Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36208 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36208 nr. B |
Vastgesteld 24 november 2022
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de fracties van de PVV en 50PLUS hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij verzoeken de regering in te gaan op de volgende vragen.
De leden van de PVV-fractie vragen zich af hoe de regering tegemoetkomt aan de motie van het lid Faber-Van de Klashorst (PVV) c.s. waarin de regering verzocht is de AOW-uitkering niet te ontkoppelen van het minimumloon, nu de verhoging van de AOW voor een belangrijk deel betaald wordt door de AOW’ers zelf (door de afschaffing van de IOAOW).2
1. Kan worden toegelicht waarom de buitengewone verhoging van het minimumloon bij wetswijziging op zijn vroegst in 2024 haalbaar was?
2. Was een spoedwet met ingang 2023 geen mogelijkheid?
3. Was bij een spoedwet een aparte extra verhoging van het minimumloon, met gekoppeld een verhoging van de AOW, niet mogelijk?
In de nota van toelichting op de algemene maatregel van bestuur (AMvB) betreffende halfjaarlijkse indexatie en bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon wordt de gevolgde procedure toegelicht in paragraaf 2.3 De extra verhoging wordt in één keer uitgevoerd – en zelfs nog iets meer – en daarvoor is gebruik gemaakt van de bevoegdheid van art. 14, lid 13 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). Art 14, lid 13 Wml biedt een wettelijke grondslag voor een bijzondere wijziging van het minimumloon bij AMvB, indien de Minister constateert dat er omstandigheden zijn die hiertoe aanleiding geven. De wetsgeschiedenis is summier, noemt verschil in ontwikkeling tussen verdiende lonen en contractlonen. Ook andere factoren kunnen een rol spelen. De regering meent dat met het uitzonderlijk hoge inflatieniveau sprake is van uitzonderlijke economische omstandigheden die het gebruik van deze mogelijkheid rechtvaardigen.
4. Kan worden uitgelegd of die omstandigheden ook de (bijna) afschaffing van de IOAOW rechtvaardigen, zonder een wijziging van de aparte wet IOAOW?
5. Gekozen is voor een besluit bij AMvB, dat niet is voorgehangen. Kan worden toegelicht waarom dit niet met een voorhang-AMvB is gebeurd, zoals dat wel op 17 juni 2022 is gebeurd met de aanvankelijke verhoging van het minimumloon met 2,5% in 2023, als onderdeel van een gefaseerde verhoging met 7,5%, verdeeld over 3 jaar?4
Uit de stukken blijkt dat de Raad van State over het ontwerpbesluit van juni 2022 advies heeft uitgebracht en dat dit tot aanpassingen heeft geleid.
6. Klopt het dat een AMvB zonder voorhang gemotiveerd zou worden met het argument dat de beide Kamers geen gebruik hebben gemaakt van de toen gekozen voorhang? Zo ja, kan worden uitgelegd waarom dit een staatsrechtelijk zuivere handelwijze zou zijn? Zo nee, wat was dan de motivatie voor een AMvB zonder voorhang? Het ontneemt beide Kamers immers de mogelijkheid om een oordeel te geven. De Raad van State heeft geen advies kunnen uitbrengen.
7. Kunnen de stukken over de interne besluitvorming hierover worden gepubliceerd?
8. Wordt erkend dat deze vraag des te meer klemt omdat de AMvB niet alleen gaat om een buitengewone verhoging van minimumloon en AOW, maar ook over een buitengewone verlaging van inkomensondersteuning IOAOW en wel in de vorm van een gefaseerde afschaffing: grote verlaging gevolgd door afschaffing van het restbedrag van 5 euro per maand?
9. Kan worden gemotiveerd waarom deze handelwijze is gerechtvaardigd omdat het hier gaat om een verlaging met 280 euro per jaar tot slechts 60 euro per jaar van de in de aparte wet IOAOW vastgelegde inkomensondersteuning IOAOW?
10. Waarom is de verlaging vastgesteld op 280 euro per jaar, waardoor een IOAOW van 5 euro per maand overblijft?
11. Kan worden gemotiveerd waarom de verlaging niet bij wet is voorgesteld, waarbij deze leden begrijpen dat dan een iets latere ingang van deze verslechtering zou zijn toegepast? Wordt erkend dat in dat geval ook de gehele afschaffing in één keer mogelijk zou zijn geweest?
Nu is de afschaffing van de IOAOW bij onderhavig wetsvoorstel voorgesteld en wel als onderdeel van de wet waarin verhoging van het kindgebonden budget wordt voorgesteld.
12. Erkent u dat u de motie-Hoekstra5 evenals de motie-Van Rooijen6 negeert c.q. niet uitvoert?
13. Wat vindt u van de handelwijze waarbij beide Kamers geen oordeel kunnen geven over de verlaging van de IOAOW tot 5 euro?
14. Bent u het met deze leden eens dat het feit dat er in deze wet sprake is van een sterk verschillende datum van inwerkingtreding, extra onderbouwing oplevert voor een aparte wet voor afschaffing van de IOAOW? De verhoging van het kindgebonden budget gaat immers al in per 1 januari 2023 terwijl de afschaffing van de IOAOW van 5 euro per maand pas ingaat per 2025 en wel bij koninklijk besluit.
15. Kunt u uitsluiten dat deze afschaffing bij koninklijk besluit niet eerder zal plaatsvinden, bijvoorbeeld op 1 juli 2023 of 1 januari 2024, mede omdat het maar over een zeer gering bedrag gaat?
