36 208 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeeleen minimum CO2-prijs voor de industrie (Wet minimum CO2-prijs industrie)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 1 december 2022

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de volgende nadere vragen.

1. Inleiding

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben nog de volgende nadere vragen.

2. Vragen van de leden van de 50PLUS-fractie:

  • 1. Waarom was het niet mogelijk om deze wetswijziging per oktober 2022 gereed te hebben?

    Er zijn naar de mening van de leden van de 50PLUS-fractie genoeg voorbeelden van spoedwetten: meest recent is het voorstel van wet tijdelijke solidariteitsbijdrage2 dat eind oktober werd ingediend en binnen drie weken werd goedgekeurd door Tweede Kamer en nu ook door Eerste Kamer binnen twee weken moet worden goedgekeurd.

  • 2. Waarom was het niet mogelijk de verbetering in te laten gaan met de AMvB van 3 oktober 20223 en de verslechtering (de verlaging van de inkomensondersteuning AOW (IOAOW) die een wettelijke basis heeft) apart bij wet te regelen?

  • 3. Deze leden herhalen de vraag waarom niet besloten is de afschaffing van de IOAOW in een aparte wet te regelen.

  • 4. Waarom is niet gekozen voor afschaffing van de IOAOW in één stap?

  • 5. Is de omweg van de gefaseerde afschaffing van 28 euro per maand naar 5 euro per maand en later naar 0 euro, gekozen om de gewenste dekking voor 2023 reeds bij wijze van bestuursbesluit te kunnen regelen en zo te voorkomen dat een wetswijziging noodzakelijk is? De hoogte van de IOAOW kan immers bij AMvB gewijzigd worden en de afschaffing moet bij wet.

  • 6. Is dit een sluwe manier om de beide Kamers buitenspel te zetten bij de feitelijke afschaffing van de IOAOW op de fooi van 5 euro na? Dat is toch een schaamlap met grote juridische gevolgen: beide Kamers staan buitenspel? Van 28 euro per maand naar 5 euro per maand niet bij wet maar van 5 naar 0 euro per maand wel bij wet.

  • 7. Waarom is de verlaging van de IOAOW voorzien in dezelfde AMvB die voorziet in de verhoging van de AOW?

Deze leden citeren uit de memorie van antwoord:

«De inkomensondersteuning is daarmee nog voldoende substantieel om te voldoen aan artikel 33a van de AOW, dat voorschrijft dat er een inkomensondersteuning moet zijn».4

  • 8. Kan worden uitgelegd waarom een fooi van 5 euro nog inkomensondersteuning is in de zin van de AOW? Deelt u de zienswijze dat dit misschien in juridische zin kan worden gekenmerkt als inkomensondersteuning maar in economische zin niet?

Deze leden hebben de volgende vragen naar aanleiding van het volgende citaat:

«De verlaging van de inkomensondersteuning vloeit voort uit de beslissing om in afwijking van het Coalitieakkoord de AOW-uitkering te laten meestijgen met de bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon. Het kabinet vindt een aparte inkomensondersteuning als kop op de AOW-uitkering na deze stijging niet langer nodig».5

  • 9. Wordt erkend dat AOW’ers, anders dan de niet-AOW’ers, hun inkomen niet meer kunnen verhogen?

  • 10. Wat is de rechtvaardiging om de IOAOW helemaal te laten vervallen, juist op het moment dat de prijsinflatie extreme uitslagen van groter dan 10% tot zelfs 16% benadert?

  • 11. Kan het kabinet de redenering beter onderbouwen? Waarom vloeit afschaffing van de IOAOW voort uit de verhoging van de AOW? Dat «voortvloeien» is toch niet vanzelfsprekend? Waarom «vloeit» er in dit verband niets «voort» richting de niet-gepensioneerde groepen uitkeringsgerechtigden en minimumloners met vergelijkbare lage inkomens?

  • 12. Kan de regering toegeven dat budgettaire overwegingen leidend zijn geweest bij het bepalen van de beleidsmix en de dekking rondom de extra verhoging van het minimumloon en de AOW? Indien de regering dit niet kan toegeven, wat waren dan de doorslaggevende argumenten?

  • 13. Wordt erkend dat het feit dat de AOW extra wordt verhoogd op zichzelf onvoldoende reden geeft om de IOAOW materieel af te schaffen bij AMvB en later volledig bij wet?

  • 14. Deze leden betrekken de stelling dat het voor hen gaat om de principiële vragen: Wordt de IOAOW wel of niet bij wet afgeschaft en kunnen beide Kamers wel of niet een apart oordeel vellen over de onderliggende maatregelen? Waarom staan de beide Kamers hierin buitenspel?

  • 15. Hoeveel tijd is er nodig voor de uitvoering van de verlaging van de IOAOW door de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?

  • 16. «De voorhangprocedure had weliswaar betrekking op de bijzondere verhoging van het minimumloon en niet op de verlaging van de inkomensondersteuning AOW-gerechtigden, maar de Kamer is hierover geïnformeerd».6 Erkent de regering dat dit een wel zeer zwakke onderbouwing is van de verlaging van de IOAOW? Zo nee, waarom niet?

