord

Onderdeel van GDIP is de NZIA. Onlangs is er een Raadsmandaat hierover aangenomen. In dit voorstel zijn een aantal maatregelen opgenomen die vergunningverlening van projecten die netto-nul technologieën produceren versnellen. In het Raadsmandaat wordt o.a. voorgesteld om maximale doorlooptijden voor vergunningverlening te hanteren, om een duidelijk contactpunt te hanteren voor vergunningverlening, informatie online toegankelijk te maken, en versnellingsgebieden te creëren waar bedrijven ondersteund kunnen worden bij de vergunningsverlening procedure. De onderhandelingen zitten nu in de triloogfase. Het is daarom nog niet duidelijk welke voorstellen in het definitieve compromis zullen landen en wat zij aan versnelling kunnen bijdragen.

9

In hoeverre kunnen windmolenproducenten gebruik maken van de Green Deal en kunnen hier per land keuzes in gemaakt worden?

Antwoord

In het GDIP zijn verschillende mogelijkheden opgenomen die windmolenproducenten ondersteunen. Eén voorbeeld hiervan is de uitbreiding van het Tijdelijke Crisis Steunkader naar het Tijdelijke Crisis- en Transitie-steunkader (TCTF) door de Commissie. Ook Nederland kan hier gebruik van maken. In het TCTF is er een mogelijkheid om geoorloofd staatssteun te verlenen voor de productie van windturbines. Lidstaten hebben discretionaire bevoegdheid bij het uitgeven van financiële middelen, dat betekent dat er ook door Nederland gekozen kan worden of hier wel of geen gebruik van wordt gemaakt. Het betreft hier dan wel nationale steunverlening waarvoor voorafgaande goedkeuring door de Commissie een vereiste is.

10

In hoeverre kunnen biomassacentrales gefinancierd worden met fondsen uit de Green Deal Industrial Plan en kunnen hier per land keuzes in gemaakt worden?

Antwoord

Het GDIP is een verzameling van maatregelen. Het GDIP benoemt meerdere al bestaande fondsen (zoals Innovation Fund, InvestEU, en cohesiegelden). Het GDIP benoemt geen nieuwe fondsen behalve een op te richten EU Sovereignty Fund. Het GDIP geeft aan dat de Commissie hiervoor met een voorstel zou komen. In het uiteindelijke voorstel van de Commissie dat uitkwam op 20 juni 2023 heeft de Commissie het idee voor EU Sovereignty Fund omgedoopt tot het Strategic Technologies for Europe Platform (STEP). In het voorstel van de Commissie worden verschillende top-ups voorgesteld, zoals (i) € 3 miljard (met een 40% provisiepercentage) aan het InvestEU-fonds toevoegen om de garantie hiervan met € 7,5 miljard te verhogen, (ii) € 2,6 miljard toekennen aan de European Innovation Council (EIC) – waarvan € 2,13 miljard gefinancierd zou moeten worden via het opnieuw inzetten van decommitteringen en herprogrammering van de bestaande middelen binnen Horizon Europe –, en € 0,5 miljard gefinancierd met nieuwe middelen. (iii) Het Innovatiefonds met € 5 miljard verhogen voor lidstaten met een lager bbp dan het EU-gemiddelde. (iv) Het Europees Defensie Fonds (EDF) verhogen met € 1,5 miljard voor onderzoek en ontwikkeling in het defensiedomein. De Commissie stelt voor om voor deze doelen het EU-cofinancieringpercentage te verhogen naar 100% (varieert nu van 40 tot 85%) en het voorfinancieringspercentage in 2024 te verhogen naar 30% (dit is nu 0,5% per jaar). Voorstel is om deze top-ups te gebruiken voor biotechnologie, digitale technologie, schone technologie en deep technologie. Over het STEP-voorstel wordt onder de mid term review van het MFK onderhandeld. Het kabinet ondersteunt de doelstelling van STEP maar is kritisch op de top-ups. Het voorstel wordt op dit moment onderhandeld in Raadwerkgroepen en de uitkomst is op dit moment dus nog onzeker. In hoeverre biomassacentrales gebruik kunnen maken van STEP hangt af van de uitkomst van de onderhandelingen, op dit moment worden biomassacentrales niet genoemd in het STEP voorstel.

11

Kan een bedrijf met een grote vergroeningsopgave als Tata Steel straks gebruik maken van het Green Deal Industrial Plan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Onder het TCTF hebben de lidstaten verruimde mogelijkheden gekregen om staatssteun te verlenen voor de versnelling van de groene transitie van EU-industrieën en bepaalde technologieën. Mogelijk zou voor bepaalde steunmaatregelen in het kader van de transitie, bijvoorbeeld voor verduurzaming van Tata Steel, gebruik kunnen worden gemaakt van dit steunkader. Ook dit betreft nationale steunverlening waarvoor voorafgaande goedkeuring door de Commissie is vereist. Het GDIP op zichzelf heeft hier geen middelen voor beschikbaar.


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 36 371, D.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 36 371, D.

X Noot
4

Kamerstuk 32 813, nr. 1193; Kamerstuk 29 023, nr. 451.

Naar boven