16. Kan het ontwerpbesluit van 17 juni 2022 hierbij in bijlage worden toegevoegd?
17. Kunt u bevestigen dat er een groot verschil is tussen een verhoging van het minimumloon en de AOW met 2,5 en 7,5%, zowel qua inkomenseffecten als budgettair?
18. Volgens de toelichting is de IOAOW een extra bedrag dat alle AOW’ers ontvangen boven op hun AOW ter ondersteuning van hun bestedingsmogelijkheden. De extra verhoging van de AOW bedraagt 880 euro, daartegenover staat een verlaging van de IOAOW met 280 euro per 1 januari 2023. Erkent u dat er dan slechts 600 euro overblijft?
19. Erkent u dat er na de volledige afschaffing van de IOAOW nogmaals 60 euro verslechtering optreedt, zodat er van de totale AOW-verhoging nog slechts ongeveer 540 euro overblijft (exclusief het effect van de reguliere indexaties)?
20. Wordt erkend dat de afschaffing van de IOAOW met totaal 340 euro betekent dat 40% van de extra verhoging van 880 euro weer ongedaan wordt gemaakt? Wat is de motivering van deze «sigaar uit eigen doos»?
21. Wordt erkend dat de mensen in de bijstand – die verdiencapaciteit hebben – een hogere inkomenstoename krijgen ten opzichte van de AOW’ers zonder verdiencapaciteit?
Budgettair kost de extra verhoging van de AOW 2,5 miljard euro. De verlaging van de IOAOW kent een budgettaire opbrengst van 1,1 miljard. De afschaffing van 5 naar 0 euro levert in 2025 nog eens 0,2 miljard euro op.
22. Deelt u de conclusie dat de totale bezuiniging op de AOW dus 1,3 miljard euro bedraagt (exclusief normale indexering) en dat de AOW-verhoging de schatkist netto slechts 1,2 miljard euro kost?
In de nota van toelichting op de AMvB wordt ook vermeld dat de verhoging van de AOW mede wordt gedekt door het niet doorgaan van de verhoging van de ouderenkorting, hetgeen dekking oplevert van 0,6 miljard euro en door afschaffing van de fiscale oudedagsreserve, welke 0,1 miljard euro oplevert. Dat geeft een totale dekking van 2 miljard euro bij een extra uitgave van 2,5 miljard euro voor verhoging van de AOW.
23. Deelt u, mede gelet op het voorgaande, de conclusie dat de extra verhoging van de AOW bijna geheel door de ouderen zelf betaald wordt? Indien het antwoord nee luidt, waarom niet?
24. Hoe is de afschaffing van de IOAOW te verdedigen als men bedenkt dat de verhoging van de arbeidskorting uiteindelijk 3,6 miljard euro kost, waarvan de werkenden in het geheel niet geacht worden (een deel van) deze verhoging zelf te betalen? Graag een onderbouwde uitleg.
25. Waarom mag de extra verhoging van de AOW netto – na afschaffing van de IOAOW – slechts 1 miljard euro kosten terwijl voor de verhoging van de arbeidskorting 3,6 miljard euro wordt uitgetrokken?
Voor een derde van de AOW’ers is de afschaffing van de IOAOW een aanslag op hun netto inkomen van 340 euro.
26. Wordt erkend dat dit een zware aanslag is voor de AOW’ers met alleen AOW of AOW met een klein pensioen?
In de memorie van toelichting bij onderhavig wetsvoorstel wordt opgemerkt: «De beoogde datum van inwerkingtreding van de afschaffing van de IOAOW is 1 januari 2025. Het in stand houden van een deel van de IOAOW in 2023 en 2024 is onderdeel van het totale koopkrachtbeeld zoals dat in de augustusbesluitvorming tot stand is gekomen. Het sluit aan bij de breed gedragen wens in beide Kamers ten aanzien van het koopkrachtbeeld specifiek voor ouderen».7
27. Kan worden uitgelegd hoe een bedrag van 5 euro per maand gedurende twee jaar een bijdrage is aan de koopkracht, zeker bij de hoge inflatie?
28. Waaruit blijkt dat het volledig afschaffen van de IOAOW aansluit bij de genoemde breed gedragen wens in de Eerste Kamer om de verhoging van de AOW «op een andere wijze te dekken en die niet specifiek AOW’ers betreft»? Immers, dat blijkt toch uit de op 13 juli 2022 aangenomen motie-Van Rooijen om een dekking te zoeken die alle belastingplichtigen treft?8
29. Kan worden toegelicht waarom genoemde motie-Van Rooijen niet is/wordt uitgevoerd en kan worden uitgelegd waarom in de memorie van toelichting zelfs niet wordt vermeld dat de motie niet wordt uitgevoerd en waarom niet?
30. Klopt het dat dit een moeilijk uit te leggen verhaal zou zijn, omdat afschaffing immers in strijd is met de motie-Van Rooijen?
In de memorie van toelichting wordt voorts in dit verband opgemerkt: «Bovendien biedt deze weg der geleidelijkheid ouderen de gelegenheid om te wennen aan de afbouw.»9
31. Kan worden uitgelegd wat «geleidelijkheid» betekent als de eerste klap 23 euro per maand is en de tweede een tikje van 5 euro? Wordt deze willekeur aangedreven door meer dan de wens om getallenreeksen in de spreadsheets naar wenselijke saldo’s te dirigeren?
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de memorie van antwoord graag uiterlijk vrijdag 25 november 2022.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man
Samenstelling:
Essers (CDA) (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Vos (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Geerdink (VVD), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Boer (GL), Van der Voort (D66), Raven (OSF) en Fiers (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36208-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.