  • 17. Waarom is voor de verlaging van de IOAOW – welke een verslechtering inhoudt – geen voorhangprocedure voorgeschreven en voor de bijzondere verhoging van het minimumloon – welke een verbetering is – wel?

  • 18. Kan worden onderbouwd waarom de vaststelling dat de hogere AOW het stapsgewijs afschaffen van de IOAOW meer dan volledig compenseert voldoende argument is om tot afschaffing over te gaan?

  • 19. Kan worden toegelicht waarom het afschaffen van de IOAOW in 2025 door het kabinet wordt gemotiveerd met het argument dat de AOW op hetzelfde moment wordt geïndexeerd? Dat geldt toch voor alle uitkeringen?

  • 20. Kan worden onderbouwd waarom de constatering dat de maatregelen per saldo gunstig uitpakken voor het inkomen van AOW’ers als argument wordt gebruikt voor afschaffing van de IOAOW?

  • 21. Wordt erkend dat het samenspel van maatregelen voor gepensioneerden schril afsteekt tegen de verbetering voor werkenden met 1.000 euro netto, door verhoging van de arbeidskorting?

Deze leden hebben met verbazing kennisgenomen van de volgende opmerking: «Tegenover het verlies van de laatste € 5 IOAOW per maand, staat de halfjaarlijkse indexatie van de AOW-uitkering tussen 1-1-2023 en 1-1-2027.

  • 22. Tegenover de halfjaarlijkse indexatie tussen 1-1-2023 en 1-1-2025 staat volgens deze leden een verlies van 28 euro per maand, hetgeen wij aftrekken van de extra verhoging van de AOW maar niet van de normale indexatie. Kan worden uitgelegd waarom het kabinet de reguliere indexaties in dit verband überhaupt ter sprake brengt? Immers, zo maakt het kabinet van elke verhoging van de AOW «een sigaar uit eigen doos».

  • 23. Waarom maakt de grotere stap bij het minimumloon ook dat een grotere stap in de afbouw van de AOW in de rede ligt? Kan een betere onderbouwing gegeven worden dan dat het in de rede ligt?

  • 24. Waarom kan het kabinet voor werkenden een verhoging van netto 1.000 euro regelen en verdedigen, zonder dat zij zelf een eigen bijdrage leveren aan de dekking, zoals u dat van gepensioneerden wel verwacht?

  • 25. In de motie-Hoekstra8 gaat het om de inhoudelijke beoordeling of er sprake is van eigenstandige voorstellen. Kunt u derhalve uitvoerig ingaan op de precieze bedoeling van het volgende citaat?: «De wijzigingen in het wetsvoorstel hangen inhoudelijk met elkaar samen, omdat alle voorstellen direct of indirect voortvloeien uit besluitvorming over de koopkrachtontwikkeling, voor zover deze voorstellen liggen op het terrein van SZW. Hiermee wordt recht gedaan aan de motie Hoekstra. Daarbij is van belang dat de ontwikkeling van de koopkracht integraal gewogen wordt».9

  • 26. Erkent de regering het feit dat het in de verste verte geen rechtvaardiging is dat het om twee voorstellen gaat op het terrein van SZW, omdat de aanleiding voor de motie-Hoekstra draaide om voorstellen die allen vielen op het terrein van Financiën?

  • 27. Kan worden onderbouwd wat volgens het kabinet de inhoudelijke samenhang is tussen de verhoging van het kindgebonden budget en de afschaffing van de IOAOW?

  • 28. Kan het kabinet zich voorstellen dat fracties en leden er veel waarde aan hechten om apart te oordelen over deze twee maatregelen, temeer omdat de ene maatregel geacht wordt dekking te leveren voor de andere maatregel? Waarom wordt deze gevoeligheid bewust opgezocht?

  • 29. Kan een afdoende argumentatie worden gegeven voor de beweerde samenhang van de wijzigingen, want de stelling dat recht wordt gedaan aan de motie-Hoekstra raakt volgens deze leden kant noch wal?

  • 30. Kan worden uitgelegd waarom een integrale weging van de koopkracht een tweede argument is voor de samenhang? Deze leden zijn van mening dat met de gegeven onderbouwing bijna al het overheidsbeleid kan worden gekoppeld aan de koopkracht, hetgeen ook de motie Hoekstra naar de letter en de geest buitenspel zet. Kan het kabinet dat weerleggen?

  • 31. Het feit dat de tijdelijke verhoging van het lage-inkomensvoordeel (LIV) eveneens voortvloeit uit de verhoging van het minimumloon wordt ook als argument genoemd. Kan worden aangegeven wat de samenhang is tussen de verhoging van de LIV en IOAOW? Wordt erkend dat met de onderbouwing van het kabinet in wezen alle koopkrachtmaatregelen in één en dezelfde wet opgenomen mogen worden?

  • 32. Kan worden toegelicht waarom de verschillende data van inwerkingtreding van de diverse wijzigingen niet afdoen aan de inhoudelijke samenhang en geen aanleiding zijn om te kiezen voor separate wetsvoorstellen?

  • 33. Deze leden vragen waarom de motie-van Rooijen,10 welke voortbouwt op de motie Hoekstra, niet wordt genoemd? En tevens waarom de motie Van Rooijen, welke met 2/3e meerderheid is aangenomen, niet wordt uitgevoerd? Gaarne een uitvoerige motivering.

  • 34. In de antwoorden wordt opgemerkt dat de koopkracht van AOW’ers fors vergroot wordt, dat er extra geld naar de AOW’ers gaat en dat AOW’ers ook baat hebben bij andere maatregelen uit het koopkrachtpakket. Erkent de regering dat dit maatregelen zijn die voor iedereen gelden en erkent de regering dat dit geen argument is voor afschaffing van de IOAOW?

  • 35. Kan de regering uiteenzetten waarom zij het rechtvaardig vindt om werkenden 1.000 euro netto in het vooruitzicht te stellen zonder dat zij zelf geacht worden een bijdrage te leveren aan de dekking van dit «gigantische belastingcadeau» en ligt het volgens het kabinet wel in de rede dat AOW’ers de hogere AOW grotendeels zelf moeten betalen?

  • 36. Welk argument ziet de regering in de opmerking dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel na uitgebreide discussie heeft aangenomen? De Eerste Kamer wil een eigen afweging kunnen maken, maar krijgt de kans niet door de koppeling van maatregelen. Erkent en accepteert de regering dat hiermee een deel van de steun in de Eerste Kamer wordt opgeofferd?

  • 37. Wegens de extra verhoging AOW van 880 euro is de IOAOW volgens het kabinet niet langer nodig. Het afschaffen van de IOAOW leidt uiteindelijk tot een verlies van 340 euro op jaarbasis, zodat er nog 540 euro van de extra AOW-verhoging overblijft. Als wij daar de verhoging van de zorgpremie met 30 euro vanaf trekken, dan blijft er nog 510 euro over. Wordt erkend dat deze samenvatting klopt?

  • 38. Deze leden hebben met verbazing kennis genomen van de opmerking over de kosten van de IOAOW in 2060: «de verwachting [is] dat dit budgettair beslag oploopt tot 1,7 miljard»11. Wat is de reden om deze berekening tot 2060 specifiek voor de IOAOW te maken en niet voor alle andere koopkrachtfaciliteiten in de sfeer van toeslagen en fiscale kortingen?

  • 39. Deelt u de zienswijze dat de ontwikkeling van het budgettair beslag van de IOAOW in 2060 alleen als steekhoudend argument kan worden aangedragen als deze ontwikkeling op een of andere manier opvalt ten opzichte van de ontwikkeling van andere inkomenstoeslagen en fiscale kortingen? Is deze vergelijking gemaakt en heeft de regering geconcludeerd dat het budgettair beslag van de IOAOW veel sneller toeneemt dan andere faciliteiten of niet?

  • 40. Deze leden vragen om een overzicht van het verwachtte budgettaire beslag van alle koopkrachtrelevante inkomenstoeslagen en heffingskortingen in 2060.

  • 41. Wat wordt het budgettair beslag van de arbeidskorting in 2060, als de ontwikkeling van het budgettair beslag tussen 2010 en 2023 wordt geëxtrapoleerd?

  • 42. De AOW en pensioenen worden vanaf 2023 substantieel verhoogd. Voor lagere inkomens van AOW’ers en voor gepensioneerden kunnen deze verhogingen grote gevolgen hebben voor de huur- en zorgtoeslag. Kan aangegeven worden wat het effect is voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag, en de combinatie van de huur- en zorgtoeslag voor inkomens van AOW-alleenstaanden en AOW-partners met aanvullend pensioen van 20.000, 22.000, 25.000, 27.000, 30.000, 32.000, 35.000, 37.000, 40.000 en 42.000 euro in een tabel en grafiek?

  • 43. Wat is voor AOW-alleenstaanden en AOW-partners met aanvullend pensioen het effect op de afbouw van de algemene heffingskorting en op de zorgpremie IAB en de combinatie van beide regelingen bij dezelfde inkomens als genoemd?

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk vrijdag 2 december 2022 aan de Eerste Kamer toe te zenden. Onder voorbehoud van tijdige beantwoording achten zij het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 12 en 13 december 2022.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA) (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Vos (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Geerdink (VVD), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Boer (GL), Van der Voort (D66), Raven (OSF) en Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/2023, 36 235, A.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/2023, 36 208, C, p. 2.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/2023, 36 208, C, p. 2.

X Noot
6

Kamerstukken I 2022/2023, 36 208, C, p. 2.

X Noot
7

Kamerstukken I 2022/2023, 36 208, C, p. 3.

X Noot
8

Kamerstukken I 2015/2016, 34 300, O.

X Noot
9

Kamerstukken I 2022/2023, 36 208, C, p. 3.

X Noot
10

Kamerstukken I 2022/2023, 36 200, Q.

X Noot
11

Kamerstukken I 2022/2023, 36 208, C, p. 5.

Naar boven